der Openbare Godsdienstoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Liturgische Wegwijzer. GELOOFSYE t IGING LevEnssehats van Z. Kardinaal van Rossum. Evangelieverklaring. t student V Dit nummer behoort bjj de „Nieuwe Haar! Courant" van 9 Augustus 1913. De nadruk van de berichten en mededeelingen in dit blad is verboden. KNIP DIT UIT en les het in uw Mis- en Vesperboek. Verklaring: Het verwijst naar het Aanhangsel voor do hoderL Uisdoniinon. Dg J naar dat voor de Orde der Franciscanen. Zondag 10 Augustus. Dertiende Zondag na Pinksteren. H. Laurentius, Martelaar, blz. 1332; 2e Gebed en laatste Evangelie van den Zondag, blz. 99. Maandag 11 Augustus. H. Antonius Maria Zaccaria, Belüder, blz. 1275; 2e Gebed v.d. H. Laur. blz. 1332; 3e Gebed van de H.H.Tibertius en Susanna, Martelaars, blz. 1335. Groenm. Kleverp. en Veis.: Octaafdag van den H. Dominicus, blz. [151]; 2e en 3e Gebed zie boven. Sequentia. Dinsdag 12 Augustus. H. Clara, Maagd, Stichteres der Clarissen, blz. 1335 en 248; 2e Gebed van den H. Laur. blz. 1332. Groen in Kiev. en Veis.: bl. [158], Credo. Woensdag 13 Augustus. Van het Octaaf van den H. Laurentius, blz. 1332; 2e Gebed van den H. Wigbertus, Martelaar, blz. 117 en 180; 3e Gebed van de H.H. Hip- polytus en Cassiauus, Martelaars, blz. 1336. Groenm. en Kleverp.: Z. Petrus van Molians, Belijder der Orde, blz. [161] en 227; 2e Gebed blz. [158], 2e blz. 1332;4 e blz. 1336. Veis. H. Alpbonsus, blz. 1314. donderdag 14 Augustus. Geboden Vastendag. Van het Oetaaf des H. Laurentius blz. 1332 2e Gebed van de Vigilie blz. 1337; 3e Gebed van den H. Eusebius, blz. 1337. Groenm. en Kleverp.: Z. Sanctes van Monte Fabri, Belijder der Orde, blz. [161] en 230 2e Gebed blz. [158]; 8e blz. 1332; 4e van de Vigilie blz. 1337 5e van den H. Eusebius, blz. 1337; laatste Evang. van de Vigilie, blz. 149. Veis.: H. Henricus, 12S8 en 227; overige gebeden zie Groenm. N. B. Als de priester in het paars gekleed is, leze men de Mis van de Vigilie: blz. 1289. Geen Gloria noch Credo. Vrijdag 15 Augustus. Te vieren als Zondag. Peest van O. L. Vrouw Hemelvaart, blz. 1339. Credo en Praefatie der H. Maagd gedurende bet Octaaf. N.B. Heden is het geoorloofd vleesch en ret te gebruiken. Zaterdag 16 Augustus. H. Hy acinthus. Bel u- der, blz. 1343 en 227; 2e Gebed 1339; 3e blz. 1332; 4e voor den Paus blz. 10-. Groenm., Kleverp. en Veis.; H. Rachus, blz [162] en 227 2e Geb. blz. 1339; blz. [158], 4e blz. 1332; 5e voor den Paus, blz. 102. w B De aangegeven bladzijden verwijzen naar lioi Mis- en Vesperboek (uitgave Desclée). In iedere Mis bidde men van Wz 71_91, waar Zich bevindt de „Gewone orde der H. Mis DERTIENDE ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Galaten; II, 1622 Broeders 1 De beloften zijn toegezegd gewor den aan Abraham en zijnen Nakomeling. Niet zegt Zij: En aan uwe nakomelingen, ak van velen; maar als van éénen: en aan uwen Nako meling; en deze is Christus. Dit nu zeg ik: een door God bekrachtigd Verbond wordt door de Wet, die vierhonderd en dertig jaren later ge geven werd, niet krachteloos gemaakt, zoodat de belofte te niet gedaan zou worden. Immers, zoo de erfenis uit de Wot is, dan is zij niet meer uit belofte; en tocli heeft G<od ze aan Abraham door belofte geschonken. Waartoe is dan de Wet? Om wille der overtredingen is :\i gegeven, tot dat de Nakomeling, aan wien Hij de belofte ge daan had, komen zou; en zij werd verordend door engelen in de hand eens middelaars. Een middelaar nu is het niet van éénen; God echter is één. Is de Wet dan in strijd met Gods belof ten? Dat zij verrel Want indien de Wet gegeven ware, als die in staat was levend te maken, dan zou de gerechtigheid waarlijk uit de Wet zijn. Maar de Schrift heeft alles onder de zonde besloten, opdat aan hen die gelooven de belofte zou gegeven worden uit het geloof in Jesus Christus. Evangelie Volgens den II. Lucas; XVIT, 1119. In dien tijd, toen Jesus naar Jeruzalem trok, ging Hij door het midden van Samaria en Ga- lilea. En als Hij zeker vlek binnenging, kwa men Hem tien melaateche mannen te gemoet, die van verre bleven staan en hunne stem ver hieven, zeggend©: Jesus, Meestert ontferm TJ onzer! Toen Hij hen nu zag, zeide HijGaat en rertoont u aan de priesters! En het geschiedde dat zij, terwijl zij gingen, gereinigd werden. Een au van hen keerde, zoodra hij zag dat hij ge reinigd was, terug, God verheerlijkend met luide stem; en dankzeggend viel hij voor zijne voeten op zijn aangezicht neder; en deze was een Samaritaan. Jesus nu antwoordde en Beide: zijn niet de tien gereinigd geworden? en waar zijn de negen? Er is niemand gevonden, die terugkeerde en eer gaf aan God, behalve de- Be vreemdeling. En tot hem sprak hijSta op, want uw geloof heeft u behouden. 13de ZONDAG NA PINKSTEREN. Toen de goddelijke Zaligmaker, tijdens zijn kaatste Evangelie-reis, zeker vlerk van. Samarië bin nentrad, kwamen Hem tien melaatschen te gemoet, van wie negen Galileeërs en een Sa maritaan was. De melaatsehbeid was een af schuwelijke ziekte, die diegenen, diie er door g.fl.Tf.ri rPgW g LH 1-mia ni-f. fift maatschappij verbande, en hen aan allerlei fol teringen en ontberingen ten prooi gaf. Zij ble ven van verre staan, overeenkomstig d© wet, die hun verbood tot op zekeren afstand gezon den te naderen, om hen niet door hunne ziekte te besmetten. Zeker hadden zij reeds meer van de wonderwerken van Jesus gehoord, en daarom riepen ook zij vol vertrouwen Zijne hulp in miet de nedeige bede, maar die tevens blijk gaf van hun levendig geloof: „Jesus, Meester, ontferm U onzer." En Jesus, vol liefde en medelijden, verhoorde hunne bede. Maar eerst wilde Hij hun geloof nog op de proef stellen, en daarom beval Hij hun zich aan de priesters te vertoonen, die van iedere genezing getuigenis moesten af leggen, voordat de genezen© in de maatschappij mocht terugikeeren. Maar hun geloof wankelde niet, en terwijl zij daar heen gingen werden zij genezen. „Een nu van hen keerde, zoodra hij zag, dat hij gereinigd was, terug, God verheer lijkend. En hij viel op zijn aangezicht voor Jesus voeten, Hem bedankende." Welk een heerlijk voorbeeld voor ons allen om steeds dankbaar te zijn voor de weldaden, die wij van God ontvangen. Nauwelijks ziet hij, dat de tee kenen der melaatschlieid van zijn lichaam ver dwenen zijn, of hij keert terug naar d.e plaats waar hij zijn Weldoener verlaten had. De eerste gedachte, die bij hem opkomt, is dio van dank te brengen aan Jesus, die hem genezen had. En niet in zijn hart alleen bleven die loffelijke ge voelens besloten. Op zijn terugweg naar Jesus, hield hij niet op Gods weldaden te verkondigen, Hem met luider stemme te verheerlijken. En toen hij Jesus gevonden had, kon hij ter nauwer- nood eeniige woorden van dank uitbrengen, maar zijn nederige houding getuigt wat er om gaat in zijn hart. Geheel anders is het gedrag van de negen ande ren, die genezen zijn. Zij denken slechts aan zich zeiven, aan het geluk dat zij wederom in de maatschappij kunnen terugkeeren, zonder eenige dankbaarheid voor Jesus, die hun dat ge luk geschonken had. Jesus wees op die dank baarheid, zeggende: „Zijn niet de tien genezen! En de negen anderen waar zijn zij?" Het was zijne Alwetendheid niet verborgen, dat zij ach terbleven uit onverschilligheid, maar luid wilde Jesus Zijne verontwaardiging over hunne on- dankbaaheid uiten. Zij zijn de eenigen niet over wier tekortkoming God te klagen heeft'. Som mige Christenen, ofschoon zij in tijdelijke 'goé deren in aanleg en talenten, in stand en waar digheid verre boven vele anderen bevoorecht zijn, gedragen zij zich lauwer in dankzegging dtan vele anderen, die minder met die gaven bedieeld zijn. Anderen die uit eenig gevaar gered zijn, of zich na een zware ziekte over de verlenging hunner dagen mogen verheugen, doen zelfs geen poging om hunne dankbaarheid te toonen, zij denken er niet eens aan. Het is gemakkelijk in tijd van nood, of onder den druk van lijden te bidden, en gelijk die tien melaatschen een beroep te doen op Jesus medelijdende liefde. Dan spreekt het hart van zelf en roept luide om erbarming; doch nauwelijks Iieeft de goed heid van God uitkomst geschonken, of de drin gende plicht van dankbaarheid wordt vergeten. Niets mishaagt zoo zeer aan God als de on dankbaarheid. Terwijl de dankbaarheid den weg tot nieuwe weldaden opent, sluit de on dankbaarheid dien weg af, en maakt ons schul dig voor God. De H. Bernardus zegt ons: „De ondankbaarheid is de vijandin der genade, en vijandig aan de Zaligheid," en in den propheet Isaias lezen wij„omdat gij God, uw Verlosser, vergeten hebt, en gij uwen sterker Helper niet indachtig geweest zijt, zult gij uw zaad voor vreemden zaaien." (XVI X.) Laten wij dan steeds de woorden van den Apostel Paulus ons herinneren: „weest dank baar." Wij allen hebben reden genoeg voor die dankbaarheid. Immers behalve zoo vele buiten gewone gunsten en weldaden, die ieder van ons in. zijn leven ontvangen heeft, hebben wij Hem allen te danken voor ons leven, onzfe gezondheid, ons voedsel, voor de groote weldaad van liet ware geloof vooral, boven zoo vele millioencn aan ons gsehonken, voor al do goddelijke gena den en weldaden, waarvan dat geloof de bron en de oorzaak is. Laten wij die dankbaarheid toonen door God te verheerlijken in onze woorden en in onze daden, dan zullen vele nieuwe en nog grootei'e weldaden ook ons loon zijn. Waarom zijn de geboden der H. Kerk ge geven? In ons vorig artikel hebben wij gezien dat de H. Kerk het recht heeft ontvangen van Godzelf om geboden en wetten te geven en dat zij van dit recht dan ook voortdurend gebruik heeft gemaakt. Doch bij iemand zal mogelijk de vraag zijn en waarom het nu nog noodig was, dat de H. Kerk ook geboden gaf: die tien geboden Gods zijn toch wel voldoende, en bevatten alles en duidelijk genoeg wat wij moeten doen. Op de allereerste plaats is de bedoeling van de H. Kerk niet bet geven van deze vijf geboden om daardoor de tien geboden Gods juister te verklaren en nader te bepalen boe die geboden Gods onderhouden moeten worden. Want in die tien geboden Gods is wel zoo goed als de geheele christelijke leer bevat en wie deze wetten van God onderhoudt en goed naleeft kan een goed christen genoemd worden, maar toch zijn deze geboden uit den aard der zaak weer algemeen en wordt er niet in bijzonderheden afgedaald. Daarvoor nu dienen do geboden, die de H. Kerk geeft. Want daarin wordt feitelijk niets nieuws of beters gegeven, doch er wordt meer de nn^lynlr o'fil P-Ü'ii «cvr> OLikola öuntfUi. die uit de goddelijke geboden voortvloeien. Zoo wordt b.v. in. bet derde gebod: „Weest indachtig dat gij den dag des Heeren heiligt" in het algemeen een gebod gegeven om de Zon- en Feestdagen door te brengen op een wijze, zooals met de hoogheid van zulke da- gen overeenkomt. Daarom komt het le en j 2e gebod van de H. Kerk deze verplichting j nog wat Inscherpen om daardoor aan te geven, dat dit een gebod is wat niet gemin acht mag worden. I)e geboden der H. Kerk hebben behalve dat zij een verklaring zijn der tien geboden ook bovendien de bedoeling om de leden der H. Kerk aan te zetten tot een boetvaardig leven en op die wijze ons eeuwig geluk hier namaals te bevorderen. Daarom wordt in deze geboden vooral ge sproken over de verplichting om te bidden, te biechten, de H. Communie te ontvangen en de Katholieke feestdagen op gepaste wijze door te brengen: alle middelen om gods vruchtig en Gode welbehagelijk te leven. Het nut en de noodzakelijkheid der boet vaardigheid wordt geleerd door bet gebod, waarin ons bevolen wordt de geboden vasten dagen te onderhouden: zoo zullen wij boet vaardig leven; en deze godsvrucht en boet vaardigheid zullen ons den weg naar de eeuwige Zaligheid gemakkelijk maken. Uit bet bovenstaande zal men reeds eeni- germate bet antwoord gevonden hebben op de vraag: .Waarom zijn de geboden der H. Kerk gegeven?" Doch wij kunnen nog enkele redenen aan- aanvoeren, die bet groote nut. van deze gebo den, naast de tien geboden Gods op duide lijke wijze aangeven en in liet licht stellen. Deze geboden toch zijn een rijke bron van verdiensten voor ons allen, omdat zij van ons gehoorzaamheid vorderen en wij weten uit, bet voorbeeld van onzen Goddelijken Zaligmaker, dat de gehoorzaamheid een deugd is, die zeer veel waarde heeft in de oogen van God en rijkelijk beloond zal wor den. Doch er zijn nog andere goede gronden, waarop bet goed recht van bestaan dezer geboden verdedigd moet .worden. Deze geboden immers :;ijn geneesmiddelen tegen lauwheid, bijzonde#tegen de lauwheid in het onderhouden vai% de goddelijke ge boden. Zij zetten ons immers aan tof zulke werken .waardoor wij Jfteterkt worden in den strijd, dien wij te voeren hebben om ons H. Geloof ongeschonden te bewaren en don weg naar den Honi$ ons !e bereiden. Wanneer wij deze vijf* geboden goed on derhouden en dat zal ons niet zoo moei lijk vallen dan wordt daardoor het onder houden der goddelijke geboden veel verge makkelijkt. Deze geboden zijn ook voorbehoedmidde len tegen onbestendigheid in bet. naleven van onze plichten als Katholieken. Wij zien bet dan ook veelal gebeuren, dat de verflauwing van liet geloofsleven begint met bet niet meer naleven van de geboden der H. Kerk, die door velen minder geschat worden dan de tien geboden. Zij zullen er zich wel voor wachten som mige der geboden Gods te overtreden, ter wijl zij met het grootste zieli schuldig ma ken aan overtredingen van de geboden der H. Kerk. En toch is dit een geheel verkeerde op vatting. De geboden der H. Kerk worden ons wel niet rechtstreeks door God gegeven, doch de verplichting om ze te onderhouden is oven zwaar als ten opzichte van do goddelijke geboden. Wie een van deze vijf geboden der H. Kerk wetens en willens in een groote zaak overtreedt, doet evengoed doodzonde als wie tegen oen der goddelijke geboden op dergelijke wijze zondigt- Moge het nu eenigszins duidelijk zijn waarom de geboden der H. Kerk gegeven zijn en dat zij een zware verplichting ons opleggen. X. Het bekende Tijdschrift der Z. E. Paters Redemptoristen, de „Volksmissionaris", gaf de volgende levensschets van Z. E. Kardinaal van Rossum, terstond na het bekend worden van Diens verheffing tot bet Kardinalaat. Gewis, li ij bad er niet bet vaagste vermoe den van, de Zwolselie burgerknaap, toen bij reeds vroeg zijn beide ouders verloor; toen bij kort daarop stil en toch duidelijk in zijne kinderziel de stem vernam, die hem riep tot het heilig priesterschap, toen hij op dertien- jarigen leeftijd zijne eerste schreden zette in bet. aartsbisschoppelijk seminarie Ie Kui lenburg en daar zes jaren achtereen (1867 1873) ouder de leiding van Paters Jezuïeten zijne ziel voorbereidde tot godgeleerde we tenschap en priesterlijke deugd. Wel onder scheidde hij zich reeds in dien tijd door een vast karakter, een zeer gelukkigen aanleg voor de wetenschap en een oprecht vroom gedrag. Zoo staat, zijn beeld uit die verre dagen ons nog altijd voor oogen, ons, die hem van dien tijd tot op lieden toe gekend hebben. De Voorzienigheid legde in de laatste ja ren van zijn klein seminarie-leven naast de roeping tot bet priesterschap nog een andere: do roeping tot missionaris. Het, werd een bar- tewensch van den rijk-begaafden student, te preekten veel te preeken, mooi, indrukwek kend, zi el enbehe er schend, te preeken. Van daar zijn toeleg op stijl en declamatie, zoo 'zelfs, dat bij dikwerf des avonds, als andere studenten gretig ter nachtrust gingen, zich bleef oefenen in stand en houding en ge- baren. Op de Rbetorica openbaarde hij zijn besluit, missionaris te worden in de Con gregatie des Allerlieiligsten Verlossers: daar wenschte hij in missie en retraite dui- zosAoo. zielen voor Christus te winnen. RELIGIEUS Al spoedig trad hij in het noviciaat der Re demptoristen, om er zijne roeping te laten beproeven en het religieuse leven aan té leeren. Niet zonder strijd is dit aanvankelijk gegaan; maar de strijd werd bekroond door de zege, en den 16den Juni 1874 legde bij blij de en edelmoedig de religieuze geloften af van armoede, zuiverheid, gehoorzaamheid en volharding in de Congregatie. Zacht en geruisehloos zweefde zijn scheep- jen nu verder, nog steeds onbewust van zij ne zending, maar vast en veilig bestuurd door den Vader die in de hemelen is. In Zuid-Limburg, in het stille dal van Wittem, begon de pas-geprofeste zijne wijsgeerige en daarop zijne godgeleerde studiën, en toen hij ze vijf jaren later zóó schitterend had voltrokken, dat zijne oversten steeds groo- ters van hem dachten, ontving hij den 17den October 1879 in Wittems kloosterkerk de H. Priesterwijding. Nog bleef hij nu een jaar de theologie bestudeeren, en hoopte dan door zijne oudere medebroeders langzamerhand in den zoo vurig gewenschten missie-arbeid te worden ingewijd PROFESSOR. Maar Gods Voorzienigheid stuurde in een andere koers, dan het hart van den jeugdigen kloosterling zich gewenscht bad: niet liet missie-leven, maar het onderwijs werd zijn deel. Daar lag reeds in die dagen in de schaduw der genaderijke Kapel in 'tZand te Roer mond een kweekschool voor knapen, die Re demptorist werschten te worden: Monseig neur Schaap, Vicarius Apostolicus van Su riname, liad als Provinciaal der Nederland- sclio Redemptoristen iu 1870 dat juvenaat ge sticht: Monseigneur Wulfingh had bet als eerste prefect of directeur bestuurd. Mon seigneur Meeuwissen had zich later mot de leiding ervan belast gezien. Hierhenen werd Pater Van Rossum door den Hoogeerwaar den Provinciaal, Pater Oomen, gezonden om er den juvenisten de Rbetorica te leeren. Drie jaren, van 1 October 1880 tot September 3883, was bij in liet juvenaat leeraar der hu maniora, en won aller hoogachting door de degelijkheid zijner lessen en den uitmunten den takt, waarmede hij doceerde. Einde Sep tember 18S3 werd bij benoemd tot leeraar der dogmatiek te Wittem; de hoogere weten schap was voor zijn scherpen geest een vol komen passend terrein, maar wat hem hier bijzonder beeft onderscheiden, is zijn onver moeid en welgeslaagd streven om den stu denten ons aller geestelijken Vader, den H. Kerkleeraar Alfonsus, ook als dogmatisch schrijver beter te doen kennen en waardee- ren. Een merkwaardige vrucht van deze zijne studie is geweest zijn werk „Over de zes scheppingsdagen," een monographie, te recht döor deskundigen boog geprezen. PREFECT-RECTOR En al verder stuurde de Voorzienigheid zijn levensbootje: niet enkel aan de verstan delijke ontwikkeling onzer studenten zou hij arbeiden, maar ook aan hun voortgang in i^Ioosterrijke deugd. Den 23en Juni 1885 be noemde de Hoogwaardige pater Mauron, al gemeen Overste der Congregatie, die zijn mannen zoo goed wist te kiezen, den leeraar tevens tot studentenprefect. Onwillekeurig herinneren wij ons, boe nu juist 75 jaren te voren aan een ander uitmuntend Redempto rist in datzelfde Wittem gedurende vier ja ren dienzelfden post bekleed heeft en later tot dezelfde hooge waardigheid is verheven, Z. Em. Kardinaal Dechamps, aartsbisschop van Meohelen. Tijdens zijne prefectuur heeft Pater Van .Rossum zijn naam onverbreek baar aan het huis van Wittem verhonden. Het klooster was een oud Capucijnenklooster waarin veel verouderd, veel versleten was; de dringende noodzakelijkheid om te restau- reeren bleek allerduidelijkst; de reetor. Pa ter Franciscus Peters, nam de zaak ter hand en vond daarbij in den studentenprefect den man, die een grootseh plan ter verbouwing ontwierp, gelieel den arbeid bestierde en tot een goed einde bracht. En toen bet nieu we Wittem hecht en ruim daar stond, bad Pater Van Rossum den troost het als Over ste in te wijden, want middelerwijl (Juli 1893) was bij tot reetor der belangrijke kloostergeineente aldaar benoemd. TE ROME. Steed.? verder stuurde hem de Voorzienig heid. Den 24sten November 1895 werd hij door den Generaal naar Rome ontboden. Hier in jle Eeuwige Stad, waar zoo vele uit muntende mannen schitteren, trok hij spoe dig de oogen van geleerden en hooggeplaat ste» op zieli. Paus Leo XIII hoorde van ziine uitstekende talenten, onderzocht hem en be noemde hem den 24 Dec. 1896 tot Consul- lor van de belangrijkste Romninsche Congre gatie, die van het H. Office. Paus Pius X op zijn beurt, benoemde (15 April 1904)den talentvollen Redemptorist tot lid van de Commissie tot, codificatie van het recht. Zij- no medebroeders in de Congregatie des Al lerlieiligsten Verlossers kozen hem op bet in 1909 gehouden algemeen kapittel tot Consul tor van den Hoogwaardigen Generaal. Kar dinaal Respighi stelde hem aan tot. Promo tor van het „Werk tot Behoud des Geloofs", welks doel is, het geloof in liet Eomeinsche volk te behouden, door niet de geldelijke mid delen van heel do katholieke wereld in de hoofdstad der Christenheid tegenover bet veldwinnend ongeloof echt katholieke scho len en inrichtingen te verkrijgen. Tusscheu al die werkzaamheden, daaraan verbonden vond de ijverige kloosterling irog dén tijd om het archief van het H. Officie te ordenen, om het vervallen klooster der Re- dernptoristen in Scala uit zijn puinen te doen oprijzen en met Belgische Zusters te bevol ken, om werken uit te geven, die hem van de geleerde wereld den koogsten lof ver wierven. Noemen we bier zijn controvers- werk „De -Tndieio Sacramentali". een La- tijnsche vertaling met critico-theologische aanteekeningen, van St. Alfonsus disserta tie over de Voorbestemming, en een uitge breid Latijnseh werk: Sint Alfonsus als leeraar en vereerder van de Onbevlekte Ont vangenis der H. Maagd. Ziedaar eenige lijnen, die meer in bet oog i springen. Maar veel grootscber is wat in de stilte der bescheidenheid, in het verbor gene der zielzorg en der liefde bleef, en bier sleehts aarzelend en gedeeltelijk en als uit de verte mag worden aangeduid. Om niet te spreken van de vele priesters en kloosteroversten, wier vertrouwde raads man bij was; om slechts even te herinner en aan bet woord van een Romeinscli Kardi naal, reeds in 1909 tot eenigen der onzen gezegd: „Uw Pater van Rossum heeft alles, wat vereisebt wordt om Kardinaal te zijn: alleen de benoeming door den Paus ont breekt hem nog", mogen wij thans welmedé- deeleu, dat de Hoogwaardige Pater van Ros sum reeds jaren achtereen de vertrouwde en geliefde raadsman van den Paus is. Wat al netelige zaken heeft Zijne Heiligheid hem toevertrouwd: visitaties van abdijen en klooster-provincies, hervorming van semi naries in Zuid-Italië, bestrijding van bet. modernisme, waar het zich het gevaarlijkst toonde, onderzoek der moeilijkste theologi sche en pastorale vragen van den dag, be oordeeling van hoogst gewichtige, soms diep ingrijpende Pauselijke stukken, en meer nog dan wij mogen vermelden. En de uitslag! Na het volkomen welslagen eener hachelijke onderneming zeide hem de H. Vader: „Ik kan u niet belooneu met eeretitels, maar ik wil u een groot genoegen verschaffen: ik zal uwe kloosterkerk te Pagani, waar het lichaam van den H. Alfonsus rust, tot basi liek verheffen". Delicate 'gedachte in den grooten Vader, den hem teederminnenden zoon te beloonen! Nog een ander blijk van 's Pausen hooge ingenomenheid met zijn ar beid: in den zomer van 1910 was Pater van Rossum met eenigen zijner medebroeders in particuliere audiëntie ontvangen; tegen bet einde daarvan richtte de Paus het. woord'' tot hem alleen, nam diens hand in zijn ben banden en sprak diep geroerd: „Ik dank u uit den grond mijns harten voor alles, wat gij reeds voor de Kerk gedaan hebt; i k kan het u niet naar waarde vergelden, neen, i k kan het n niet vergelden, maar de goede' God zelf zal dat overvloedig doen". Wie dan ook in de Vaticaansche kringen; bekend was, liield zich overtuigd, dat de naam Van Rossum op de lijst, der candi-J daten voor het kardinalaat stond. KARDINAAL. Toch wisten sleehts zeer weinigen dat die benoeming zoo spoedig zou gedaan worden.' Zaterdag 28 October werd onze Procurator Generalis, de Hoogeerw. Pater Sehwarz, hij Kardinaal Merry del Val ontboden en ont ving van Zijne Eminentie de opdracht, Pa ter van Rossum zoo spoedig mogelijk te ont bieden. Deze was nog op de terugreis van zijn tocht door België en Nederland, waar hij als Consultor de Hoogw. Pater Gene raal vergezeld had, en vertoefde in ons klooster te Mülbausen. Een telegram van den Procurator schrikt hem Zondag op en doet hem aanstonds den trein naar Rome nemen. Onderweg ziet pater Sehafer, zijn reisgezel, in een Italiaansche courant, die in een coupé was blijven liggen, en leest daar de lijst der nieuwe Kardinalen. Pater Van Rossum glimlacht daar zijn reeds zoo lang en zooveel looze geruchten verspreid! Maandag 30 October kwamen heiden te ruim half zeven des morgens te Rome aan: de plaatsvervanger van Pater Generaal tij dens deze reis, de Hoogeerw. Pater Favre, do Procurator Generalis pater Schwartz, en de directeur onzer hoogere school, de Neder lander Pater ter Haar, stonden op het per ron en begroetten hem met Eminentie. Binnen weinige minuten reed het Kardi naalsrijtuig met het tweespan zwarte paar den den doorluchtigen reiziger naar ons klooster in de Via Mernlana, waar alle be woners in het portaal te zijner ontvangst bijeenstonden. Met tranen in de oogen gaf bij allen den zegen, maar was te aangedaan om een woon! te spreken. Te zeven uur las hij de H. Mis aan het altaar van Onze Lieve vrouw van Altijddurenden Bijstand, zijne machtige Beschermster, zijne liefderijke Moe der van zijne jeugdige jaren af. Na de dank zegging wenschten allen hem geluk, maar overstelpt van aandoening kon de nieuwbe noemde slechts met enkele zinnen antwoor den; één woord sprak hij, dat onvergetelijk is: „ik heb alles aan de Congregatie te dan ken, ik hoop altijd een waar Redemptorist te blijven". Hoe teekent dat woord bet edele, trouwe hart van Sint Alfonsus' waren zoon! Wat ons Redemptoristen bij dit woord nog een groote reden is van vreugde, is een ander woord, gesproken door Z. H. den Paus zeiven. Toen onze Hoogw. Generaal in zijn audiëntie van den 2de.n November den H. Vader bedankte voor de eer, in Pater van Rossum aan de Congregatie des Allerheilig, sten Verlossers bewezen, sprak de Paus: „Ik heb eeu der uwen tot Kardinaal willen ver- beffen, niet alleen om zijne uitmuntende verdiensten jegens den H. Stoel te beloonen, maar ook om het uitstekend goed, dat uwe Congregatie over geheel de wereld aan de zielen doet, dankbaar te erkennen en open lijk te verklaren". Wat de nieuwe Kardinaal voor Gods Kerk wenschte te wezen, verklaarde hij aan den Paus, toen Zijn Heiligheid hem vroeg: „Wat zal uw Kardinaalsprogramma zijnï" en hij antwoordde: „Heilige Vader, werken, en mij opofferen in den dienst der Kerk, tot dei dood". r Dit levensprogram, uitgevoerd met. den ijzer sterk en wil, den scherpen en practisclicn geest, de onuitputtelijke hulpvaardigheid en de krachtige liefde voor God, voor de Ke> voor den naaste, eigenschappen, die Kar dinaal van Rossum kenmerken, zal on)'"- reltenbaar voor Kerk tot storui hren/

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 9