der Openbare Godsdienstoefeningen in de R, K. Kerken
te Haarlem en omliggende plaatsen.
Liturgische Wegwijzer.
GELOOFSYE t IGING
LevEnssehats van
Z. Kardinaal van Rossum.
Evangelieverklaring.
t
student
V
Dit nummer behoort bjj de „Nieuwe Haar! Courant" van 9 Augustus 1913.
De nadruk van de berichten en mededeelingen in dit blad is verboden.
KNIP DIT UIT
en les het in uw Mis- en Vesperboek.
Verklaring: Het verwijst naar het
Aanhangsel voor do hoderL Uisdoniinon. Dg
J naar dat voor de Orde der Franciscanen.
Zondag 10 Augustus. Dertiende Zondag na
Pinksteren. H. Laurentius, Martelaar,
blz. 1332; 2e Gebed en laatste Evangelie
van den Zondag, blz. 99.
Maandag 11 Augustus. H. Antonius Maria
Zaccaria, Belüder, blz. 1275; 2e Gebed
v.d. H. Laur. blz. 1332; 3e Gebed van de
H.H.Tibertius en Susanna, Martelaars,
blz. 1335. Groenm. Kleverp. en Veis.:
Octaafdag van den H. Dominicus, blz.
[151]; 2e en 3e Gebed zie boven. Sequentia.
Dinsdag 12 Augustus. H. Clara, Maagd,
Stichteres der Clarissen, blz. 1335 en 248;
2e Gebed van den H. Laur. blz. 1332.
Groen in Kiev. en Veis.: bl. [158], Credo.
Woensdag 13 Augustus. Van het Octaaf van
den H. Laurentius, blz. 1332; 2e Gebed
van den H. Wigbertus, Martelaar, blz.
117 en 180; 3e Gebed van de H.H. Hip-
polytus en Cassiauus, Martelaars, blz.
1336. Groenm. en Kleverp.: Z. Petrus
van Molians, Belijder der Orde, blz. [161]
en 227; 2e Gebed blz. [158], 2e blz. 1332;4 e
blz. 1336. Veis. H. Alpbonsus, blz. 1314.
donderdag 14 Augustus. Geboden Vastendag.
Van het Oetaaf des H. Laurentius blz.
1332 2e Gebed van de Vigilie blz. 1337;
3e Gebed van den H. Eusebius, blz. 1337.
Groenm. en Kleverp.: Z. Sanctes van
Monte Fabri, Belijder der Orde, blz. [161]
en 230 2e Gebed blz. [158]; 8e blz. 1332;
4e van de Vigilie blz. 1337 5e van den H.
Eusebius, blz. 1337; laatste Evang. van
de Vigilie, blz. 149. Veis.: H. Henricus,
12S8 en 227; overige gebeden zie Groenm.
N. B. Als de priester in het paars gekleed
is, leze men de Mis van de Vigilie: blz. 1289.
Geen Gloria noch Credo.
Vrijdag 15 Augustus. Te vieren als Zondag.
Peest van O. L. Vrouw Hemelvaart,
blz. 1339. Credo en Praefatie der H.
Maagd gedurende bet Octaaf.
N.B. Heden is het geoorloofd vleesch en
ret te gebruiken.
Zaterdag 16 Augustus. H. Hy acinthus. Bel u-
der, blz. 1343 en 227; 2e Gebed 1339; 3e
blz. 1332; 4e voor den Paus blz. 10-.
Groenm., Kleverp. en Veis.; H. Rachus,
blz [162] en 227 2e Geb. blz. 1339; blz.
[158], 4e blz. 1332; 5e voor den Paus, blz.
102.
w B De aangegeven bladzijden verwijzen naar
lioi Mis- en Vesperboek (uitgave Desclée).
In iedere Mis bidde men van Wz 71_91, waar
Zich bevindt de „Gewone orde der H. Mis
DERTIENDE ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan
de Galaten; II, 1622
Broeders 1 De beloften zijn toegezegd gewor
den aan Abraham en zijnen Nakomeling. Niet
zegt Zij: En aan uwe nakomelingen, ak van
velen; maar als van éénen: en aan uwen Nako
meling; en deze is Christus. Dit nu zeg ik: een
door God bekrachtigd Verbond wordt door de
Wet, die vierhonderd en dertig jaren later ge
geven werd, niet krachteloos gemaakt, zoodat de
belofte te niet gedaan zou worden. Immers, zoo
de erfenis uit de Wot is, dan is zij niet meer uit
belofte; en tocli heeft G<od ze aan Abraham door
belofte geschonken. Waartoe is dan de Wet?
Om wille der overtredingen is :\i gegeven, tot
dat de Nakomeling, aan wien Hij de belofte ge
daan had, komen zou; en zij werd verordend
door engelen in de hand eens middelaars. Een
middelaar nu is het niet van éénen; God echter
is één. Is de Wet dan in strijd met Gods belof
ten? Dat zij verrel Want indien de Wet gegeven
ware, als die in staat was levend te maken,
dan zou de gerechtigheid waarlijk uit de Wet
zijn. Maar de Schrift heeft alles onder de zonde
besloten, opdat aan hen die gelooven de belofte
zou gegeven worden uit het geloof in Jesus
Christus.
Evangelie Volgens den II. Lucas; XVIT, 1119.
In dien tijd, toen Jesus naar Jeruzalem trok,
ging Hij door het midden van Samaria en Ga-
lilea. En als Hij zeker vlek binnenging, kwa
men Hem tien melaateche mannen te gemoet,
die van verre bleven staan en hunne stem ver
hieven, zeggend©: Jesus, Meestert ontferm TJ
onzer! Toen Hij hen nu zag, zeide HijGaat en
rertoont u aan de priesters! En het geschiedde
dat zij, terwijl zij gingen, gereinigd werden. Een
au van hen keerde, zoodra hij zag dat hij ge
reinigd was, terug, God verheerlijkend met
luide stem; en dankzeggend viel hij voor zijne
voeten op zijn aangezicht neder; en deze
was een Samaritaan. Jesus nu antwoordde en
Beide: zijn niet de tien gereinigd geworden?
en waar zijn de negen? Er is niemand gevonden,
die terugkeerde en eer gaf aan God, behalve de-
Be vreemdeling. En tot hem sprak hijSta op,
want uw geloof heeft u behouden.
13de ZONDAG NA PINKSTEREN.
Toen de goddelijke Zaligmaker, tijdens zijn
kaatste Evangelie-reis, zeker vlerk van. Samarië
bin nentrad, kwamen Hem tien melaatschen te
gemoet, van wie negen Galileeërs en een Sa
maritaan was. De melaatsehbeid was een af
schuwelijke ziekte, die diegenen, diie er door
g.fl.Tf.ri rPgW g LH 1-mia ni-f. fift
maatschappij verbande, en hen aan allerlei fol
teringen en ontberingen ten prooi gaf. Zij ble
ven van verre staan, overeenkomstig d© wet,
die hun verbood tot op zekeren afstand gezon
den te naderen, om hen niet door hunne ziekte
te besmetten. Zeker hadden zij reeds meer van
de wonderwerken van Jesus gehoord, en daarom
riepen ook zij vol vertrouwen Zijne hulp in miet
de nedeige bede, maar die tevens blijk gaf van
hun levendig geloof: „Jesus, Meester, ontferm
U onzer." En Jesus, vol liefde en medelijden,
verhoorde hunne bede. Maar eerst wilde Hij
hun geloof nog op de proef stellen, en daarom
beval Hij hun zich aan de priesters te vertoonen,
die van iedere genezing getuigenis moesten af
leggen, voordat de genezen© in de maatschappij
mocht terugikeeren. Maar hun geloof wankelde
niet, en terwijl zij daar heen gingen werden zij
genezen. „Een nu van hen keerde, zoodra hij
zag, dat hij gereinigd was, terug, God verheer
lijkend. En hij viel op zijn aangezicht voor
Jesus voeten, Hem bedankende." Welk een
heerlijk voorbeeld voor ons allen om steeds
dankbaar te zijn voor de weldaden, die wij van
God ontvangen. Nauwelijks ziet hij, dat de tee
kenen der melaatschlieid van zijn lichaam ver
dwenen zijn, of hij keert terug naar d.e plaats
waar hij zijn Weldoener verlaten had. De eerste
gedachte, die bij hem opkomt, is dio van dank
te brengen aan Jesus, die hem genezen had. En
niet in zijn hart alleen bleven die loffelijke ge
voelens besloten. Op zijn terugweg naar Jesus,
hield hij niet op Gods weldaden te verkondigen,
Hem met luider stemme te verheerlijken. En
toen hij Jesus gevonden had, kon hij ter nauwer-
nood eeniige woorden van dank uitbrengen,
maar zijn nederige houding getuigt wat er om
gaat in zijn hart.
Geheel anders is het gedrag van de negen ande
ren, die genezen zijn. Zij denken slechts aan
zich zeiven, aan het geluk dat zij wederom in
de maatschappij kunnen terugkeeren, zonder
eenige dankbaarheid voor Jesus, die hun dat ge
luk geschonken had. Jesus wees op die dank
baarheid, zeggende: „Zijn niet de tien genezen!
En de negen anderen waar zijn zij?" Het was
zijne Alwetendheid niet verborgen, dat zij ach
terbleven uit onverschilligheid, maar luid wilde
Jesus Zijne verontwaardiging over hunne on-
dankbaaheid uiten. Zij zijn de eenigen niet over
wier tekortkoming God te klagen heeft'. Som
mige Christenen, ofschoon zij in tijdelijke 'goé
deren in aanleg en talenten, in stand en waar
digheid verre boven vele anderen bevoorecht zijn,
gedragen zij zich lauwer in dankzegging dtan
vele anderen, die minder met die gaven bedieeld
zijn. Anderen die uit eenig gevaar gered zijn,
of zich na een zware ziekte over de verlenging
hunner dagen mogen verheugen, doen zelfs geen
poging om hunne dankbaarheid te toonen, zij
denken er niet eens aan. Het is gemakkelijk
in tijd van nood, of onder den druk van lijden
te bidden, en gelijk die tien melaatschen een
beroep te doen op Jesus medelijdende liefde.
Dan spreekt het hart van zelf en roept luide
om erbarming; doch nauwelijks Iieeft de goed
heid van God uitkomst geschonken, of de drin
gende plicht van dankbaarheid wordt vergeten.
Niets mishaagt zoo zeer aan God als de on
dankbaarheid. Terwijl de dankbaarheid den
weg tot nieuwe weldaden opent, sluit de on
dankbaarheid dien weg af, en maakt ons schul
dig voor God. De H. Bernardus zegt ons: „De
ondankbaarheid is de vijandin der genade, en
vijandig aan de Zaligheid," en in den propheet
Isaias lezen wij„omdat gij God, uw Verlosser,
vergeten hebt, en gij uwen sterker Helper niet
indachtig geweest zijt, zult gij uw zaad voor
vreemden zaaien." (XVI X.)
Laten wij dan steeds de woorden van den
Apostel Paulus ons herinneren: „weest dank
baar." Wij allen hebben reden genoeg voor die
dankbaarheid. Immers behalve zoo vele buiten
gewone gunsten en weldaden, die ieder van ons
in. zijn leven ontvangen heeft, hebben wij Hem
allen te danken voor ons leven, onzfe gezondheid,
ons voedsel, voor de groote weldaad van liet
ware geloof vooral, boven zoo vele millioencn
aan ons gsehonken, voor al do goddelijke gena
den en weldaden, waarvan dat geloof de bron en
de oorzaak is.
Laten wij die dankbaarheid toonen door God
te verheerlijken in onze woorden en in onze
daden, dan zullen vele nieuwe en nog grootei'e
weldaden ook ons loon zijn.
Waarom zijn de geboden der H. Kerk ge
geven?
In ons vorig artikel hebben wij gezien dat
de H. Kerk het recht heeft ontvangen van
Godzelf om geboden en wetten te geven en
dat zij van dit recht dan ook voortdurend
gebruik heeft gemaakt.
Doch bij iemand zal mogelijk de vraag zijn
en waarom het nu nog noodig was, dat de H.
Kerk ook geboden gaf: die tien geboden Gods
zijn toch wel voldoende, en bevatten alles
en duidelijk genoeg wat wij moeten doen.
Op de allereerste plaats is de bedoeling
van de H. Kerk niet bet geven van deze vijf
geboden om daardoor de tien geboden Gods
juister te verklaren en nader te bepalen boe
die geboden Gods onderhouden moeten
worden.
Want in die tien geboden Gods is wel zoo
goed als de geheele christelijke leer bevat
en wie deze wetten van God onderhoudt en
goed naleeft kan een goed christen genoemd
worden, maar toch zijn deze geboden uit
den aard der zaak weer algemeen en wordt
er niet in bijzonderheden afgedaald.
Daarvoor nu dienen do geboden, die de H.
Kerk geeft.
Want daarin wordt feitelijk niets nieuws
of beters gegeven, doch er wordt meer de
nn^lynlr o'fil P-Ü'ii «cvr> OLikola öuntfUi.
die uit de goddelijke geboden voortvloeien.
Zoo wordt b.v. in. bet derde gebod: „Weest
indachtig dat gij den dag des Heeren heiligt"
in het algemeen een gebod gegeven om de
Zon- en Feestdagen door te brengen op een
wijze, zooals met de hoogheid van zulke da-
gen overeenkomt. Daarom komt het le en j
2e gebod van de H. Kerk deze verplichting j
nog wat Inscherpen om daardoor aan te
geven, dat dit een gebod is wat niet gemin
acht mag worden.
I)e geboden der H. Kerk hebben behalve
dat zij een verklaring zijn der tien geboden
ook bovendien de bedoeling om de leden der
H. Kerk aan te zetten tot een boetvaardig
leven en op die wijze ons eeuwig geluk hier
namaals te bevorderen.
Daarom wordt in deze geboden vooral ge
sproken over de verplichting om te bidden,
te biechten, de H. Communie te ontvangen
en de Katholieke feestdagen op gepaste wijze
door te brengen: alle middelen om gods
vruchtig en Gode welbehagelijk te leven.
Het nut en de noodzakelijkheid der boet
vaardigheid wordt geleerd door bet gebod,
waarin ons bevolen wordt de geboden vasten
dagen te onderhouden: zoo zullen wij boet
vaardig leven; en deze godsvrucht en boet
vaardigheid zullen ons den weg naar de
eeuwige Zaligheid gemakkelijk maken.
Uit bet bovenstaande zal men reeds eeni-
germate bet antwoord gevonden hebben op
de vraag: .Waarom zijn de geboden der H.
Kerk gegeven?"
Doch wij kunnen nog enkele redenen aan-
aanvoeren, die bet groote nut. van deze gebo
den, naast de tien geboden Gods op duide
lijke wijze aangeven en in liet licht stellen.
Deze geboden toch zijn een rijke bron van
verdiensten voor ons allen, omdat zij van
ons gehoorzaamheid vorderen en wij weten
uit, bet voorbeeld van onzen Goddelijken
Zaligmaker, dat de gehoorzaamheid een
deugd is, die zeer veel waarde heeft in de
oogen van God en rijkelijk beloond zal wor
den.
Doch er zijn nog andere goede gronden,
waarop bet goed recht van bestaan dezer
geboden verdedigd moet .worden.
Deze geboden immers :;ijn geneesmiddelen
tegen lauwheid, bijzonde#tegen de lauwheid
in het onderhouden vai% de goddelijke ge
boden. Zij zetten ons immers aan tof zulke
werken .waardoor wij Jfteterkt worden in
den strijd, dien wij te voeren hebben om
ons H. Geloof ongeschonden te bewaren en
don weg naar den Honi$ ons !e bereiden.
Wanneer wij deze vijf* geboden goed on
derhouden en dat zal ons niet zoo moei
lijk vallen dan wordt daardoor het onder
houden der goddelijke geboden veel verge
makkelijkt.
Deze geboden zijn ook voorbehoedmidde
len tegen onbestendigheid in bet. naleven
van onze plichten als Katholieken.
Wij zien bet dan ook veelal gebeuren, dat
de verflauwing van liet geloofsleven begint
met bet niet meer naleven van de geboden
der H. Kerk, die door velen minder geschat
worden dan de tien geboden.
Zij zullen er zich wel voor wachten som
mige der geboden Gods te overtreden, ter
wijl zij met het grootste zieli schuldig ma
ken aan overtredingen van de geboden der
H. Kerk.
En toch is dit een geheel verkeerde op
vatting.
De geboden der H. Kerk worden ons wel
niet rechtstreeks door God gegeven, doch de
verplichting om ze te onderhouden is oven
zwaar als ten opzichte van do goddelijke
geboden. Wie een van deze vijf geboden der
H. Kerk wetens en willens in een groote
zaak overtreedt, doet evengoed doodzonde
als wie tegen oen der goddelijke geboden op
dergelijke wijze zondigt-
Moge het nu eenigszins duidelijk zijn
waarom de geboden der H. Kerk gegeven
zijn en dat zij een zware verplichting ons
opleggen. X.
Het bekende Tijdschrift der Z. E. Paters
Redemptoristen, de „Volksmissionaris", gaf
de volgende levensschets van Z. E. Kardinaal
van Rossum, terstond na het bekend worden
van Diens verheffing tot bet Kardinalaat.
Gewis, li ij bad er niet bet vaagste vermoe
den van, de Zwolselie burgerknaap, toen bij
reeds vroeg zijn beide ouders verloor; toen
bij kort daarop stil en toch duidelijk in zijne
kinderziel de stem vernam, die hem riep tot
het heilig priesterschap, toen hij op dertien-
jarigen leeftijd zijne eerste schreden zette
in bet. aartsbisschoppelijk seminarie Ie Kui
lenburg en daar zes jaren achtereen (1867
1873) ouder de leiding van Paters Jezuïeten
zijne ziel voorbereidde tot godgeleerde we
tenschap en priesterlijke deugd. Wel onder
scheidde hij zich reeds in dien tijd door een
vast karakter, een zeer gelukkigen aanleg
voor de wetenschap en een oprecht vroom
gedrag. Zoo staat, zijn beeld uit die verre
dagen ons nog altijd voor oogen, ons, die
hem van dien tijd tot op lieden toe gekend
hebben.
De Voorzienigheid legde in de laatste ja
ren van zijn klein seminarie-leven naast de
roeping tot bet priesterschap nog een andere:
do roeping tot missionaris. Het, werd een bar-
tewensch van den rijk-begaafden student, te
preekten veel te preeken, mooi, indrukwek
kend, zi el enbehe er schend, te preeken. Van
daar zijn toeleg op stijl en declamatie, zoo
'zelfs, dat bij dikwerf des avonds, als andere
studenten gretig ter nachtrust gingen, zich
bleef oefenen in stand en houding en ge-
baren. Op de Rbetorica openbaarde hij zijn
besluit, missionaris te worden in de Con
gregatie des Allerlieiligsten Verlossers:
daar wenschte hij in missie en retraite dui-
zosAoo. zielen voor Christus te winnen.
RELIGIEUS
Al spoedig trad hij in het noviciaat der Re
demptoristen, om er zijne roeping te laten
beproeven en het religieuse leven aan té
leeren. Niet zonder strijd is dit aanvankelijk
gegaan; maar de strijd werd bekroond door
de zege, en den 16den Juni 1874 legde bij blij
de en edelmoedig de religieuze geloften af
van armoede, zuiverheid, gehoorzaamheid en
volharding in de Congregatie.
Zacht en geruisehloos zweefde zijn scheep-
jen nu verder, nog steeds onbewust van zij
ne zending, maar vast en veilig bestuurd
door den Vader die in de hemelen is. In
Zuid-Limburg, in het stille dal van Wittem,
begon de pas-geprofeste zijne wijsgeerige en
daarop zijne godgeleerde studiën, en toen
hij ze vijf jaren later zóó schitterend had
voltrokken, dat zijne oversten steeds groo-
ters van hem dachten, ontving hij den 17den
October 1879 in Wittems kloosterkerk de H.
Priesterwijding. Nog bleef hij nu een jaar de
theologie bestudeeren, en hoopte dan door
zijne oudere medebroeders langzamerhand
in den zoo vurig gewenschten missie-arbeid
te worden ingewijd
PROFESSOR.
Maar Gods Voorzienigheid stuurde in een
andere koers, dan het hart van den jeugdigen
kloosterling zich gewenscht bad: niet liet
missie-leven, maar het onderwijs werd zijn
deel.
Daar lag reeds in die dagen in de schaduw
der genaderijke Kapel in 'tZand te Roer
mond een kweekschool voor knapen, die Re
demptorist werschten te worden: Monseig
neur Schaap, Vicarius Apostolicus van Su
riname, liad als Provinciaal der Nederland-
sclio Redemptoristen iu 1870 dat juvenaat ge
sticht: Monseigneur Wulfingh had bet als
eerste prefect of directeur bestuurd. Mon
seigneur Meeuwissen had zich later mot de
leiding ervan belast gezien. Hierhenen werd
Pater Van Rossum door den Hoogeerwaar
den Provinciaal, Pater Oomen, gezonden om
er den juvenisten de Rbetorica te leeren.
Drie jaren, van 1 October 1880 tot September
3883, was bij in liet juvenaat leeraar der hu
maniora, en won aller hoogachting door de
degelijkheid zijner lessen en den uitmunten
den takt, waarmede hij doceerde. Einde Sep
tember 18S3 werd bij benoemd tot leeraar
der dogmatiek te Wittem; de hoogere weten
schap was voor zijn scherpen geest een vol
komen passend terrein, maar wat hem hier
bijzonder beeft onderscheiden, is zijn onver
moeid en welgeslaagd streven om den stu
denten ons aller geestelijken Vader, den H.
Kerkleeraar Alfonsus, ook als dogmatisch
schrijver beter te doen kennen en waardee-
ren. Een merkwaardige vrucht van deze
zijne studie is geweest zijn werk „Over de
zes scheppingsdagen," een monographie, te
recht döor deskundigen boog geprezen.
PREFECT-RECTOR
En al verder stuurde de Voorzienigheid
zijn levensbootje: niet enkel aan de verstan
delijke ontwikkeling onzer studenten zou hij
arbeiden, maar ook aan hun voortgang in
i^Ioosterrijke deugd. Den 23en Juni 1885 be
noemde de Hoogwaardige pater Mauron, al
gemeen Overste der Congregatie, die zijn
mannen zoo goed wist te kiezen, den leeraar
tevens tot studentenprefect. Onwillekeurig
herinneren wij ons, boe nu juist 75 jaren te
voren aan een ander uitmuntend Redempto
rist in datzelfde Wittem gedurende vier ja
ren dienzelfden post bekleed heeft en later
tot dezelfde hooge waardigheid is verheven,
Z. Em. Kardinaal Dechamps, aartsbisschop
van Meohelen. Tijdens zijne prefectuur heeft
Pater Van .Rossum zijn naam onverbreek
baar aan het huis van Wittem verhonden.
Het klooster was een oud Capucijnenklooster
waarin veel verouderd, veel versleten was;
de dringende noodzakelijkheid om te restau-
reeren bleek allerduidelijkst; de reetor. Pa
ter Franciscus Peters, nam de zaak ter hand
en vond daarbij in den studentenprefect den
man, die een grootseh plan ter verbouwing
ontwierp, gelieel den arbeid bestierde en
tot een goed einde bracht. En toen bet nieu
we Wittem hecht en ruim daar stond, bad
Pater Van Rossum den troost het als Over
ste in te wijden, want middelerwijl (Juli
1893) was bij tot reetor der belangrijke
kloostergeineente aldaar benoemd.
TE ROME.
Steed.? verder stuurde hem de Voorzienig
heid. Den 24sten November 1895 werd hij
door den Generaal naar Rome ontboden.
Hier in jle Eeuwige Stad, waar zoo vele uit
muntende mannen schitteren, trok hij spoe
dig de oogen van geleerden en hooggeplaat
ste» op zieli. Paus Leo XIII hoorde van ziine
uitstekende talenten, onderzocht hem en be
noemde hem den 24 Dec. 1896 tot Consul-
lor van de belangrijkste Romninsche Congre
gatie, die van het H. Office. Paus Pius X
op zijn beurt, benoemde (15 April 1904)den
talentvollen Redemptorist tot lid van de
Commissie tot, codificatie van het recht. Zij-
no medebroeders in de Congregatie des Al
lerlieiligsten Verlossers kozen hem op bet in
1909 gehouden algemeen kapittel tot Consul
tor van den Hoogwaardigen Generaal. Kar
dinaal Respighi stelde hem aan tot. Promo
tor van het „Werk tot Behoud des Geloofs",
welks doel is, het geloof in liet Eomeinsche
volk te behouden, door niet de geldelijke mid
delen van heel do katholieke wereld in de
hoofdstad der Christenheid tegenover bet
veldwinnend ongeloof echt katholieke scho
len en inrichtingen te verkrijgen.
Tusscheu al die werkzaamheden, daaraan
verbonden vond de ijverige kloosterling irog
dén tijd om het archief van het H. Officie te
ordenen, om het vervallen klooster der Re-
dernptoristen in Scala uit zijn puinen te doen
oprijzen en met Belgische Zusters te bevol
ken, om werken uit te geven, die hem van
de geleerde wereld den koogsten lof ver
wierven. Noemen we bier zijn controvers-
werk „De -Tndieio Sacramentali". een La-
tijnsche vertaling met critico-theologische
aanteekeningen, van St. Alfonsus disserta
tie over de Voorbestemming, en een uitge
breid Latijnseh werk: Sint Alfonsus als
leeraar en vereerder van de Onbevlekte Ont
vangenis der H. Maagd.
Ziedaar eenige lijnen, die meer in bet oog
i springen. Maar veel grootscber is wat in
de stilte der bescheidenheid, in het verbor
gene der zielzorg en der liefde bleef, en
bier sleehts aarzelend en gedeeltelijk en als
uit de verte mag worden aangeduid.
Om niet te spreken van de vele priesters
en kloosteroversten, wier vertrouwde raads
man bij was; om slechts even te herinner en
aan bet woord van een Romeinscli Kardi
naal, reeds in 1909 tot eenigen der onzen
gezegd: „Uw Pater van Rossum heeft alles,
wat vereisebt wordt om Kardinaal te zijn:
alleen de benoeming door den Paus ont
breekt hem nog", mogen wij thans welmedé-
deeleu, dat de Hoogwaardige Pater van Ros
sum reeds jaren achtereen de vertrouwde en
geliefde raadsman van den Paus is. Wat al
netelige zaken heeft Zijne Heiligheid hem
toevertrouwd: visitaties van abdijen en
klooster-provincies, hervorming van semi
naries in Zuid-Italië, bestrijding van bet.
modernisme, waar het zich het gevaarlijkst
toonde, onderzoek der moeilijkste theologi
sche en pastorale vragen van den dag, be
oordeeling van hoogst gewichtige, soms diep
ingrijpende Pauselijke stukken, en meer nog
dan wij mogen vermelden. En de uitslag!
Na het volkomen welslagen eener hachelijke
onderneming zeide hem de H. Vader: „Ik
kan u niet belooneu met eeretitels, maar ik
wil u een groot genoegen verschaffen: ik
zal uwe kloosterkerk te Pagani, waar het
lichaam van den H. Alfonsus rust, tot basi
liek verheffen". Delicate 'gedachte in den
grooten Vader, den hem teederminnenden
zoon te beloonen! Nog een ander blijk van
's Pausen hooge ingenomenheid met zijn ar
beid: in den zomer van 1910 was Pater van
Rossum met eenigen zijner medebroeders in
particuliere audiëntie ontvangen; tegen bet
einde daarvan richtte de Paus het. woord''
tot hem alleen, nam diens hand in zijn ben
banden en sprak diep geroerd: „Ik dank u
uit den grond mijns harten voor alles, wat
gij reeds voor de Kerk gedaan hebt; i k kan
het u niet naar waarde vergelden, neen, i k
kan het n niet vergelden, maar de goede'
God zelf zal dat overvloedig doen".
Wie dan ook in de Vaticaansche kringen;
bekend was, liield zich overtuigd, dat de
naam Van Rossum op de lijst, der candi-J
daten voor het kardinalaat stond.
KARDINAAL.
Toch wisten sleehts zeer weinigen dat die
benoeming zoo spoedig zou gedaan worden.'
Zaterdag 28 October werd onze Procurator
Generalis, de Hoogeerw. Pater Sehwarz, hij
Kardinaal Merry del Val ontboden en ont
ving van Zijne Eminentie de opdracht, Pa
ter van Rossum zoo spoedig mogelijk te ont
bieden. Deze was nog op de terugreis van
zijn tocht door België en Nederland, waar
hij als Consultor de Hoogw. Pater Gene
raal vergezeld had, en vertoefde in ons
klooster te Mülbausen. Een telegram van
den Procurator schrikt hem Zondag op en
doet hem aanstonds den trein naar Rome
nemen. Onderweg ziet pater Sehafer, zijn
reisgezel, in een Italiaansche courant, die
in een coupé was blijven liggen, en leest
daar de lijst der nieuwe Kardinalen. Pater
Van Rossum glimlacht daar zijn reeds zoo
lang en zooveel looze geruchten verspreid!
Maandag 30 October kwamen heiden te
ruim half zeven des morgens te Rome aan:
de plaatsvervanger van Pater Generaal tij
dens deze reis, de Hoogeerw. Pater Favre,
do Procurator Generalis pater Schwartz, en
de directeur onzer hoogere school, de Neder
lander Pater ter Haar, stonden op het per
ron en begroetten hem met Eminentie.
Binnen weinige minuten reed het Kardi
naalsrijtuig met het tweespan zwarte paar
den den doorluchtigen reiziger naar ons
klooster in de Via Mernlana, waar alle be
woners in het portaal te zijner ontvangst
bijeenstonden. Met tranen in de oogen gaf
bij allen den zegen, maar was te aangedaan
om een woon! te spreken. Te zeven uur las
hij de H. Mis aan het altaar van Onze Lieve
vrouw van Altijddurenden Bijstand, zijne
machtige Beschermster, zijne liefderijke Moe
der van zijne jeugdige jaren af. Na de dank
zegging wenschten allen hem geluk, maar
overstelpt van aandoening kon de nieuwbe
noemde slechts met enkele zinnen antwoor
den; één woord sprak hij, dat onvergetelijk
is: „ik heb alles aan de Congregatie te dan
ken, ik hoop altijd een waar Redemptorist
te blijven". Hoe teekent dat woord bet edele,
trouwe hart van Sint Alfonsus' waren zoon!
Wat ons Redemptoristen bij dit woord
nog een groote reden is van vreugde, is een
ander woord, gesproken door Z. H. den Paus
zeiven. Toen onze Hoogw. Generaal in zijn
audiëntie van den 2de.n November den H.
Vader bedankte voor de eer, in Pater van
Rossum aan de Congregatie des Allerheilig,
sten Verlossers bewezen, sprak de Paus: „Ik
heb eeu der uwen tot Kardinaal willen ver-
beffen, niet alleen om zijne uitmuntende
verdiensten jegens den H. Stoel te beloonen,
maar ook om het uitstekend goed, dat uwe
Congregatie over geheel de wereld aan de
zielen doet, dankbaar te erkennen en open
lijk te verklaren".
Wat de nieuwe Kardinaal voor Gods Kerk
wenschte te wezen, verklaarde hij aan den
Paus, toen Zijn Heiligheid hem vroeg: „Wat
zal uw Kardinaalsprogramma zijnï" en hij
antwoordde: „Heilige Vader, werken, en mij
opofferen in den dienst der Kerk, tot dei
dood". r
Dit levensprogram, uitgevoerd met. den
ijzer sterk en wil, den scherpen en practisclicn
geest, de onuitputtelijke hulpvaardigheid en
de krachtige liefde voor God, voor de Ke>
voor den naaste, eigenschappen, die Kar
dinaal van Rossum kenmerken, zal on)'"-
reltenbaar voor Kerk tot storui
hren/