WandeSschoéntJss. SR VKSWêeftUffSS&arfëfiöMsélraaïTennisschoenen. STADSNIEUWS. manier van lijkbezorging1, de -wanhoopskreet van het materialisme, dat met den dood het einde gekomen acht van het menschelijk .bestaan. Godsdienst is privaatzaak, maar de of- ficieele sociaal-democratie huldigt toch ten deze de opvatting, die met elke positief- christelijke godsdienstleer in strijd is, en den mensch verlaagt, al „staat het men- schenverstand (er) bij stil" tot een stuk redelooze natuur. Van het Katholieke dogma gruwt men, maar aanvaardt toch ai moet men blij kens deze bekentenis zijn redelijk men sch en- vers tand geweld aandoen het troos- etelooze dogma van het materialisme. De oude Greulich, de Zwitsersche leider van 83 jaar, sprak het nog meer onomwon den uit. En thans keert hij terug in het rijk der onbewuste natuur", zeide deze patriarch van het socialisme o.m., volgens het ver slag in Het Volk. En zulke menschen nemen het u dan kwa lijk, als gij van hen spreekt als van mo derne heidenen en paganisten. De lijkverbranding moge in het wijsgee- rig systeem van het socialisme goed zijn en verstandig en gezond aan het slot van het verslag komt over den Volkman weer het „vreeselijke" van deze heidensche practijk, die, trots alle „bewust heid", voor het meest elementaire mensche lijk gevoel reeds stuitend is en weerzin wekkend. Hij besluit aldus „En toen werden de deuren van het vuur- huis geopend, en met snel gebaar het kost bare kleinood uit het midden van den kring genomen. En wij gingen uiteen Maar als wij ons nog eenmaal omwendden naar het huis, waar zij hem gebracht had den, dan zagen wij de rookpluimen opstijgen naar de lucht om een wolk te worden aan ,den trans. En die wolk was het laatste dat ons van Bebel restte En die wolkzuil moge ons den weg wijzen door de woestijn van het kapitalisme naar het beloofde land der sociaal-demokratie." De profaneerende slottirade die overi gens louter phrase is kan den weemoed niet verbloemen, welke schreit in dit klage lijk proza, herinnerend aan St. Paulus' woor den, waar de Apostel sprak van „degenen, die geen hoop meer hebben." Ja, het is „vreeselijk." En dan te weten, Idat in dit „geloof" een goed deel van de arbeiders wordt opgevoed 1 OVERDRIJVING. De Tijd schrijft: In Den Haag heeft een internationaal ve getarisch congres vergaderd. Men behoeft |nog geen: bestrijder als zoodanig te zijn van het vegetarisme, en kan zelfs erkennen, dat het zich, door het tegengaan der overschat- Iting van het dierlijk voedsel en het par tijkiezen voor een over het algemeen een voudige levenswijze, zekere verdiensten ver worven heeft, zonder daarom al hetgeen op het Haagsche congres werd gedebiteerd voor ernstig te houden. Daar zijn toch de stellingen verdedigd en beschouwingen ontwikkeld, die volkomen de uitspraak van een der inleiders verdienden: „Er zijn nu eenmaal menschen, die, wanneer lij kiezen tusschen argumenten en onzin, altijd den onzin kiezen." Of is het niet onzinnig, het vegetarisme als onderdeel van het humanisme te ver heerlijken, omdat het afschaffing verlangt „van grenzen en nationaliteit, zelfs van taal verschil"? Is het geen onzin, het fanatische ijveren voor plantaardige voedingsstoffen zóóver te drijven als de heer H. Nolthe- nius, uit Utrecht, die in het vuur zijner rede beweerde: „Geestelijken, die vleesch eten en anderen dieren laten dooden, zijn ethische caricaturen. Inderdaad, de wereld- is slecht, en moest maar uit elkander sprin gen!!"? .Welk een geest van overdrijving het con gres bezielde, bleek ook uit de bewering van een der congressisten, dat de vegeta riërs helderder en beter denken dan de vleescheters, en dat de slagers over het algemeen geen hoog karakter bezitten, ter wijl alcoholisme veel onder hen voorkomt. „De drankzucht toch werd betoogd ontstaat uit dorst, uit onnatuurlijken dorst, opgewekt door specerijen en dergelijke, die wij noodig hebben, om de lijken van mede schepselen te kunnen verslinden, onze maag t-ot een kerkhof voor natuurgenooten te ma ken.... Wie trouwens zal uitmaken, of die dieren niet, evenals wij, een evolutie door maken en later aan ons menschen gelijk zullen worden of dezen zelfs overtreffen?" Men ziet, welke ziekelijke dweepzucht, overdrijving en geestelijke dwaling het con gres hebben beheerscht, dat door een Engel- sclien dominee werd genoemd „een kind van de vegetarische kerk, welke in Enge land is ontstaan en nu een zusterkerk be zit in de Hosmaskerk te Londen, die een spiritistisch karakter draagt 1" „Voor het overige betoogde dezelfde dominee is het duidelijk, dat ieder, die Gods stem heeft- gehoord in zijn ziel, zijn levenswijs behoort te veranderen en vegetariër worden, onverschillig wat de Hij- bel daarover zegt." Toen de spreker echter door den voorzitter van het congres was herinnerd aan den maatregel, dat hij slechts een kwartier het woord mocht voeren, riep hij uit: „Dat is een Jodenstreek, om mij daarvoor uit Engeland te laten komen." Aan dit verontwaardigde antwoord ont brak evenmin humor als aan de mededeeling van de veralaggevers der bladen: „Het vege tarische congres was slechts matig bezocht, en hoofdzakelijk door dames." DE NIEUWE MINISTERS. Omtrent de loopbaan van de Ministers in het nieuwe vrijzinnige kabinet, kan het vol gende worden medegedeeld: Mr. P. W. A. Cort van der Linden, ka binetsformateur en als zoodanig tijdelijk voor zitter van den Ministerraad, was in 1870 ad vocaat te Amsterdam; vervolgens vele jaren commiesgriffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaalhoogleeraar in de rechts geleerdheid te Amsterdam en aan de Rijks universiteit te Groningen; van 18971901 Minister van Justitie in het kabinet-Pierson. Hij is sedert 1902 lid van den Raad van State. Als Minister van Justitie heeft hij in 1901 als vertegenwoordiger der burgerlijke overheid het huwelijk voltrokken tusschen H. M. de Koningin en Z. K. H. den Prins. Onder zijn bestuur van het Departement van Justitie werden de grondslagen gelegd voor de Kinderwetten, onder zijn opvolgers ingevoerd. Jhr. dr. J. London, Min. van Buiten- landsohe Zaken, zoon van wijlen den oud gouverneur-generaal van Ned.-Indië, mr. John Loudon, is 47 jaar oud. Hij promoveerde te Leiden tot doctor in de staatswetenschap op een proefschrift getiteld: de drie regelen van het tractaat van Washington. Hij ging dade lijk in de diplomatieke carrière en was, na een korten werktijd aan het Ministerie van Buiten], Zaken, achteraenvolgens gezant- schapsatlaché te Londen en te Rome; le- gatieseeretaris in laatstgemelde standplaats, chef van het kabinet aan het Ministerie van Buiten], Zaken, secretaris bij de gezant schappen te St. Peteraburg en Londen, ge- zantsohapsraad aldaar, later te Parijs, totdat hij in 1905 benoemd werd tot gezant in Tokio, gevolgd in 1908 door zijn overplaatsing naar den gewiehtigen post te Washington als op volger van den aftredenden Minister van Bui- tenl. Zaken jhr. mr. de Marees van Swinde- ren, wien hij thans als hoofd van dat De partement gaat vervangen. Behalve als kun dig diplomaat, staat dr. Loudon bekend als een man met artistieken zin en kenner van de kunst. Men meent te weten, cftit de heer Loudon, zich beschikbaar stellende, gehoor gegeven heeft aan den aandrang om het Departement van Buiten!. Zaken door een lid van het diplomatieke corps beheerd te zien. Met hem telt het Nedcrl. gezantencorps op dit oogenblik nog slechts één titularis die de vrijzinnige beginselen is toegedaan. Mr. B. Ort, Min. van Justitie, heeft alle ambten van het Openbaar Ministerie doorloo- pen, in het begin als ambtenaar bij de kan tongerechten te OostburgTerneuzenlatei- te Amsterdam. Vervolgens was hij substituut officier van justitie te Zierikzee, Amsterdam en 's Gravenhage; later officier van justitie te Winschoten en Amsterdam. In 1897 trad hij uit de rechterlijke macht en werd hij benoemd tot Raad-adviseur aan het Departe ment van Justitie, in welke betrekking hij is opgetreden bij de voorbereiding en redactie 'van belangrijke wetten als daar zijn: wijzi- ging van het Burgerlijk Wetboek betreffen- de de onechte kinderen, de vaderlijke macht en voogdij, alsmede de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Sedert 1901 tot heden wa.s hij advocaat-generaal bij den Hoo- gen Raad en laatstelijk lid en voorzitter der j Staatscommissie voor de herziening van het Wetboek van Strafvordering, welke onlangs haar - rapport heeft ingediend. I Kapitein ter zee J, J. Rambonnet, Mi- nister van Marine, is nog geen 50 jaren oud; was als luit. t. z. Ie klasse officier-instruc- teur in stoomwerktuigkunde enz., aan het Kon. 'Marine-Instituut en in Indie chef van |de afd. Materieel bij het Departement van Marine te Batavia; waarn. hoofd van het vak van uitrusting bij 's Rijkswerf te Amster dam, en voerde sedert 1911 als kapitein ter zee het bevel van Hr. Ms. pantserschip „Evertsen" te Nieuwediep. De kolonel is rid- 1 der 4e kl. der Militaire Willemsorde wegens 1 zijn ferme leiding als commandant der lan- dingsdivisie op het eiland Floras in 1904. Hij was in 1912 lid van de toenmalige techni sche commissie tot het adviseeren omtrent verschillende vraagstukken inzake marinebe- leid. De heer A. G. J. Bertling, Min. van Financiën, bij Kon. besluit van 23 Mei 1882 aangesteld tot surnumerair der registratie en domeinen, werd in 1886 benoemd tot ontvan ger der registratie en domeinen te Nijkerk en in 1893 in gelijke betrekking te Goes. Ach tereenvolgens werd hij in 1893 en 1905 be noemd tot inspecteur dier middelen te 's Her togenbosch en te Leiden. Tot zijn laatstelijk vervulde betrekking van directeur der re gistratie en domeinen te Leeuwarden werd hij benoemd in 1910. De gep. kolonel der artillerie N. Bosboom, Minister van Oorlog, als jongeling bij de instructie-compagnie te Schoonhoven in mi litairen dienst getreden, is in den lateren tijd meer bekend geworden door artikelen waarin hij vóór en tijdens de behandeling van de leger-reorganisatieplannen van Mi nister Colijn daartegenover zijn z.g. „ver dubbelingsstelsel" verdedigde. In zijn offi ciersloopbaan was hij als le-Iuit. geduren de eenige n tijd werkzaam gesteld onder de bevelen van den chef van den generalen staf. Als kapitein was hij 6 jaren bij den generalen staf werkzaam, o.a. in de Stel ling van Amsterdam. Over de approviandeering van dat centraal reduit in oorlogstijd heeft hij een verhan deling geschreven. In 1905 commandeerde hij als hoofdofficier het korp rijdende artil lerie en van 19101912 was hij commandant van het 2e reg. veldartillerie hier ter stede. In den loop van 1912 verliet kolonel Bos boom den militairen dienst met pensioen. Hij was aclviseerend lid der legercommissie van 1910 en werd na zijn pensionneering tot lid dier commissie benoemd. Dr. O. Lely, Minister van Waterstaat, •treedt voor de derde maal als hoofd van dat Departement op. Hij was eerst van 1891 1894 in het Kabinet-Tak van Poortvliet, daarna van 18971901 in het ministerie- Pierson en heeft nu weer dezelfde porte feuille in het Kabinet-Cort van der Linden. Voor zijn eerste ministerschap was hij ci- viel-ingenieur en als zoodanig bekend dooi de leiding van het onderzoek betreffende de droogmaking der Zuiderzee, voor welks vraagstuk hij als minister e-ene staatscom missie instelde wier voorstellen tot dusver nog niet in daden zijn omgezet. Na een korten tijd lid van den Haagschen gemeen teraad te zijn geweest, waaruit dateert de motie-Lely tegen goedkeuring van straten plannen zonder uitbreidingsplan, werd de oud-Minister Lely onder het ministerie-Kuy- per benoemd tot Gouverneur van Surina me. Na beëindiging van deze functie in het Moederland teruggekeerd, herkreeg de heer Lely inmiddels door de Technische school te Delft benoemd tot doctor honoris causa van de kiezers in 's Gravenhage III zijn mandaat als lid van den gemeenteraad. Kort daarop koos de Raad hem tot wethouder, als zoodanig hij de afd. Openbare Werken beheerde. Onder zijn energiek bestuur bracht wethouder Lely voor de gemeente tot stand: het uitbreidingsplan, eerst dezer dagen door de afgetreden Regeering met belangrijke besnoeiingen goedgekeurd; de aankoop van uitgestrekte grondcomplexen en de verkeereverbetering O.-W. en Z.-N. Met het wethouderschap vereenigde hij het lid maatschap van de Eerste Kamer der Staten- Generaal, daartoe in 1910 door de Staten van Friesland benoemd op een compromis tusschen de linksehe groepen, inbegrepen de sociaal-democratische. Onder zijne ambtgenooten in het nieuwe ministerie is dr. Lely de meest gepronceerde Liberale- Unie-man. Voor zijn wethouderschap was hij eenige jaren voorzitter van de liberale kies-vereeniging ,,'s Gravenhage". Tot 1907 was hij ettelijke jaren lid der Tweede Ka mer voor Amsterdam II. De heer Mr. M. W. F. Treub, Min. van Langb., Nijverheid en Handel, verwierf na zijn promotie, ook het radicaal van candi- daat-notaris. Zijn belangstelling voor het no tariaat en zijn studiereis op dit gebied maak ten hem tot vertrouwensman der Broeder schap van candidaut-notarissen in welke ver- eeniging hij vele jaren het voorzitterschap vervulde. Als lid van den Raad en als wet houder van financiën en bedrijven behar tigde hij een reeks van jaren de belangen der gemeente Amsterdam. De overneming van de particuliere bedrijven in handen dei- gemeente in het algemeen is zijn werk ge weest. Na zijn aftreden is hij niet lang als hoog leeraar aan de universiteit te Amsterdam werkzaam geweest. Als een der vooraan staande mannen in de vrijzinnig-democrati sche partij, werd hem weldra een zetel in de Tweede Kamer aangeboden, waar hij tot September a.s. voor liet district Assen zit ting had. Hij trok zich vrijwillig uit het Parlement terug op grond van zijne van de vrijzin nige concentratie afwijkende meening om trent het Staatspensioen. In de jongste 5 jaren was hij voorzitter van de Staatscom missie betreffende de werkloosheid, wier rapport onlangs verschenen is, van 1909 1911 lid van den Gemeenteraad van 's Gra venhage voor het grillige district I. Als particulier was hij président-commissaris van de Maatschappij tot Zekerheidsstelling. Mr. P 1 e y t e, Minister van Koloniën, vroe ger advocaat te Semarang, in associatie met het tegenwoordige Kamerlid mr. Van De venter, heeft do reputatie van een welspre kend pleitbezorger; hij is commissaris van het dagblad „De Locomotief" te Semarang en medebestuurder of adviseur, van tal van Indische cultuurondernemingen. Hij is voor zitter van den Raad voor de Scheepvaart en was bij de jongste Juni-verkiezingen voor de Tweede Kamer candidaat van de tot de concentratie toegetreden vrijzinnig-demo cratische partij in een der districten van Amsterdam. GEMEENTERAAD. .(Vervolg der zitting van gisteren.) Over de discussie over de artikelen en de tallooze amendementen van den heer NAGT- ZAAM doen wij slechts korte medcdeelingen. Zoo werd door hem aangedrongen op méér vacantie dan het minimum van zes da gen, wat de heer N. beslist te weinig vond De lieer THIEL toonde echter aan, dat va cantie niet alleen een zaak was van niet- werken, maar ook vande portemomiaie. De Raad ging unaniem met den heer Thiel mede. Bij art. 24, wilde de commissie, in over eenstemming met B. en W. het salaris van een overleden ambtenaar nog twee maanden uitbetalen. De heer NAGTZAAM stelde voor: drie maanden, wat echter werd verworpen met 17 tegen 5 stemmen. Bij art. 25 stelde de hoer NAGTZAAM voor, aan een ongevraagd eervol ontslagen amb1- tenaar drie maanden (voorstel commissie: één maand) opzegtermijn te geven. De heer TIIIEL vond dat de lankmoedigheid een beetje te ver gedreven, en de Raad ging hiermede met overgroote meerderheid aocoordl Bij art. 27, was voorgesteld, dat een amb tenaar die voor ontslag wordt voorgedragen, zijn beklag kan doen bij den hoofdambtenaar, en bij een lid van het ooilege van B. en W. De heer NAGTZAAM stelde voor, hem de gelegenheid te geven aan het geheele college van B. en W. zijn bezwaren te ken nen te geven. De heer VAN DE KAMP steunde dit, ook de heer SLINGENBERG, echter op andere grinden dan do heer Nagtzaani. Het amendement-Nagtzaam werd verwor pen met 7 stemmen voor en 15 tegen. Bij art. 28 had de heer NAGTZAAM ver schillende amendementen. Vooreerst vroeg hij: wanneer maken de algemeene belangen van den dienst de verwijdering' van een ambtenaar noodzakelijk? Daar kan men alles onder bren gen, vindt spr. Hij stelt dan ook voor deze zinsnede te schrappen. De heer THIEL zegt dat de „argumentatie" van den heer N. niet erg steekhoudend is. De zaak is echter duidelijk genoeg, en spr. wil den heer N. toch wel even helpen. Hij herinnert aan omstandigheden die ook hier wel eens zich hebben voorgedaan, ook aan een ontslag dat indertijd is gegeven aan een directeur van het eleetriciteitsbedrijf te Am sterdam. Voor dergelijke gevallen is een be paling als deze, die men natuurlijk goed moet begrijpen, noodzakelijk! Voorts stelde de heer NAGTZAAM voor, bw eervol ongevraagd ontslag een scheidsgerecht te doen beslissen, en met een oommissie van advies. De heer Nagtzaani besprak, op verzoek van den voorzitter, het scheidsgerecht bij deze zaak. Hij vond een goede rechtspraak alléén gewaarborgd bij een scheidsgerecht. Zonder een scheidsgerecht hebben de amb tenaren, en ook de werklieden, géén rechts zekerheid, vindt spr. Een ooilege van B. en W. zal altijd wel beslissen in den geest van de hoofdambtena ren, ook al is de commissie van advies van een andere meening. Wat nu betreft het na volgen van het werkliedenreglement: als dit slecht is (en het Haarlemsche Werklieden- reglement is volgens spr. het slechtste van heel het land!) dan moet men dat toch niet navolgen in het ambtenarenreglement. Voorts komt spr. den heer Thiel 'te gemoet, door zijn scheidsgerecht te laten ingrijpen na, het geven van de straf, en deze bepaling wenscht spr. in te lassohen bij art. 29. Deze kwestie wordt nu eerst behandeld» De heer THIEL wijst erop, dat de hoe1' Nagtzaam een vorige maal zijn scheidsge recht had aangehaakt op een plaats waar 'f héelemaal niet hoorde. En nu schudt de heef N. zoo even een nieuw amendement uit do mouw, en verwacht dat de Raad daarover ernstig zal spreken. Dat is toch waarlijk niet te verwachten 1 De heer N. maakt van heel deze kwestie n i et s, wat spr. die zelf in principe vóór ©en scheidsgerecht is, daarom des te eerder mag zeggen! De heer Thiel legt dan nog eens omstandig uit^ waar in de gróóte fout schuilt van wat dè heet' Nagtzaam hier maar zoo even wil uitgemaakt hebben! Het college van B. en W„ dat i" deze zaak dan toch evenveel, zoo al niet méér recht heeft om gehoord te worden, omdat zijn positie er zoo ernstig mee is ge moeid, wordt door den heer Nagtzaam een voudig op zij gezet: ook dat is onduldbaar! De heer LEVERT zegt dat er nog andere motieven zijn tegen de amendement-Nagt zaam dan de opportunistische die de heer Thiel geeft. De zaak hangt samen met de heele opvatting die men heeft over gemeen* tebeheer. .Volgens spr. draagt dit in hoofd zaak een economisch karakter en is 't in hoofdzaak ook onderworpen aan de wetten die elk individu heeft na te komen. Daarom moeten, volgens spr. de voorstellen-Naglzanm onverbiddelijk worden afgewezen. De uit spraken in hoogste instantie moeten zijn, dat loopt met deze leer parallel aan de per sonen die de persoonlijke verantwoordelijk heid hebben. Wil men andere uitspraken,, da» moet ook de verantwoordelijkheid anders gC' stekl worden. Het gemeentebei an g immers moet d( norm zijn van het gemeentebeheeree» scheidsgerecht, als de heer Nagtzaam wil, zal althans in verschillende van zijn leden, het belang van den persoon menigmaal stel len boven het gemeentebelang. En daaraan wil spr. niet meedoen. De heer NAGTZAAM trekt zich va,n do standjes van den heer Thiel niets aan. Omdat B. en W. niets van zioh hebben laten hooren over het scheidsgerecht, acht spr. dat da' collego niet aan een speciale discussie ervan wil. Spr. gaat dan nader in op de bezwaren van den heer Thiel, die hij „juristerij" noemt, en niet ernstig neemt. Dan voert spr. tegen de meening van den heer Levert aan, dat de commissie van advies in diens meening óók niet past. Naar sprekers meening heeft zioh ook in de practijk nooit eenig bezwaar tegen de scheidsgerechten voorgedaan. Dë heer THIEL zegt dat de principieel bezwaren, die de heer Levert aanvoerde, niet door hem gedeeld worden, en dat hjj de ontwikkeling daarvan gaarne aan den heef Levert overliet. Aan den heer N. antwoordt spr. dat hij het scheidsgerecht, zooals deze 't voorstelt, niet in deze verordening thuis ka# brengen. Het is een onding. Het is niet anders men kan nu niet „in het algemeen een scheids gerecht," voorstellen, men moet dergelijke re gelingen goed en minitieus beschrijven. D° moeilijkheden zijn inderdaad groot, en me# kan dat alles niet, zooals de heer N. doet, in een hand-omdraaiing eventjes wegvegen- Spr. haalt dan nog verschillende dingen aan, die bewijzen dat een zaak als deze niet zoo maar even kan worden uitgemaakt. Spr. ver-j klaart zich dan ook vierkant tegen de amen de me n te n - N agtzaa m De heer VAN DEN BERG wijst er op, da' het scheidsgerecht volgens het stelsel-Na#'"! zaam, een heel vreemde instelling is: 't Kb"1 hierop neer, dat B. en W. zioh zullen hebbe'1 te onderwerpen aan een beslissing van derde", dat is toch inderdaad niet uitvoerbaar! De heer NAGTZAAM vindt het aangenaa"1 dat de prineipieele discussie nu toch is be gonnen. Hij verdedigt voorts nog zeer ui'' voerig zijn voorstellen. De heer SCHRAM herhaalt nog eens wat o° heer Thiel al heeft gezegd. De heer DE BRAAL verklaart zich vóo' een scheidsgerecht in principe, maar t®" gen de vooretellen-Nagtzaam. De heer NAGTZAAM trekt nu alle amendementen betreffende een scheids* gerecht in, en zegt toe een motie te zuil011 indienen, die „de wensohelijkheid" van ee" scheidsgerecht zal hespreken. De artikelen 28, 29, 30, 31 32, 33 en 34 wer den zonder belangrijke discussie aange"®- »men. De heer NAGTZAAM stelde voor om ®c' nieuw artikel 35 in te voegen, om de z. ongunstige eonduite-stalen van hoofdamb tenaren onmogelijk te maken, door deze co"- duite-staten aan de betrokken ambtenar®'1 mede te deelen. Jarenlang wordt <?e^ ambtenaar op die manier misschien in ee" kwaad daglicht gesteld, en wanneer er t®" slotte gebruik van gemaakt wordt, herin nert zich de ambtenaar de gevallen m® meer. Patrick gaf een teeken: iedereen week te rug, uitgenomen Bernard Friel. Spreek nu.... Uw geheim? vroeg Pa trick. Het is van zeer groot gewicht.... Het betreft u zeiven.... Mij? U.... Zal ik de kracht hebben mij te verklaren!.... Ach! ik stik.... Er gutste een golf bloed over zijne lippen. Weldra echter hernam hij: De ellendeling, die op mij gevuurd heeft isMacauby, de man, die nwe broeders in het verderf gestort heeft. Macauby? Ja, een vooïmalige pachter van Flowe- rindssHij is het, die Wakefield vermoord heeft.... Patrick werd doodsbleek. Mijn vader was onschuldig, niet waar? O ja!.... onschuldig.... Macauby heeft zich op den intendant gewroken Mijn God! riep Patrick uit; mijn arme vader! De zièltogende ging met eteeds zwakker en onduidelijker wordende stem voort: Dat is alles nietMaeauby is de booze geest van nwe familie geworden.... Uwe zusters zijn door hem haar Londen geroepen... Hij wilde ook haar in het verderf storten, 01 d,at monsté»! Eèn jong meisje.... ouder dan zij...- hoeli" baar beétehermd. ÜKtfen Muipby, niet vraa»? - JWfet.... «De* Waar ziju zij nu? Zij bewonen Drury LaneWat uwe broeders aangaat, hij heeft er bloeddorstige dynamiteure van gemaakt... Dio arme jongensl Zijn haat heeft niets ontzien.... Dick, de president van dit eedgenootschapbe hoort tot eeu aanzienlijke familie Hij hield wederom op. Patrick boog zich over hem en vroeg: Kent gij hem? Het is de zoon, die eertijds ontroofd werd aan sirsir Hij voleindigde niet; het bloed verstikte hemHet was de dood Te midden van zijn doodstrijd ontsnapten eenige onsamenhangende woorden aan zijne lippen: Daar.... een rose-kaart.directeur., politiemetropool4, Whitelhall-place. j Dat was alles. Bernard Friel, die zijn hoofd ondersteunde, liet het nederzinken en sprak: Het is gedaan.... Hoe jammer, dat hij zijne openbaringen niet heeft kunnen vol- j tooien! Maar hij heeft van een kaart ge- sprokenHij moet haar hij zich hebben. Misschien bezit hij nog andere papieren?..;. Laat ons zien. De paddy tastte in de zakken van deu over ledene. Na lang zoeken vond hij onder in een zak een' kaartjef dat hij a aft Patrick overhandigde. DeYe bekeek het hij hef licht eener toorts en zeMb: tiet is rooskleurig met een blauwe rand. Dus is het dat, hetwelk de stervende be doelde? Ik geloof het weiHet kan echter, helaas! niet het minste licht verschaffen, want er staat niets op. Friel schudde het hoofd: Dat bewijst niets, sprak hij. Dat kaartje moet zijn gewicht hebben. Bewaar het zorg vuldigWij moeten vooral de woorden niet- vergeten, die wij zoo even gehoord heb ben; PolitiemetropoolWhitehall.... I Wie weet of de politie dat geheim niet kan ophelderen. j Ik zal zelf de kaart aan den directeur ter hand stellen," hernam Patrick, door eeni plotselingen inval getroffen. Wie weet inder daad? De menigte omringde het lijk. Men wisselde fluisterende eenige bemerkingen. Kent gij bet slachtoffer? vroeg Patrick. Neen," antwoordden allen. Het was dus niet een der uwen? Neen.... Het is de eerste mapl, dat hij aan onze vergaderingen deelnamHij was hier men weet niet hoe binnengekomen. Patrick staakte zijne vragen: Vrienden, zeide hij, dit lijk zal morgen op het naaste kerkhof begraven worden: wat u allen aangaat, ik verwacht u morgen té twaalf uren in Falmoore. Ja, j'a, in Fallmooró! T&t morgen dus! Hét,Zal u iïiet berou wen w.van uw valsohe vrienden gescheiden! te ftèbhén Wij rekenen op de gegeven belofte, ant woordden de uitgezetten. Patrick Lindley nam den arm van Friel en vroeg hem onder het beengaan: - Waar is de oude James? De paddy maakte' een verachtend gebaar. Heengegaan! mompelde hij. Met de aanhangers van Dick den Wre ker, niet waar? Het is maar al te waar.... James heeft veel geleden: hij kan er niet toe hesluiten te vergeven.... Buitendien, James is niet ka tholiek. Die ongelukkige!.... Ik zou zoo blijde wezen oök hem te kunnen redden! Bij het verlaten der "onderaardsche grot sloegen Patrick en de paddy weder den weg naar de bouwvallen in, waar zij na eenige uren gaans aankwamen. Een gewichtige bij zonderheid kenmerkte dien tocht. Bij den! in- vgang der ravijnen van de Glen Black werd 'er een geweerschot op onze vrienden gelost.... De kogel miste gelukkig zijn doel en sloeg naast hen tegen de rotsen. De jonkman behield zijne kalmte. Een menschelijke gedaante bemerkende, die in de duisternis verdween, zeide hij enyoudig: God vergeve dieni ongelukkige de mis daad, die hij heeft willen plegen!.... Den volgenden dag kwamen de uitgezette pachters van Fallmoorë op het bepaalde uur te inladen' der puinhoopen van bun voorma lig dorp bijeen. Patrick was er reeds, in ge zelschap11 van Bernard Friel en twee of drie vrienden; Dó johgé lindley geveelde een levendige aandoening bij het aanschouw®' in het volle daglicht van de vermagerde, vera welkte trekken van die mannen, die hij gelukkiger tijden gekend had. O! wat ba1-' den zij ook moeten lijden! Hij vergadere®> hen om zich heen en hun verhalende w».| er tusschen hem en den landlord verhandel^ was, hernieuwde hij de toezeggingen van de' vorigen nacht Voortaan zult gij het noodlottige velsehrift van uitzetting niet meer te due® ten hebben. Bouwt uwe woningen weder op bewerkt het land dat ze omgeeft, hergee' een weinig welvaart aan nwe gezinnen.--V Werk, een voldoend levensonderhond, o"£ etoord bezit, ziedaar wat ik u aanbied! Wij nemen het aanl antwoordden 0 pachters met geestdrift, wij nemen het a" j Komaan, aan het werk dan! dus hesl° Patrick Lindley. Geen luiaards! het br<"'. is voor dengen e, die het weet te verdie® Sinds dien dag bezielde een nieuw ie\- Fallmoore. Het dorp verxees als door ®*j tooverslag uit zijne bouwvallen. In de P'® der puinhoopên waarop de woekerpla" groeiden, verrezen weldra huisjes met lachend voorkomen. Patrick hield met zondeae Zorg het toezicht over den van de ouderlijke hut, en die, welke L"1 rina, Ellen's moedér, bewoond had. fWordt verveld'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 6