WandeSschoéntJss. SR VKSWêeftUffSS&arfëfiöMsélraaïTennisschoenen.
STADSNIEUWS.
manier van lijkbezorging1, de -wanhoopskreet
van het materialisme, dat met den dood het
einde gekomen acht van het menschelijk
.bestaan.
Godsdienst is privaatzaak, maar de of-
ficieele sociaal-democratie huldigt toch ten
deze de opvatting, die met elke positief-
christelijke godsdienstleer in strijd is, en
den mensch verlaagt, al „staat het men-
schenverstand (er) bij stil" tot een stuk
redelooze natuur.
Van het Katholieke dogma gruwt men,
maar aanvaardt toch ai moet men blij
kens deze bekentenis zijn redelijk men
sch en- vers tand geweld aandoen het troos-
etelooze dogma van het materialisme.
De oude Greulich, de Zwitsersche leider
van 83 jaar, sprak het nog meer onomwon
den uit.
En thans keert hij terug in het rijk
der onbewuste natuur", zeide deze patriarch
van het socialisme o.m., volgens het ver
slag in Het Volk.
En zulke menschen nemen het u dan kwa
lijk, als gij van hen spreekt als van mo
derne heidenen en paganisten.
De lijkverbranding moge in het wijsgee-
rig systeem van het socialisme goed
zijn en verstandig en gezond aan
het slot van het verslag komt over den
Volkman weer het „vreeselijke" van deze
heidensche practijk, die, trots alle „bewust
heid", voor het meest elementaire mensche
lijk gevoel reeds stuitend is en weerzin
wekkend.
Hij besluit aldus
„En toen werden de deuren van het vuur-
huis geopend, en met snel gebaar het kost
bare kleinood uit het midden van den kring
genomen. En wij gingen uiteen
Maar als wij ons nog eenmaal omwendden
naar het huis, waar zij hem gebracht had
den, dan zagen wij de rookpluimen opstijgen
naar de lucht om een wolk te worden aan
,den trans. En die wolk was het laatste dat
ons van Bebel restte
En die wolkzuil moge ons den weg wijzen
door de woestijn van het kapitalisme naar
het beloofde land der sociaal-demokratie."
De profaneerende slottirade die overi
gens louter phrase is kan den weemoed
niet verbloemen, welke schreit in dit klage
lijk proza, herinnerend aan St. Paulus' woor
den, waar de Apostel sprak van „degenen,
die geen hoop meer hebben."
Ja, het is „vreeselijk." En dan te weten,
Idat in dit „geloof" een goed deel van de
arbeiders wordt opgevoed 1
OVERDRIJVING.
De Tijd schrijft:
In Den Haag heeft een internationaal ve
getarisch congres vergaderd. Men behoeft
|nog geen: bestrijder als zoodanig te zijn van
het vegetarisme, en kan zelfs erkennen, dat
het zich, door het tegengaan der overschat-
Iting van het dierlijk voedsel en het par
tijkiezen voor een over het algemeen een
voudige levenswijze, zekere verdiensten ver
worven heeft, zonder daarom al hetgeen op
het Haagsche congres werd gedebiteerd voor
ernstig te houden.
Daar zijn toch de stellingen verdedigd en
beschouwingen ontwikkeld, die volkomen de
uitspraak van een der inleiders verdienden:
„Er zijn nu eenmaal menschen, die, wanneer
lij kiezen tusschen argumenten en onzin,
altijd den onzin kiezen."
Of is het niet onzinnig, het vegetarisme
als onderdeel van het humanisme te ver
heerlijken, omdat het afschaffing verlangt
„van grenzen en nationaliteit, zelfs van taal
verschil"? Is het geen onzin, het fanatische
ijveren voor plantaardige voedingsstoffen
zóóver te drijven als de heer H. Nolthe-
nius, uit Utrecht, die in het vuur zijner
rede beweerde: „Geestelijken, die vleesch
eten en anderen dieren laten dooden, zijn
ethische caricaturen. Inderdaad, de wereld-
is slecht, en moest maar uit elkander sprin
gen!!"?
.Welk een geest van overdrijving het con
gres bezielde, bleek ook uit de bewering
van een der congressisten, dat de vegeta
riërs helderder en beter denken dan de
vleescheters, en dat de slagers over het
algemeen geen hoog karakter bezitten, ter
wijl alcoholisme veel onder hen voorkomt.
„De drankzucht toch werd betoogd
ontstaat uit dorst, uit onnatuurlijken dorst,
opgewekt door specerijen en dergelijke, die
wij noodig hebben, om de lijken van mede
schepselen te kunnen verslinden, onze maag
t-ot een kerkhof voor natuurgenooten te ma
ken.... Wie trouwens zal uitmaken, of die
dieren niet, evenals wij, een evolutie door
maken en later aan ons menschen gelijk
zullen worden of dezen zelfs overtreffen?"
Men ziet, welke ziekelijke dweepzucht,
overdrijving en geestelijke dwaling het con
gres hebben beheerscht, dat door een Engel-
sclien dominee werd genoemd „een kind
van de vegetarische kerk, welke in Enge
land is ontstaan en nu een zusterkerk be
zit in de Hosmaskerk te Londen, die een
spiritistisch karakter draagt 1"
„Voor het overige betoogde dezelfde
dominee is het duidelijk, dat ieder, die
Gods stem heeft- gehoord in zijn ziel, zijn
levenswijs behoort te veranderen en
vegetariër worden, onverschillig wat de Hij-
bel daarover zegt." Toen de spreker echter
door den voorzitter van het congres was
herinnerd aan den maatregel, dat hij slechts
een kwartier het woord mocht voeren, riep
hij uit: „Dat is een Jodenstreek, om mij
daarvoor uit Engeland te laten komen."
Aan dit verontwaardigde antwoord ont
brak evenmin humor als aan de mededeeling
van de veralaggevers der bladen: „Het vege
tarische congres was slechts matig bezocht,
en hoofdzakelijk door dames."
DE NIEUWE MINISTERS.
Omtrent de loopbaan van de Ministers in
het nieuwe vrijzinnige kabinet, kan het vol
gende worden medegedeeld:
Mr. P. W. A. Cort van der Linden, ka
binetsformateur en als zoodanig tijdelijk voor
zitter van den Ministerraad, was in 1870 ad
vocaat te Amsterdam; vervolgens vele jaren
commiesgriffier van de Tweede Kamer der
Staten-Generaalhoogleeraar in de rechts
geleerdheid te Amsterdam en aan de Rijks
universiteit te Groningen; van 18971901
Minister van Justitie in het kabinet-Pierson.
Hij is sedert 1902 lid van den Raad van
State. Als Minister van Justitie heeft hij in
1901 als vertegenwoordiger der burgerlijke
overheid het huwelijk voltrokken tusschen
H. M. de Koningin en Z. K. H. den Prins.
Onder zijn bestuur van het Departement
van Justitie werden de grondslagen gelegd
voor de Kinderwetten, onder zijn opvolgers
ingevoerd.
Jhr. dr. J. London, Min. van Buiten-
landsohe Zaken, zoon van wijlen den oud
gouverneur-generaal van Ned.-Indië, mr. John
Loudon, is 47 jaar oud. Hij promoveerde te
Leiden tot doctor in de staatswetenschap op
een proefschrift getiteld: de drie regelen van
het tractaat van Washington. Hij ging dade
lijk in de diplomatieke carrière en was, na
een korten werktijd aan het Ministerie van
Buiten], Zaken, achteraenvolgens gezant-
schapsatlaché te Londen en te Rome; le-
gatieseeretaris in laatstgemelde standplaats,
chef van het kabinet aan het Ministerie van
Buiten], Zaken, secretaris bij de gezant
schappen te St. Peteraburg en Londen, ge-
zantsohapsraad aldaar, later te Parijs, totdat
hij in 1905 benoemd werd tot gezant in Tokio,
gevolgd in 1908 door zijn overplaatsing naar
den gewiehtigen post te Washington als op
volger van den aftredenden Minister van Bui-
tenl. Zaken jhr. mr. de Marees van Swinde-
ren, wien hij thans als hoofd van dat De
partement gaat vervangen. Behalve als kun
dig diplomaat, staat dr. Loudon bekend als
een man met artistieken zin en kenner van
de kunst.
Men meent te weten, cftit de heer Loudon,
zich beschikbaar stellende, gehoor gegeven
heeft aan den aandrang om het Departement
van Buiten!. Zaken door een lid van het
diplomatieke corps beheerd te zien.
Met hem telt het Nedcrl. gezantencorps
op dit oogenblik nog slechts één titularis die
de vrijzinnige beginselen is toegedaan.
Mr. B. Ort, Min. van Justitie, heeft alle
ambten van het Openbaar Ministerie doorloo-
pen, in het begin als ambtenaar bij de kan
tongerechten te OostburgTerneuzenlatei-
te Amsterdam. Vervolgens was hij substituut
officier van justitie te Zierikzee, Amsterdam
en 's Gravenhage; later officier van justitie
te Winschoten en Amsterdam. In 1897 trad
hij uit de rechterlijke macht en werd hij
benoemd tot Raad-adviseur aan het Departe
ment van Justitie, in welke betrekking hij
is opgetreden bij de voorbereiding en redactie
'van belangrijke wetten als daar zijn: wijzi-
ging van het Burgerlijk Wetboek betreffen-
de de onechte kinderen, de vaderlijke macht
en voogdij, alsmede de herziening van het
Wetboek van Strafvordering. Sedert 1901 tot
heden wa.s hij advocaat-generaal bij den Hoo-
gen Raad en laatstelijk lid en voorzitter der
j Staatscommissie voor de herziening van het
Wetboek van Strafvordering, welke onlangs
haar - rapport heeft ingediend.
I Kapitein ter zee J, J. Rambonnet, Mi-
nister van Marine, is nog geen 50 jaren oud;
was als luit. t. z. Ie klasse officier-instruc-
teur in stoomwerktuigkunde enz., aan het
Kon. 'Marine-Instituut en in Indie chef van
|de afd. Materieel bij het Departement van
Marine te Batavia; waarn. hoofd van het
vak van uitrusting bij 's Rijkswerf te Amster
dam, en voerde sedert 1911 als kapitein ter
zee het bevel van Hr. Ms. pantserschip
„Evertsen" te Nieuwediep. De kolonel is rid-
1 der 4e kl. der Militaire Willemsorde wegens
1 zijn ferme leiding als commandant der lan-
dingsdivisie op het eiland Floras in 1904. Hij
was in 1912 lid van de toenmalige techni
sche commissie tot het adviseeren omtrent
verschillende vraagstukken inzake marinebe-
leid.
De heer A. G. J. Bertling, Min. van
Financiën, bij Kon. besluit van 23 Mei 1882
aangesteld tot surnumerair der registratie en
domeinen, werd in 1886 benoemd tot ontvan
ger der registratie en domeinen te Nijkerk
en in 1893 in gelijke betrekking te Goes. Ach
tereenvolgens werd hij in 1893 en 1905 be
noemd tot inspecteur dier middelen te 's Her
togenbosch en te Leiden. Tot zijn laatstelijk
vervulde betrekking van directeur der re
gistratie en domeinen te Leeuwarden werd
hij benoemd in 1910.
De gep. kolonel der artillerie N. Bosboom,
Minister van Oorlog, als jongeling bij de
instructie-compagnie te Schoonhoven in mi
litairen dienst getreden, is in den lateren
tijd meer bekend geworden door artikelen
waarin hij vóór en tijdens de behandeling
van de leger-reorganisatieplannen van Mi
nister Colijn daartegenover zijn z.g. „ver
dubbelingsstelsel" verdedigde. In zijn offi
ciersloopbaan was hij als le-Iuit. geduren
de eenige n tijd werkzaam gesteld onder de
bevelen van den chef van den generalen
staf. Als kapitein was hij 6 jaren bij den
generalen staf werkzaam, o.a. in de Stel
ling van Amsterdam.
Over de approviandeering van dat centraal
reduit in oorlogstijd heeft hij een verhan
deling geschreven. In 1905 commandeerde
hij als hoofdofficier het korp rijdende artil
lerie en van 19101912 was hij commandant
van het 2e reg. veldartillerie hier ter stede.
In den loop van 1912 verliet kolonel Bos
boom den militairen dienst met pensioen. Hij
was aclviseerend lid der legercommissie van
1910 en werd na zijn pensionneering tot
lid dier commissie benoemd.
Dr. O. Lely, Minister van Waterstaat,
•treedt voor de derde maal als hoofd van
dat Departement op. Hij was eerst van 1891
1894 in het Kabinet-Tak van Poortvliet,
daarna van 18971901 in het ministerie-
Pierson en heeft nu weer dezelfde porte
feuille in het Kabinet-Cort van der Linden.
Voor zijn eerste ministerschap was hij ci-
viel-ingenieur en als zoodanig bekend dooi
de leiding van het onderzoek betreffende
de droogmaking der Zuiderzee, voor welks
vraagstuk hij als minister e-ene staatscom
missie instelde wier voorstellen tot dusver
nog niet in daden zijn omgezet. Na een
korten tijd lid van den Haagschen gemeen
teraad te zijn geweest, waaruit dateert de
motie-Lely tegen goedkeuring van straten
plannen zonder uitbreidingsplan, werd de
oud-Minister Lely onder het ministerie-Kuy-
per benoemd tot Gouverneur van Surina
me. Na beëindiging van deze functie in het
Moederland teruggekeerd, herkreeg de heer
Lely inmiddels door de Technische school
te Delft benoemd tot doctor honoris causa
van de kiezers in 's Gravenhage III zijn
mandaat als lid van den gemeenteraad. Kort
daarop koos de Raad hem tot wethouder,
als zoodanig hij de afd. Openbare Werken
beheerde. Onder zijn energiek bestuur
bracht wethouder Lely voor de gemeente
tot stand: het uitbreidingsplan, eerst dezer
dagen door de afgetreden Regeering met
belangrijke besnoeiingen goedgekeurd; de
aankoop van uitgestrekte grondcomplexen en
de verkeereverbetering O.-W. en Z.-N. Met
het wethouderschap vereenigde hij het lid
maatschap van de Eerste Kamer der Staten-
Generaal, daartoe in 1910 door de Staten
van Friesland benoemd op een compromis
tusschen de linksehe groepen, inbegrepen
de sociaal-democratische. Onder zijne
ambtgenooten in het nieuwe ministerie is
dr. Lely de meest gepronceerde Liberale-
Unie-man. Voor zijn wethouderschap was
hij eenige jaren voorzitter van de liberale
kies-vereeniging ,,'s Gravenhage". Tot 1907
was hij ettelijke jaren lid der Tweede Ka
mer voor Amsterdam II.
De heer Mr. M. W. F. Treub, Min. van
Langb., Nijverheid en Handel, verwierf na
zijn promotie, ook het radicaal van candi-
daat-notaris. Zijn belangstelling voor het no
tariaat en zijn studiereis op dit gebied maak
ten hem tot vertrouwensman der Broeder
schap van candidaut-notarissen in welke ver-
eeniging hij vele jaren het voorzitterschap
vervulde. Als lid van den Raad en als wet
houder van financiën en bedrijven behar
tigde hij een reeks van jaren de belangen
der gemeente Amsterdam. De overneming
van de particuliere bedrijven in handen dei-
gemeente in het algemeen is zijn werk ge
weest.
Na zijn aftreden is hij niet lang als hoog
leeraar aan de universiteit te Amsterdam
werkzaam geweest. Als een der vooraan
staande mannen in de vrijzinnig-democrati
sche partij, werd hem weldra een zetel in
de Tweede Kamer aangeboden, waar hij tot
September a.s. voor liet district Assen zit
ting had.
Hij trok zich vrijwillig uit het Parlement
terug op grond van zijne van de vrijzin
nige concentratie afwijkende meening om
trent het Staatspensioen. In de jongste 5
jaren was hij voorzitter van de Staatscom
missie betreffende de werkloosheid, wier
rapport onlangs verschenen is, van 1909
1911 lid van den Gemeenteraad van 's Gra
venhage voor het grillige district I. Als
particulier was hij président-commissaris
van de Maatschappij tot Zekerheidsstelling.
Mr. P 1 e y t e, Minister van Koloniën, vroe
ger advocaat te Semarang, in associatie met
het tegenwoordige Kamerlid mr. Van De
venter, heeft do reputatie van een welspre
kend pleitbezorger; hij is commissaris van
het dagblad „De Locomotief" te Semarang
en medebestuurder of adviseur, van tal van
Indische cultuurondernemingen. Hij is voor
zitter van den Raad voor de Scheepvaart
en was bij de jongste Juni-verkiezingen voor
de Tweede Kamer candidaat van de tot
de concentratie toegetreden vrijzinnig-demo
cratische partij in een der districten van
Amsterdam.
GEMEENTERAAD.
.(Vervolg der zitting van gisteren.)
Over de discussie over de artikelen en de
tallooze amendementen van den heer NAGT-
ZAAM doen wij slechts korte medcdeelingen.
Zoo werd door hem aangedrongen op méér
vacantie dan het minimum van zes da
gen, wat de heer N. beslist te weinig vond
De lieer THIEL toonde echter aan, dat va
cantie niet alleen een zaak was van niet-
werken, maar ook vande portemomiaie.
De Raad ging unaniem met den heer Thiel
mede.
Bij art. 24, wilde de commissie, in over
eenstemming met B. en W. het salaris van
een overleden ambtenaar nog twee maanden
uitbetalen. De heer NAGTZAAM stelde voor:
drie maanden, wat echter werd verworpen
met 17 tegen 5 stemmen.
Bij art. 25 stelde de hoer NAGTZAAM voor,
aan een ongevraagd eervol ontslagen amb1-
tenaar drie maanden (voorstel commissie:
één maand) opzegtermijn te geven. De heer
TIIIEL vond dat de lankmoedigheid een beetje
te ver gedreven, en de Raad ging hiermede
met overgroote meerderheid aocoordl
Bij art. 27, was voorgesteld, dat een amb
tenaar die voor ontslag wordt voorgedragen,
zijn beklag kan doen bij den hoofdambtenaar,
en bij een lid van het ooilege van B.
en W. De heer NAGTZAAM stelde voor, hem
de gelegenheid te geven aan het geheele
college van B. en W. zijn bezwaren te ken
nen te geven.
De heer VAN DE KAMP steunde dit, ook
de heer SLINGENBERG, echter op andere
grinden dan do heer Nagtzaani.
Het amendement-Nagtzaam werd verwor
pen met 7 stemmen voor en 15 tegen.
Bij art. 28 had de heer NAGTZAAM ver
schillende amendementen.
Vooreerst vroeg hij: wanneer maken de
algemeene belangen van den
dienst de verwijdering' van een ambtenaar
noodzakelijk? Daar kan men alles onder bren
gen, vindt spr. Hij stelt dan ook voor deze
zinsnede te schrappen.
De heer THIEL zegt dat de „argumentatie"
van den heer N. niet erg steekhoudend is.
De zaak is echter duidelijk genoeg, en spr.
wil den heer N. toch wel even helpen. Hij
herinnert aan omstandigheden die ook hier
wel eens zich hebben voorgedaan, ook aan
een ontslag dat indertijd is gegeven aan een
directeur van het eleetriciteitsbedrijf te Am
sterdam. Voor dergelijke gevallen is een be
paling als deze, die men natuurlijk goed moet
begrijpen, noodzakelijk!
Voorts stelde de heer NAGTZAAM voor,
bw eervol ongevraagd ontslag een
scheidsgerecht te doen beslissen, en
met een oommissie van advies.
De heer Nagtzaani besprak, op verzoek
van den voorzitter, het scheidsgerecht bij
deze zaak. Hij vond een goede rechtspraak
alléén gewaarborgd bij een scheidsgerecht.
Zonder een scheidsgerecht hebben de amb
tenaren, en ook de werklieden, géén rechts
zekerheid, vindt spr.
Een ooilege van B. en W. zal altijd wel
beslissen in den geest van de hoofdambtena
ren, ook al is de commissie van advies van
een andere meening. Wat nu betreft het na
volgen van het werkliedenreglement: als dit
slecht is (en het Haarlemsche Werklieden-
reglement is volgens spr. het slechtste van
heel het land!) dan moet men dat toch niet
navolgen in het ambtenarenreglement. Voorts
komt spr. den heer Thiel 'te gemoet, door
zijn scheidsgerecht te laten ingrijpen na, het
geven van de straf, en deze bepaling wenscht
spr. in te lassohen bij art. 29.
Deze kwestie wordt nu eerst behandeld»
De heer THIEL wijst erop, dat de hoe1'
Nagtzaam een vorige maal zijn scheidsge
recht had aangehaakt op een plaats waar 'f
héelemaal niet hoorde. En nu schudt de heef
N. zoo even een nieuw amendement uit do
mouw, en verwacht dat de Raad daarover
ernstig zal spreken. Dat is toch waarlijk
niet te verwachten 1 De heer N. maakt van
heel deze kwestie n i et s, wat spr. die zelf
in principe vóór ©en scheidsgerecht is,
daarom des te eerder mag zeggen! De heer
Thiel legt dan nog eens omstandig uit^ waar
in de gróóte fout schuilt van wat dè heet'
Nagtzaam hier maar zoo even wil uitgemaakt
hebben! Het college van B. en W„ dat i"
deze zaak dan toch evenveel, zoo al niet
méér recht heeft om gehoord te worden,
omdat zijn positie er zoo ernstig mee is ge
moeid, wordt door den heer Nagtzaam een
voudig op zij gezet: ook dat is onduldbaar!
De heer LEVERT zegt dat er nog andere
motieven zijn tegen de amendement-Nagt
zaam dan de opportunistische die de heer
Thiel geeft. De zaak hangt samen met de
heele opvatting die men heeft over gemeen*
tebeheer. .Volgens spr. draagt dit in hoofd
zaak een economisch karakter en is 't in
hoofdzaak ook onderworpen aan de wetten
die elk individu heeft na te komen. Daarom
moeten, volgens spr. de voorstellen-Naglzanm
onverbiddelijk worden afgewezen. De uit
spraken in hoogste instantie moeten zijn,
dat loopt met deze leer parallel aan de per
sonen die de persoonlijke verantwoordelijk
heid hebben. Wil men andere uitspraken,, da»
moet ook de verantwoordelijkheid anders gC'
stekl worden.
Het gemeentebei an g immers moet d(
norm zijn van het gemeentebeheeree»
scheidsgerecht, als de heer Nagtzaam wil,
zal althans in verschillende van zijn leden,
het belang van den persoon menigmaal stel
len boven het gemeentebelang. En daaraan
wil spr. niet meedoen.
De heer NAGTZAAM trekt zich va,n do
standjes van den heer Thiel niets aan. Omdat
B. en W. niets van zioh hebben laten hooren
over het scheidsgerecht, acht spr. dat da'
collego niet aan een speciale discussie ervan
wil. Spr. gaat dan nader in op de bezwaren
van den heer Thiel, die hij „juristerij" noemt,
en niet ernstig neemt. Dan voert spr. tegen
de meening van den heer Levert aan, dat
de commissie van advies in diens meening
óók niet past. Naar sprekers meening heeft
zioh ook in de practijk nooit eenig bezwaar
tegen de scheidsgerechten voorgedaan.
Dë heer THIEL zegt dat de principieel
bezwaren, die de heer Levert aanvoerde, niet
door hem gedeeld worden, en dat hjj de
ontwikkeling daarvan gaarne aan den heef
Levert overliet. Aan den heer N. antwoordt
spr. dat hij het scheidsgerecht, zooals deze
't voorstelt, niet in deze verordening thuis ka#
brengen. Het is een onding. Het is niet anders
men kan nu niet „in het algemeen een scheids
gerecht," voorstellen, men moet dergelijke re
gelingen goed en minitieus beschrijven. D°
moeilijkheden zijn inderdaad groot, en me#
kan dat alles niet, zooals de heer N. doet,
in een hand-omdraaiing eventjes wegvegen-
Spr. haalt dan nog verschillende dingen aan,
die bewijzen dat een zaak als deze niet zoo
maar even kan worden uitgemaakt. Spr. ver-j
klaart zich dan ook vierkant tegen de amen
de me n te n - N agtzaa m
De heer VAN DEN BERG wijst er op, da'
het scheidsgerecht volgens het stelsel-Na#'"!
zaam, een heel vreemde instelling is: 't Kb"1
hierop neer, dat B. en W. zioh zullen hebbe'1
te onderwerpen aan een beslissing van derde",
dat is toch inderdaad niet uitvoerbaar!
De heer NAGTZAAM vindt het aangenaa"1
dat de prineipieele discussie nu toch is be
gonnen. Hij verdedigt voorts nog zeer ui''
voerig zijn voorstellen.
De heer SCHRAM herhaalt nog eens wat o°
heer Thiel al heeft gezegd.
De heer DE BRAAL verklaart zich vóo'
een scheidsgerecht in principe, maar t®"
gen de vooretellen-Nagtzaam.
De heer NAGTZAAM trekt nu alle
amendementen betreffende een scheids*
gerecht in, en zegt toe een motie te zuil011
indienen, die „de wensohelijkheid" van ee"
scheidsgerecht zal hespreken.
De artikelen 28, 29, 30, 31 32, 33 en 34 wer
den zonder belangrijke discussie aange"®-
»men.
De heer NAGTZAAM stelde voor om ®c'
nieuw artikel 35 in te voegen, om de z.
ongunstige eonduite-stalen van hoofdamb
tenaren onmogelijk te maken, door deze co"-
duite-staten aan de betrokken ambtenar®'1
mede te deelen. Jarenlang wordt <?e^
ambtenaar op die manier misschien in ee"
kwaad daglicht gesteld, en wanneer er t®"
slotte gebruik van gemaakt wordt, herin
nert zich de ambtenaar de gevallen m®
meer.
Patrick gaf een teeken: iedereen week te
rug, uitgenomen Bernard Friel.
Spreek nu.... Uw geheim? vroeg Pa
trick.
Het is van zeer groot gewicht.... Het
betreft u zeiven....
Mij?
U.... Zal ik de kracht hebben mij te
verklaren!.... Ach! ik stik....
Er gutste een golf bloed over zijne lippen.
Weldra echter hernam hij: De ellendeling,
die op mij gevuurd heeft isMacauby, de
man, die nwe broeders in het verderf gestort
heeft.
Macauby?
Ja, een vooïmalige pachter van Flowe-
rindssHij is het, die Wakefield vermoord
heeft....
Patrick werd doodsbleek.
Mijn vader was onschuldig, niet waar?
O ja!.... onschuldig.... Macauby heeft
zich op den intendant gewroken
Mijn God! riep Patrick uit; mijn arme
vader!
De zièltogende ging met eteeds zwakker en
onduidelijker wordende stem voort:
Dat is alles nietMaeauby is de booze
geest van nwe familie geworden.... Uwe
zusters zijn door hem haar Londen geroepen...
Hij wilde ook haar in het verderf storten,
01 d,at monsté»!
Eèn jong meisje.... ouder dan zij...-
hoeli" baar beétehermd.
ÜKtfen Muipby, niet vraa»?
- JWfet.... «De*
Waar ziju zij nu?
Zij bewonen Drury LaneWat uwe
broeders aangaat, hij heeft er bloeddorstige
dynamiteure van gemaakt...
Dio arme jongensl
Zijn haat heeft niets ontzien.... Dick,
de president van dit eedgenootschapbe
hoort tot eeu aanzienlijke familie
Hij hield wederom op.
Patrick boog zich over hem en vroeg:
Kent gij hem?
Het is de zoon, die eertijds ontroofd werd
aan sirsir
Hij voleindigde niet; het bloed verstikte
hemHet was de dood
Te midden van zijn doodstrijd ontsnapten
eenige onsamenhangende woorden aan zijne
lippen:
Daar.... een rose-kaart.directeur.,
politiemetropool4, Whitelhall-place.
j Dat was alles.
Bernard Friel, die zijn hoofd ondersteunde,
liet het nederzinken en sprak:
Het is gedaan.... Hoe jammer, dat hij
zijne openbaringen niet heeft kunnen vol-
j tooien! Maar hij heeft van een kaart ge-
sprokenHij moet haar hij zich hebben.
Misschien bezit hij nog andere papieren?..;.
Laat ons zien.
De paddy tastte in de zakken van deu over
ledene. Na lang zoeken vond hij onder in
een zak een' kaartjef dat hij a aft Patrick
overhandigde.
DeYe bekeek het hij hef licht eener toorts
en zeMb:
tiet is rooskleurig met een blauwe rand.
Dus is het dat, hetwelk de stervende be
doelde?
Ik geloof het weiHet kan echter,
helaas! niet het minste licht verschaffen,
want er staat niets op.
Friel schudde het hoofd:
Dat bewijst niets, sprak hij. Dat kaartje
moet zijn gewicht hebben. Bewaar het zorg
vuldigWij moeten vooral de woorden
niet- vergeten, die wij zoo even gehoord heb
ben; PolitiemetropoolWhitehall....
I Wie weet of de politie dat geheim niet kan
ophelderen.
j Ik zal zelf de kaart aan den directeur
ter hand stellen," hernam Patrick, door eeni
plotselingen inval getroffen. Wie weet inder
daad?
De menigte omringde het lijk. Men wisselde
fluisterende eenige bemerkingen.
Kent gij bet slachtoffer? vroeg Patrick.
Neen," antwoordden allen.
Het was dus niet een der uwen?
Neen.... Het is de eerste mapl, dat hij
aan onze vergaderingen deelnamHij was
hier men weet niet hoe binnengekomen.
Patrick staakte zijne vragen:
Vrienden, zeide hij, dit lijk zal morgen
op het naaste kerkhof begraven worden: wat
u allen aangaat, ik verwacht u morgen té
twaalf uren in Falmoore.
Ja, j'a, in Fallmooró!
T&t morgen dus! Hét,Zal u iïiet berou
wen w.van uw valsohe vrienden gescheiden!
te ftèbhén
Wij rekenen op de gegeven belofte, ant
woordden de uitgezetten.
Patrick Lindley nam den arm van Friel
en vroeg hem onder het beengaan:
- Waar is de oude James?
De paddy maakte' een verachtend gebaar.
Heengegaan! mompelde hij.
Met de aanhangers van Dick den Wre
ker, niet waar?
Het is maar al te waar.... James heeft
veel geleden: hij kan er niet toe hesluiten te
vergeven.... Buitendien, James is niet ka
tholiek.
Die ongelukkige!.... Ik zou zoo blijde
wezen oök hem te kunnen redden!
Bij het verlaten der "onderaardsche grot
sloegen Patrick en de paddy weder den weg
naar de bouwvallen in, waar zij na eenige
uren gaans aankwamen. Een gewichtige bij
zonderheid kenmerkte dien tocht. Bij den! in-
vgang der ravijnen van de Glen Black werd
'er een geweerschot op onze vrienden gelost....
De kogel miste gelukkig zijn doel en sloeg
naast hen tegen de rotsen.
De jonkman behield zijne kalmte. Een
menschelijke gedaante bemerkende, die in de
duisternis verdween, zeide hij enyoudig:
God vergeve dieni ongelukkige de mis
daad, die hij heeft willen plegen!....
Den volgenden dag kwamen de uitgezette
pachters van Fallmoorë op het bepaalde uur
te inladen' der puinhoopen van bun voorma
lig dorp bijeen. Patrick was er reeds, in ge
zelschap11 van Bernard Friel en twee of drie
vrienden; Dó johgé lindley geveelde een
levendige aandoening bij het aanschouw®'
in het volle daglicht van de vermagerde, vera
welkte trekken van die mannen, die hij
gelukkiger tijden gekend had. O! wat ba1-'
den zij ook moeten lijden! Hij vergadere®>
hen om zich heen en hun verhalende w».|
er tusschen hem en den landlord verhandel^
was, hernieuwde hij de toezeggingen van de'
vorigen nacht
Voortaan zult gij het noodlottige
velsehrift van uitzetting niet meer te due®
ten hebben. Bouwt uwe woningen weder op
bewerkt het land dat ze omgeeft, hergee'
een weinig welvaart aan nwe gezinnen.--V
Werk, een voldoend levensonderhond, o"£
etoord bezit, ziedaar wat ik u aanbied!
Wij nemen het aanl antwoordden 0
pachters met geestdrift, wij nemen het a" j
Komaan, aan het werk dan! dus hesl°
Patrick Lindley. Geen luiaards! het br<"'.
is voor dengen e, die het weet te verdie®
Sinds dien dag bezielde een nieuw ie\-
Fallmoore. Het dorp verxees als door ®*j
tooverslag uit zijne bouwvallen. In de P'®
der puinhoopên waarop de woekerpla"
groeiden, verrezen weldra huisjes met
lachend voorkomen. Patrick hield met
zondeae Zorg het toezicht over den
van de ouderlijke hut, en die, welke L"1
rina, Ellen's moedér, bewoond had.
fWordt verveld'