TWEEDE BLAD De Zoon van den Landlord. BINNENLAND. Circusleven. Jki Bon üas*cfié. „üojfons." Haat*gem»ie*ussel. HaniSschoeivesi vooi* alia geSegenhedeitl VRIJDAG 29 AUG. 1913 I Ja het A. H. een aardig feuilleton onder r°rénge noemden titel van J. B. B. Met het tog op de velen, die het circus Sidoli be kochten hier ter stede, nemen wij er wat van fivrr. Over twee uur begint de voorstelling van 't Iioemeeusche circus Sidoli. Maar nu hou sen 'n paar artisten nog repetitie, omdat, raet al dat reizen, die wel eens moest ver waarloosd worden. Achter het roode gordijn, waardoor artis an en paarden in de arena komen, is een kleine ruimte, aan twee zijden begrensd door Öe „stallen", de langgerekte tenten waarin wee rijen paarden staan te snuiven en te ftampqn, en waar een stalknecht met een &>ek de groote slagtanden van den lifant oppoetst. Aan de derde zijde is do kleedkamer", ■froor mensch en dier beide. .Vooral is dat do Wagen, die in 't midden staat. Links op Rch ragen, de gala-paardentuigen, rood leder friet "koperen beslag', en de pluimen, die in Kilo circussen bij Trakhener hengsten behoo- ten. Rechts, ook op schragen, de galacos- hi'ims voor dames en heeren artisten. Naar de arena is, vandaar maar twee stap pen. Een heel jonge man, z'n gaaf en rond Jongensgezicht rood van de inspanning, 'n j°k zwart haar over z'n voorhoofd, oefent fren jockeyrit, springt telkens met 'n aan- •°op op 't ronddravende paard. Een touw, nat over oen katrol boven in 't circus loopt, 0 aan zijn arm bevestigd en de stalmeester fric-rt dat of trekt 't aan om zoo noodig zijn fral te breken. Want de jongen oefent nu W "n half uur lang. Bij de „Probe" werk ie veel langer dan bij de uitvoering dan froet 't haast al spelende kunnen gaan. Ein delijk wordt hij toch te moe, hij mist tel kens, en gaat nu, te paard zittend, uitrus- hn, de hand op de borst leggend als om de Rijgende ademhaling wat te kalmeeren. Een nog jonger spannetje, broer en zusje, temen nog geen dertig jaar oud, jongleeren fr'ot knotsen, gooien ze naar elkaar toe. Vaak vangt 't meisje niet goed, krijgt do fhots met een harden slag tegen haar hand; Reunt zachtjes. Maar de broer heeft geen JJeÜelijden. Gewerkt moet er worden, ^traks moeten ze optreden, de „gebroeders ®itnbo met hun zuster Louise, in hun com- jyination-act". Eindelijk is broer voldaan, ketjes trekt 't meisje 't roode kleedje frecht, waarop ze stond. Is dat vrouwelijk Jistinet? Want een geregeld huishouden zal i.t kind wel niet gewoon zijn. Haar ouders tellen wel door de wereld gezworven hebben te zij zal hpt ook blijven doen. h Do clown Pinochhio begint de honneurs van arena tegenover me waar tc nemen. „Moi, "je fais l'Auguste" licht hij me 1 „Hoe lang blijft u wel in dit circus?" „Nog drie maanden, dan heb ik een tegagement te Brussel. We zijn hier allo dia,al maar tijdelijk, do moestén hebben al tevor 't heele jaar engagementensommigen frl voor 't begin van 1914 ook. Meest zit ik te Parijs en daar je fais aus3i la cinéma." i - „Ja, ik werk mee om te vertoonen voor te nis, Ingrijpt uIk ben politieagent, of te wordt op straat omver gereden door een teliandig fietsrijder.... alle personen, die veel teuton omvallen, stel ik voor, want ik kan {tellen zonder me to bezeeren; ik ver- telg dieven over daken heen, of val door 'n op straat En af en toe, tusschen twee engagemen- tet, wip ik even naar Italië. Zonder de Waroni van Italië kan ik niet leven. .Die tet ik me overal nazenden, mijn vrouw tei-akt ze voor me klaar. Maar zal u me °Oral goed in de courant zetten?" .En hij keek, of ik zijn naam goed had te^peld. I „Ja, maar u kunt toch geen Hollandsch ten L~- „Ca ne fait rien. Ik heb uitknipsels IDuitsche en Russische couranten ook. Als G oud ben, quand je ne peux plus travail- l?L dan zal ik daar nog naar kunnen kij- Rn" >.Ja, jac'est le gloire", dacht do re- fte'ter. Als do arme mensch maar een stok paardje heeft -^„Is u altijd artist geweest?" „Van mijn veertiende jaar af. Ik zou igenlijk gestudeerd hebben, misschien wel oor pastoorMijn vader was namelijk bPoorwegarbeider te Milaan en verdiende goed. :Toon is hij door een staking werkeloos geworden en ik moest wel gaan verdienen. Dus trok ik met een circus mee, de wereld in. Ik kon altijd goed springen en duikelen. Och, wij Italianen trekken allemaal 't land uit De vijf gebroeders „Aurora", „acrobati sche muzikale wielrijders" (het zijn er eigen lijk maar vier; een vijfden man hebben ze in de groep moeten opnemen), loopen nog in zwarte huisjasjes. Eén jongleert voortdurend met knotsen tot groot ongerief van de om standers. Die is de meest ijverige voorstander van de leer, dab een acrobaat ieder uur van den dag in training moet zijn. Ik vraag den oudsben, den donkeren, slan ken jongen man met zijn zwaarmoedig ge zicht, of hij al lang in 'b vak is? „O ja. Van de jeugd af." „Van wien /;eleerd." „Van mijn"vader. Die is ook acrobaat geweest. Hij woont nu op een villa in Sile- zië. Wij zijn Duitschers, weet u? Alles wat hier in 't circus werkt, kunt u zeggen, is van jongs af in 't vak, en van twee of drie generaties af al." „Er zal toch ook wel eens iemand uit 'n andere omgeving, zoo maar uit lust om te reizen en haar avonturen, met 'n circus meegaan?" „Nein, das giebü 's nicht", zegt hij cate gorisch. „Wat goed is dat is van ouder tot ouder artist, eu anders kan 't niets be hoorlijks worden." „Maar zoo een bont leven als dat van u, dat moet toch velen aantrekken...." „Het is niet zoo een bont leven, het is altijd oefenen en werken. Alcohol kun nen wij b.v. niet drinken; ons werk luistert veel te nauw. Wat hier in 't circus is, dat is bijna alles van ouder tot ouder artist. De oude baas aan de controle bijvoorbeeld, dat is 'n oud gediende." Ik stapte er heen. „Jawohl. Luftgymüastikev war ich", ant woordde hij op mijn vraag. „Van de jeugd af?" „Van mijn dertiende jaar af. Eerst neb ik de wereld doorgezworven, nu ben ik ze ven-en-dertig jaar bij Sidoli „Nou, nou 'de wereld doorgezwor venEuropa toch maar alleen?" „Wat zegt u? Heel Afrika bon ik doorgetrokken. Dat is een raar land; daar hebben ze geen brood! Daar moet je een gaatje in den grond graven; dan koop je van dio knolletjes van de negers en die moet je braden." Hij ging op zijn hurken zitten, legde me met plastische gebaren uit, hoe hij daar zijn knolletjes had toebereid. Verdere eth- nographische opmerkingen had hij niet. En daar hij zag, dat ik over zijn mededeelin- gen niét voldaan was, stond hij weer op en klopte me op den schouder. „Vóór 1870", zei hij, „was er geen geld in de wereld. Daarom moest ik naar Afrika. Die zwarten waardeeren goede acrobaten. Nu is er veel geld. Daarom geven de circussen tegenwoordig twee voorstellingen per dag, de menschen komen toch druk, en je maakt zaken. Maar 't is voor ons, artisten (hij re kende er zich ook nog bij), nu ook dubbel zoo hard werken als vroeger. Die ganze Welt ist mehr angestrengt, versteken Sie das?" Nu Begint de muziek. Want de schoolrijd- ster, nog niet in 't roede rijeostuum, maar in 'n wit bloesje, laat haar paard de sierlijke danspassen oefenen. Ze is 't niet dadelijk eens met den kapelmeester. „Eerst mot de enkele passage naar links, dan met do dubbele passage als ik naar rechts wend", verzoekt zo. Ik kijk toe, maar ze wenkt met de hand. 't Gordijn moet dioht. „Dat hindert me" zegt ze. Huisvrouwe- lijke netheid weer dat trekje van 't „ewig weibliche". Dan, als haar „TTobc" klaar is, stopt de muziek. Maar ze spreekt, van haar paard, ongeduldig den kapelmeester toe. „Maar speelt u nu toch door, tot ik terug ben en 't publiek mijn compliment maak!" Als ze achter 't gordijn afstijgt, vraag ik haar, of zij ook van een artistonfamilie af stamt. „Neen." „Is u al lang schoolrijdercs?" Nog maar een paar jaar." 's Avonds lees ik haar naam op 't program ma: „Baronesse Leokadia von Wallberg." Hier zal 't trekje van liuisvrouwelijke net heid misschien meer dan instinctmatig zijn. Als ik de heele voorstelling heb bijge woond en de zeer sterke stukjes paarden- dressuur bewonder (want dit is nu nog een ouderwetsoh „paardenspel") ontvangt de di recteur me in zijn witten wagen. 'tis er wat benauwd, want de blinden moe ten gesloten blijven. Dat kömt, doordat de lieve jeugd'-van Arnhem anders onverbiddelijk de ruiten zou ingooien. Weer gevolg van de animositeit, ontstaan door een kleine vechtpartij tusschen 't stalpersoneel en een aantal bootwerkers. De Hollandsche natie heeft nog altijd niet een diploma van „goed gedrag" verworven. „Zoo'n avond ontvangt u een heel som metje!" „Ja, ja, maar er gaat ook weer heel wat a,fl De beste nummers kosten 6000 francs per maand; dat zijn do Aurora's en de luoht- gymnasten. Die zijn op de markt zeldzamer danministers! De goede clowns hebben 1500 mark per maand, de „Augusten" de helft daarvan. Dan moest ik overal in Hollandsche gemeenten borg stellen, totaal voor f 14000 Men kent 't circus Sidoli hier niet, ziet u.... Dan je staangeld. Voor aoht dagen betaalde ik te Arnhem f 1000 en dan nog de brandweer Wat de loonen van de artisten aangaat, och, goed betaald is voor 'n artist eigenlijk nog te weinig. Ze wagen hun levenDaar die stille en kalme gebroeders, de „Aurora's" waren eerst vier broers en een zuster. De zuster is op een avond gevallen. Sinds had ze een voorgevoel, dat ze op dat zelfde plekje van de arena weer zou vallen; iede- ren avond was ze zenuwachtig, be gon te beven als ze op dat plekje kwam. Ten slotte is ze er ook gevallen. Geen won den, maar 'n hersenschudding. Toen hebben ze een vijfden man in do groep moeten nemen. Ja, artisten zijn bijgeloovig. Hebt u niet gezien, hoe de „Leotardy's" alle drie een heiligenbeeldje op de borat dragen? Zooals ik zeigoed betaald worden ze, maar 't is toch niet genoeg. Want acrobaat, dat kun je maar zoo tot je veertigste jaar blijven. Clowns worden ouder; dio loopen soms wel tot do zestig mee. Over mijn eigen kosten sprak ik. Reclame niet te vergeten. „Cesar Sidoli", zegt men in Holland, „wie is dat?" Dus moet ik hier veel reclame ma ken. Twee automobielen reizen 't land door, gaan ons overal vooraf. Daar zitten mijn vijf secretarissen in. Een inspecteur, met een derde auto. reist ze weer na. Maar bij de eerste voorstelling zien de .piensahen al: ,,'tls prettig werken, de men schen zijn niet dom, niet zoo...." De directeur wijst met twee vingers aan weerszijden van zijn voorhoofd, om 'n be perkt verstand aan te duiden. „Ze zien tenminste wel, dat u prachtige paarden hebt." „Ik heb in Reemenië een kleine eigen stoeterij. Vooral voor paarden mot afwijken de kleuren, vuurpaarden en zoo, Paardeudres- suurdat cischt veel geduld. 't Duurt twaalf a veertien maanden. Met de groote groepen, mot de zestien en met de vier en twintig hengsten heb ik natuur lijk langer werk gehad, omdat er nu en dan één van de dieren sterft. 'tEene paard is 't andere niet.... je hebt er domino onder, zooals de grootste van de pony's die u in de middagvoorstelling zult gezien hebben. Die luistert niet eens naar zijn naam. Sommige van die hengsten daaren tegen heel intelligent, Era Diavolo b.v. maakte niet twee keer dezelfde fout. Als je met de zweep klapte, en je riep nadrukkelijk: „Era Diavolo!" da merkte er 'ssiöh...." „En merkt u gauw of 'n paard goed is?" „Dat merk je pas na 'n maand of twee. Is hij niet goed, dan probeer je hem voor den jockeyrit af te richten. En gaat dat ook niet, ja.... dan moot ik hem met schade weer verkoopen, voor de droschke. „Toch" veranderde de directeur van on derwerp, „zooals in 't zuiden wordt men in uw land niet geëerd. In Zuid-Europa waar deert men artisten. Ik zal u laten zien...." Do directeur stapelde oude, vergeelde diploma's voor me op: van koning Alexan der van Servië, die de Takow a-orde verleen de, van koning Karei van Roemenië, die de Kroonorde schonk tevredenheidsbetuigin gen van koning Ludwig van Beieren, van een Russisehen grootvorst, van den Italiaan- schen minister Luzzatti, on nog voel meer. Aan den wand prijken dan ook de por tretten van koning Karei en van Carmen Sylva, met een eigenaardig geschreven op dracht. Ook een zilveren plaatje, vermeldend, dat 31 Mei 1913 de koning van Saksen dan witten salonwagen van den heer Sidoli be zocht, en hoogstdeszelfs tevredenheid betuig de Maar met evenveel trots als die bewijzen van vorstengunst vertoont de directeur een prachtuitgave van de werken van Gabriele d'Annunzio, met door den dichter zelf voorin geschreven de woorden: „A1T imcomparabile domatore de cavalli Gesar Sjdoli OVER DRINKWATERVOORZIENING. Zooals men weet, ligt bij den Gemeente raad van Amsterdam een voorstel van B. en W- om voor de toekomstige voorziening van drinkwater de duinen bij Zand voort en Leiduin te doen irrigeeren met water, dat door buizen uit de Lek zou worden aange voerd, Dit water zon dan door. het zand worden gefiltreerd en opgenomen bij den voorraad regenwater, die voortdurend op het duinvlak valt en door kanalen aan den bo dem wordt onttrokken. De mijn-ingenieur, Reinier D. Verbeek, die reeds jaren lang strijd voert tegen de drink water-politiek ten Stadhuize, heeft een bro chure het licht doen zien, waarin hij het voorstel aan een ernstige critiek onder werpt. Hij herinnert eraan, ho,e de Gemeenteraad in 1903 door zijn verzet geweigerd heeft 18 millioen te besteden voor een Rijkswater- lieding, waarvan hij het onnoodige had aan getoond. Het was toen de lieer Z. van den Bergh, die het voorstel van de baan wist te krijgen. De juistheid van zijn théorie, dat er onder de zarul lagen, waaruit men tot dusver gepompt had, nog een schier onbeperkte hoeveelheid zoet water stroomt, dat onophoudelijk onder de duinen door naar. zee vloeit is gebleken, wijl Amsterdam se dert 10 jaar voldoende duinwater heeft ge had en zelfs, ondanks de uitbreiding van het bebouwde gedeelte, nog omliggende ge meenten van water kan voorzien. De heer Verbeek' houdt zijn oordeel vol, dat, mits men maar op behoorlijke diepte boort, het artesische water, dat volkomen zuiver en helder i.s, in zoo groote hoeveelheid aan wezig zal blijken, dat ook het irrigeeren van de duinen met Lekwater volkomen ■overbodig is. Hij schrijft het voorstel van B. en W. hieraan toe, dat men ten Stadhuize na eenmaal geen ongelijk wil bekennen en dc ideeën van den directeur, Pennink, met alle geweld wil verwezenlijken. In een con clusie vat de heer Verbeek zijn betoog al dus samen: Zij is geen andere, dan dat er tot heden; geen deugdelijke gronden zijn aangevoerd om te bewijzen, dat het onder de water- vang te Zandvoort aangelapte artesische wa ter, evenals gedurende de laatste tien jaren, niet ook verdor in voldoende hoeveelheid te krijgen zou wezen, om in de behoefte van Amsterdam te voorzien. Evenmin vindt men eenig Jiowjjs, dat de vroeger steeds voorgestelde verzouting van de Zandvoortsche watervang inderdaad.' bij behoorlijk beleid, zou kunnen intreden of te verwachten is, ofschoon men wel alle moeite zich gegeven heeft om dit, zoo mo gelijk, daadwerkelijk aan te toonen. Maar waarom dan moet Amsterdam, ter wijl alles er voor spreekt, dat het middels boringen zich het zuiverste drinkwater dat zicli denken laat van onder de watervang te Zandvoort zich kan verschaffen, en de juistheid hiervan gedurende de laatste tien jaren bewezen is, het barokke plan van den heer Pennink' aanvaarden om het duin van boven met Lekwater te besproeien? Toch wel om geen andere reden, dan om dat de directie van de Amstordamsehe wa terleiding dit 'nu eenmaal, wenscht. Nu de Rijn-waterleiding er niet komen kan, heeft de uitvoering van het Lekwaterplan in ieder geval dit voordeel, dat de kosten op de helft worden begroot van liet eerst bedoelde; maar 9 millioen zullen er voor noodig zijn in stede van 18 millioen. De vraag is of de Gemeente Amsterdam met de tot nu toe geleverde bewijzen om trent de noodzakelijkheid van den aanleg eener nieuwe waterleiding genoegen zal ne- nme en of zij niet veel beter doet om eerst aan mijnen zoo herhaaldelijk gegeven raad gevolg te geven? Negen millioen worden nu weer aan Am sterdam gevraagd en terwijl voor tien jaar geleden, toen men achttien millioen vroeg, gezegd werd, er geen dag uitstel kon wor den gegeven, omdat er over acht maanden geen duinwater meer zou zijn, wordt er nu bij gevoegd, dat er. zoo'n zeer groote liaast toch niet bij is. Zou Amsterdam dan Werkelijk niet beter doen om, alvorens zich te decideeren, nu weder, en naar mijn gevoelen geheel nutte* loos, negen millioen te voteeren, eerst één' maand rente van dat kapitaal te besteden, ten einde eindelijk eens door een competent deskundige de toch ook voor heel Neder land belangrijke vraag te doen beantwoor* den, of niet alle sedert 1903 in de water* vang te Zandvoort geboorde bronnen arte* tiscli water leveren, en of dat artesische water niet ook in de toekomst en bij groo- ter behoefte, in voldoende hoeveelheid uit dezelfde watervang kan worden geleverd? Pat Amsterdam aan den chef van de Geo* logische Opname, te Washington, het ver* zoek richte dien deskundige aan te wijzen. Men is daar, door een langjarige praktijk, ook onder geheel gelijksoortige omstandig heden als zich' in ons land voordoen, vol komen competent geworden dergelijke vraagstukken te beantwoorden. En men kan er verzekerd van zijn, dat die deskundige niet jaren lang noodig zal hebben, om de hem voorgelegde vragen af doende te beantwoorden en omtrent de vraag, of de bronnen te Zandvoort al dan niet artesisch water leveren, na een bezoek! ter plaatse, en na bezichtiging der ook mij toen beschikbare gegevens, even spoedig en even beslist een antwoord zal kunnen geven' als schrijver dezes kon doen, na een kort stondig bezoek aan do watervang op 11 Februari 1903. Op deze wijze zal Amsterdam zelf tot de overtuiging kunnen komen, dat de aange vraagde negen millioen beter besteed kun nen worden dan tot uitvoering van liet Lek waterplan. DE VORST VAN DEN VREDE. Sympathiek, zegt de N. Tilb. Crt., is het bericht over de aanbieding aan het bestuur, der Carnegiestichting van het Christusbeeld' door mevrouw da Costa namens de Argen* tijnsche republiek. Ook de woorden welke deze Argentijn- sehe dame, die een naam draagt, welke ook in Nederland een aristocratisclien klank heeft, waren zeer innemend, omdat zij zoo eenvoudig ware dingen zeide. „Het beeld, van den Verlosser," de „Vorst van den Vre de"dat zijn juiste woerden op da juiste plaats. [Wanneer men den vrede wil bereiken, dan moeten de volken aflaten van de bei-, densche spreuk, dat wie den vreden wil den oorlog moeten voorbereiden, dan moeten zij zich wenden tot den Christus, die den vrede bracht, waar al de gebiedende voorschriften van naastenliefde en rechtvaardigheid. Het is echter, treffend, dat van uit Argen* tinië die hulde aan den Christus wordt ge<> bracht en beschamend voor de Europeeschö diplomatie is het, dat, ware Argentinië hieiï niet voorgegaan, waarschijnlijk de Eenige, die ons vrede kan schenken, buiten de ga* heele openingsplechtigheid van het Vredés* paleis zou zijn gehouden. Het past daarom alle christenen, die or. ook zoo over denken, met eerbiedige dank'* baarheid te denken aan het schoone voor* beold uit het verre Amerika, aan het hoe langer, hoe Jieidenscher Europa gegeven. OUDERDOMSRENTE. Om het belang der zaak lateri wij hier. nog eens een overzicht volgen, gegevendoor liet Arnh. Dbl. De bijzondere aandacht van al onze ar beiders verdient zeker, de uitvoering van art. 369 der Invaliditeitswet-Talma. Geen ouden arbeider of arbeidster mag de in dat' artikel bedoelde rente ontgaan. Wie vallen in de termen? Aan weikei voorwaarden moeten zij voldoen? De oudjes moeten op 3 December a.s. den' leeftijd van 70 jaar bereikt of overschreden' hebben. Of zij gehuwd of ongehuwd, al* leenwonend zijn of inwonen bij hun kinde ren, of wel in een gesticht voor ouden vak dagen verblijven, doet niets ter zake. Ook' beslist niet zekere graad van behoeftigheid. Wie in het genot eener rente gesteld' wonscht te worden, moet slechts aannemelijk! maken, dat hij ef zij in het tijdperk van! 10 jaren, onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit artikel (3 Dec. a.s.) of aan de vervulling van het 70ste jaar, tezamen [gedurende 156 weken gewerkt heeft tegen loon van niet meer dan f 1200 per jaar. Do arbeid moet verricht zijn binnen Ne derland. Arbeid buitenslands komt slechts onder bepaalde voorwaarden in aanmerking. De arbeid men lette daar wel opl be* hoeft niet in vasten loondienst te zijn ver richt. Men voldoet reeds aan de voorwaar de als men nu eens een poosje gewerkt' FEUILLETON. ^en bijdrage tot de lijdensgeschiedenis van Ierland. Naar het Eransch van Lucien Tlmmin. '•oodra Fallinoorc en de overige dorpen, 'oorendc tot de door sir Robert O'Connor jt'cslaue bezittingen, het voorkomen her- fcoa hadden, dat zij voor de uitzettingen kondigde Patrick zijn vriend Ber- j' Friel aan, dat hij Ierland ging verlaten. Gaal gij naar Londen? vroeg de paddy, -ia. antwoordde Patrick; ik wil mijne i6)iCf-or» en zustere terugvinden.... Zonder ton liet leven mij te zwaar vallen. Hod konae u le hulp. L inwendig voegde de paddy er bij: P' moeilijk ziinDe kin- v i ook io de handen der White-Boys. H'Hc-Boya zijn onverbiddelijk in hun ,7. I)E CHINEEZEN VAN HOLLGATE- STREET. Terstond na zijn aankomst te Londen be gaf Patrick Lindley zich naar het hoofd bureau van politie der metropool, gelegen op de Whitehall-place No. 4, en overhandig de aan den daar aanwezigen commissaris het geheimzinnig kaartje, gevonden in do kleederen van den onbekende, die in de ver gadering der White-Boys dood geschoten; was. Bij het zien van die kaart maakte de commissaris een gebaar van verwondering. Wie heeft u dat ter hand gesteld, vroeg de commissaris. Ik heb het op een lijk gevonden. Onder welke omstandigheden? Spreekdat is van zeer veel gewicht. Toen Patrick geëindigd had, zeide de com missaris: Ik dank u voor die inlichtingenZij zullen niet zonder profijt voor ons zijn Laat ons nu eens zien wien de kaart toebe hoord heeft. Hij legde haar in een schoteltje en goot er den inhoud van een flescbje over uit, dat op zijn bureau stond. Na verloop van een mi mint ongeveer nam het kaartje een groenachtige tint aan. De commissaris nam het uit het schoteltje en be keek het met aandacht. Zeer duideliik zicht bare letters vertoonden zich in het midden. Ziel zeide hij. bet kaartje &au Patrick toonende. Deze las: William J. Woods. Wie is die gentleman? vroeg hij. Een der fijnste agenten der Londensche politie. Hoe kwam hij in die vergadering? Het was zijn plicht. De koene detective heeft niet geaarzeld de rol va» eedgenoot van de secte der Wrekers te spelen om do gangen van die ellendelingen, dio de maat schappij den oorlog verklaard hebben, van meer nabij te kunnen bewaken. Gelijk hij niet geaarzeld hoeft zijn leven voor mij op te offeren, voegde Patrick er met ontroering bij. Hij heeft zijn fel tot aan liet einde ver vuld door voor u de bescherming van een door de Glannagaels gevreesd opperhoofd in te roepen. Ongelukkig heeft die daad hem het leven gekost. Het was een dappere; cere zij zijne nagedachtenis! De magistraat bleef een oogenblik pein zende voor zich zien. Ernstige gedachten rimpelden zijn voorhoofd. Eindelijk verbrak hij de stilte om Patrick te vragen: Hebt gij er iets bij te voegen? Ik beb u om een gunst te verzoeken, sir. Ik luister. Wat betreft het? De gevangenneming van een Ier, wiens misdaden op mijne familie drukken..., Zijn naam? Macauby. De commissaris hief het hoofd op. Macauby? herhaalde hij. Een Ier?.... Een agent der geheime genootschappen? Juist-, sir. Die mau is, inderdaad, aan tallooze mis daden schuldig, vervolgde de magistraat, een lijvig dossier raadplegende. Ontvoering van een kind.... Moord van een intendant.... Talrijke diefstallen Hij nam de kaart van Woods en bekeek die nauwkeurig. Deze kaart spreekt van Macauby.... Zij brengt een nieuw feit aan het licht.... Macauby is de rechterhand van den berech ten lerscben volksleider Dick den Wreker. In de vergadering die gij hebt bijgewoond, moet hij de functie van assessor vervuld hebben. Patrick kon een uitroep van verbazing niet onderdrukken. In dat geval begrijp ik alles, zeide bij. Het, is Macanby, die het schot gelost beeft.... Ik had van den moord van Wakefield, den intendant van deu landlord gesproken. Ilij heeft genieend, dat ik den schuldige kende en hij wilde dat geheim in het graf begra venAch! had ik slechts de tegenwoor digheid van den ellendeling vermoed! Bedaar, hernam de commissaris. Ma cauby zal zijne misdaden boetenHij zal niet lang aan de politie der metropool kun nen ontsnappen.... Voor het oogenblik is hü *- T~idon.Ik kan u geen andere bijzon derheden mededeelen.... Zoo dra hij aange houden is, zal ik het genoegen hebben u eeni boodschap te zenden aan het adres, dat gij wel zoo goed zult willen zijn mij op te geven, Morley's Hotel, Trafalgar Square, ant* woordde Patrick. Zeer goed, ik zal er aanteekening van houden. Het onderhoud was geëindigd. Patrick stond op; een invallende gedachte deed bent nog even verwijlen. Zoudt gij my een laatste vraag willen veroorloven, sir? vroeg hij. Met genoegen. Heeft William Woods, de man, die zicli voor mij opgeofferd heeft, een gezin nagela ten? In dit geval zal ik.... De magistraat viel hem in de rede; William Woods 6tond alleen op da( wereld: het was een wees van het Royal naval asylum van Greenwich.... Zijn gezin was de politie der metropool, waar zijn doodi .een niet aan te vullen leegte veroorzaakt. Patrick drong niet verder aan. Hij groetta en ging heen. In de straat zocht hij met den blik eoni rijtuig, toen een jeugdige, frissche stem zich,1 plotseling aan zijne zijde deed vernemen: Patrick!daar is de goede Patrick! De Ier wendde het hoofd om. Voor hem standen op een paar hooge stelten twee jongai Chineezen. De oudste hij kon achttien! jaar zijn werd beschut door een eleganÜ zonnescherm, dat zijn metgezel droeg. Zij NIEUWE I ^'J9

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5