Mfandelscflioentjes* fiïlY.CTWeeftuij&et?. 27. SfèJefJ770. Tewaaiss Sociale Berichten, heeft bij A, dan eens een tijdje bij B, een volgend jaar eens bij O. 'Nu eens in den hooibouw bij D, dan eens geholpen heeft in den oogst bij een ander. Als over dat 10-jarig tijdvak de 156 weken maar vol komen. Daarbij dient men in het oog te houden, dat, al heeft men maar desnoods één dag in de geheele week gewerkt, die week toch voor vol telt. De aard van het werk komt er niet op aan, indien maar tegen loon gewerkt is. Zoo komen dus ook in aanmerking, die zelf een klein boerderijtje hebben, doch die in den oogsttijd of zoo, wel eens enkele we ken tegen loon bij een ander werkten. Zoo tellen ook voor de vrouwen mee de dagen, dat ze uit werken geweest zijn, voor een ander de wasch hebben gedaan, uit bakeren zijn geweest, als dienstbode of als huishoud ster gewerkt hebben of uit naaien zijn ge gaan bij een ander. POLITIEKE CALEMBOURS. De politieke atmosfeer is in Den Haag zoodanig met eleetriciteit overladen, dat te gen Zaterdag 13 September a.s. op het Bin nenhof Cortsluiting verwacht wordt. Een onzer lezers meent dat het nieuwe Ministerie niet lang leven zal, want het is van Pleyte Ort TRreub BoSboom RambonnEt Leiy BErtling Van der Linden LondoN Een ander heeft, wijl de kwaliteit ervan niet kan worden vastgesteld, er den naam voor gevonden van Boekhouders-Ministerie. Een inzender in bet N. v. N. meent dat het niet lang leven zal want het is BOSBOOM. PLEIJTE. LELY. ORTT. CORT VAN DER LINDEN. TREUB. RAMBONNET. LOUDON. BERTL1N DE VOLKSBEDRIEGER!.}. „De Nederlander" schrijft over het nieu- ,we ministerie o.a. Men heeft gezegd: de naam Treub is wèl een program, een anti-Staatspensioenpro gram. Want de man, die den zetel van Mi nister Talma zal bezetten, heeft geheel zijn carrière geofferd aan zijn strijd tegen het Staatspensioen. En Treub is er de man niet naar, om terwille van een Ministerszetel zijn principes te keeren. Daartegen staat zijn karakter borg. Zijn optreden is dus een duidelijke uitspraak: Staatspensioen geeft het Kabinet-Gort van der Linden nooit. Toch was Staatspensioen stembus-eisch. De vraag, die dus thans op ieders lippen ligt: Met welk recht treedt een Kabinet van links op, dat niet de linksche stembus- eischen zal uitvoeren? die vraag stellen wij voor heden nog niet. Maar wij wijzen er op, dat reeds nu de fctaatspensioen-eisch wordt weggezwendeld onder handigheidjes; dat de volksbedriege rij nu pas gaat aanvangen. De Nieuwe fiott. Ct. begon met het be richtje, dat wij gisteren overnamen; nu ja, vóór Staatspensioen is de heer Treub wel niet, maarmaarhij heeft toch ge stemd voor het amendement-Borgesius c.s. om het pensioen der 70-jarigen uit te brei den tot alle fatsoenlijke menschen, die er behoefte aan hebben. Zeker, zekermaal ais dit Staatspensioen ware geweest, dan had mr. Treub, na al wat hij over deze zaak gezegd had, natuurlijk voor dit amen dement niet gestemd. En als het dus geen Staatspensioen inhield en dat was het ook niet naar de verklaring der voorstellers zelf wat beteekent clan deze herinne ring? Zij beteekent alleen, dat men den teleur- gestelden wat zand in de oogen wil strooien. Ook Het Volk doet precies evenzoo. Ter wijl mr. Treub nooit anders dan a!s de vij and van het Staatspensioen is voorgesteld, heet het thans; schijnbaar lieeft het geen felleren vijand dan Treub... wij oordeelden misschien te haastigafwachten is dus de boodschap. Zoo tracht men het volslagen fiasco van jde stembus-overwinning te bemantelen. Nadat het bovenstaande geschreven was, kwam de verklaring door den heer Treub aan een persman gedaan, in ons bezit. Deze verklaring stelt ons voor nieuwe raad selen. Zij schijnt te willen zeggen: de heer Treub is toch voor Staatspensioen, nu, z. i., het principe bij de wet-Talma is beslist; Maar waarom offerde de heer Treub dan zijn zetel in Assen? Of... waarom treedt hij niet op met den eisch van teniet-doe- ning der wet-Talma omdat deze principieel Staatspensioen inhoudt? Is de heer Treub dan misschien toch voor de verleiding be zweken? .Wij weigeren vooralsnog dit te gelooven van een man van zijn reoutatie en karakter. Wie lost ons dit raadsel op? Misschien de Troonrede eerst? MR. TREUB EN HET STAATSPENSIOEN. De nieuwe minister van Landbouw lieeft in een interview verklaard, dat het Kabinet, wat het staatspensioen betreft, niet pro en niet anti is. Dit is zegt bet „Centrum" wel een eigenaardig standpunt voor een ministerie, dat de invaliditeits- en ouderdomsverzeke- ring heeft in te voeren. Maar welk onthaal zal het daarvoor vin den bij dc Linkerzijde, wier groepen zeer po- sitief voor Staatspensionneering zijn opge- I treden? j Dat haar stembus-program op een zoo ge- wichtig punt, onmiddellijk door het Link. 1 sehe ministerie zou worden verloochend, ware inderdaad de klap op de vuurpijl. De vraag rijst intusscheu, of er nog meer zaken zijn, met betrekking waartoe het mi. nisterie het extra standpunt inneemt van niet pro en niet anti te zijn? En „Het Huisgezin" noemt deze heele zaak terecht: „Een comedie." Mr. Treub had bezwaar tegen de staats pensioen-paragraaf van de concentratie. Zóó ernstig bezwaar, dat hij, evenals van de oud-liberalen de heer Yan Karnebeek om méér dan het staatspensioen deed, van zijn Kamerzetel afzag. Thans wordt de heer Treub minister van staatspensioen. Men is geneigd hier tegenstrijdigheid te zien. Geenszins, zoo wordt u toegelicht. De heer Treub was immers hij de behan deling der Invaliditeitswet vóór het amen dement, dat tot strekking had, het over gangspensioen voor oude loonarbeiders tot alle behoeftige en fatsoenlijke 70-jarigen uit te strekken. Inderdaad. Maar indien dit niet voldoende is geweest om de afstand tusschen mr. Treub en de concentratie te overbruggen toen het slechts een Kamerzetel gold, is het dan wel voldoen de nu er een ministersportefeuille mee ge moeid is? Is het niet meer dan zonderling, dat de heer Treub die als Kamerlid uit den weg ging ten einde de concentratie niet in on gelegenheid te brengen, er geen bezwaar te gen heeft, als minister tegenover de concen tratie en de sociaal-democraten te gaan staan? Of zou de concentratie misschien heimelijk blij zijn, dat zij op deze manier met eenig goed fatsoen van het zuivere, dure en haar door de socialisten min of meer opgedron gen staatspensioen afkomt en daardoor ook het financieel bezwaar tot kleiner af metingen wordt teruggebracht? Het vermoeden ligt voor de hand, dat achter de schermen comedie gespeeld is, een comediespel, waartoe de sociaal-demo cratie door haar houding inzake de crisis haar welwillende medewerking heeft ver. leen cl. EEN HULDE AAN DE RUYTER. Men meldt ons: Na afloop der vergadering der Vereeni- ging ter bevordering van het Zeevaartkun dig onderwijs, welke vergadering, in de con greszaal op Entos is gehouden, hebben de leden van die vereeniging een aardige hulde gebracht aan de nagedachtenis van De Ruy ter. De leden verzamelden zich in de histori sche afdeeling voor het wiel, waaraan eens Michiel in de lijnbaan van meester Lampuns draaide. Daar nam mr. Roozenburg, voorzitter der vereeniging, het woord. Spr. zeide dat voor eenige dagen een der leden, zelf een oud zeeman en oud-opvoeder van zeelieden, de heer Hoos, op het idee kwam ter gelegen heid van deze vergadering de nagedachtenis van De Ruyter te huldigen. De Vereeni ging' vond dat iclée zeer sympathiek'. Voor cle leden der Vereeniging mag liet gezicht van dat oude wiel nog een bijge dachte hebben. Ten slotte heeft De Ruyter ons allen nog iets geleerd. Hij was een voorbeeld van plichtsbetrachting en volvoerde de bevelen stipt die hem werden gedaan. Onder applaus werd een fraaie krans, op de linten waarvan staat vermeld JtHulde van de Vereeniging ter bevordering van het Zee vaartkundig Onderwijs" en ,*Aan de nage dachtenis van Neerlands grootsten zeeheeld" aan het wiel bevestigd. HET VREDESPALEIS. In het laatste nummer van dr. Fried's Friedenswarte wordt verhaald hoe het vre despaleis in Den Haag tot stand is gekomen. De Amerikaansche gezant in Berlijn, An drew White, had op verzoek van professor Martens aan Carnegie geschreven of hij niet genegen zou zijn om in Den Haag een vre despaleis te stichten: Carnegie noodigde daar op White om hem in Skibo te bezoeken. Ik maakte, zoo schrijft White, zoo spoedig mogelijk gebruik van die uitnoodiging en het resultaat was een allerpleizierigste week. lederen morgen werden wij gewekt door oude Scbotsche krijgsliederen, die op den doedel zak geblazen werden waarbij de spelers drie maal om het huis gingen. Een hymne op een orgel in de groote hal van het slot opende den dag en bij het ontbijt spraken de voor name gasten, die uit allerlei landen waren ge- noodigd over politieke en sociale kwesties. Wij maakten tochtjes in de omgeving naar de zee in de bosschen en op de rivier. Maar ik begon mij wat ongerust te maken, want het Haagsche vredespaleis en alles wat daarmee samenhing scheen men vergeten even als de geest van Banko. De eene prettige dag volgde op den andere, maar over de kwestie waar voor ik gekomen was, werd niet gesproken. Zoo was de week haast om toen Carnegie mij eens op een ochtend vroeg of ik met hem forellen wou gaan vangen. Wel is waar had ik dit sinds 40 jaar niet meer gedaan maar ik ging toch mee omdat ik hoopte een tijdlang alleen met mijn gastheer te zijn en mijn plan te zien slagen. Wij hadden Scbot sche mutsen, mantels en kragen aan en na een kort ritje stonden wij voor het tootje in den forellenvijver. Maar tot mijn groote te leurstelling ging Carnegie aan het eene eind van de boot zitten en bracht een Hooglander mij naar het andere eind, waarbij hij zelf tusschen ons beiden ging zitten om te roeien en mij toevoegde, dat een eerste vereischte voor een Scbotsche forellenvangst was, dat men zijn mond hield. Ik was daarover wan hopig en geloofde nu, dat alles uit was. Ik zou den volgenden dag vertrekken en had daartoe reeds alle voorbereidselen getroffen. Ik had geen plezier meer in het visschen en was even troosteloos als de rotsen om mij heen. Zoo verliep de dag zonder dat een woord tusschen ons gesproken werd. Carnegie ving een paar visschen. Ik geen enkele, de hoop op een vredespaleis stierf allengskes weg. Op onzen terugweg werd alleen maar over vtèschen gepraat, aan tafel hadden we het over literatuur en ©economische zaken en 's avonds werd er muziek gemaakt. Van de zaak, waarvoor ik gekomen was werd met gèen woord gerept. Die scheen heelemaal Vergeten te zijn. Ik had reeds alle hoop ver loren toen Carnegie naast mij ging zitten en een volledig plan ontvouwde over de za- zaken, die wij sinds maanden besproken had den en die hoofdzakelijk de stichting ten doel had van een uitgebreide bibliotheek over vol kenrecht. En nu bleek, dat Carnegie meer wilde stichten hetwelk bij volgens zijn eigen woorden als een symbool wenschte te zien van den wensch der volken naar vrede en welwillendheid onder do menschen. In de verf. In de Kalverstraat was zoo verhaalt het „N. v. N." een schilder bezig de bekapping van het magazijn dei- firma Vroom en Dreesman bij te schilde ren. De schilder liet per ongeluk een pot met grijze verf vallen en een voorbijgaand meisje werd daardoor zoo erg bespat, dat zij het magazijn binnenging om schoon ge maakt te worden. Onderwijl verwijderde de schilder zich om de groote verfplas on schadelijk te maken door er zaagsel over te strooien. In dien tijd kwam een bejaarde dame aanwandelen en gleed uit. Zij viel pardoes in de verfplas en was geheel on toonbaar. De arme bitter schreiende juf frouw werd door de voorbijgangers op de been geholpen en wat gereinigd, maar ze zag er uit om medelijden mee te hebben, 't Is te hopen, dat de patroon van den schilder in staat wordt gesteld, de zoo deer lijk toegetakelde dame de schade te ver goeden. Aanvaring. Het Engelsche stoomschip Aden is op de Maas bij Rotterdam gister middag, doordat het uit het roer liep, ter hoogte van het Charloische hoofd op de ri vier in aanvaring gekomen met de sleep boot Freda Drughorn, welke de met ijzer erts geladen Rijnaak Drughorn 60 stroomop waarts op sleeptouw had. De sleepboot werd naar de N. B. Ct. meldt, ter hoogte van de machinekamer gegrepen door de schroef bladen van het stoomschip Aden, waardoor zij belangrijke schade kreeg en bijna on middellijk zonk, nadat men haar met den kop op het Charloische hoofd had gezet. De kapitein, de machnist en de dekknecht had den nog gelegenheid om op den wal te springen. De Rijnaak met welke de Aden vervolgens in botsing kwam, sloeg lek en wordt door hulp veneenende sleepbooten met pompen drijvende gehouden. Het remmingswerk aan het Charloische hoofd is mede eenigszins be schadigd. De Aden heeft twee schroefbladen ver speeld. De bewaking van de hoofdrad! De inbraken, den laatsten tijd in Amster dam gepleegd, vestigen weer eens de aan dacht op het vraagstuk van de bewaking der hoofdstad. De bewaking, zegt het „Handelsblad" is ten een en male onvoldoende. Wie wei eens in de gelegenheid is het oor te luisteren te leggen in politiekringen, hoort daar de ongelooflijkste staaltjes over do bewaking of liever.... het gebrek aan bewaking! Uit volkomen geloofwaardige hi'on hereik- te ons bijvoorbeeld de mededeeling, dat het onlangs 's-naclits is voorgekomen, dat in elf blokken of wijken, die gewoonlijk door even zooveel agenten bewaakt worden, slechts door een enkelen agent werd dienst gedaan! Het moet in het geheel geen zeldzaamheid zijn, dat één agent vijf blokken „ter bewa king" heeft! Zulk een blok bestaat uit groepen hijeen- gelegen straten, grachten enz., die een agent in de twee uur, dat hij achtereenvolgens dienst doet, eens of meermalen moet door kruisen, al naar de uitgestrektheid. raagt men, in politiekringen, naar de oorzaak van dit euvel, dan krijgt men steê- vast het antwoord: „te weinig personeel!" Allerlei omstandigheden werken er in den laatsten tijd toe mede, om dit gebrek nog scherper te doen gevoelen. Daar zijn de verschillende tentoonstellin gen, die extra-hewaking en extra-maatrege len eischen. De daarvoor benoodigde man schappen worden aan den gewonen dienst onttrokken. Op de „Entos" hijvoorbeeld is een inspecteur met eenige agenten gedetacheerd, die in gewone omstandigheden aan verschil lende bureau's dienst doen. En wij vernemen, dat de „Entos" voor die extra-hewaking betaalt; het bedrag loopt in de duizenden! Dan heeft de brandweer het heter over legd; deze heeft ten behoeve van de „Entos" extra-personeel aangenomen, zoodat de ge wone dienst er niet, zooals hij de politie, onder behoeft te lijden. En dat kon ook, want ook de dienst der brandweer wordt door de „Entos" betaald. Ook voor de verkeersmaatregelen zijn manschappen aan den gewonen dienst ont trokken. Nog een andere omstandigheid, die ertoe meewerkt, dat het gebrek aan personeel zich soms geducht doet gevoelen, is hierin ge legen, dat op bepaalde dagen der week een groot aantal agenten van eenzelfde bureau tegelijkertijd als getuige voor den kanton rechter worden opgeroepen inzake door hen geconstateerde overtredingen der politie verordening. We hebben zelfs hooren vertellen, dat men manschappen van de brigade, die nacht dienst hebben gedaan, heeft moeten oproe pen, om tegen betaling extra-dienst te ver richten en zoo in een eenigszins behoorlijken straatdienst te kunnen voorzien, gedurende den tijd, dat een- groot aantal agenten van het bureau in de zaal van het kantongerecht op hun beurt zaten te wachten! De oplossing, zou men zeggen, ligt voor de hand. Stel meer agenten aan en ge zijt er! Maar zoo eenvoudig is de oplossing toch niet! Oud-burgemeester Van Leeuwen heeft het eens weer terecht gezegd: „Men krijgt geen politieagent door een man een uniform aan te trekken." Daarvoor is een vrij langduri ge opleiding noodig. Uitbreiding van het korps kan dus slechts geleidelijk gaan. Maar daar is men zelfs nog lang niet aan toe, bij het. Amsterdamsche politiecorps. Er zijn namelijk op het oogenblik een aantal vacatures hij de Amsterdamsche politie, on geveer twintig, rneenen wij. Of er dan geen voldoende aantal sollici tanten is? Dat wel, maar er worden slechts zeer weinigen uitverkoren. Het euvel der vacatures zal zich binnenkort bovendien nog sterker doen gevoelen. Wij zwijgen nog van het feit, dat binnen kort een aantal agenten met pensioen -gaat en dat het verloop vrij groot is. Maar vóór 1 Januari 1914 moet het rjantal agenten worden uitgebreid, om de invoering van een rustdag om de tien dagen mogelijk te maken. Aan de sterkte, zooals deze met 1914 moet zijn, ontbreken op het oogenblik schijnt het, een man of zeventig. Die uitbreiding zal intusschen niet aan d0 bewaking ten goede komen; er komt gee'[ man méér op straat. Zij dient uitsluiten» om een rustdag om de tien dagen mogelijk te maken. Met een eenigszins beteekenende nitbrei- ding, stel met tweehonderd man, zonden a»' gevcer twee ton gemoeid zijn. En daarmede heeft men nog maar vijfti# mau meer op straat, verspreid over de heele stad. Want de eer.o helft van die twee" honderd moet dagdienst, de andere nac-ht dienst doeu en van de twee helften doet ve der om slechts de helft tegelijkertijd straat dienst, terwijl de andere helft bureaudienst doet. En nu houden we nog niet eens reke ning met ziekten en verloven. Het oogenblik is zeker niet gunstig geko zen om op groote uitgaven aan te dringen» Heel bescheiden zal er dus iets gedaan moe ten worden. Maar dat er iets gedaan moe' worden, staat vast. Het is wel heel la»*» maar nog niet te laat, om in te zien, dat ook inzake de zuinigheid de wijsheid nie* mag bedriegen. ZIJN WERKSTAKINGEN VOOR DE ARBEIDERS VOORDEELIG OF NIET? Het (R. K.) „Patroonsblad" vestigt de a»»' dacht op een boek, geschreven door Snor den, oud-voorzitter van de Engelsche Inde* pendent labour-partij. j In dat boek wordt besproken de vraag, stakingen voordeelig zijn in 't algemeen voof de arbeiders of niet en hij komt tot de bij ee» socialist zeker merkwaardige conclusie, dat deze vraag ontkennend moet worden be antwoord. Tot staving dezer stelling voert hij onge* veer het volgende aan. Sedert het begin va» 1900 tot einde 1911 zijn in Engeland 675» arbeidsconflicten uitgebroken, die nederleg' ging van den arbeid tengevolge hadden. Meer dan drie millioen arbeiders zijn daar bij betrokken geweest en 62 millioen arbeids* dagen gingen op die wijze verloren. De Trade-Unions hebben in die dagen meer den drie millioen Pond Sterling aan haf13 leden moeten uitkeeren als steun. Schatte» wij het loon op gemiddeld 4 sh. daags, da» bedraagt het loon, dat in deze 62 millioe» stakingsdagen verloren ging, ongeveer 12.* millioen Pond Sterling. Reken daarbij de miilioen pond sterling aan uitkeeringen, di® aan de kas der Trade-Unions onttrokken zij»' dan krijgt men in liet geheel ongeveer 15.4 millioen pond sterling aan onkosten. Trol» deze uitgaven bedroegen de loonen einde 191* ongeveer hetzelfde als in 1900. Zelfs h®" jaar 1911, dat als een bijzonder onrustig maar voor de arbeiders tegelijk zeer geluk kig jaar kan worden aangemerkt, heeft de» arbeiders meer dan 2 millioen pond aan loon derving gekost, en daarentegen slechts ee» loonstijging van 25.927 pond per week, oI ongeveer 1.3 millioen per jaar. De arbeider- hebben dus in. dit zoo gunstige jaar me»1 aan loon verloren, dan zij in 21 maande» het verhoogde loon kunnen winnen. Mr. Snor den vervolgt dan letterlijk: Een staking zal den arbeiders nooit ee» werkelijke winst opleveren. Het is altijd ee» vraag van uithouden, en de arbeiders 26» niet zoo gewapend als de werkgevers. U® geschiedenis der arbeidèrs-beweging sedert het begin van het industrieel tijdperk be wijst, dat bij de arbeiders het geloof a»1} voordeel en nadeel der staking afwissele»» was. Zoo viel b.v. in het begin der negentig®1" jaren der voriger eeuw een ware s takings ma nie wraar te nemen. Maar deze manie, o»1 de levensvoorwaarden der arbeiders te ver beteren, is spoedig als hopeloos erkend; se dert ongeveer 20 jaren hebben de Tradc* Unions zich ongaarne tot. staking laten be wegen en hebben meer hun heil gezocht i» de politieke macht.. In het midden van 19 U is het geloof in de staking weder herleefd- Een nieuw geslacht is opgegroeid, dat niet» weet van de heillooze gevolgen der vroegere stakingen. De 'gevolgen der stakingen in de» zomer van 1911 zijn sterk overdreven ge worden. Zooals wij zagen, was de werkelijk» winst buitengewoon mager. Zoo werd aange nomen, dat de transportarbeiders wezenlij ke voordeelen behaald hadden, en toch zij» drie andere stakingen gevolgd, om de con cessies, die in het vooruitzicht waren gesteld» te verkrijgen. De voornaamste stakingen ,W&' ren toen wel die der mijnwerkers, der spool" wegmannen en der transportarbeiders. Daa» enbo ven is nog een staking der kleedermaker9 in Londen mee te tellen, waarin een groot aantal arbeiders betrokken was. „Al de®® stakingen waren misslagen". Hetzelfde was het geval met de uitsluiting in de katoen industrie, welke in denzelfden tijd plaats ha» Het spoorwegpersoneel ging binnen drie da- waren rijk gekleed en hunne lange gewaden sleepten tot op den grond. Op korten afstand gingen een twaalftal pole bearers, wier borden aanduidden, dat John Sompson en Thomas Buil, kooplieden, reohistreeks uit China verschen aanvoer van een aanzienlijk aantal kisten uitmun tende thee hadden ontvangen, j Patriek Lindley keek zonder te hegrijpen. Op dat oogenblik ontdeden de Chineezen zich van hunne stelten en wierpen zich aan zijn hals met den uitroep: Herkent gij ons dan niet, Patriek? Maarik moet u bekennen Waarlijk! hij herkent ons niet!.... Wij zijn James en Hugues, uwe kleine broers, die gij in het dorp, daar ginds, in Ierland, hebt achtegelateu. Gij!.... onder die vermomming! Mijn God, wat beteekent dat? f Wij hebben een betrekking in het huis JJohn Sompson en Thomas Buil aangenomen. Het is geen schande om voor levende aan kondiging te dienenMaar ons werk is afgeloopen; -wij gaan ons kostuum afleggen. ^Dadelijk komen wij terug. De beide jongelieden snelden het naburige magazijn binnen, op welks uithangbord men in reusachtige letters den naam der koop lieden Sompson en Buil las. Twee minuten later keerden zij in gewone kleeding terug, i Hugues, de oudste, nam den arm van Pa- Srick. --„Broeder, sprak hij op ernstigen toon, wij hebben veèl te bespreKbaEr is zeer veel sinds uw vertrek uit Fallmoore ge beurdOntvettende dingen, helaas!.... Gij weet ongetwijfeld nog niets?.... Gij weet niet, dat vader Ik kom regelrecht uit Ierland, stamelde Patriek. O! dan kent gij de vreeselijke gebeur tenis? Ja, ik ken ze. Onze vader is onschuldig gestorven, ner. nam James, wiens blauwe oog-en zich met tranen vulden. Ik weet het, ik weet het, broeder! Om het even! sprak Hugues op doffen toon. Hij zal gewroken worden Broeder! vermaande Patriek. Ja, hij zal gewroken wordenMaar, kom, wij kunnen hier niet langer blijven staan praten. Waar voert gij mij heen? Naar onze woning. Is het niet ver van hier? Nauwelijks driehonderd passenHoll- •gatestTeet Patriek liet zich medevoeren. - De drie Ieren waren Hollgatestreet bin nengegaan. Zij hieven staan voor een ver vallen huis met drie verdiepingen. Hier is liet, zeide Hugues. Zij gingen een dónkere .gang in, klommen een krakende, waggelende trap op en kwa men eindelijk in een vertrek nagenoeg on- gëmeubeld, dat een zeker voorkomen van zindelijkheid bezat, die een aangename fa- druk maakte. Wij zijn te huis, zeide Hugues, zich haastende een luik open te maken, om wat licht te geven. Woont gij hier alleen? vroeg Patriek na een vluchtigen blik door het vertrek. Met een vriend, antwoordde Hugues. Een vriend! Ja, den man die ons sedert ons vertrek uit Connaught onder zijne hoede genomen heeft. Hoe is^zijn naam? Jack. Heeft hij geen anderen naam? Men noemt hem soms Thowless. Patriek herademde. Hij had gevreesd den naam van Macauby te hooren noemen. Is die Jack Thowless een Engelscbman? vroeg hij. Een Ier, evenals wij, Patriek, daarom heeft hij zich in onzen nood over ons ont fermd. Wat is zijn ambacht? VoddenraperO, hij is zeer arm! Zijn handelwijze is daarom des te ver dienstelijker, sprak Patriek. Ik zou hemwil- leu kennen, hem bedanken.... Hij zal wel dadelijk thuis komen, viel Hugues hem in de rede; maar, broeder, laat ons wat van u praten. Wat is er van u ge worden, sinds gij ons verlaten hebt? Vier jaren laten verloopen zonder tijding van u te zenden; wij hebben gedacht dat gij dood waart Een schipbreuk beeft my op de kust van Afrika gew'örpeg^fö e«n woeste streek, waar een negerkoning mij gevangen gehou den heeft. Hoe is het u gelukt te ontsnappen? vroeg James. Een jonge slaaf is ons behulpzaam ge weest, Wij, een landgenoot, die eveneens ge vangen zat, zijn uit de kraal van het bloed dorstige hoofd ontvlucht en na tallooze we derwaardigheden in de Engelsche koloniën van de Kaap aangekomenDoch daarvan later. Ik moet u eenige vragen doen, die mij voor het oogenblik zeer na aan het hart liggen. Gy hebt mij nog niet gesproken van onze zusters. Wat is er van Augusta en Lucy geworden? De trekken van Hugues en James werden doodsbleek. Daar zij met een antwoord draal den, hernam Patriek: Waarom zwijgt gij?..., Zoudt gij mij een slechte tijding mede te deelen hebben?.... Zijn onze zusters.... Wij weten niet wat er van haar gewor den is, antwoordde Hugues. Wij weten alleen dat zij met Ellen Murphy in Londen zijn. Ziet gij ze nooit? NooitZij verbergen haar verblijf met de grootste zorgvuldigheid. Patriek sloeg zich met de gebalde vuist voor het voorhoofd Indien het eens waar was! mompelde hij tot zich zeiven sprekende. Wat dan? vroeg Hugues. Zonder op die vraag acht te geven, ver volgde Patrick: Broede?»! hebt gij een Ier gekend met name Macauby? Macauby? herhaalden de jongelieden. Jahebt gij hem gekend? Neen, antwoordden zij zonder aarzeling- iDie naam is u toch zeker niet vreemd' Wij hooren hem voor de eerste maal noemen. Dat is zonderling! hernam Patriek. Wat beteekenen die vragen? vroeg H»' gues. Wij begrijpen u niet.... Patriek legde hem met een wenk het zwij gen op. Broeders, sprak hij met een trillende stem, luistert: Macauby, de man, van wie» ik spreek, is een booswichthet is d® moordenaar van Wakefield. De moordenaar van Wakefield? Het is de moordenaar van onzen va der, de roover van onze eer.... O, die schurk 1 riepen Hugues en Ja mes gelijktijdig met van woede glinsteren de oogen uit, Dat is nog niet alles. Om zijn ongeluk9' werk te voltooien heeft Macauby gezwor®» de kindexen van Lindley in het verderf J® stortenOnze zustere zijn, -vrees ik, 1° zijne strikken gevallen.... Mijn geliefde D len waarschijnlijk eveneens. Wij zullen haar redden, brulden de i0^ ge lieden. Arme zusters! en wij wisten niets!v Een sehorre stem, die op de trap een Ie»6 liedneuriede, deed Patriek het hoofd o wenden ,n IWordi vervolg»!'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 6