TWEEDE BLAD De Zoon van den Landlord. FREULE DE KERVALLEZ. BINNENLAND. „Noyons." Haariem-Brussel. Handschoenen woor alle gelegenheden; Brieven uit Borneo. Au Bon Marché, DOSBOERDAG 4 SEPT. 1913 Juist dat ik weer. ons „Zondagsblad" ont- uing, dacht ik: „Dat is waar ook, ik heb bezoekers, die een maand uitrusten, voor >e Papar zouden bekijken." Nu u zult wel Uitgerust zijn; 't is wel geen goed weer om 'n wandeling te maken, want we heb ben den laatsteu tijd veel regen gehad en ban is onze lieirbaar zoo iets als een on- dergeloopen stuk land, waar hier en daar Uog grasjes bovenuit steken 1 We gaan toch Ui aar 1 Ik laat mijn schoenen thuis, want je krijgt toch natte voeten, met of zonder schoenen, en dan is het goedkoopste toch toaar, barrevoets! Den heuvel ai', pas op dat u niet glib bert, want glijden is makkelijk op zulk slijk fin't pad is niet gemaakt om te tobog- feannen. Kijk uit, waar u uw voet zet. Nu Papar in. Denk u niet een groote Had of grootsteedsch dorp, of zell's een of finder Hollandsch-lijkend dorpje, met de al- bjd-vaste Dorps- of Kerkstraat. Niets van Üat alles 1 Hier een huis, daar een huis, ginds een huis en verder een lang huis bewoond door Vijf of zes familiesVeel boomen.ruw- doorcen groeiend, met lianen en houtgewas; open stukken juist rond de huizen en Jat nog niet eens overal, paadjes hier fin daar, dat is Papar 1 Daar is de eerste Doesoen. Niet groot van stuk, doch wei-gebouwd, fien kranige kerel. Zijn gelaatskleur is ja wat? zacht- bruin, een vol-wélgevormd gelaat, glad ge schoren, pardon niet geschoren, doch de ha ren die zich op kin of bovenlip durfden Vertoonen werden met wortel en al uit getrokken en zullen uitgetrokken wor den, zoolang tot de een of andere Doesoen het waagt die haren te laten groeien en de finderen zien dat het mannelijk staat! Een paar prachtige heldere kijkers sie ren zijn kop, op de zelfde plaats waar wij i?ewoon zijn onze oogen te dragen. Een Punthoed van suikerbroodvorm van ge vochten riet bedekt zijn zwartliarigen sche del, Die hoed is een kunststukje! Aardige figuren zijn er doorgevlochten biet gekleurd als regenboogskleuren riet. De binnenwijdte van dat hoofddeksel >s nauw en 't meubel staat of rust meer op bet hoofd dan dat zoo'n bolvormig lichaams deel is i n den hoed. Een band van achteren om het achter hoofd houdt het staande, waar het staat, 't Is practischl Als de hoed het hoofd nauw Omsloot zou het te warm worden voor de Eoesoensche hersenkas en nu beschermt de Punthoed het hoofd tegen de scherpe zon nestralen, en de heele kop blijft frisch. Zijn kleeding is volgens de laatste Doe- fiöensche taode, De nu gangbare is de tweede: eerst droe gen zij de lendendoek, die nog gedragen Vordt door enkelen en de gewone-hééle bracht is verder het binnenland in. Nu heeft 'Oen hier dezen laat.sten fraaien snit: een losse jas, met luchtgaten genoeg, 't lijkt Veer op 'n zeef, maar enfin, we noemen, bet jas, dan zijn ze nog eens grootscliEen Pantalon, die bij dit heerschap geloof ik, in °rde is (behalve dan de franje aan de broekspijpen). Zijn bruine voeten worden fHot gekneld en zijn nooit gekneld geweest 't schoenen en vandaar gelukkige Doe lens zijn likdoorns hier een onbekend genot, en ook kwakzalvers die likdoorns Pijnloos uittrekken en bloedloos verwijde- ren, vindt men hier niet. Kijk eens, ze zijn schoon, hoewel bruin, fin ofschoon hij juist in den modder gebag gerd heeft; doch zie daar wascht hij zo freer: even de voeten afspoelen in het wa ter, en dat gaat zoo iedere 80 of 50 meter, "e modder heeft er geen houvast op! Dio Voetjes, hoe breed I Voor soldaat zouden Doesoens in Holland afgekeurd worden we gens platvoeten en misschien ook omdat er tfi veel leer noodig zou zijn voor een paar Daar zijn hun kinderen, een paar ervan spelen en een paar pruilen, juist als over al. Hun kleedje is lastig te beschrijven! Och, hij hun geboorte waren er geen uitzet- mand en geen luiers en geen zwachtels, en dus ligt het maar zóó, en als het kan loopen, wei dan is juist het groote confec tiemagazijn finaal uitverkocht en dus blijft er niets over dan „laat maar loopen". De meer grooteren dragen een hemdje, doch zóó dat zij het noch van voren noch van ach teren bevuilen kunnenEn tóch is dat hemdje vuil! Dan zijn er nu ook, vooral onder onze Christenen, die niet zoo bang zijn dat hun kinderen een vuile broek krijgen, want in de rivier is water genoeg en tijd om te wassclien is er ook volop. Langzaam maar zeker. JVat?l heeft u nu al natte voeten? 't Beste is dan maar naar huis gaan, want men moet oppassen hier in de koortsige tropen. Een anderen keer dan maar een Doesoensche woning bezoeken! J. STAAL, Pr. Miss. Papar, 29 Juli 1913. Mevrouw Docsoen is nog kleiner in 't filgemcen dan mijnheer! Klein en wol geproportioneerd. Ook bij haar bedekt, een zelfde soort hoed bet hoofd als bij de mannen. Hij staat boven bp haar dik, gitzwart haar. Een zwart jak je, zonder mouwen óf met heele korte, af- feezet met gekleurd lint of band, een rokje van de zelfde stof en afzetsels, dat tot de briieën rij kt, een ceintuur van munten, ko- Peren ringen of kettingen om den hals, ar- pen en enkels, vormen haar kleeding: luch- en netjes ONDERSCHEIDINGEN. (Vervolg). tot kommandaeur in de orde van Orauej- Nassau: G. F. de Bruin Kops, resident van Ri- ouw en onderhoorigheden; pangeran adipati ario Mangkoe Negoro VI, hool'd van het Mangkoenegorosche Huis en kolonel- commandant van het Mangkoenegorosche le gioen, te Soerakarta; zijn bevorderd: tot officier in de orde van Oranje Nassau: ds. R. W. F. Kyftenbelt, predikant bij de Prof. gemeente te Makasser; Abr. Jessurun, directeur van Cunu/.aoscho Bank, voorz. van de Kamer van kooph. en nijverh., voorz. van de Spaar- en Beleenbank op Curasao; zijn benoemd: tot officier in do ordo van Oraaje-Nassau: G. J. P. Vernet, assistent-resident van Tangerang (residentie Batavia); J. D. R. H. Pillard, Oost-Indisch ambtenaar met verlof, laatstelijk assistent-resident van Toeloenga- goeng (resid. Kediri); F. O. Vorstman, O.-I. ambtenaar met verlof, laatstelijk assistent resident der tijdel. afd. Timor (resid. Timor en onderhoorigheden); raden adipati ario No- fco Dirdjo, regent van Pekalongan; J. van Marei, inspecteur voor agrarische zaken in Ned.-Indië; J. v. Tubergen, ing. Ie klasse bij den waterstaat en 's lands burgerl. open bare werken in Ned.-Indië; ,W. v. Braam, insp. van het transportwezen en het zout monopolie bij het depart, van gouvernem.- bedrijven in Ned.-Indië; mr. A. C. H. Graaf land, ambtenaar ter beschikking van den direct, van justitie in Ned.-Indië; dr. J. Th. Terburgh, insp. van den burgerl. geneesk. dienst voor Oost-Java; dr. W. A. Kuenen, part. geneesheer te Medan; J. O. J. van Bommel, insp. van het inl. onderwijs in de 1ste afd. te Bandoeng (Preanger regent schappen); K. Ai R. Bosscha, hoofdadm. van de thceonderneming „Malabar" (Prean ger regentschappen); V. Ris, voorz. der Al- gem. Vereeniging van Rubberplanters ter Oostkust van Sumatra; O. Peereboom, in dustrieel te Paramaribo, lid van den raad van bestuur der kolonie Suriname; J. A. Dragten, lid van de Koloniale Staten vaa Suriname; J. E. Inckel, ing. te klasse bij het Techn. Bureau van het Dep. van Kolo niën; P. J. Roosegaarde Bisschop, voormalig hoofdagent te Hongkong van de JavaChi na.Japan-lijn; C. G. Daniels, luit.-kolonel, chef van het wapen der cavalerie, tevens van do VITIste afd. van het dep. van oor log te Batavia; G. Buys, luit.-kolonel der inf. van het Ned.-Indisch leger; F. J. Ha gen. dirig. officier van gezondheid der 2de kl. (maj.) bij het Ned.-Indisch leger; R. ten Seldam, maj. der inf. van het Ned. Indisch leger, leeraar aan do Hoogere Krijgsschool; K. F. E. Gertli van Wijk, maj. der inf. van liet Ned.-Indisch leger, mot verlof, voor malig adj. van den legercommandant en chef van het kabinet bij het dep. van oorlog tc Batavia; tot ridder in de orde van Oranje-Nassau: W. P. Hillen, secretaris der res. Kediri; J. H. Hissink, secr. der res. Benkoelen, se dert benoemd tot assistent-resident der ros. van Boni (gouvernement Celebes euomJcrh.; D. G. Hooijer, controleur bij het binnen). bestuur in de Buitenbezittingen; H. Th. Weehuizen, controleur bij hot binnenl. be stuur in do Buitenbezittingen, sedert be vorderd tot asist.-res. van Sambas (Wester aid. van Borneo); Be Kwat Koen, kapt. der Ohineezen te Soerakarta met den tituL rang van maj.; H. A. Borggreven, dirêct. der school tot opl. inlandsche ambt. te Ban doeng; I. W. de Groote, hoofd der school in Gang Passer Baroe te Weltevreden van de Ver. tot het oprichten, besturen en in stand houden van scholen met den Bijbel te Batavia; Mej. M. S. van dor Willigen, onderw. der tste kl. bij het O. E. L. O. (met verlof), laatstelijk hoofd der 1ste meis jesschool te Batavia; dr. J. B. Sehreiber, zendelingarts bij het Rijnsche Zendingsgen. te Pea Radja in de Bataklanden (Tapa- noeli); dr. F. S. Stibbe, civ. geneesh. te Kediri; mej. L. Blocli, bestuurslid der ver. „St. Elisabeth" te Semarang; J. D. A. Poth', architect, bij den waterstaat eu 's lands burg. openb. werken in Ned.-Indië; H. J. J. van Sluys, Oost-Indisch ambt. met verlof, laat- telijk insp. bij den pandhuisdienst in Ned.- Indië; J. Boon Jz., eig. en red. van het Nb ld. voor het gouvernement Atjeli en on derhoorigheden, te Ivoetaradja; E. Wyben- ga, directeur van 's lands gevangenis te Soe- rabaja; J. S. de Lima. eerste-comm. bij het dep. van gouvernementsbedrijven te Bata via; M. J. Trebels, Oost-Indisch ambt., laat- telijk chef van het atelier bij den post,- telegraaf- en telephoondienst in Ned.-Indië; K. F. W. Fraeyhoven, werktuigkundige bij den dienst der Staatsspoorwegen op Ja va; A. G. Wijers, koloniale ontvanger en betaalmeester te Paramaribo; mevr. de wed. S. H. A. Begemann, geb. A. E. M. H. Tor- chiana, hoofd van den verplegingsdienst in het mil. hosp. te Paramaribo; H. J. Cohen Henriquez, postdir., tijdelijk belast met de leiding van de hoedenindustrie op Curasao; M. W. G. Kop, secr. der Biüiton-Maatschap- pij, te 's Gravenhagedr. F. H. Dietel, geneesheer op het stoomschip Tabanan, van de Rotterdamsche Lloyd; L. Weber, R. We ber, R. Boonstra van Heerdt en P. v. Gen- deren Stort, alle drie kapitein van den ge- ralen staf van het leger in Ned.-Indië (de laatste met verlof in Nederland); G. A. Scheffer, kapitein der inf. van het leger in Ned.-Indië; G. ,W- J. van Walraven, gep. kapitein der inf., belast geweest met de uitoefening van het civiel gezag op het ei land Boeton (Celebes en onderhoorigh.); J. Venema, le-luit. der inf., belast met het ci viel gezag over de in Middcn-Timor gelegen landschappen Amanoebang en Amanatoeng; R. Lesk, tijdel. officier van gezondli. 2de klasse bij het leger in Ned.-Indië; M. W. Thijssen, kapit.-kwartierm., tevens officier van kleeding en wapening bij de schutte rij, te Semarang; en is do eere-medaille der orde van Oran je-Nassau toegekend: in goud, bij bevordering, aan: D. Otten, rijksveldwachter-brigadier-ma joor, te Utrecht; in goud, aan: II. ,T. Hilhorst, commies Isten rang oij de strafgevangenis te Arnhem; in zilver, bij bevordering, aan: J. W. Vaatstra, rijksveldwachter-brigadier majoor te Leeuwarden; L'. Sanders, rijks veldwachter-brigadier, te Vianen; in zilver, aan J. Winter, deurwaarder bij de kantonge rechten in het arrondissement Utrecht, te Maarssen; W. van de Graaf, hoofdbowaar- der-majoor in de strafgevangenis te Zutphen H. J. Hengeveld, idem idem te Leeuwarden; N. Hoogenberk, hoevenaar bij de Rijkswerk inrichtingen Veenhuizen; P. J. van der Vaart, opvoedend ambtenaar met radicaal voor vakonderwijs in het Rijksopvoedings gesticht voor jongens te Avereest; mej. M. J. A. Ligtenberg, werk meesteres in het Rijksopvoedingsgesticht voor meisjes te Zeist; A. J. Hol, rijksveldwachter-brigadier te Hoeven; M.-Groen, rijksveldwaehter-bri- gadier-majoor te GeldermalsenJ. J. Pu- per, rijksveklw.-brigadier te Deventer; L. van der Straaten, idem, ie Rotterdam; L. O. Straub, rijksveidw.-brigadior-majoor te Brou wershaven; J. Hordijk, rijksveldwachter- brigadier te Alphen; C. Koelewijn, idem, te Schagen; K. Procé, idem, te Veenhuizen; G. F. Roelof.s, gemeente- en onbez. rijks veldwachter te Oosterhout; O. Reuse, or ganist bij de Nederduitsch Herv. Kerk te Eist, gem. Rh enen; B. van der Reydcn, koetsier, te Amsterdam; in brons, aan: 'H. Zijlstra, bewaarder 2den rang in de strafgevangenis te Zutphen; J. P. Gansner, beambte in alg. dienst van den eersten rang aan het Rijksopvoedingsgesticht voor jon gens te DoetinohemW. Groen, rijksveld wachter-brigadier-titulair te 's Gravenhage; T. Leeg-water, rijksveldwachter-brigadier te Schermerhorn; J. J. van 'der Lugt, idem, te Baarn; M. J. Mous, rijksveldwachter-bri gadier-titulair te Oraujewoud; P. v. Vijnck, idem, te Oosterbeek, gem. Renkum; in goud, aaii: G. J. Okhuyzen, concierge van liet Ko ninklijk Kabinet van schilderijen te 's Gra venhage in zilver, aan H. A. ,W. Lams fuss, opperbrandmeester van de vrijw. brandweer der gom. Vaals; G. E. v. Veenondaal, nachtwaker der gem. Amerongeu; O. de Vos, gemeentebode, te Stavenisse; L. van Bemmel en O. Luijen- dijk, beiden politiebeambten te Delft; in brons, aan: D. B. Kruysdijk, gewezen baas-fitter aan de gemeente-gasfabriek te Harderwijk: in zilver, bij bevordering, aan: den opperschipper H. J. Gielis; in zilver, aan: den opperkonstabel J. Lagas; den torpe- dist-majoor H. A. Quant; den ziekenverple ger-majoor A. L. Knuyvers; den loodsschip- per der 1ste klasse in het 4de en 5de dis trict G. van Neuren. HET AFGETREDEN KABINET. Over het afgetreden Kabinet schrijft de Post: „lis ont bieu mérité de la Patrio", zij hebben zich verdienstelijk gemaakt voorliet Vaderland. Dat is liet getuigenis, dat de geschiedenis hun, den mannen, wier naam een devies en een leuze geworden is, ge ven zal. De geschiedenis! .Wij zullen niet trach ten haar hot work uit de handen te ne men, nu zij reeds bezig is* haar gericht over hetgeen geschied is te voltrekken. Wij zullen niet terugtreden in de lugubre avon den en nachten, toen do Tideman's de Eerd- rnan's c.s. uit hunne holen te voorschijn kwamen, om het. „clericale" werk van deze mannen, niet te veroordeelen, dat was hun recht, maar te bezwadderen met hun „hu mor" Dat is voorbij, voorbijgegaan als een nachtmerrie, die zwaar gedrukt heeft op do borst van het Nederlandsche volk, het benauwend droomen deed en in die droo- men allerdwaaste dingen liet doen. Dat is voorbij, liet Nederlandsche volk is thans klaar wakker. En de geschiedenis, de nooit stil staande, is reeds bezig haar gericht te voltrekken. En ons, ons mannen van de rechterzijde vooral, is dc eervolle taak hun, die tijdelijk heengaan: een Heemskerk, een Talma, de Regouts van wie een viel op het veld van eer in het ridderharnas van St. Geor ges, strijdend tegen den venijnen, ade mend en draak der ontucht 'n Kolkman, een Oolijn, een de Waal Malefijt, een de Marees van Swinderen, een eere-saluut te brengen. Zij allen hebben, ieder naar de mate hunner gaven en krachten, maar al len met ongeëvenaarde toewijding, gearbeid voor hetzij zij achten in het belang van het volk, cn met voorbeeldelooze trouw pal go- staan voor hunne en onze beginselen. Zij gaan thans tijdelijk heen, maar zij verdwijnen niet. Wanneer daar sprake is van speelsch vernuft en schalke humor als harnas en wapen in den ernstigen begin selstrijd, van ijzeren volharding en weer galoos werkvermogen van een krachti ge, maar bovenal rechtvaardige bewindvoe ring, van karakteradel en reinheid van hart, van het zelfvergeten, waarin, wij kend voor gewichtiger belangen, de man zegepraalt, van met kracht aanpakken, met moed doorzetten en met energie vol tooien, dan zullen achtereenvolgens voor ons staan de beelden van een minister 'Heems kerk, Minister Talma, de Ministers L. en R. Regout, Minister Kolkman, 'Min. Oolijn... Aan deze mannen, voor zoover zij nog behooren tof: de levenden - hem, die heen ging, Minister R. Regout, heeft inzonder heid het kath. Nederlandsche volk in zijn hart een onvergankelijk „In Meinoriam" op gericht aan deze mannen komt bij hun parlementair afscheid een eere-saluut toe, dat niét alleen ieder reehtsch man, maar ieder eerlijk en oprecht Vaderlander hun uit heeler hart brengen zal. En van ons, rcehisohoYi, niet alleen een eeresaluut, maar oen blijmoedig cn hoop vol: Tot weerziens! Een ringslang. Dezer dagen werd door zekeren l'. Piet te Aalsmeer, op een der akkers in den Stommeerpolder, van denbeer v. Zijverden, aan den waterkant een ringt slang, tripidonotus natrix ontdekt, meldt dd O. H. Ct. De lengte bedroeg ongeveer 75 c.M. c in omtrek was hij ongeveer 5 c.M. dik. Hij had een witten buik en was op den ru^ groen. Deze slangen worden hoofdzakelijk in zandstreken, vooral in Gelderland, gc-i vonden en zijn absoluut ongevaarlijk. Eer< enkele maal wordt er een in Noord- of Zuidholland gevangen, die dan met een sohipi hooi zijn overgekomen. Ook is deze soort' in het water goed thuis, waardoor hij ook1 wel waterslang wordt genoemd. Hij leeft voornamelijk van visschen, padden en kik- vorschen. Door P. werd zijn vondst naar, den directeur der Rij kstuinbouw winter- school te. Aalsmeer gebracht. Waarschijn-, lijk zal hij naar Artis worden opgezonden. Een tuinstad. Naar het „Volk" ver neemt, is er te Rotterdam bij eene daar voor gestichte vereeniging een plan in ge reedheid, om in de nabijheid van de stad aan den linker-Maasoever een tuinstad t.o' stichten, op hét voorbeeld van enkele bui-' tenlandsche steden. De grond voor dit doel moet reeds in het bezit zijn van de vereeniging, terwijl over eenstemming met het gemeentebestuur om trent enkele punten reeds is verkregen. De stciser voor het Paleis. „Leo" ver- lelt in de Tel. het volgende schetsje „Langs de straat.": „Néé Willeinse, koop ze nu niet mijn verantwoording ze staan nu tamelijk, ja- wèl, maar wedden, dat zo volgende week achteruit loopen zoo hard als 'n paard? Daar hei je om te beginnen die MexL kanen „Wattisteruon, jonge?" „Pa, wat is dat voor '11 ding voor au 't paleis?" „Jonge hen je nou gek om me iii de rode te valleu als ik met meneer Willemse over zaken sta te praten? Dat wéét je toch wel d's de steiger voor de reparatie van de beelden dus zoo's ik '/.eg, Willeuise, je moet rekenen die Mexikanen da's zulk ge meen schorremorrie als (lie 't er nou op zetten versta me wèl: op zètteu, zeg ik -« om Amerika „Jonge wat nou weer?" „Die steiger kan toch niet valle?" „Bè ja, jonge of-ie!" bnlder-lachl me-( neer Willemse, eu de geweldige dreuninge» van zijn bolle lach daveren over het leege Damplein. „Hij is er rot genoeg voor. Ho» lang zou die d'r nou al tegen an sitlen, Stips?" ,,'k Presumeer 'n maand of acht of 'n jaar kan óók wel maar zooals ik zei als nou moet je me goed begrijpen: als, nou die Mexikanen 't in d'r hoofd halen om1 dien Lind om dien Amerikaan nou eens te molestééren zal 'k maar zeggen ij dat kau best, dat kan bèsf, zeg ik ze loc^ ren op 'n gelegenheid, man ze loeren „PA!" „Wat hè-je nou weer?" „Als de koningin op 't ballekon komt, kan ze dan die steiger niet op 'r hoofd krijgen?" „Ha-liatha-lia!" daver-lacht rngncer Wil) lemse. „Hij is goéd! Dal jong is nog zoo dom niet! Daar maggen ze gerust wel voor op- passen Stips!" „Kom, dat ding is tocli natuurlijk wegge nomen, als de koningin komt!" „Dat denk jij, maar dat is niet zoo! Do, koningin moet zien hoe 't gezeten heeft, vat je? Ha-ha-ha! Hare Majesteit moet toch kunnen constateeren, dat er aan gewerkt is - hè? Nou?" „Nou, jonge, als je nou „Misschien blijft die steiger d'r wel al tijd, pa kantie ze d'r oempas op zette, ale de koningin d'r is!" „Ha-ha-lia-lia!" donder-laeht nu meneer Willemse traantjes persend uit z'n glunde re varkens-oogjes, de handen klemmend oui z'n schuddend buikje. „Die is prachtig t die vertel ik zoomcdcon op do Beurs! ITa-ha ha! De jongen heeft gelijk gróót gelijk lieefl-ie! Ha-ha! Stips, ik ga je groeten saluutjes! Oempa's boven de koningin d'r hoofd op den et ha-ha-lia!" De machtige lach van meneer Willemse versmoort in stille prethikjes, als-ie afscheid neemt. Meneer Slips verdwijnt met zn zoontje, (lat vragend opziet naar den steiger. De steiger rot. FEUILLETON. Ren bijdrage tot dc lijdensgeschiedenis van Ierland. Naar het Fransch van Lucien Tliomiü, J7.) .Sir Robert heeft eeiuge woorden lot den 5'fil togen de gericht. Heeft de ongelukkige jjfiiu begrepen? Ik weet het niet, maar hij ^fieft met godslasteringen en vervloekingen «fiantwoord. Plotseling bleef hij steken; zijn 'fikaam bleef roerloos liggen: bij was in ,'firtwijfeling gestorven, gelijk hij geleefd fifid. ÏJe dokter zweeg, j ?- En sir Robex-t? en Macauby? vroeg Pa- Dck in angstige spanning. t,""- Macauby had bijna tegelijk met Eodo- l'0 den geest gegeven. Sir Robert is het b Mete bezweken. Zijn saamgeknepen hand ^vatte nog steeds het portret van zijn *7 Die ongelukkige! prevelden de jonge Jfijes, die bij het verhaal van den dokter Sfivvoordig geweest waren. God zij hem genadig! sprak Patrick. En zich tot James wendende, die de ka mer binnenkwam, vroeg hij: Broeder, hebt gij gehoord wat er bij Hyde-Park voorgevallen is? Ik ben er zelfs geinige van geweest Ik heb (le lijken van sir Robert O'Conuor en Jack Thowless gezien In Ierland heette Jack Thowless voor heen Macauby, sprak Patrick met nadruk. De jonkman verbleekte en gal' een gil. Macauby? Ja, MacaubyJaagt die naam u vrees aan? Dat monster! Hij had den vader in het verderf gestort, en wilde ook nog de kinde ren in het verderf storten. Gelukkig Hij onderbrak zich en bracht de hand aan zijne borst, terwijl zijn mond den naam van Hngues stamelde. Patrick trok hem liefderijk lot zich. Wij zullen hem redden, fluisterde hij- Die booze geest van onze familie is niet meer. God heeft onzen vader gewroken. Voorlaan kunnen wij de toekomst zonder siddering tegemoet zien. Hoop en vertrou wen. X, NASCHRIFT. Vier maanden na de hjervoren door ons verhaalde gebeurtenissen werd liet huwelijk van Patrick met Ellen iu de kerk van Fall- moore voltrokken, die opgevuld was met een deelnemende menigte, uit al de gehuchten van het district Floweriness bijeengestroomd. Op liet oogenblik dat de stoet de kerk ver liet, hieven de pachters de kreet aan: Leve Patrick Lind ley! leve de zoon van den martelaar van Gal way! leve onze nieu we afgevaardigde! leve de verdediger van Ierland! Patrick verheugde zieh in het geluk dier eenvoudige lieden, dat zijn werk was en zou zich geheel gelukkig gevoeld hebben, indien de gedaclile aan Ungues hem niet voortdu rend voor den geest gezweefd had. Die ongelukkige! sprak hij tot zich zei- ven, li ij is dus voor altijd voor ons verloren! Acht dagen na het huwelijk van Patrick nam James Lindley afscheid van zijne fa milie en scheepte zich in naar Australië, waar hij op zijne beurt zijn fortuin wilde beproex en. Op den'zelfden avond van zijn vertrek las Patrick, de Times inziende, de volgende regelen: Een jong en vurig revolutionnair, Hugues Lde broeder van een Iensch af gevaardigde, is gisteren door de policemen overvallen geworden op liet oogenblik dat hij een dynamielpatroon aan deu ingang van het Parlementsgebouw poogde te plaatsen. In de daarop gevolgde worsteling met de politieagenten heeft Hugues L.... een revol- vcrkogel in de volle borst ontvangen die hem dood deed nederstorten. Die ongelukkige! sprak Patrick, met do hand over het voorhoofd strijkende, waarop een koud zweet parelde; de ongelukkige! Op 1 die wijze moest hij dus eindigen! Ach! deugd en eer zijn geen ijdele klanken, EINDE. Een verhaal uit den tegenwoordigen tijd. Naar het Fransch. I. Freule ik moet de sleutels, hebben, om 'het tafelgoed le krijgen! Welk moet ik 1 nemen? Geef mij mijn kruk of liever neon. ik wil vandaag uitrusten. Neem van liet tafel goed rechts, in bet eerste vak. Johanua, een vlug, schrander, jong boeren meisje, ontving met trots en vreugde den sleutelbos, dien de meesteres haar overreikte, I ging in het aangrenzende vertrek eu ont- 1 sloot do eikenhouten kast, waarin do naar havendel riekende schatten van meerdere 'vrouwelijke geslachten opgestapeld lagen. I Deze schatten bestonden uit drie volle plan keu tafellinnen en een smakeloos eetservies, waarin men de freule de eenvoudige maaltij den opdiende. Johanna nam een fijn tafellaken cn bracht haar meesteres de sleutels terug, waarna zij de zware vierkante tafel in de eetzaal dokte. Alvorens ik den lezer de meesteres des hui zes voorstel, moet ik dit zelf nader beschrij ven. Het heerenhuis, gelijk men het gewoon lijk noemde, dankte zijn schilderachtig voor- konion minder aan de grauwe muren dan aan een grooteu, achtkoekigen met beeld- bouwwerk gesierden ranken toren, die den hoofdingang vormde. Langs den geheelcn voorgevel rankte 'n wilde wijngaard; om do zuilen der met wapens getooide voorhal slingerden zich klimrozen die liet oude ge bouw een feestelijk aanzien gaveu. Het heerenbuis lag aan den ingang van liet. kleine stadje Plouër, maar het scheen alleen te staan, zoozeer lag het oiuler de oude kastan- jeboomen verscholen, die zijn voorplein overschaduwden. Niels in het oude huis of in den moestuin daarvan heriuerde aan do sierlijke villa's en bekoorlijke landhuizen, die wel is waar aan geen vier geslachten een onderkomen verschaffen zullou, maar (e midden van een Engelsehen aanleg of schit terende bloemperken er zoo allerliefst uil- 'zien. Zelfs bet salon beantwoordde event zoo weinig als al het overige aan onze be grippen van weelde. Voor bet eenigo breede raam huigen kost bare zijden gordijnen, zoo oud echter, dat do kleuren verschoten waren, al had ook het HIEUWE „Pa!" „Pa!" „Pa!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5