TWEEDE BLAD
De Zoon van den Landlord.
FREULE DE KERVALLEZ.
BINNENLAND.
„Noyons." Haariem-Brussel. Handschoenen woor alle gelegenheden;
Brieven uit Borneo.
Au Bon Marché,
DOSBOERDAG 4 SEPT. 1913
Juist dat ik weer. ons „Zondagsblad" ont-
uing, dacht ik: „Dat is waar ook, ik heb
bezoekers, die een maand uitrusten, voor
>e Papar zouden bekijken." Nu u zult wel
Uitgerust zijn; 't is wel geen goed weer
om 'n wandeling te maken, want we heb
ben den laatsteu tijd veel regen gehad en
ban is onze lieirbaar zoo iets als een on-
dergeloopen stuk land, waar hier en daar
Uog grasjes bovenuit steken 1 We gaan toch
Ui aar 1 Ik laat mijn schoenen thuis, want
je krijgt toch natte voeten, met of zonder
schoenen, en dan is het goedkoopste toch
toaar, barrevoets!
Den heuvel ai', pas op dat u niet glib
bert, want glijden is makkelijk op zulk slijk
fin't pad is niet gemaakt om te tobog-
feannen. Kijk uit, waar u uw voet zet.
Nu Papar in. Denk u niet een groote
Had of grootsteedsch dorp, of zell's een of
finder Hollandsch-lijkend dorpje, met de al-
bjd-vaste Dorps- of Kerkstraat. Niets van
Üat alles 1
Hier een huis, daar een huis, ginds een
huis en verder een lang huis bewoond door
Vijf of zes familiesVeel boomen.ruw-
doorcen groeiend, met lianen en houtgewas;
open stukken juist rond de huizen en
Jat nog niet eens overal, paadjes hier
fin daar, dat is Papar 1
Daar is de eerste Doesoen.
Niet groot van stuk, doch wei-gebouwd,
fien kranige kerel.
Zijn gelaatskleur is ja wat? zacht-
bruin, een vol-wélgevormd gelaat, glad ge
schoren, pardon niet geschoren, doch de ha
ren die zich op kin of bovenlip durfden
Vertoonen werden met wortel en al uit
getrokken en zullen uitgetrokken wor
den, zoolang tot de een of andere Doesoen
het waagt die haren te laten groeien en de
finderen zien dat het mannelijk staat!
Een paar prachtige heldere kijkers sie
ren zijn kop, op de zelfde plaats waar wij
i?ewoon zijn onze oogen te dragen. Een
Punthoed van suikerbroodvorm van ge
vochten riet bedekt zijn zwartliarigen sche
del, Die hoed is een kunststukje!
Aardige figuren zijn er doorgevlochten
biet gekleurd als regenboogskleuren
riet. De binnenwijdte van dat hoofddeksel
>s nauw en 't meubel staat of rust meer op
bet hoofd dan dat zoo'n bolvormig lichaams
deel is i n den hoed.
Een band van achteren om het achter
hoofd houdt het staande, waar het staat,
't Is practischl Als de hoed het hoofd nauw
Omsloot zou het te warm worden voor de
Eoesoensche hersenkas en nu beschermt de
Punthoed het hoofd tegen de scherpe zon
nestralen, en de heele kop blijft frisch.
Zijn kleeding is volgens de laatste Doe-
fiöensche taode,
De nu gangbare is de tweede: eerst droe
gen zij de lendendoek, die nog gedragen
Vordt door enkelen en de gewone-hééle
bracht is verder het binnenland in. Nu heeft
'Oen hier dezen laat.sten fraaien snit: een
losse jas, met luchtgaten genoeg, 't lijkt
Veer op 'n zeef, maar enfin, we noemen,
bet jas, dan zijn ze nog eens grootscliEen
Pantalon, die bij dit heerschap geloof ik, in
°rde is (behalve dan de franje aan de
broekspijpen). Zijn bruine voeten worden
fHot gekneld en zijn nooit gekneld geweest
't schoenen en vandaar gelukkige Doe
lens zijn likdoorns hier een onbekend
genot, en ook kwakzalvers die likdoorns
Pijnloos uittrekken en bloedloos verwijde-
ren, vindt men hier niet.
Kijk eens, ze zijn schoon, hoewel bruin,
fin ofschoon hij juist in den modder gebag
gerd heeft; doch zie daar wascht hij zo
freer: even de voeten afspoelen in het wa
ter, en dat gaat zoo iedere 80 of 50 meter,
"e modder heeft er geen houvast op! Dio
Voetjes, hoe breed I Voor soldaat zouden
Doesoens in Holland afgekeurd worden we
gens platvoeten en misschien ook omdat er
tfi veel leer noodig zou zijn voor een paar
Daar zijn hun kinderen, een paar ervan
spelen en een paar pruilen, juist als over
al. Hun kleedje is lastig te beschrijven!
Och, hij hun geboorte waren er geen uitzet-
mand en geen luiers en geen zwachtels,
en dus ligt het maar zóó, en als het kan
loopen, wei dan is juist het groote confec
tiemagazijn finaal uitverkocht en dus blijft
er niets over dan „laat maar loopen". De
meer grooteren dragen een hemdje, doch zóó
dat zij het noch van voren noch van ach
teren bevuilen kunnenEn tóch is dat
hemdje vuil!
Dan zijn er nu ook, vooral onder onze
Christenen, die niet zoo bang zijn dat hun
kinderen een vuile broek krijgen, want in
de rivier is water genoeg en tijd om te
wassclien is er ook volop. Langzaam maar
zeker.
JVat?l heeft u nu al natte voeten?
't Beste is dan maar naar huis gaan, want
men moet oppassen hier in de koortsige
tropen. Een anderen keer dan maar een
Doesoensche woning bezoeken!
J. STAAL, Pr. Miss.
Papar, 29 Juli 1913.
Mevrouw Docsoen is nog kleiner in 't
filgemcen dan mijnheer! Klein en wol
geproportioneerd.
Ook bij haar bedekt, een zelfde soort hoed
bet hoofd als bij de mannen. Hij staat boven
bp haar dik, gitzwart haar. Een zwart jak
je, zonder mouwen óf met heele korte, af-
feezet met gekleurd lint of band, een rokje
van de zelfde stof en afzetsels, dat tot de
briieën rij kt, een ceintuur van munten, ko-
Peren ringen of kettingen om den hals, ar-
pen en enkels, vormen haar kleeding: luch-
en netjes
ONDERSCHEIDINGEN.
(Vervolg).
tot kommandaeur in de orde van Orauej-
Nassau:
G. F. de Bruin Kops, resident van Ri-
ouw en onderhoorigheden; pangeran adipati
ario Mangkoe Negoro VI, hool'd van
het Mangkoenegorosche Huis en kolonel-
commandant van het Mangkoenegorosche le
gioen, te Soerakarta;
zijn bevorderd: tot officier in de orde
van Oranje Nassau:
ds. R. W. F. Kyftenbelt, predikant bij de
Prof. gemeente te Makasser; Abr. Jessurun,
directeur van Cunu/.aoscho Bank, voorz. van
de Kamer van kooph. en nijverh., voorz.
van de Spaar- en Beleenbank op Curasao;
zijn benoemd: tot officier in do ordo van
Oraaje-Nassau:
G. J. P. Vernet, assistent-resident van
Tangerang (residentie Batavia); J. D. R. H.
Pillard, Oost-Indisch ambtenaar met verlof,
laatstelijk assistent-resident van Toeloenga-
goeng (resid. Kediri); F. O. Vorstman, O.-I.
ambtenaar met verlof, laatstelijk assistent
resident der tijdel. afd. Timor (resid. Timor
en onderhoorigheden); raden adipati ario No-
fco Dirdjo, regent van Pekalongan; J. van
Marei, inspecteur voor agrarische zaken in
Ned.-Indië; J. v. Tubergen, ing. Ie klasse
bij den waterstaat en 's lands burgerl. open
bare werken in Ned.-Indië; ,W. v. Braam,
insp. van het transportwezen en het zout
monopolie bij het depart, van gouvernem.-
bedrijven in Ned.-Indië; mr. A. C. H. Graaf
land, ambtenaar ter beschikking van den
direct, van justitie in Ned.-Indië; dr. J. Th.
Terburgh, insp. van den burgerl. geneesk.
dienst voor Oost-Java; dr. W. A. Kuenen,
part. geneesheer te Medan; J. O. J. van
Bommel, insp. van het inl. onderwijs in de
1ste afd. te Bandoeng (Preanger regent
schappen); K. Ai R. Bosscha, hoofdadm.
van de thceonderneming „Malabar" (Prean
ger regentschappen); V. Ris, voorz. der Al-
gem. Vereeniging van Rubberplanters ter
Oostkust van Sumatra; O. Peereboom, in
dustrieel te Paramaribo, lid van den raad
van bestuur der kolonie Suriname; J. A.
Dragten, lid van de Koloniale Staten vaa
Suriname; J. E. Inckel, ing. te klasse bij
het Techn. Bureau van het Dep. van Kolo
niën; P. J. Roosegaarde Bisschop, voormalig
hoofdagent te Hongkong van de JavaChi
na.Japan-lijn; C. G. Daniels, luit.-kolonel,
chef van het wapen der cavalerie, tevens
van do VITIste afd. van het dep. van oor
log te Batavia; G. Buys, luit.-kolonel der
inf. van het Ned.-Indisch leger; F. J. Ha
gen. dirig. officier van gezondheid der 2de
kl. (maj.) bij het Ned.-Indisch leger; R. ten
Seldam, maj. der inf. van het Ned. Indisch
leger, leeraar aan do Hoogere Krijgsschool;
K. F. E. Gertli van Wijk, maj. der inf.
van liet Ned.-Indisch leger, mot verlof, voor
malig adj. van den legercommandant en chef
van het kabinet bij het dep. van oorlog tc
Batavia;
tot ridder in de orde van Oranje-Nassau:
W. P. Hillen, secretaris der res. Kediri;
J. H. Hissink, secr. der res. Benkoelen, se
dert benoemd tot assistent-resident der ros.
van Boni (gouvernement Celebes euomJcrh.;
D. G. Hooijer, controleur bij het binnen).
bestuur in de Buitenbezittingen; H. Th.
Weehuizen, controleur bij hot binnenl. be
stuur in do Buitenbezittingen, sedert be
vorderd tot asist.-res. van Sambas (Wester
aid. van Borneo); Be Kwat Koen, kapt.
der Ohineezen te Soerakarta met den tituL
rang van maj.; H. A. Borggreven, dirêct.
der school tot opl. inlandsche ambt. te Ban
doeng; I. W. de Groote, hoofd der school
in Gang Passer Baroe te Weltevreden van
de Ver. tot het oprichten, besturen en in
stand houden van scholen met den Bijbel
te Batavia; Mej. M. S. van dor Willigen,
onderw. der tste kl. bij het O. E. L. O.
(met verlof), laatstelijk hoofd der 1ste meis
jesschool te Batavia; dr. J. B. Sehreiber,
zendelingarts bij het Rijnsche Zendingsgen.
te Pea Radja in de Bataklanden (Tapa-
noeli); dr. F. S. Stibbe, civ. geneesh. te
Kediri; mej. L. Blocli, bestuurslid der ver.
„St. Elisabeth" te Semarang; J. D. A. Poth',
architect, bij den waterstaat eu 's lands burg.
openb. werken in Ned.-Indië; H. J. J. van
Sluys, Oost-Indisch ambt. met verlof, laat-
telijk insp. bij den pandhuisdienst in Ned.-
Indië; J. Boon Jz., eig. en red. van het
Nb ld. voor het gouvernement Atjeli en on
derhoorigheden, te Ivoetaradja; E. Wyben-
ga, directeur van 's lands gevangenis te Soe-
rabaja; J. S. de Lima. eerste-comm. bij het
dep. van gouvernementsbedrijven te Bata
via; M. J. Trebels, Oost-Indisch ambt., laat-
telijk chef van het atelier bij den post,-
telegraaf- en telephoondienst in Ned.-Indië;
K. F. W. Fraeyhoven, werktuigkundige
bij den dienst der Staatsspoorwegen op Ja
va; A. G. Wijers, koloniale ontvanger en
betaalmeester te Paramaribo; mevr. de wed.
S. H. A. Begemann, geb. A. E. M. H. Tor-
chiana, hoofd van den verplegingsdienst in
het mil. hosp. te Paramaribo; H. J. Cohen
Henriquez, postdir., tijdelijk belast met de
leiding van de hoedenindustrie op Curasao;
M. W. G. Kop, secr. der Biüiton-Maatschap-
pij, te 's Gravenhagedr. F. H. Dietel,
geneesheer op het stoomschip Tabanan, van
de Rotterdamsche Lloyd; L. Weber, R. We
ber, R. Boonstra van Heerdt en P. v. Gen-
deren Stort, alle drie kapitein van den ge-
ralen staf van het leger in Ned.-Indië (de
laatste met verlof in Nederland); G. A.
Scheffer, kapitein der inf. van het leger
in Ned.-Indië; G. ,W- J. van Walraven, gep.
kapitein der inf., belast geweest met de
uitoefening van het civiel gezag op het ei
land Boeton (Celebes en onderhoorigh.); J.
Venema, le-luit. der inf., belast met het ci
viel gezag over de in Middcn-Timor gelegen
landschappen Amanoebang en Amanatoeng;
R. Lesk, tijdel. officier van gezondli. 2de
klasse bij het leger in Ned.-Indië; M. W.
Thijssen, kapit.-kwartierm., tevens officier
van kleeding en wapening bij de schutte
rij, te Semarang;
en is do eere-medaille der orde van Oran
je-Nassau toegekend:
in goud, bij bevordering, aan:
D. Otten, rijksveldwachter-brigadier-ma
joor, te Utrecht;
in goud, aan:
II. ,T. Hilhorst, commies Isten rang oij
de strafgevangenis te Arnhem;
in zilver, bij bevordering, aan:
J. W. Vaatstra, rijksveldwachter-brigadier
majoor te Leeuwarden; L'. Sanders, rijks
veldwachter-brigadier, te Vianen;
in zilver, aan
J. Winter, deurwaarder bij de kantonge
rechten in het arrondissement Utrecht, te
Maarssen; W. van de Graaf, hoofdbowaar-
der-majoor in de strafgevangenis te Zutphen
H. J. Hengeveld, idem idem te Leeuwarden;
N. Hoogenberk, hoevenaar bij de Rijkswerk
inrichtingen Veenhuizen; P. J. van der
Vaart, opvoedend ambtenaar met radicaal
voor vakonderwijs in het Rijksopvoedings
gesticht voor jongens te Avereest; mej. M.
J. A. Ligtenberg, werk meesteres in het
Rijksopvoedingsgesticht voor meisjes te
Zeist; A. J. Hol, rijksveldwachter-brigadier
te Hoeven; M.-Groen, rijksveldwaehter-bri-
gadier-majoor te GeldermalsenJ. J. Pu-
per, rijksveklw.-brigadier te Deventer; L.
van der Straaten, idem, ie Rotterdam; L. O.
Straub, rijksveidw.-brigadior-majoor te Brou
wershaven; J. Hordijk, rijksveldwachter-
brigadier te Alphen; C. Koelewijn, idem,
te Schagen; K. Procé, idem, te Veenhuizen;
G. F. Roelof.s, gemeente- en onbez. rijks
veldwachter te Oosterhout; O. Reuse, or
ganist bij de Nederduitsch Herv. Kerk te
Eist, gem. Rh enen; B. van der Reydcn,
koetsier, te Amsterdam;
in brons, aan:
'H. Zijlstra, bewaarder 2den rang in de
strafgevangenis te Zutphen; J. P. Gansner,
beambte in alg. dienst van den eersten rang
aan het Rijksopvoedingsgesticht voor jon
gens te DoetinohemW. Groen, rijksveld
wachter-brigadier-titulair te 's Gravenhage;
T. Leeg-water, rijksveldwachter-brigadier te
Schermerhorn; J. J. van 'der Lugt, idem,
te Baarn; M. J. Mous, rijksveldwachter-bri
gadier-titulair te Oraujewoud; P. v. Vijnck,
idem, te Oosterbeek, gem. Renkum;
in goud, aaii:
G. J. Okhuyzen, concierge van liet Ko
ninklijk Kabinet van schilderijen te 's Gra
venhage
in zilver, aan
H. A. ,W. Lams fuss, opperbrandmeester
van de vrijw. brandweer der gom. Vaals;
G. E. v. Veenondaal, nachtwaker der gem.
Amerongeu; O. de Vos, gemeentebode, te
Stavenisse; L. van Bemmel en O. Luijen-
dijk, beiden politiebeambten te Delft;
in brons, aan:
D. B. Kruysdijk, gewezen baas-fitter aan
de gemeente-gasfabriek te Harderwijk:
in zilver, bij bevordering, aan:
den opperschipper H. J. Gielis;
in zilver, aan:
den opperkonstabel J. Lagas; den torpe-
dist-majoor H. A. Quant; den ziekenverple
ger-majoor A. L. Knuyvers; den loodsschip-
per der 1ste klasse in het 4de en 5de dis
trict G. van Neuren.
HET AFGETREDEN KABINET.
Over het afgetreden Kabinet schrijft de
Post:
„lis ont bieu mérité de la Patrio", zij
hebben zich verdienstelijk gemaakt voorliet
Vaderland. Dat is liet getuigenis, dat de
geschiedenis hun, den mannen, wier naam
een devies en een leuze geworden is, ge
ven zal.
De geschiedenis! .Wij zullen niet trach
ten haar hot work uit de handen te ne
men, nu zij reeds bezig is* haar gericht
over hetgeen geschied is te voltrekken. Wij
zullen niet terugtreden in de lugubre avon
den en nachten, toen do Tideman's de Eerd-
rnan's c.s. uit hunne holen te voorschijn
kwamen, om het. „clericale" werk van deze
mannen, niet te veroordeelen, dat was hun
recht, maar te bezwadderen met hun „hu
mor"
Dat is voorbij, voorbijgegaan als een
nachtmerrie, die zwaar gedrukt heeft op
do borst van het Nederlandsche volk, het
benauwend droomen deed en in die droo-
men allerdwaaste dingen liet doen.
Dat is voorbij, liet Nederlandsche volk
is thans klaar wakker. En de geschiedenis,
de nooit stil staande, is reeds bezig haar
gericht te voltrekken.
En ons, ons mannen van de rechterzijde
vooral, is dc eervolle taak hun, die tijdelijk
heengaan: een Heemskerk, een Talma, de
Regouts van wie een viel op het veld
van eer in het ridderharnas van St. Geor
ges, strijdend tegen den venijnen, ade
mend en draak der ontucht 'n Kolkman,
een Oolijn, een de Waal Malefijt, een de
Marees van Swinderen, een eere-saluut te
brengen. Zij allen hebben, ieder naar de
mate hunner gaven en krachten, maar al
len met ongeëvenaarde toewijding, gearbeid
voor hetzij zij achten in het belang van het
volk, cn met voorbeeldelooze trouw pal go-
staan voor hunne en onze beginselen.
Zij gaan thans tijdelijk heen, maar zij
verdwijnen niet. Wanneer daar sprake is
van speelsch vernuft en schalke humor als
harnas en wapen in den ernstigen begin
selstrijd, van ijzeren volharding en weer
galoos werkvermogen van een krachti
ge, maar bovenal rechtvaardige bewindvoe
ring, van karakteradel en reinheid van
hart, van het zelfvergeten, waarin, wij
kend voor gewichtiger belangen, de man
zegepraalt, van met kracht aanpakken,
met moed doorzetten en met energie vol
tooien, dan zullen achtereenvolgens voor ons
staan de beelden van een minister 'Heems
kerk, Minister Talma, de Ministers L. en R.
Regout, Minister Kolkman, 'Min. Oolijn...
Aan deze mannen, voor zoover zij nog
behooren tof: de levenden - hem, die heen
ging, Minister R. Regout, heeft inzonder
heid het kath. Nederlandsche volk in zijn
hart een onvergankelijk „In Meinoriam" op
gericht aan deze mannen komt bij hun
parlementair afscheid een eere-saluut toe,
dat niét alleen ieder reehtsch man, maar
ieder eerlijk en oprecht Vaderlander hun
uit heeler hart brengen zal.
En van ons, rcehisohoYi, niet alleen een
eeresaluut, maar oen blijmoedig cn hoop
vol: Tot weerziens!
Een ringslang. Dezer dagen werd door
zekeren l'. Piet te Aalsmeer, op een der
akkers in den Stommeerpolder, van denbeer
v. Zijverden, aan den waterkant een ringt
slang, tripidonotus natrix ontdekt, meldt dd
O. H. Ct.
De lengte bedroeg ongeveer 75 c.M. c
in omtrek was hij ongeveer 5 c.M. dik.
Hij had een witten buik en was op den ru^
groen. Deze slangen worden hoofdzakelijk
in zandstreken, vooral in Gelderland, gc-i
vonden en zijn absoluut ongevaarlijk. Eer<
enkele maal wordt er een in Noord- of
Zuidholland gevangen, die dan met een sohipi
hooi zijn overgekomen. Ook is deze soort'
in het water goed thuis, waardoor hij ook1
wel waterslang wordt genoemd. Hij leeft
voornamelijk van visschen, padden en kik-
vorschen. Door P. werd zijn vondst naar,
den directeur der Rij kstuinbouw winter-
school te. Aalsmeer gebracht. Waarschijn-,
lijk zal hij naar Artis worden opgezonden.
Een tuinstad. Naar het „Volk" ver
neemt, is er te Rotterdam bij eene daar
voor gestichte vereeniging een plan in ge
reedheid, om in de nabijheid van de stad
aan den linker-Maasoever een tuinstad t.o'
stichten, op hét voorbeeld van enkele bui-'
tenlandsche steden.
De grond voor dit doel moet reeds in het
bezit zijn van de vereeniging, terwijl over
eenstemming met het gemeentebestuur om
trent enkele punten reeds is verkregen.
De stciser voor het Paleis. „Leo" ver-
lelt in de Tel. het volgende schetsje „Langs
de straat.":
„Néé Willeinse, koop ze nu niet mijn
verantwoording ze staan nu tamelijk, ja-
wèl, maar wedden, dat zo volgende week
achteruit loopen zoo hard als 'n paard?
Daar hei je om te beginnen die MexL
kanen
„Wattisteruon, jonge?"
„Pa, wat is dat voor '11 ding voor au 't
paleis?"
„Jonge hen je nou gek om me iii de rode
te valleu als ik met meneer Willemse over
zaken sta te praten? Dat wéét je toch wel
d's de steiger voor de reparatie van de
beelden dus zoo's ik '/.eg, Willeuise, je moet
rekenen die Mexikanen da's zulk ge
meen schorremorrie als (lie 't er nou op
zetten versta me wèl: op zètteu, zeg ik -«
om Amerika
„Jonge wat nou weer?"
„Die steiger kan toch niet valle?"
„Bè ja, jonge of-ie!" bnlder-lachl me-(
neer Willemse, eu de geweldige dreuninge»
van zijn bolle lach daveren over het leege
Damplein. „Hij is er rot genoeg voor. Ho»
lang zou die d'r nou al tegen an sitlen,
Stips?"
,,'k Presumeer 'n maand of acht of 'n
jaar kan óók wel maar zooals ik zei
als nou moet je me goed begrijpen: als,
nou die Mexikanen 't in d'r hoofd halen om1
dien Lind om dien Amerikaan nou eens
te molestééren zal 'k maar zeggen ij
dat kau best, dat kan bèsf, zeg ik ze loc^
ren op 'n gelegenheid, man ze loeren
„PA!"
„Wat hè-je nou weer?"
„Als de koningin op 't ballekon komt, kan
ze dan die steiger niet op 'r hoofd krijgen?"
„Ha-liatha-lia!" daver-lacht rngncer Wil)
lemse. „Hij is goéd! Dal jong is nog zoo dom
niet! Daar maggen ze gerust wel voor op-
passen Stips!"
„Kom, dat ding is tocli natuurlijk wegge
nomen, als de koningin komt!"
„Dat denk jij, maar dat is niet zoo! Do,
koningin moet zien hoe 't gezeten heeft, vat
je? Ha-ha-ha! Hare Majesteit moet toch
kunnen constateeren, dat er aan gewerkt is
- hè? Nou?"
„Nou, jonge, als je nou
„Misschien blijft die steiger d'r wel al
tijd, pa kantie ze d'r oempas op zette, ale
de koningin d'r is!"
„Ha-ha-lia-lia!" donder-laeht nu meneer
Willemse traantjes persend uit z'n glunde
re varkens-oogjes, de handen klemmend oui
z'n schuddend buikje. „Die is prachtig t
die vertel ik zoomcdcon op do Beurs! ITa-ha
ha! De jongen heeft gelijk gróót gelijk
lieefl-ie! Ha-ha! Stips, ik ga je groeten
saluutjes! Oempa's boven de koningin d'r
hoofd op den et ha-ha-lia!"
De machtige lach van meneer Willemse
versmoort in stille prethikjes, als-ie afscheid
neemt.
Meneer Slips verdwijnt met zn zoontje,
(lat vragend opziet naar den steiger.
De steiger rot.
FEUILLETON.
Ren bijdrage tot dc lijdensgeschiedenis
van Ierland.
Naar het Fransch van Lucien Tliomiü,
J7.)
.Sir Robert heeft eeiuge woorden lot den
5'fil togen de gericht. Heeft de ongelukkige
jjfiiu begrepen? Ik weet het niet, maar hij
^fieft met godslasteringen en vervloekingen
«fiantwoord. Plotseling bleef hij steken; zijn
'fikaam bleef roerloos liggen: bij was in
,'firtwijfeling gestorven, gelijk hij geleefd
fifid.
ÏJe dokter zweeg,
j ?- En sir Robex-t? en Macauby? vroeg Pa-
Dck in angstige spanning.
t,""- Macauby had bijna tegelijk met Eodo-
l'0 den geest gegeven. Sir Robert is het
b Mete bezweken. Zijn saamgeknepen hand
^vatte nog steeds het portret van zijn
*7 Die ongelukkige! prevelden de jonge
Jfijes, die bij het verhaal van den dokter
Sfivvoordig geweest waren.
God zij hem genadig! sprak Patrick.
En zich tot James wendende, die de ka
mer binnenkwam, vroeg hij:
Broeder, hebt gij gehoord wat er bij
Hyde-Park voorgevallen is?
Ik ben er zelfs geinige van geweest
Ik heb (le lijken van sir Robert O'Conuor en
Jack Thowless gezien
In Ierland heette Jack Thowless voor
heen Macauby, sprak Patrick met nadruk.
De jonkman verbleekte en gal' een gil.
Macauby?
Ja, MacaubyJaagt die naam u
vrees aan?
Dat monster! Hij had den vader in het
verderf gestort, en wilde ook nog de kinde
ren in het verderf storten. Gelukkig
Hij onderbrak zich en bracht de hand aan
zijne borst, terwijl zijn mond den naam van
Hngues stamelde.
Patrick trok hem liefderijk lot zich.
Wij zullen hem redden, fluisterde hij-
Die booze geest van onze familie is niet
meer. God heeft onzen vader gewroken.
Voorlaan kunnen wij de toekomst zonder
siddering tegemoet zien. Hoop en vertrou
wen.
X,
NASCHRIFT.
Vier maanden na de hjervoren door ons
verhaalde gebeurtenissen werd liet huwelijk
van Patrick met Ellen iu de kerk van Fall-
moore voltrokken, die opgevuld was met een
deelnemende menigte, uit al de gehuchten
van het district Floweriness bijeengestroomd.
Op liet oogenblik dat de stoet de kerk ver
liet, hieven de pachters de kreet aan:
Leve Patrick Lind ley! leve de zoon van
den martelaar van Gal way! leve onze nieu
we afgevaardigde! leve de verdediger van
Ierland!
Patrick verheugde zieh in het geluk dier
eenvoudige lieden, dat zijn werk was en zou
zich geheel gelukkig gevoeld hebben, indien
de gedaclile aan Ungues hem niet voortdu
rend voor den geest gezweefd had.
Die ongelukkige! sprak hij tot zich zei-
ven, li ij is dus voor altijd voor ons verloren!
Acht dagen na het huwelijk van Patrick
nam James Lindley afscheid van zijne fa
milie en scheepte zich in naar Australië,
waar hij op zijne beurt zijn fortuin wilde
beproex en. Op den'zelfden avond van zijn
vertrek las Patrick, de Times inziende, de
volgende regelen:
Een jong en vurig revolutionnair,
Hugues Lde broeder van een Iensch af
gevaardigde, is gisteren door de policemen
overvallen geworden op liet oogenblik dat hij
een dynamielpatroon aan deu ingang van
het Parlementsgebouw poogde te plaatsen.
In de daarop gevolgde worsteling met de
politieagenten heeft Hugues L.... een revol-
vcrkogel in de volle borst ontvangen die hem
dood deed nederstorten.
Die ongelukkige! sprak Patrick, met do
hand over het voorhoofd strijkende, waarop
een koud zweet parelde; de ongelukkige! Op
1 die wijze moest hij dus eindigen! Ach! deugd
en eer zijn geen ijdele klanken,
EINDE.
Een verhaal uit den tegenwoordigen tijd.
Naar het Fransch.
I.
Freule ik moet de sleutels, hebben, om
'het tafelgoed le krijgen! Welk moet ik
1 nemen?
Geef mij mijn kruk of liever neon. ik
wil vandaag uitrusten. Neem van liet tafel
goed rechts, in bet eerste vak.
Johanua, een vlug, schrander, jong boeren
meisje, ontving met trots en vreugde den
sleutelbos, dien de meesteres haar overreikte,
I ging in het aangrenzende vertrek eu ont-
1 sloot do eikenhouten kast, waarin do naar
havendel riekende schatten van meerdere
'vrouwelijke geslachten opgestapeld lagen.
I Deze schatten bestonden uit drie volle plan
keu tafellinnen en een smakeloos eetservies,
waarin men de freule de eenvoudige maaltij
den opdiende.
Johanna nam een fijn tafellaken cn bracht
haar meesteres de sleutels terug, waarna zij
de zware vierkante tafel in de eetzaal dokte.
Alvorens ik den lezer de meesteres des hui
zes voorstel, moet ik dit zelf nader beschrij
ven. Het heerenhuis, gelijk men het gewoon
lijk noemde, dankte zijn schilderachtig voor-
konion minder aan de grauwe muren dan
aan een grooteu, achtkoekigen met beeld-
bouwwerk gesierden ranken toren, die den
hoofdingang vormde. Langs den geheelcn
voorgevel rankte 'n wilde wijngaard; om do
zuilen der met wapens getooide voorhal
slingerden zich klimrozen die liet oude ge
bouw een feestelijk aanzien gaveu. Het
heerenbuis lag aan den ingang van liet. kleine
stadje Plouër, maar het scheen alleen te
staan, zoozeer lag het oiuler de oude kastan-
jeboomen verscholen, die zijn voorplein
overschaduwden. Niels in het oude huis of
in den moestuin daarvan heriuerde aan do
sierlijke villa's en bekoorlijke landhuizen,
die wel is waar aan geen vier geslachten
een onderkomen verschaffen zullou, maar (e
midden van een Engelsehen aanleg of schit
terende bloemperken er zoo allerliefst uil-
'zien. Zelfs bet salon beantwoordde event
zoo weinig als al het overige aan onze be
grippen van weelde.
Voor bet eenigo breede raam huigen kost
bare zijden gordijnen, zoo oud echter, dat do
kleuren verschoten waren, al had ook het
HIEUWE
„Pa!"
„Pa!"
„Pa!"