POLITIEKE PRAATJES. BUITENLAND. BI^MENLAIÜD. 0E EENIGE ZOON Au Ban iüssr>chét „üoyons." li a a ë'4 m m Brw ssse1 HasitiseSieseneM. voos» all® gelegenheden FEUILLETON. 1 NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT «KÉfJS** Maaiva^rmmcaBwsr3!apmiHmMK»*-7WL: tk .VI. Een degelijke Propagandaelub moet Haar leden voortdurend laten werken. Hefc spreekwoord zegt: Al doende leert men. Op het vak van propagandist is. dit gezegde al bizonder toepasselijk. Juist door gedurige foofening zal men de fijnheden van het vak leeren verstaan. Een eerste ondeugd van een propagandist is de vrees. Zon ik daar wel goed ontvangen v.worden," wat zal men tooh wel zeggen, al3 ik daar zoo maar een praatje kom houden, deze vragen bestormen zoo menigmaal het hart van den nog jeugdigen propagandist, die voor de eerste malen op huisbezoek gaat. Nu zal juist het veelvuldig huisbezoek hem loeren, dat de menschen nog zoo kwaad niet zijn, dat, wanneer men fatsoenlijk voor den dag toomt, men ook, een hoogst enkele uit zondering daargelaten, fatsoenlijk ontvangen .wordt. Men zal. ook weldra vruchten van_ zijn werk gaan zien, soms van heei geringen- omvang, maar tod1 verblijdend on steunend on opwekkend tot nieuwen arbeid. Daarom de vrees gedurende de eerste tijdeii overwonnen, en de zoete troost, dat men een medemensch tot betere gedachten heeft ge- bracht, dat men een Katholiek blad in een katholiek huisgezin heeft gebracht, kortom, dat men 'nuttig werkzaam is geweest, zal ons veel onaangenaams doen vergeten, en ons moed schenken en verlangen naar meer goede daden, t Bovendien, alle menschen zijn niet gelijk, de eene man is zus, de andere zoo. In 't eene huisgezin heeft moedor do vrouw veel in de i. melk te brokkelen, in hot andere heeft ze niets be vertellen. De eene manier van praten zal den een tot het goede inzicht brengen, den ander 'echter verbitteren. Daarom honderden manieren zijn er om ih een huisgezin vasten voet te krijgen, alleen is de vraag maar, welke methode moet ik in dit of dat huis 'houden toepassen. Begint men verkeerd, alles is soms voor goed verloren. Daarom moet een propagandist 'een hondenneus hebben, zoodra hij zijn neus binnen heeft, moet hij kunnen rui ken, op welke manier hij uit den hoek moet komen. Die hondenneus krijgt men alleen door veel oefening in ruiken. Dus: men krijgt alleen goede huisbezoekers door voort- üurende oefening. Geregeld werken geeft ook aanleiding tot '"geregeld vergaderen. Ook van veel waardel Do propagandisten spreken elkaar gedurig, ze doen veel wetenswaardigs van elkaar op, ze leeren' elkaar beter kennen en met elkaar N' samenwerken. Men gevoelt zich langzamer hand een eenheid, die voor één gemeenschap pelijk doel strijdt, en daarvoor alle persoon lijke kwesties op zij moet zetten. Door dat gedurige werken krijgt men vast flinke resultaten, en die zullen w^eï een ze ker vuur, een flinke geestdrift onder de propa gandisten houden. Is men eenmaal aan 't /werk, men blijft vanzelf aan den gang, indien 't tenminste niet te druk loopt, maar vacanties van één, twee óf drie jaar ze werken zoo verlammend, ze dooden alle geestdrift. En zoekt men na zoo'n rusttijd, waarin de men schen hefc werken verleerd zijn, hen weer bij elkaar te trommelen, dan is het resultaat 'gewoonlijk allertreurigst. Daarom weer den -gang er in houden, het is gemakkelijker een «waren wagen rollend te houden, dan hem -nrnaal stilstaand in beweging te brengen. Maar is er dan werk voor vier jaren lang? Ik hoop deze vraag later uitvoerig te be handelen. Ik zal nu alleen enkele punten aan te stippen: Cursussen in godsdienstleer, sociologie en politiek, kiezer-kweek, in orde houden van hot register van de Katholieke bevolking, Werken voor de goede Pers en de Katholieke vakorganisatie, regelmatig terugkeerend huis bezoek, eigen propagandablad, speciaal be werken van de halve en naam-Katholieken, bewerken van de kleuriooze middenstof, enz., enz., ik geloof, genoeg om vier jaren te vullen. X. De DuHsche bevolk in gsta tidtiek. Ook in Duitschland begint zicb bet ver schijnsel in steeds sterker mate te openbaren, dat de Franschen met zoo groote bezorgdheid Vervult: daling van het geboortecijfer. Uit de pas verschenen „Réicliss t atifetiek" blijkt, dat, terwijl er in 1906 op 1000 inwoners 8.2 huwelijken, 4.1 geboorten en 18.2 sterfge vallen waren, met een geboorteoverschot dus van 14.9, deze cijfers in 1911 geleidelijk ver minderd waren tot: 7.8 huwelijken, 29.5 ge boorten, 18.2 sterfgevallen, met een geboorte overschot dus van nog slechts 11.3. In het jaar 1910 waren deze cijfers nog: 7.7, 30.7, 17.1 en 13.6. De teruggang in liet geboor ten-overschot is dus voor 1911 aanzienlijk. Deze moet voor een groot deel toegeschreven' worden aan de buitengewoon groote zuige lingensterfte (door den abnormaal lieeten zomer) in 1911. In 1909 stierven er in het Duitsche Rijk in het. eerste levensjaar 335.436 kinderen; in 1910: 311.462 en in 1911 was dat cijfer 359.522. De DuitscliO kroonprins in ballingschap. Do Duitsche bladen brachten dézer dagen liet bericht, dat het verblijf van kroonprins Frie- drich Wilhelm te Langfuhr met een jaar ver lengd is. Dit kleine berichtje, dat er vrij onschuldig uitzag, verdient wel eenigo toelichting merkt de Tel. op. De Duitsche kroonprins, Friedrich Wilhelm, werd onlangs tot commandant varf een garde- regimeut te Breslau benoemd en keizer Wil helm maakte er bij het eeuwfeest in die stad toespelingen op, dat een zijnor zoon3 er zich zou gaan vestigen. Men geloofde toen alge meen, dat hier kroonprins Friedrich Wilhelm bedoeld werd, die indertijd naar Langfuhr, hij Danzig, als majoor bij de huzaren overgeplaatst, of liever: in ballingschap gezonden werd. De verbanning van den kroonprins en zijn eohtgenoote schijnt echter nog geenszins be ëindigd te zijn, betgeen duidelijk blijkt uit het bericht, dat zijn verblijf te Langfhur wederom met een jaar verlengd is. En bij het lezen van dit bericht herinnert men zich onwilelkeurig het opvallend feit, dat de kroonprins niet aan wezig is geweest bij de feestelijkheden van den laatsten tijd, zoomin bij de feest te Breslau, of bij de plechtige ontvangst van den Griekschen koning en diens zoon te Berlijn en te Potsdam. Het kroonprinselijk paar is en blijft te Lang fuhr, en leeft daar in ongenade. De redenen, die destijds tot de opzienbarende overplaatsing van den Duitsclien troon-opvolger naar het al heel weinig amusante garnizoen van Langfuhr leidden, kunnen als bekend worden verondersteld. De kroonprins had in de hofloge van den Rijksdag tegen den rijkskanselier von Betlimanu Holhveg in een anti-Engelsehen en chauvinistischen geest gedemonstreerd. Er moeten destijds vrij heftige tooneelen tusschen den keizer en zijn oudsten zoon hebben plaats gehad. Ook mompelde men, dat Friedrich Wil helm persoonlijk excuus aan von Bethmann had moeten vragen, op bevel van zijn vertoornden, vader. Behalve dit voorval, moeten zich bovendien nog vrij vóel andere gebeurtenissen liebbon afgespeeld, die hebben bijgedragen tot de al lengs groeiende vervreemding tusschen keizer en kroonprins. De jonge gemalin van den Duit- schon. troonopvolger, kroonprins Caecilo, een aan de Riviera opgevoede prinses van cosmo- politischen smaak, van uitgezochte elegance en het hooge zelfbewustzijn, geboren uit Rus sische afkomst en in 't bezit van een zeer groot vermogen, moet al zeef spoedig na haar. huwe lijk in conflict zijn gekomen met de Duitsche keizerin. De kroonprins stond en staat nog steeds rid derlijk naast zijn gemalin, die, geboren om een ster te zijn aan een keizerlijk hof, zich thans met hare echtgenoot naar een provincienest verbannen ziet, een verbanning, die nu weer met een jaar verlengd is. Wel is er geen sprake van, dat "de brouille tusschen keizer Wilhelm en kroonprins Friedrich ook maar in de verte gelijkt op het dramatisch conflict tusschen twee andere Hokenzollernsden latcren groote ren koning Friedrich II en diens vader, maar toch moet het Duitsche volk het als iets droe vigs ondervinden, dat keizer Wilhelm, zelf een markante persoonlijkheid, en die desniettemin menigmaal getoond heeft, individualiteit ook in anderen te waardeeren, juist tegenover zijn oudsten zoon een zekere hardheid aan den dag schijnt te leggen. Het valt zeer moeilijk, bij zulke conflicten een oordeel te vellen, daar zij zich afspelen achter de dikste gordijnen van het leven ten hove. Het conflict tusschen een heer sciter en zijn erfgenaam schijnt er een te zijn, hetwelk psychologisch verklaard kan worden, en diep moet wortelen. Voorbeelden daarvan zijn in de geschiedenis legio. Hefc is alleen maar te betreuren, dat hun aantal nu weer met ecu vermeerderd blijkt te moeten worden, en juist tusschen Wilhelm II en zijn troonopvolger, bei den door bet Duitsche volk bemind en met trots beschouwd. Een Katholiek Aartsbisdom te Belgrado. De correspondent van het „Borl. Tagebl." te Belgrado, seint volgens de Msb. aan zijn-blad, da.t de Servische concordaatcomniissie dezer dagen naar Rome zal reizen om de onderhande lingen met den H. Stoel ten einde te voeren. Leden dier commissie hebben verklaard, dat van liet voorbehoud der Servische regeering vroeger in de bladen vermeld dat name lijk de Kath. priesters niet van Oostenrijksclie of Hongaarsche nationaliteit mochten zijn in hot. ontwerp-concordaat niet gesproken wórdt. Slechts zou in oen begeleidend schrijven de wensch der regeering worden te kennen gege ven, dat de Katholieke geestelijkheid in Servië niet afhankelijk zou zijn van den aartsbisschop Stadler in Serajewo maar direct van den H. Stoel, in verband waarmede Belgrado zou wor den de zetel van een Katholieken aartsbisschop wiens aarts-dioee.es geheel Servië zou omvatten. Indien de H. Stoel toestemt zou de aarts bisschop nog vóór December benoemd worden. KAME RON TB1ND1NG. Onder dit opschrift bevat „De Standaard" een driestar van den volgenden inhoud Van meer dan één kant wordt de vraag ge fluisterd, waarom de aanvrage om ontslag van de lieeren Heemskerk g.s. niet is afgewezen. Bij conflict had H. M. de Koningin dan immers de Kamer kunnen ontbinden, en zulk een onbin- ding zoo voegt men er dan bij zou hoogst waarschijnlijk tot een zeer gewijzigde samen stelling van de Tweede Kamer geleid hebben, niet onwaarschijnlijk zelfs tot een meerderheid voor rechts. Ingang vond die geduchte vooral na den verrassenden uitslag in Rotterdam L Daar sloeg de electorale opinie vierkant om. Eilieve, waarom zou gelijke uitslag uiet ook elders te verwachten zijn geweest? En we geven toe, de schijn was er voor, maar dit neemt niet weg, dat we Kroon en Volk ge luk wenschen, dat men van koogerhand niet op deze overijlde gedachte is ingegaan. Reeds op zichzelf kan toch volstrekt niet worden toegegeven, dat de kans op zeer gewij- zigden uitslag zoo schoon stond. Men kent die manier van Kamerontbindin gen uit de periode van den ouden Heemskerk, maar men weet ook, hoo jammerlijk steeds al zulke proefnemingen mislukten. Vooral zoo kort na een pas afgeloopen stembus waait er dan altoos een geest van verzet ouder de kie zers op. Men wil zich geen wet laten stellen. Door zulk een ontbinding voelt het kiezersvolk zich in zijn zelfbesef gekwetst. Maar er is meer. Van links heeft men in Juni een bijna pot sierlijke politiek aangedurfd, niet als geleid door de drijfkracht van een politiek beginsel, maar uit wrevel tegen het Christelijk element. Dit was van links een politiek misdrijf. Van dat misdrijf hebben zo thans de verantwoorde lijkheid, en als het moet, de gerechte straf te dragen. Alleen zoo leert men ook aan de lin kerzijde zulke politieke halswagerij af. Juist daiirom zou het door en door verkeerd zijn, de heeren van Links thans van deze zeer ernstige verantwoordelijkheid te ontheffen. Ze moeten die dragen ten einde toe, daar alleen zoo het volk het ongerechtige van zulk een politiek spel leert inzien. Ons inziens had dit zelfs in 1907 onze hou ding tegenover liet kabinet-Do Meester moeten zijn. Men had ook dit kabinet zijn strafperiode moeten laten uitzitten. Dat men toen op een ongelegen oogenblik den levensdraad van die kabinet afsneod, is ons zeiven straks betaald gezet. Zonder overdrijving dient toch beleden, dat het „liinc illae lacrymae" hierop ten volle voor ons toepasselijk is gebleken. DR. KUYPER OVER HET MINISTERIE. Dr. Kuyper is, blijkens een artikel en een driestar in de Standaard, weer van buitenaf terug en heeft zijn redactioneelen. arbeid hervat. Hij bespreekt, den beer Gort van der Lin den als een politiek edelman waardeerend, bet verloop der crisis en beantwoordt do vraag boe het loopen zal. Zijn de socialisten door hun fiasco nu reeds zoo murw, dat ze in 't opdokken voor oorlog en marine geen bezwaar meer zien, dan zal links 't hecht in banden houden. Lukt dat niet, en gaat 't kabinet van tweo walletjes eten, om met ónze liulp militair klaar te komen en met de 16 socialisten 'fc algemeen stemrecht er door te krijgen, dan zult 'ge 't 'apegapen van 1907 opnieuw beleven en wordt do tragedie van 't kabinet-do Meester met -den ouden klaagzang ingeluid. Rechts slaat warm en beslist voor 's lands defensie, maar kan die met Colijn als minis ter evengoed, neen beter, leveren. Van ons kan daarom niet gevergd dat we, om de defensie geen gevaar te doen loopen, een linkfcch kabinet op de been zullen' houden. Doch ook afgezien van deze bij-kwestie, van rechts z^l men over het politieke hoofd verschil nooit heenstappen. Stuurt dit kabinet ten finale op Groud- wetsrevisie, en bierbij op wijziging van art. 80 in concentratiegeest aan, dan staat 't nu reeds als een paal boven water, dat men on zerzijds, al moest 't kiesrecht revolntionnair worden, toch in 't stemrecht nooit zwichten ►zal, tenzij gelijktijdig en in één verband Heemskerks revisie-voorstel van artikel 192 er onverkort en tegelijk mee doorga. Van een omverwerpen van dit kabinet be hoeft voorshands geen sprake te zijn. Laat 't uitleven. Straks zakt en zinkt 't toeli van zelfs levensmoe ineen. Maar wil bet zijn eigen dood verbaasten, laat 't dan aan rechts den eiseb stellen, om, in wat voorstel tot Grondwetsherziening ook, te bewilligen, zonder dat tegelijk in art, 192 óns recht geschiede, en niemand kan er aan twijfelen of in antwoord op zoo onbiUijken eisch zou de Eerste Kamer zich van haar plicht weten to kwijten. En zegge nu niemand met het oog op dit slot: in cauda venenum. Immers, in meer dan men denken zou, zijn we tot schikken en toegeven bereid, alleen in bet onderwijs-geding nooit. MINNE MANIEREN. Te Amsterdam staakten de bezorgers van de Courant, het „neutrale" blad. De directie van het soe. dom. Volk tracht daar een slaatje uit te slaan en drukt aan liet hoofd der kolommen van haar blad het volgende af PARTIJ GEN OOTEN. Gij weet, dat de bezorgers van „Do Cou rant" staken en dat het blad dus niet be zorgd wordt. Gij weet ook. wat er de oorzaak van is. (Welnu, dan begrijpt gij ook, dat als ieder van u in zijn omgeving propagan da maakt voor „Het Volk" er duizenden abon nees voor ons blad te winnen zijn. Tot die aktie 'roepen wij u hierbij op. Om u het werk te vergemakkelijken stellen wij aan ous bureau beschikbaar raambiljetten, waarin staat wat „Het Volk" is en onder wel ke voorwaarden daar gewerkt wordt. Bovendien zijn gratis proefnummers ver krijgbaar in onbeperkte hoeveelheid, als gij ons do adressen opgeeft waarheen ze ge zonden moeten worden. Maar dan moet gij ook zorgen dat die lezers van ons blad door u bezocht worden en tot abonnees gemaakt. Dus, pUrtijgenooten, allen aan het werk, Als ooit kon, gezegd worden, dab „de velden wit zijn'om te oogsten", dan is het nu. Helpt ons dien rijken oogst spoedig en ten volle binnenhalen De Direkfceur. Commentaar op bovenstaande is overbodig. Noodig moeten de socialisten over minne manieren, spreker! IK GELOOF AAN GEEN GOD. K. schrijft in „De Voorhoede": De waanzinnige of halfwaanzinnige moorde naar Wagner te Mühlhausen heeft o.a. de vol gende verklaring afgelegd: „Ik geloof aan geen God, ik wensoh als bondgenoot den dui- vel". In flit licht gezien, is do verschrikkelijke daad van Wagner de bevestiging van het woord van Schiller„Das ist der Fluch der bösen ïafc, dass sie fortzeugend Böses nuiss gebaren." (Dal; is de vloek der slechte daad, dat zij ook kwaad moot voortbrengen). Deze bekentenis van den moordenaar, aldus do „Augsburger Postzeitung" is eene ernstige vermaning voor hen, die nog ooren hebben om te hooren, waarheen slechtheid en goddeloos heid de menschen voeren kunnen. Wagner's leven was niet gelukkig. Welnu, vooral in 'fc ongeluk moet de mensch een vasten steun en troost zoeken in den gods dienst, die hem alleen innerlijk bevredigen en over innerlijke ontevredenheid, heenvoeren kan. Het ongeloof houdt slechts stand zoolang 't den mensch goed gaat; in kommervolle tijden laat de mensch zich niet met ledigs koude phrassen volproppen. Dat bewijst do moordenaar Wagner op dub deiijke wijze door de verschrikkelijke woor den: „Ik geloof aan geen God, ik wensch als bondgenoot den duivel." Ook de conservatieve „Kreuzzeitung" gaat, do beweegredenen der ontzettende misdaad nu, „Ik geloof aan geen God..." Deze zin, op deze plaats neergeschreven, spreekt éune vermanende, pakkende, diep in 't hart grijpende taal. Dit woord wijst op de laatste oorzaak dezer bloeddaad. .Het werkt gelijk een vlaminescbrift aan den wand van de pronkzaal onzer moderne beschaving. Zeker behoeft do goddeloosheid niet altijd tot mis daden cn zeker niet tot zulke misdaden te voeren. Maar dat de moordenaar in 't midden zijner bekentenis juist dezen zin uitsprak, dat moet voor ons hedendaagseh geslacht, dat zich zelfs hier en daar op zijne goddeloosheid beroemt, èenc het diepste der ziel schok kende en het hart pakkende vermaning zijn. DE VERLEIDING IS ZOO GROOT! Mne weet hoe ieder rechtgeaard lid van den Bond van Ned. Onderwijzers het hoofd schap verfoeit en aan zijn collega's die dat hoofdschap op hun schouders torssen een gloeiende-u haat gezworen heeft, juist om des hoofdsc-hapswille Nu heeft de Haag.sche afdeeling van dien bond een rapport behandeld -over 'fc niet solliciteeren voer hoofd. Het is wel de ra dicale weg. Als men toch iets verderfelijks acht, dan solliciteert men toch niet om het te worden! Maar.de loer is mooi in theorie.... Di de practijk lijkt den heeren onderwijzers leden van den bond, het hoofdschap tocli zoo kwaad niet! Zoo sprak de vergadering de wenschelijk- heid uit om propaganda te blijven maken, tegen het solliciteeren voor hoofd, maar op grond van verschillende overwegingen wenschte men toch geen absoluut verbod te zien gestold. Ge kunt nooit weten,., de verleiding is zoo heel, héél groot.... zegt de „Ned." Oranjekleurige Socialisten. Als een bij zonderheid wordt uit Waalwijk aan het K. V, gemeld, dat de socialisten aldaar, bij gelegen heid van Kon in gin's verjaardag met oranje op de borst prijkten. Toch geen slecht soort, he i i Dat kostte moeite. Nadat drie personen bedankt hadden en er zevenmaal gestemd was, is de gemeenteraad van Alblasserdam er toch in mogen slagen een wethouder te vinden. De gekozene, de heer A. G. Rijkee, weigerde eerst ook, maar nam ten slotte, toen de burgemee-ster zijn bezwaren bad weggenomen, de benoeming aan. In de vorige raadsvergadering was ter be noeming van een wethouder 24 maal gestemd, en naar men weet nog zonder resultaat. Mug eu wesp! De beer M. G. F. uit Wo- meldinge, schrijft aan den „Zeeuw": Op een morgen in bet begin dezer week, werd mijn aandacht getrokken door een ge vecht tusschen een zeer groote mug en een wesp. Om dit gevecht beter te kunnen gadeslaan, wierp ik beide op tafel. Reeds zeer spoedig was de mug door de wesp overmeesterd, en naar bet scheen ook gedood, daar zij niet den minsten tegenstand bood. Hetgeen er toen gebeurde, was wat bet meest mijn aandacht trok, nl. dit: Eerstens beet de wesp alle pooten achtereenvolgens tot het lichaam toe af, het bijten was zoor duidelijk hoorbaar, daarna deed zij hetzelfde met de vlerken, en daar de buit thans nog te zwaar was, beet zij bet lichaam der mug in tweeën en vloog met bet voorste gedeelte heen. Voorzeker een niet alledaagsCh schouw spel! Hij haalt het natuurlijk! Een der Zierik- zeqgeho booten was op liet punt te vertrekken. Daar zag iemand iu de verte een wielrijder en het bleek al spoedig, dat hij zijn best deed om hog op de boot te komen. Reeds hadden de matrozen de groote loop brug ingenomen en de kans voor den wielrijder leek gering. Een wedlustig passagier vondt heb een mooie gelegenheid om een tientje tegen een gulden te zetten, dat de fietser 't uiet halen zou. De weddenschap werd aangegaan en heel het dek raakte in een soort opgewondenheid. Hij haalt het niet! Jawel, 't zal op 't nippertje wezen. Loop rond! Hij haalt het niet. Hij haalt het. Hij is er. IToe'ra! jr -.k-A.-— De heer Harcourt zat alleen in zijn stu deervertrek, waarvan de wanden met hooge kasten vol lijvige wetboeken bezet waren. Op de schrijftafel, die bezaaid was met ae- ten en andere geschriften, lag naast den advocaat een pakje banknoten, dat hem door een zijner cliënten betaald was. De prachtige aau den zolder, boven de schrijftafel hangen de lamp, wierp hare heldere stralen op Har- co urts gewelfd voorhoofd en op zijn koele, strenge gelaatstrekken. Eensklaps greep hij de kleine zilveren ta felschel, die vóór bem stond en schelde. „Is mijn zoon thuis gekomen?" vroeg bij ®orsch aan den binnenkomende bediende. „Ja, zoo even mijnheer!" „Zeg hem, dat hij hier kome!" De bediende vertrok en na weinige oogen- hlikkeu trad de zoon bij den vader binnen. lHij was een knappe jongeling van omstreeks 17 jaren, wiens mannelijke schoonheid ech ter zichtbaar door een lichtzin ui gen levens wandel geleden had. „Hebt ge weder een yan uwe dwaze stre kken uitgevoerd," begon de vader op gestren- toon. 1 He jongeling knikte toestemmend en («Weeg. /«öe. gebroken tilbury eu het paard, dat. gii dood gejaagd hebt, kosten mij to zanien wel meer dan duizend gulden. Wat kunt gij tot uwe verontschuldiging aanvoeren?" Om den vertoornden blik zijns vaders te ontwijken, sloeg de jongeling zijn oogen naai den grond eu bleef zwijgen. „Hoe lang zal die levenswijze nog duren? begon do vader weder met ldimmenden toorn. „Heb ik u niet reeds gezegd, dat ik niets meer van u wilde weten, als gij uw leven niet verbeterdet? Jau, gij zijt een schandvlek voor onze familie eu voor onzen goeden naam. God. zij gedankt, dat uwe moeder niet meer leeft, om verdriet van haren ontaarden joon te hebben." Hot was den jongeling gelukt tot nu toe- de verwijtingen zijns vaders kalm aan te hoo. reD, maar op 't hooren van zijn moeders naam beefden zijne lippen en hij wendde zich om, teneinde een traan te verbergen, die in zijn oogen opwelde. Indien de oude gestrenge man de kunst bad verstaan oiu de zwakke zijde van bet hart van zijn zoon gevoeliger aan te tasten, ware zijn kind wellicht nog te redden geweest; maar door zijn hard vochtigheid wilde hij zich gehoorzaamd zien door den sterken arm van 't ouderlijk gezag. „Meent gij," riep bij driftig, „dat ik u niet kan onterven, omdat gij mijn éénig kind zijt? Ik zal het u bewijzen. Noem deze banknoten, er zal tweeduizend gulden zijn, dat is alles, wat gij van mij kriigt, en deze nacht is de laatste, dien gij onder mijn dak kunt door brengen-" To-en de vader over zijne overleden moeder sprak, stond.de jongeling op liet punt zicb met berouw aan de voeten zijns vaders te werpen en bem ernstig beterschap te beloven. Zijne waugeu waren beurtelings bleek en rood, zijne lippen openden zicb om te spro ken; hij vouwde smeekond de handen, maar eer bij een woord van berouw kon uitbren gen, ging de vader reeds met zijne harde ver- wijtingen voort eu eindigde met ziine ver stooting. Nog eenmaal beproefde Jan bet om te spreken, maar nogmaals kwam zijn vader bem voor. „Geen woord meer! Het is nu te laat. Ik heb u gewaarschuwd, dat de eerste dwaze streek, die gij weer begingt, de oorzaak zou ziin, dat ik u mijn buis ontzegde, maar mijne vermaningen werden in den wind geslagen. Ga nu been en oogst, wat gij gezaaid hebt." Hoe ongehoorzaam hij ook geweest was, deze straf, dit gevoelde Jan zeer goed, was veel te hard. Een enkel woord, slechts één vriendelijk woord van zijn vader en bij ware nog met berouw eu boete voor bem neerge zonken. Hij greep de bem toegereikte bank noten,, kneep ze krampachtig in elkaar en wierp ze toen op den grond, terstond boor de men daarna do deur met geweld dicht wer pen. „Hij zal toch niet weggegaan zyn? zei de vader angstig bij zich zelf eu zijn voorhoofd werd omwolkt, toen hii de bauknoteu zag lig- geu. „Maar laat bij gaan, die onverbeterlij ke deugniet! Hij is mijn zoon niet meer. Lie ver kinderloos sterven dan een zoon te bob ben, die zijn familie schande aandoet. Heb ik niet alles gedaan, wat mijn plicht van mij vordert?" Jan Harcourt verliet met wanhoop in 't hart de ouderlijke woning. Gedurende het ge sprek met zijn vader bad zijn hoogmoed bem sterk genoeg gemaakt, 0111 alle verwijtingen zonder tegenspraak aan te hooren; maar toen de deur achter hem dichtviel, toen lvij zich omkeerde eu nog een laatsten blik wierp op liet vertrek, dat eens dat zijner mooder geweest was, kwamen bem de tranen op de wangen; bij verborg zijn gelaat in zijne ban den en zonk krampachtig snikkend neder. „Ach waart gij nog iu leven, dierbare moeder! zuchtte bij, „dan zou het niet zoo ver met mij gekomen zijn. Gij zoudt over de keuze mijner vrienden een wakend oog ge houden, mij niet zulke harde verwijtingon gedaan, mij niet zoo zonder buis of dak in den nacht de deur uitgestooten eii aan iedere verzoeking prijs gegeven hebben. O mooder!" riep bij, ten hemel ziende, „zie op mij neder en heb deernis met uw ongelukkig kind." Op dat oogenblik werd de deur van zijns vaders buis geopend. Reeds wangdo bij te hopen, dat zijn vader berouw zou hebben over den gedanen stap maar neen! er kwam een bediende buiten 0111 de vensters te slui ten. Om niet herkend te worden stond de jongeling op en verdween om den boek van de straat. Er waren, verscheidene jaren verloopen. De oude Harcourt was iu eer en aanzien ge stegen, en eindeliik rechter geworden. Men zag bem dagelijks iu eene prachtige equi page naar het gerechtshof rijden; men streef de naar de onderscheiding aau zijne keurige diners genoodigd te worden, met één woord men hield liem voor een benijdenswaardig man. Maar was hii gelukkig? Hij zou bet ge weest zijn, als bem niet één ding ontbroken bad; bij had niemand, wien liij liefde kon toedragen. Hij gevoelde dat die neerbuigen de beleefdheid en dat betoon vau diepen eer. bied der lieden jegens hem een anderen drijf veer hadden. Ach! hoe dikwijls verlangde hij naar tijding omtrent zijn verstooten zoon, eu hoe verweet bij zicli nu zijn wreede hard vochtigheid. „Had ik slechts wat langer toegevendheid jegens hem gebruikt," zei hij op zekeren morgen zuchtend tot zichzelf, „dan zou hü zicb wellicht gebeterd hebben; hij bezat toch altijd een goed hart, en zijn dierbare moeder placht altijd te zeggen, dat hü gehoorzaam was." Terwijl bij zoo. klaagde, opende een be diende ile deur. „Hel is aanstonds 10 uur,'1 herinnerde hij den rechter, „het rijtuig wacht voor de deur." „Goed, goed!" antwoordde de rechter, ter wijl bij opstond; „ik bad bijna vergeten, dat vaudaag bet verboor moest plaats hebben van dien straatroover, die de brievenpost beeft aangevallen." Met diepe buigingen en nederige groeten werd do alom geëerde rechter op den weg naar de gerechtszaal ontvangen, waar de be-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5