Haagsche Brieven.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
DE TWEE SIDONIA's,
Au Bon üareiié*
HaapEem-Bpussel. Haneisclioeneai voor alle geSegenhesiewl
BlMSaSG IS SEPT. 1913
XXV.
De vacantietijd is in ons Haagje op schit
terende wijze afgesloten. Men denko niet,
'dat ik nu den parlementairen vaoantietijd
fen de sluiting dei* Kamers op heb oog heb.
Nóch de een, nóch do ander heeft zich door
iets buitengewoons of schitterends geken
merkt. De parlementaire vacantietijd is groo-
tendeels besteed aan het oplossen der crisis,
welke oplossing ten slotte niets schitterends
beeft, vooral niet voor de hoogopgevijzelde
-Vrijzinnig© concentratie zelf. Men lette maar
teens op de troonrede van a.s. Dinsdag, naar
'dat staatsstuk wordt in politieke kringen wel
reikhalzend uitgezien, maar zij kan natuur
lijk niets dan nieuwe teleurstelling brengen.
Men is er dan ook geheimzinnig genoeg over
igeweest. D e Nieuwe Courant, die voor
'n paar weken op dwingerige toon om alvast
teen regeerings-communiqué vroeg, hoeft al
dien tijd zuinig op haar neus zitten kijken.
Er kwam niets. In die dagen sprak ik een
der nieuwe ministers en vroeg Zijne Excel
lentie, of er eenige kans was op verwezen
lijking van den hartewensch van ons hoog
hartig Haagsch oudliberaal orgaan. „Dat kunt
ge nèt gelooven", riep de regeeringsman hart
grondig uit. Waarop ik mij veroorloofde la-
tdiend op te merken, dat de hecron waar
schijnlijk veel te blij waren, dat zo er nog
itot den 15en op konden studeeren. Toen lachte
de nieuwe Excellentie ook maar eens veel-
beteekend.
De sluitingsplechtigheid, welke we hier Za
terdagmiddag gehad hebben, kenmerkte zich
pok niet door iets buitengewoons. Het eenige
verschil was de bewindsman, die in het gala-
rijtuig zat. Een eerwaardig figuur, slerk grij
z/ende puntbaard en snor, gezonde kleur en
©enigszins strenge, harde uitdrukking.
De stoet was als altijd anders. Zes huzaren
met een wachtmeester vóór, zes huzaren met
Oen brigadier achter liet rijtuig, de koetsier,
wit gepruikt op den rooden statiebok en één
lakei „gaande naast elk portier", zooals de
officieel© omschrijving luidt:
Eigenlijk toch een stuk anachronisme in on
zen modernen, democratiscben tijd. Er waren
wat meer mensohen op het Binnenhof dan
anders. .Vanwege de nieuwsgierigheid natuur
lijk. De Hagenaars kennen de hooge oomes
graag, al is het dan maar van uiterlijk. Op
©en en ander doelde ik echter niet in den
eersten zin van dezen brief. Ik had daar op
het oog onze glorierijke feestweek van 28
Augustus tot en met 5 September en onze
reusachtig geslaagde Landbouwtentoonstel
ling van 29 Augustus tot 15 September. Ik
Was toevallig deze week in Amsterdam, nog
iwel op den dag van den grooten galaavond
ten Hove. Maar ik heb me toen geschaamd
over onze hoofdstad. Was dat Groot-Mokum
in feestdosch? Ik heb er niets, hoegenaamd
van gemerkt. Nog niet eens overal vlaggen.
Geen oranje bijna op de borst. Geen versie-
Ving, geen schitterende verlichting. Ik kreeg
kien indruk, dat de feestgedachte weinig in
de harten der zakenmensohen was ingesla
gen. Wat van een en ander de ooïzaaken
mogen zijn, kan ik als buitenstaander niet na
gaan. Maar mijn hart zwol van rechtmatige
trots bij de vergelijking met het feest in
het Haagje. Het was hier mooi. Overheid en
particulieren, rijke lui en armoebuurt, al
leu en alles had zioh uitgesloofd. In Den
Haag was feest! Dat merkte men dadelijk. De
historische optocht al haperde cr veel aan
de voorbereiding en al was zij niet geheel
compleet was een waar landjuweel. Illu
minatie en vuurwerk waren grandioos. Muziek
óveral. De nationale liederen waren niet van
do lucht en de muziek- en zangaubades zorg
den voor een innig en plechtig cachet. En
nu vergeet ik nog haast de opening van het
(Vredespaleis en heb uitmuntend geslaagd kin
derfeest. Het Haagje mag tevreden zijn. En
het IS dit dan ook. Nationaal sentiment heeft
hieuwen gloed gekregen. De liefde tot het
Oranjevorstenhuis is verdiept en verinnigd,
voornamelijk ook, doordat de Koninklijke 'Fa
milie zich veel onder het volle heeft bewo
gen. Eén partij is er maar, die niet heeft
meegedaan, die de feestvreugde mot verbe
ten woede heeft aangezien. Dat is de sociaal
democratische. We hebben hier natuurlijk ook
©cn plaatselijk socialistisch orgaan, D e
S t r ij d geheeten. Dit blaadje is buiten zioh
aelve. Het schreef j.l. Zaterdag, na op zijn
manier ecu exposé van de feesten to hebben
gegeven
„Wie vermag te zeggen, hoe in deze
dagen do uitkomsten van eene verkiezing
zouden zijn geweest?"
En heb had er reden Voor, want hot moest
bot de volgende erkenning komen:
„Dezelfde man die terecht wees op het
weinige houvast, dat men heeft aan de nog
zoo wufto Haagsche massa, kon er spot
lachend aan toevoegen: „En jelui (sociaal-
demokraten) zijn ook al aardig op weg
om zioh daarbij aan to passenZie maar
eens!" Toen wees hij op een spiksplinter
nieuwe vlag uit het dakraam van een par
tijgenoot hangend; van 'n partijgenoot, nog
slechts weinige jaren geleden ais 'n soort
van rood© messias ingehaalddie
meermalen getuigde van zijn nieuwe ideaal
in propvolle geestdriftige vergaderingen
wien Kamercandidaturen bii de vleet
werden aangeboden.
En niet minder erg.
Gansoh een overbevolkte prolcbariërs-
butirt heeft, zich ten koste van de S.D.A.P.
kunnen vermaken door een familie, waar
van alle leden „aangesloten" waren, maar
wier huisje toch schuil ging achter de vod
derijen van een oranj'c-buurtversiering."
„De Strijd" had daaruit wel ©en andere
conclusie kunnen trekken, n.l. deze, dat aan
het bedrogen volk de oogen zijn opengegaan
en men zich nu weer afkeert, van wat men
eerst heeft nageloopen, verblind door het
schandelijk demagogisch spel der roode volks-
misleiders. Hoe dit zij, uit de aangehaalde
citaten blijkt duidelijker dan uit vele eigen
woorden, hoe algemeen hier de „feestvreugde
is geweest. We putten er eenigen moed uit
voor de gemeenteraadsverkiezingen, die hier
op 25 Sept. weer moéten plaats hebben. Het
zijn. drie naverkiezingen. Twee in district
III waar vacatures zijn van den heer Lely,
die minister werd, en van den heer Thomson,
die de verlenging van zijn mandaat niet kon
aanvaarden, omdat hij maar weer, uit de
Tweede Kamer gezet „krijgsman in werko-
lijken dienst" is geworden.
In III is voor onze oandidaten geen ktfns.
Do liberale burcht is voorloopig nog on
neembaar. Maar in den rooden buchfc van
district I hopen we toch weer een bres te
schieten. Daar staat de zetel open van den
soc. dem. heer B1 e e k e r. Deze heer, die
apotheker was aan de socialistische- coöpe
ratie „De Volharding", gaf er do voor
keur aan, om in Batavia a raison van een
salaris van 800 gulden per maand plus
tantième de pillen en drankjes voor de In
dische bourgeois te gaan verzorgen boven de
pharmaceutische praktijk der Haagsche pro
letariërs. En nu zullen de rechtsche partijen
probeoren, om in zijn plaats don in Juli uit
gevallen heer C. D. Wesse ling er weer
in te krijgen. De liberale partijen, die in
I niets meer te zeggen hebben, stelden ge-en
eigen candidaat. Als zij er maar even aan
denken, hoe grootmoedig de rechtsche raads
leden verleden week hebben geholpen, om
voor hen den wethouderszetel van den heer
Mr. Drooglever Fort uy n te. behoeden
tegen een on verwachten, bijna geslaagden
aanval van den soc. dom. heer T e r L a a n,
dan zullen zij er misschien nog toe komen, om
een stapje vorder be gaan en, zooal niet open
lijk, dan toch in stilte, partij te kiezen tegen
het steeds dreigender roode gevaar van dis
trict I. Onze candidaat is ook in niet recht
sche kringen zeer populair en won het in
Juli haast tegen het reusachtig stemmende
monsterverbond der socialisten cn liberalis-
ten van allerlei gading, terwijl hij in Juni
nog met 11.000 stemmen een ongekent
groot getal een Statenzetel veroverde. We
hebben dus goeden moed, dat we aan het ge
slonken katholieke groepje weer oen lid zul
len toevoegen. Ook in Den Haag zal de roode
springvloed wel gekeerd zijn.
Zoo vindt heb einde van den vacantietijd
ons weer aan de voorbereiding van nieuwen
strijd. Moge die onder Gods zegen, zoowel
in do groot© politiek: als in de gemeentepo
litiek ons Christenvolk tot voordeel zijn!
's Gravenhage, 13 Sept. 1913.
DE BELGISCHE SCHOOLWET.
De Belgische minister Poullet heeft op den
-20en Landdag der katholieke onderwijzers
te Gent een belangwekkende rede gehouden
over de schoolwet, waarin hij naar liet „Han
delsblad van Antwerpen" meldt, o. a. zeide:
„Men verwijt ons in zake onze schoolpoli
tiek kiesberekeningen te koesteren, de aan
neembare school te willen «tellenin de
plaats van de gemeenteschool, de wereldlijke
onderwijzers door kloosterlingen te willen
vervangen.
Feiten en cijfers bewijzen onomsfcootbaar
het tegenovergestelde. Na 30 jaren katholieke
regeering zijn de overgroote meerderheid
der lagere jongensgemeentescholen, aan we
reldlijke- onderwijzers toevertrouwd.
Hier eenige cijfers:
In do gemeentescholen- zijn 321.000 jon
gens; in de aangenomen 'scholen 76,000. In de
twee soorten samen 397,000 jongens, tegen
69,000 in de aanneembare scholen.
83 pCt. der schoolgaande jongens bezoe
ken dus de gemeentescholen en slechts 17
pCt. aanneembare scholen.
En deze gemeente- en aangenomen scholen
worden bediend door 8112 wereldlijke onder
wijzers en enkel 297 geestelijke.
Ziedaar hoe onder een klerikaal gouverne
ment, de toekomende kiezers aan de klooster
lingen geleverd worden!
Maar, zeggen zp nog, 't zijn de libero-so
cialistische provinciën, die den toestand red
den, in de katholieke provinciën worden het
gemeente-onderwijs en de wereldlijke onder
wijzers stelselmatig bekampt.
Het is zoo niet, mijne hoeren.
Do gemeente- en aangenomen scholen van
Limburg tellen 19,901 jongens tegen 1586.
Deze der provincie Namen 19,130 tegen 3191.
Deze van West-Vlaanderen, buiten Ostende,
tellen 46,311 jongens tegen 8148 in de aan
neembare scholen. Deze van Oost-Vlaande
ren buiten Gent, tellen 60,813 jongens tegen:
2973 in de aanneembare scholen. Eindelijk in
de provincie Antwerpen, huilen de stad Ant
werpen, Mecheleu en Willebroek zijn er
39,956 jongens in de gemeente- en aangeno
men scholen tegen 897 in de aanneembare
scholen.
En ziehier, Mijnheeren, in dezelfde katho
lieke provincie, de verdeeling van het, per
soneel, tusschen wereldlijke en geestelijke, de
groote liberale steden daar buiten gelaten:
In West-Vlaanderen 75.3 wereldlijke onder
wijzers tegen 93 geestelijke. In Limburg 349
wereldlijke tegen 45 geestelijke. In de pro
vinc'e Antwerpen, 648 wereldlijke tegen 36
geestelijke. In Oosl.-Vlaandcren 860 wereld
lijke tegen 36 geestelijke. In de provincie Na
men 516 wereldlijke tegen 22 geestelijke. In
Luxemburg 472 wereldlijke legen 12 geeste
lijke. Te zamon, in de kfUholiekc provinciën
de liberale steden daar buiten, 3598 wereld
lijke gemeente- eiï aangenomen onderwijzers
tegen 250 geestelijke.
Ziedaar de toesta uil der jongensscholen in
de kidholieko provinciën.
De liberalen hebben bovendien nog deze
grief: In de meisjesscholen nemen de kloos
terzusters de plaats der wereldlijke onder
wijzeressen in.
Zulks is heslist onwaar.
In de aangenomen en aanneembare scho
len zijn er. 445 werelijke meer dan in 1900
en in de gemeentescholen 856 wereldlijke
meer dan in 1900.
Noen, Mijnheeren, de katholieke partii wil
de verdwijning niet van het gemeenteonder
wijs, noch 't, vervangen der wereldlijke door
geestelijke onderwijzers. Zij eisclit katholieke
scholen voor dezen, die zulks willen, gelijk zij
niet-ehristene scholen toelaat voor degenen,
die dezulke verkiezen. In Engeland, Holland
en Duitschland verzekeren de openbare
machten aan de katholieken christene scho
len. Het is onbetwistbaar, dat in ons katho
liek land de tegenstrevers ons dit recht niet
kunnen ontzeggen."
De minister besloot zijne rede met een har-
tel ij ken oproep tot algemeene medewerking
om aan de kinderen der Belgische werklie
den eene degelijke katholieke opvoeding door
grondig onderwijs ie geven.
EEN PRIESTER HOUDT DE REBELLEN
TERUG.
Onder dit opschrift meldt de „Volksstem"
van de Pere, (Wisconson, Ver. Stalen) het
volgende, dat een merkwaardigeu blik geeft
op de Mexicaansclie zeden:
„Pater Eamazo, van het stadje Moralos,
Micboacan, in Mexico, is de held van het
volk van dezen staat. De beruchte rebel Pan-
toga omsingelde e" veroverde de stad en
beloofde zijnen .troepen een uur te mogen
plunderen, en een ieder koude eene Mexi
caansclie vrouw of maagd wegvoeren als zijn
persoonlijk eigendom. Als de rebellen de
stad Moralos binnenreden, ontmoetten zij
aan den ingang der stadspoort den oud eg,
eerwaarden geestelijke, in zijn zwarte klee
ding, houdende een groote crucifix boven
zijn hoofd; hij noodigdc de rebellen uit, eerst
de Mis in de kerk op het Marktplein te ko
men hijwonen. Niet weteudo waarom, volg
den zij den grijsaard in zijne kerk, mi leu
nende op hun geweren, knielden' zij in het
gebed. De oude pastoor Ramero had tot God
voor vrede, voor de heschei*ming des hemels;
hij smeekte God de stad en de vrouwen -en
meisjes en kinderen hij te staan; zijn leven
mochten zij nemen als voldoening.
Toen de Mis nit was, en de oude pastoor
daar nog stond, blies de trompetter het sig
naal voor den aftocht; de commandant en
de sol-daten trokken uit de stad. Niet een
dollar waarde hadden zij medegenomen,
maar in Capula, de naaste stad, plunderden
zij,de winkels, staken huizen in brand en na
men vele vrouwen mee."*
Do „Li rub. Koerier" teek ent bierbij aan:
„Een bende, die in de kerk komt bidden
en danelders gnat brandstichten en
schen non
De grondfout van vele zich noemende „ka
tholieke" naties: katholiek naar huiten, niet
naar binnen.
Zij hebben van den godsdienst slechts een
formalisme en formulisme overgehouden,
en'hun goedmeenende, maar optimis
tische leiders hebben zich door dien uiter-
lijken schijn laten misleiden.
Dat is oei: de groote fout in Frankrijk
en in Brazilië geweest.
„CHRISTUS VOOR ALLES."
Dat bet Protestantisme achteruitgaat, omdat
er zoo velen zijn, die niet meer gelooven is
genoegzaam bekend. Met deze waarheid voor
oogen is wel do overweging waard wat
vol ge rider wij ze wordt medegedeeld:
Een jonge candidaat in de theologie was
voor een groote schaar opgetreden, cn had
een sierlijke, schitterende preek gehouden.
De preek was geëindigd, en de jonge man
sprak oen in den dienst vergrijsden dienst
knecht des Heeren, die onder zijn gehoor
was geweest, aan.
„Nu, Domino," zeide do candidaat, die in
nig voldaan was over het verrichte werk:
„wat denkt g© van mijn preek?"
„Een armoedige preek", was het lakonie-
ke antwoord.
„Een armoedige preek?"
De vrager was inderdaad on tl mist.
„Ik hob er toch zoo lang op gestudeerd,
Dominél"
„Toch is 't niet anders, man!"
„En ik heb er zoo mijn uiterste best op
gedaan."
,,'t Is treurig genoeg."
„Was de tekstverklaring dan niet juist?
Eeugde de exegese niet?"
„Ze was heel nauwkeurig."
„Waren de beelden dan valsoh? Was er
valsch vernuft in? Was do woordenkeus bier
of daar niet op peil?"
„Ik heb er niets op aan te merken."
De jonge candidaat keek den ouden leeraar
met klimmende verbazing en ergernis aan.
„Wat haperde er dan toch in vredesnaam
aan? Wat mankeerde er toch aan?"
Toen antwoordde do grijsaard: „.Christus
mankeerde er aan."
Do candidaat glimlachte gerustgesteld.
„Ach zoo," was zijn antwoord: „schortte
het daaraan? Nu, beste, oude vriend dan
laat ik u in alle bescheidenheid zeggen, dat
Christus niet in mijn tekst stond. Wij bohoo-
ren ons aan onzen tekst te houden."
Toen echter zag de oude krijgsknecht van
Christus den jongen man met een doordringen
den blik aan en hernam: „Gij stumpert
weet gij niet, dat van elke stad, van elk
dorp, ja zelfs van het kleinste gehucht in
ons rijk een weg voert naar de hoofdstad?
Zoo is cr van eiken tekst een weg naar de
hoofdstad der Heilige Schrift: namelijk naar
Christus! En uw preek was armoedig, om
dat de volheid en de rijkdom van Christus
werd gemist."
De jonge candidaat begreep het nu, en
zweeg beschaamd.
En hij is later een echte Cliristusvcrkon-
diger gewoorden. I
Wie denkt hierbij niet aan het mooie woord
van onze geëerbiedigde Koningin: „Christ
avant bout": Christus voor alles?
FEESTVIEREN!
De Nieuwe Arnbemsche Ct. is niet tevre
den over do wijze, waarop onze feesten door
het volk geiverd worden en schrijft:
Zeker, er is in de manier, waarop het Ne-
derlaudscbo volk feest viert, nog heel wat
trivaals eu zelfs bestiaals.
Dat njoet anders worden.
Kan én zal andex*s wezen.
Wanneer maar eerst tot de massa
doordringt bet ware, juiste besef vaö
waarom men zich verheugt.
Wanneer er maar eerst g-oede tactische
leiding is.
Niet met pedantesk-vervelende program
ma's van festiviteiten en commissiën, maar
als men er 't toe kan brengen, dat de „feest
vreugde" zich op andere, leukere^ wijze uit
dau het sloffen langs do straten het joe
len van ellendig flauwe deunen, het ver-
toonen van walgelijke iafereelen van uitzin
nigheid en dronkenschap.
„Het volk" moet leeren zich te vermaken
zich echt en waarachtig feestelijk te gevoe
len, uiting te geven aan de behoefte, hij ieder
gezond individu levend om jolig te zijn...
Dat kan. Zonder vertooning, die tegen do
horst stuit van ieder, wien eenige hartcebe-
schaving eigen is.
Dat kan niet slechts, maar dat moet ook
zijn hij een volk, onder de beschaafde naties
der aarde zoo hoog staand als het 011743.
IN EERE HERSTELD.
Het Friesch Dagblad schrijft:
Men herinnert zich, hoe 't ging.
Vóór en tijdens de Juni-verkiezingen heb
ben do vrijzinnigen zich ook vooral tegen
den gouv.-geu. van Oost-Indië, don heer
Idenburg, gekeerd.
Hij was de beroerder van Indië.
Do „booze man" daarginds!
En in de meest hartstochtelijke bewoor-
dingen werd de eisch gesteld, dat dit eoni
der eerste vruchten eener overwinning zou
zijn: Idenburg wég.
Hém werd de schuld gegeven, dat. op Java
het Mohamedaansch godsdienstig leven op
waakte en een gevaar werd voor ons gezag.
Hém werd nagegeven, dat hij 't hoofd ver
loor en de Sareket Isla maar woelen cii
voortwerken liet.
En zie nu, wat gebeurt.
De Nieuwe Courant, felle tegenstander
van het christelijk Kabinet en den cbristelij-
ken landvoogd, komt met het fragment van
een brief, waarvan de redactie een schrijver
inleidt als een „betrouwbaar en welingelicht
man met een goed oordeel." Merkwaardiger
publicatie hebben we in weken niet gezien»
We laten het stuk hier net zoo volgen, ate
we 't vonden; alleen het vetgedrukte ia
van ons:
„De regeeriug beeft zich geplaatst gezien
en staat nog voor een allerlastigst vraagstuk/
De S. L.-beweging is buiten twijfel opgeé
richt als een economische vereeniging: da
leiders hebben alleen het goede voor gehad,
n.l. aaneensluiting van het volk, om te trach»
ten eindelijk eens in sociaal opzicht wat ste-j
vigor te worden. Vooral was het oog gericht
op het bekomen van den kleinhandel, dia
thans bijna uitsluitend in handen van dó
Chineezen is. De angst der Chineezen is daar/
om niet onverklaarbaar; zij zijn de ergs!»
uitzuigers van de bevolking.
„Aan de eene zijde dus een „goede" verf
eeniging, die van ontzaglijk groot nut koi|
worden voor den Javaan; aan den andereti
kant echter een gevaar, want het kon geeuj
twijfel lijden, dat liet S. I.-bestuur onmogei
lijk de geheele bevolking van Java in da
hand zou kunnen houden, vooral niet; oindai
men ook eenigszins met den Islam had ge-|
werktDeel alzoo min of meer geworden/
van een beweging, die zich over do geheel a]
wereld vertoont en waarvan bet dooddrukken!
door de regeering, zoo al niet mogelijk, daij
toch hoogst bezwaar lijk zou zijn.
„Do oplossing, die de Indische regeeringj
voor dit moeilijke vraagstuk gevonden heeftS
en welke u thans in Nederland bekend Mj!
komt mij voor uitstekend to zijn.
„Ik moet u zeggen, dat ik mij in den laatj
sten tijd soms voor mijn rasgenooten bi en
lieb geschaamd. De dolste geruchten dedeij
de ronde en men moest de bezadigdheid varÊJ
den inlander bewonderen, die na al dat open/
Hike angstgescbrei niet inderdaad tot exce»/
sen is overgegaan. Tot nu toe is er niets, als»
soluut niets gebeurd, waarin de S. I. als v-eri!
eeniging ook maar eenigszins de hand heeftf!
gehad.
„Hoezeer de gouverneur-generaal van den!>
algemeenen toestand op de hoogte is, bleekt
wel ien duidelijkste bij het bezoek, ton pa-
leize te Buitenzorg gebracht, door 't Suiker^
syndicaat, met- mr. Paets tot Gansoyeu al»
woordvoerder. Mr. Paets heeft sindsdien in!
de couranten verklaard, na deze audiëntie,
overtuigd to zijn, dat de Indische regeeriug
volkomen op de hoogte en geheel meester,
was van den toestand en een verstandigó
politiek volgde. Op welken grond verwijt
men de G.-G. gebrek aan kracht? Waaruit?
blèek dat?
Toch zeker niet uit het feit, dat liU zUrt
99
ü©^@8IS,
ss
FEUILLETON.
Sidonia's oor werd door smette ml er tonen
gestreeld, dan de muzikanten uit hunne in
strumenten konden lekken. Zij zweefde met
luchtige kronkelingen in Westhovens ak-
men als een sylphide door de zaal.
Eensklaps schenen de heldere stralen der
morgenzon door de geopende luiken en be
groetten het gloeiende gelaat der slapende
-die plotseling ontwaakte, en met dartelen
laoh zich den droom die baar zoo juist de
voorvallen van den vorigen avond te bin
nen bracht, en deze met de weelderigste kleu
ren der verbeelding versierde, in het geheu
gen riep.
„Hé, goeden morgen, Sidoontje, goeden
morgen!" sprak de trouwe Brigitta, nu bin
nenkomende, de schoone droomster toe: „dat
mag wel slapen heetenl En hoe fonkelen
die lieve oogen! En boe gloeit dat gezichtje."
Verlegen staarde de jonge Sidonia op het
sneeuwwitte kussen waarop haar lieveling,
een tam eekhorentje, vertrouwelijk nederlag
en zijn lieve vriendelijke verzorgster vleiend
begroette. „Och lieve Bregitta, haal spoedig
©enige amandelen voor mijn kleine hansje,
Keer spoedig als gij wilt!" zeide Sidonia. De
dienstmaagd keek hare meesteres met een!
nitvorschenden blik aan en ging toen, het j
%oofd schuddende dè kamer uit.
Bij de herinnering aan het hal, waar zij
zooveel genoegen had klopten Sidonia's
polsen sneller, terwijl zij zich vergeefs be
ijverde om de sporen van den doorgebrack-
ten nacht en van den genoogielijken droom,
die zich ten duidelijkste op haar verhit ge
laat vertoonden, uit te wi-sschen, maar het
verfriss,chende water baatte haar ook niet.
Daar kwam de dienstbode weer binnen.
„Zie, dat n-oem ik toch een aardige heer," riep
zij. „Denk eeu-s aan, freule! Ik kom hij den
banketbakker, en daar staat de graaf aan de
deur, hij groet mij vriendelijk en vraagt:
„waarheen mijn schoone kind?" „Ach, heer
graafl* is mijn bescheiden antwoord; „gij
gelieft met mij te schertsen; ik wilde schie
lijk voor freule Sidonia's eekhorentje een
paai* amandelen halen." „Amandelen?" vroeg
de graaf, „dat treft uitmuntend, wacht een
oogenbük; ik za.1 er u terstond een zak vol
halen, zoo uw freule daarvan gebruik wil
maken, en hier is iets voor uw moeite."
En daarop stopte hij mij een rijksdaalder
en een paar ©ogenblikken later een zak vol
amandelen in de hand. Nu freule! gij ant
woordt niet? wat deert u toch? Dat is een
aardige heer niet waar? Ach! en hij heeft
mij zoovele groeten aan u verzocht; hij heeft
mij zoo dikwijls gevraagd, hoe het u gaat,
en of het bal van gisteren uw gezondheid
ook benadeeld heeft! „O, mijnheer do
graaf!" heb ik toen gezegd, „mijn freule is
gezond, en heeft den ganschen morgon niets
gedaan dan lachen."
Sidonia viel hier de snapster in* d« rede
met de vraag: „Do graaf? Welke graaf?'
„Wel, lieve tijd!" antwoordde Brigitta.
„Wie anders dan do graaf van Westhoven,
die knappe luitenant van de huzaren; alsof
gij hem niet kent?"
„Ik hoop tocli, dat gij dat geschenk niet
aangenomen hebt?" vroeg Sidonia blozend,
I „anders moet gij bet terstond weder
Terug brengen? 0 foei! vooreerst heeft de
graaf dat verboden, en daarenboven is lui
ook reeds heengegaan, en ik kan hem toch
niet met een zak amandelen in de hand door
j de stad naloopen. Maar, lieve freule! wat
'hinderen u die amandelen? zij zijn immers
voor uw eekhorentje." Hierop wierp zij den
steen des aanstoots op de tafel en snelde de
deur uit.
Daar stond nu Sidonia voor de tafel,
waarop, evenals de doos van Pandora, die
alle rampen op onze aarde bracht, de zak
met amandelen lag, waaruit haar de roode
en witte gesuikerde amandelen tegemoet rol
den. Maar evenals in Pandora's doosje de
hoop op den bodem lag, zat ook in den zak
een klein, sierlijk toegevouwen briefje. Wel,
riep de vermanende stem van het geweten,
dat zij bet ongelezen in de vlammen moest
werpen, maar de nieuwsgierigheid eu de
overweging, dat zij bet later ook nog kon ver
branden, maakten dat het niet gebeurde.
Met sidderende hand ontvouwde Sidonia
het briefje en las:
„Vergeving voor mijn stoutheid; weder
liefde voor de vurigste liefde'. Zoo ik mag
vertrouwen oy gisterenavond, dan, lieve
Sidonia, is er hoop voor uwen van West
hoven!"
Reeds las de schoone voor de tiende maal
met hooggekleurde wangen het briefje, toen
zij do schreden barer moeder voor de deur
van hare kamer hoorde, en in een oogenblik
was" het briefje in mama's kerkboek ver
scholen.
De barones trad binnen, gaf haar misnoe
gen te kennen over het laat opstaan barer
dochter, over haar verhit voorkomen, gaf liet
vervelend hal van alles de schuld, en vroeg
ten slotte haar kerkboek terug, dat zij baar
geleend had, daar zij de vertroostende vroeg
preek van den hofprediker niet wilde ver
zuimen.
Nu gaf het beangste meisje met een klop
pend hart bet boek over, en bezwoer alle wel
dadige zephirs, om bet geheim aan bet na-
vorschend oog baret* moedor te onttrekken.
Het orgel uoodigde de gemeente tot ge
zang, toen de vrome bedevaartgangster haar
gestoelte binnentrad, een zeer devoot gelaat
aannam, en de gouden sloten van het schild
padden kerkboek opende, waaruit haar ter
stond het briefje van graaf Westhoven te-
genfladderde, dat gretig opgenomen en met
klimmende verbazing gelezen werd.
De barones van Wellen had een leeftijd
bereikt, die haar nog aanspraak op verove
ringen gaf, terwijl haar rang, haar vermo-
i gen en haro houding haar gelukkig ten dien-
«te stondeu, enl die haar de beleefdheden
'deden verwerven, ofschoon zij zeker de eenige
I was, die dit alles aan hare bekoorlijkheden
toeschreef zonder die aan hare dochter te
danken. Hare gevleide ijdelheid liet haar ii»
den brief van den graaf een nieuwe over
winning zien; ook droeg zij, evenals hare
dochter, den naam Sidonia.
Zij hoorde niets van de leerrede van den'
geestelijke, want met even gloeiende wangen1'
als hare dochter een uur geleden, zat zij la
mijmeren over dien knappen luitenant der
huzaren, en de blijde verrassing maakte haar
ongevoelig voor de tegenwerpingen van het
bedaard nadenkend verstand, en liet den
twijfel over de wijze, waarop bet belangrijk
biljet haar in handen was gekomen, geen
wortel schieten.
Spoedig kwam haar ieder met den graaf
gewisseld woord in het geheugen; overal
vond zij toespelingen op een geheime liefde,
die door jeugdige schroomvalligheid tot nu
toe verzwegen was. Hem keurde zij de he loo
ning der bescheidenheid het best waardig, en
deze gedachte rijpte bij haar spoedig tot een
vast besluit, dat allo bedenkingen met glans
overwon.
Met een triomfeerenden blik trad do baro
nes voor hare van bange verwachting sid
derende dochter, die in plaats van een
strenge boetpredikatie, met blijde verbazing
bevel ontving, don graaf tegen den_ volgen
den dag ten eten te noodigen. Sidonia dacht
dat haar geheim ontdekt was, en zag in deze
uituoodiging de bevrediging van hare wou-
scken; want reeds lang had zij met innig wel-
gevallon gedoogd, dat van Westhoven haan v
het hof mpakte.
COURANT
BKS3ES5S