BLAD 3 Allerlei uit Lisse, BUITENLAND, BINNENLAND. Een Avontuur. Au Bon üarché. Haarlem-Brussel. Handschoenen voor alle ge3egenheden3 WOENSDAG 17 SEPT. 1913 'i Alvorens we in dit „Allerleitje" de zaken van den dag aan eene beschouwing zullen Onderwerpen, moetien we eerst even een mis- verstand of te wel een verkeerde gó volg- trekking van een „A.-R. Kiezer" inzake onze (onlangs gevoerde polemiek betreffende de jongste gemeenteraadsverkiezing wegnomen. I)e A.-R. kiezer n.l. meent dat „Opmerker" een antipathie heeft tegen zijn partij en daar tegen, zegt hij, valt niet te redeneeren! Ik Witechter hier den A.-R. kiezer de verze kering geven dat hij faalt. Integendeel; ik hon een beslist voorstander van Christe lijk o samenwerking, óók in de gemeen tepolitiek. Mocht bij de e. v, gemeenteraads verkiezing, waarbij een liberaal lid moet :li- troden, die, dit is hier aan allen bekend, zich-zelf als raadslid beslist onmogelijk heeft gemaakt, door zijn partij een aannemelijk candidaat, 't zij patroon of Werkman, worden gesteld, hij kan rekenen op mijn stem en, Waar nooclig, mijn propaganda! Dat was me de vorige week een conster natie! De „Bond" verbrand zegt de volks mond. Nu zóo erg is 't gelukkig niet. Het gobouw moge afgebrand zijn, maar de „Bond" fe er nog en zal er blijven. Maar booh, er zal spoedig raad moeten geschaft worden. We hebben thans niet enkel meer te doen met de Bondsafdeeling alleen, maar ook en vooral met hare talrijke onderafdeelingen. Dok deze zijn thans „dakloos". Van de Sint Barbara-vereeniging is het jheele hebben en houden in den brand omge komen. Pas had ze oen nieuwen baar, een (prachtig nieuw kleed, steek, zoomede man- (tels, enz. Evenzoo de gynmastiekvereeni- jtiing; ja welke onderafdeeling al niet. Sint 'isidorus zou in 't komende voorjaar een ten toonstelling houden, welk plan, naar wij in \tussehen hopen, niet direct door haar zal worden prijsgegeven. A.s. Zondag zou wor- tlon gesticht een onderafdeeling Esporantis- £ton, waarvan de heer Th. Raaphorst de leiding fop zich had genomen. Enfin. Zondag heeft hij tn de vergadering medegedeeld dat hij het Plan niet prijs geeft en men zich bij hem (wn inlichtingen steeds kan vervoegen. We (Staan aan den vooravond van het 12i/2-jarig bestaan en zouden dit feestelijk herdenken Waarbij Passtoors, de stichter van den Bond Zou worden uitgenoodigd de feestrede te hou don. Dit kan en moet echter doorgaan, ver '.mits men een geschikte localiteit kan krij gen. Wij hebben paf gestaan dat de eigenaar 'van de „Witte Zwaan" zijn bovenzaal niet -beschikbaar wilde stellen. Wat moet daar (achter schuilen? Do eerste jaren van ons be- .«taan, toen we nog geen gebouw bezaten, "konden we er altijd terecht en betaalden or goed voor. Een prachtige gelegenheid biedt liet café „de Nachtegaal" maar 't is waarlijk (piot doenbaar zoo aan de uiterste grens onzer igemeente. We hoorden echter dat aan 't be stuur onzer afdeeling reeds enkele percee- (jon te koop zijn aangeboden. Maar 't geld is nier ook alweer een machtige factor. 't Voorstel van den Eerwaarden Adviseur Was prachtig hoewel we er weinig van ver dachten. Zeker we zijn 't volkomen met hem lóens, een dubbeltje per week extra contri butie voor elk lid is nu juist niet zoo veel *m vormt jaarlijks, do afdeeling telt 400 -leden, een niet te versmaden kapitaaltje en dat vier jaar lang dan waren we uit de brand. Maar eerstens gaat 't niet om de leden deze Verplichting op te leggen 011 ook zeker kun nen alle leden dat bedoelde dubbeltje we solijks niet^ missen. Men kan echter ook een ónderen weg inslaan, door bijv. een comniis- «ie „Eigen Gebouw" te benoemen. Deze be «taan reeds zoo hier en daar en werken goed. klko gelegenheid die zich voordoet kon deze Xmnrvissie door colportage of anderszins be- dutten om geld te maken. Dit ter overwe ging. Maar directe raad is noodig of de af deling raakt op kosten; zij dient te zorgen voor haar onderafdeelingen tot instandhouding 4er afdeeling zelve. Het organiseeren van een onafhankclijk- bciidsfeest vlot ook nog niet best. De be- mngstelling j.l. Zaterdagavond was bepaald pouvig en de medewerking wat finantieelen steun en 't rondgaan daar voor betreft al even- tens naar de voorz. deed uitkomen. Morgen of <>vormorgenavond, de juiste datum is terwijl ive dit schrijven nog- niet vastgesteld, zal Wederom een openbare vergadering gehouden Worden. Wij hopen, voor de commissie, dat de belangstelling grooter is dan Zaterdag, doch,: vreezen er voor. Het enthousiasme ont breekt nu teneenenmale en dit is voor deze zaak bepaald noodig wil zij slagen! OPMERKER. HET GOED RECHT YAM HET 11 OH LANDSCH NAAST HET AFRIKAANSCH. In het Afrika-nummer van het tijdschrift „Neerlandia" publiceert Th. Lr-roux een inte ressant opstel onder den titel; liet goed recht van bestaan van Afrikaans en Hollands. Aan dit artikel wordt het volgende ontleend: „Vóór wij dit vraagstuk behandelen, al dus vangt hot artikel aan is 't wel zoo goed liet door ons ingenomen standpunt al dadelijk in oen paar woorden duidelijk te maken, ten einde misverstand te voorkomen. Wij gaan van het standpunt uit dat: lo. Hollands en Afrikaans twee op zichzelf staande talen zijn, wat of ook de verhouding vroeger uit een taalhistories oogpunt moge geweest zijn; 2o. De taal van do Hollands-sprekende Afrikaner in de toekomst het Afrikaans zal zijn, niet her, Nederlands; 3o. Het Nederlands desniettegenstaande on ontbeerlijk is voor de Hollands-sprekende Afrikaner." Na er op gewezen te hebben, dat er een klein aantal is, dat denkt dat het mogelijk is Afrikaansch als spreektaal, met dien verstan- Nederland sch als schrijftaal te behouden en de, dat Afrikaansch de plaats moet innemen, welke In andere landen door hot een of ander dialect naast de ófficieele taal, ingenomen wordt, verklaart Leroux dat hier geen sprake kan zijn van een dialect, want het is de taal, die door allo Hollands-sprekenden over het hoele gebied gesproken wordt, met hoogstens dialektiese afwijkingen. De verhouding tus sen Afrikaans en Nederlands is dus volstrekt niet die van een dialekt tegenover een al gemene landstaal." Het artikel gaat dan voort: Een groter aan tal wil het Afrikaans en het Nederlands naar elkaar toebrengen: het eerste moet stijgen, het laatste dalen. Dat beide deze talen on der omstandigheden op elkaar invloed zul len en moeten hebben is duidelik, doch een dergelike toenadering als dooi' deze perso nen bedoeld wordt is hoogst kunstmatig, een onnatuurlik mengsel zonder enige levensvat baarheid: typieso Afrikaanse zinswendingen en taaleigenaardigheden worden door Neder landse vervangen en omgekeerd. Het ge volg hiervan is een taal, die noch Neder lands nooh Afrikaans is. Voorbeelden heeft men genoeg. Het grootste aantal aanhangers echter on der Hollands-sprekende Afrikaners, inzonder heid onder het jongere geslacht, telt stellig die beweging, die ijvert voor liet Afrikaans, beide als schrijf- en spreektaal. Er zijn or zelfs, die het Nederlands als volstrekt onnodig beschouwen, er zelfs min of meer vijandig tegenover staan. Men rede neert daarbij als volgt „Afrikaans is do taal van de toekomst, schrijftaal zowel als spreektaal. Nederlands is een vreemde taal en als zulks op gelijke voet to stellen met andere vreemde talen." Dat het Nederlands voor de Hollandse Afrikaner in zekere zin 'n vreemde taal is, valt wel niet te ontkennen, doch daarmee is volstrekt niet gezegd dat het woord „vreemd" in die zin opgenomen moet worden, waarin wij van En gels, Duits of Frans als vreemde talen spre ken. Integendeel: het Nederlands is en blijft ons veel dichterbij, is veel onmisbaarder dan welke vreemde taal ook. In de regel vindt men dat zij die het Ne derlands vijandig zijn, er niet voldoende mee vertrouwd zijn, om het naar waarde te schat ten. In ieder geval wordt door alle genoot schappen ter bevordering van het Afrikaans een ereplaats aan het Nederlands toegekend. Dit is de gezonden toestand van zaken die overal moet bestaan. Anderen onthouden zich van het gebruiken van het Afrikaans als spreek- en schrijftaal omdat aanmoediging van het Afrikaans bij velen uitloopt op verwaarlozing van het Ne derlands. Dit wordt vooral door diegenen on dervonden, wier taak het is het Nederlands als vak to onderwijzen, en verschaft ons tevens hot antwoord op do vraag waarom ver schillende overtuigde voorstanders van het Afrikaans zich vroeger of later uitsluitend van het Nederlands bedienen." De schrijver komt dan tot de gevolgtrek king, dat het Nederlandsch onmisbaar is voor de voorstanders van Afrikaansch, omdat slechts zij, die goed Nederlandsch kennen ook goed Afrikaansch kennen en besluit zijn ar tikel aldus: „Nederlands is derhalve onmisbaar voor de Voorstanders van Afrikaans. Toch hoort men zo vaak de opmerking: „Ik houd niet van liet Hollands. Het is mij te stijf, te zwaar op üe hand te weinig plooi baar, tie arm. Gaat men na wat voor Hollands in de meeste scholen onder wezen en bij openbare gelegenheden gehoord wordt, dan is 't volstrekt geen wonder, dat men zo'n opvatting van deze taal heeft. Het tegendeel zou ons eerder verwonderen, 'tls een diep betreurenswaardig doch ontegenzeg- gelik feit, dat de meesten die Hollands op do scholen onderwijzen, niet bevoegd zijn on derricht te geven in deze taal. Allereerst moet dezo toestand veranderd en verbeterd worden, zo men liefde voor de Hollandse taal wil opwekken. En wil men de Afrikaanse taal bevorderen, dan moet de Nederlandse taal met liefde bestudeerd worden. Deze twee ta len gaan hand aan hand. Ik eindig met do erste stelling die ik bij mijn promotie in Februari 1910 heb gekozen, omdat ik sedert die tijd door een driejarige ondervinding meer dan ooit overtuigd ben geworden dat deze stelling op een juiste waarneming berust: Grondige kennis van de Nederlandsche taal is voor de instandhouding van het zuivere Afrikaans van het hoogste belang." GRIEKSCHE ONDANKBAARHEID. De redacteur van de Msb. te Parijs schrijft dt. 13 Sept.: Diplomatie is voor de niet-ingowijden een der meest wonderlijke zaken, welke op dit wonderlijke ondermaansche bestaan. De spraak is aan de meusehen gegeven, om de gedachten te uiten, doch do diplomatie stelt als allereersten eiseh, alles te vergen; ge dachten en karakter, innerlijk wezen en ware bedoelingen. Zoo kan men in do diplomatie een heel gezelschap gegalonneerde heeren vriendelijkheden zien wisselen, terwijl zij al len met de meeste beslistheid welen, dat ieder woord valseh en ieder gebaar komedie is. Zoo zijn diplomatieke nota's een voorbeeld van nietszeggendon nonsens, terwijl zij in een stijl vervat zijn, welke hen het aspect geeft, van wereldschokkende documenten, waardig op perkament ie worden neerge schreven door een eerzaam verluchter en zoo bewaard te blijven voor het nageslacht. Men kan een glimlach niet verbergen, wan neer men de diplomatieke uiteenzettingen leest, welke gevolgd zijn op de bekende rede voering waarin koning Constatijn van Grie konland alle eer voor de door het Grieksche leger behaalde overwinningen meende^ te moeten brengen aan de Pruisische krijgs kunst en aan het door hem en talrijke offi cieren van het Grieksche leger in Berlijn genoten praotisclie onderricht. Do woorden van den Criekschen koning lieten op 'dit punt aan duidelijkheid niets le wonschen over. Het is niet mogelijk, hoe men 't alles wondt en keert, er een andere betee- kenis aan {o geven dan die, wrelke zich hij de eerste lezing met onweerstaanbare kracht aan ti opdringt: koning Constantijn brengt dank aan Duitschland, want 't zijn Duitsche voorbeelden en Duitsche lessen, welke aan de G-rieksclie wapenen de overwinning hebben geschonken. Allo verdere stukken, de verklaring van den Grieksehen gezant te Parijs, het telegram van Yeuizelos aan de „Matin", enz. kunnen hieraan niet het geringste toe- of afdoen. Al deze verklaringen bobben geen centime werkelijke waarde. Het is oen samenraapsel van woorden, woorden, die ontbloot zijn van iedere beteekenis, die rammelen en horten en stooten en die, indien men daarvoor nog bewijzen zou noodig hebben, met de meest volstrekte zekerheid bewijzen, in welk een pijnigende verlegenheid do diplomaten uit het rijk van den Samos-wijn geraakt zijn. Want zeer zeker is de rede van koning Cou- stantijn een „lapsus". Het is erger dan een fout, het is een ondankbaarheid en een on juistheid tevens. Want het kan toch niet. worden ontkend, dat het Grieksche leger bui tengewoon veel to danken heeft, aan Frank rijk, en zonder twijfel heeft do Fransche mi litaire missie, met generaal Eydoux aan het, hoofd, veel gedaan om aan de Grieken de overwinning te bezorgen. Al hebben vele officieren van het Grieksche leger met den huidigen koning aan het hoofd, hunne mili taire opleiding genoten te Berlijn, de Fran- schen hebben het leger prnelische georgani seerd. In Griekenland-zelf hebben zij zich beijverd, altijd in de weer om de praotijk der oorlogskunst aan ofliciercn en soldaten in te prenten. En dit alles wordt thans practise!) verwaarloosd en miskend door den koning, die alle eer brengt aan don alom tegenwoor- digen tegenstander, aan den gehaten Prnis. En het kwade humeur vermeerdert nog, waar de redevoering van koning Constantijn een nieuwe zijde belicht van het fiasco door de Fransche politiek in do Balkan-verwikke lingen geleden. Wat blijft er toch over van heel het fijngesparinen net, wTaar Poincaré aan zweefde, zoo moeizaam en zoo lang? Wat blijft er hu toch over van de fanfares der nationalistische pers, die do overwinningen der verhonden Balkanstaten bejubelde als Fransche victories? Het zoo gevierde Bul garije zoekt, na al het geledene, hij den Drie bond rust. Van Servische of Montenegrijn- sehe vriendelijkheden aan het adres der derde republiek hoort men niets. Eïi nu gaat ook Griekenland teloor en loopt met vlag en wim pel over naar den gevreesden en gehaten vijand Er is reden voor kwaad humeur, want dat alles zijn groote teleurstellingen. De reden der debacle van den Franschen invloed in Griekenland is echter niet ver te zoeken. Vrij kunnen de Fransche spotten over den armen koning Constantijn, die slechts door de pogen zijner vrouw zien kan, doch het hemd is nu eenmaal nader dan de rok en do familiebetrekkingen hebben nu eenmaal ook in de politiek meer invloed, dan dikwijls wel gewensebt is. En allo werkzaamheid der Fransche diplomatie kan niet verhinderen, dot koning Constantijn do schoonbroeder van keizer Wilhelm isen blijft, De bewindvoerders eeper republiek zullen er zich over moeten troosten, dat deze oen- voudige en natuurlijke gang van zaken steeds in hun nadeel zal blijven. Een koning brengt aan zijn land in de meeste gevallen do vriendschap van zijn maagschap mee, een president blijft een vreemdeling in den kring der boorsel)ers. Misschien dat deze hem on danks hunne uiterlijke vriendelijkheid, toch altijd als een usurpator blijven beschouwen. En als een soort va)) onaangenamen bood schapper, die hen herinnert aan het wanke len der moderne tronen. Die hen, uit naam van zoovele zwervende en verjaagde vorsten, het „Hodie mihi, eras t.ibi* komt toefluiste ren, diepgrimmige spreuk van den overlede ne op de middeleeuwsche doodendansen. Do Katholieke turners te Rome. i Uit Rome wordt aan de „Echo de Paris" geseind dat de H. Stoel besloten heeft open lijk te protesteeren tegen de anti-clcricale betoogingen tegen de Katholieke turners in Rome. De kloostervervolgingen in Franlcrijtr. Zondag is de politie van Toulon het ge bouw van de Markten binnengedrongen en heeft do paters, dio zich lange jaren op hoogst verdienstelijke wijze aan de vorming van jonge zeelieden hebben gewijd, met ge weld uit hun eigen huis gezet. De gebouwen, waaronder ook het zeemanshuis, zullen bin nenkort onder don hamer komen. Msb. Het Panamakanaal. De „Times" meldt, dat in de Culcbradoor- steek van het Panamakanaal wederom aard- schuivingen hebben plaats gehad. Er zullen wederom millioenen Imb. meters aarde weg- gebaggerd moeten worden en het is moge lijk. dat deze nieuwe tegenslag weer eenige verlraging in de openstelling van liet kanaal zal brengen. Men hoopt intnssehon, dat, als maar eenmaal liet kanaal geopend is, de wa terdruk voldoende zal zijn om verdere af schrijvingen tegen ie gaan H. M. DE KONINGIN. Door IT. M. de Koningin is bij haar vertrek aan den Burgemeester van Amsterdam ter hand gesteld een bedrag van 2000.voor de behoeftige ingezetenen der gemeente Am sterdam en 50.voor het Onderling Dia- manslijpcrs Weduwen- en Weezenfonds al daar. 1)E OPENING VAN DE STATEN-GENE RAAL. Over do opening der Staten-Generaal en do drukte langs don weg lozen wij in de N. R. C't. nog het volgende: Prachtig zonnig weder heeft ook dit jaar de plechtigheid van dc opening van de zit ting der Staten-Generaal begunstigd, welke ook vandaag weder duizenden toeschouwers langs den weg, dien do .Koninklijke stoet vanaf het Palcis aan hot Koordeinde naar het Binnenhof zou volgen, op dcri been bracht. Reeds in do ochtenduren was het druk in do binnenstad en van de stations bleef voortdurend een menscbónmenigte tofl* stroomen. Lang voor het uur, waarop de stoet va het paleis zou vertrekken, stonden in wijden bocht voor het voorplein tot achter het ruiterstandbeeld in Noordeind< en Paleisstraat, de toeschouwers in vijf-i ja tiendubbele rijen. Op het voorplein van het Paleis stond tei weerszijden opgesteld een ©erewacht van grenadiers onder, commando van kapitein! Phaff, terwijl ter zijde van het bordes d< Koninklijke Militaire Kapel onder den lui< tenant-directeur Bouwman stond opgesteld; Ditmaal was er in het Noordeinde be halve een militaire afzetting door grenadiers ook een afdeeling huzaren geplaatst. Even half één weergalmt uit de richting) van do Houtstraat gejuich en hoerageroep; ten teekon dat do Hoi'auto, waarmede Ko ningin cn Prins van liet Huis ten Bosch' naar het Paleis zouden komen, in aantocht was. Do geweren en sabels werden gepresen teerd, de Kon. Mil. Kapel zette op gedemp te toon het Wilhelmus in en op hetzelfde oogenblik kwam de auto, waarin H. M. ert 'A. K. H. gezeten waren, reeds gekleed voor de te vervullen plechtigheid voor het Pa leis aanrijden, toegejuicht en toegewuifd door de saamgepakte menschenmassa. Nadat liet Vorstelijk echtpaar het Paleis; was binnengetreden, kwam eenige oogen- blikkcn later de stoet, van ga la rij tui gen' voor den tocht naar de Ridderzaal het voor plein oprijden. Van uit de verte dreunden dc saluutschoten van liet kanon en precies ten 1 ure bestegen Koningin en Prins, on der daverend hoerageroep, en terwijl dc gre nadiers wacht de cerebewijzen bracht en do kapel wederom liet Wilhelmus, oude toon zetting, ten gehoorc bracht, den gouden koets. In den stoet bevonden zich in gala-rijtui gen de dienstdoende kamorheeren van II; M., jhr. van den Bosch, jhr. Van Geen, baron Tacts van Amerongon, baron v. Har- denbroek van Lookhorst, de kamerheereni in buitengewonen dienst, baron van Zuylen' van Nycvelt, van Weideren baron Rcngcrs, jhr. mr, dr. W. Roëll, G. O. baron van As» beek; te paard achter de Koninklijkekoetsf do adjudanten in buitengewonen dienst luit.- generaal Rost van Tonningen, gcncraal-ma- joor jhr. de Lannoy, beiden vroeger van! het Indisch lego-; kolonel Froger, kolonel van Hoogstraten, commandant van het 2a reg. veld-artillerie; kolonel Weber, comman dant van de brigade grenadiers en jagers. Langs den weg, dien de stoet door da Heulstraat, het middenpad van het Langa Voorhout., Korten Vijverberg naar het Bin nenhof volgde, stond overal achter de rijen' soldaten van infanterie en artillerie, die da afzettingsfcroepen uitmaakten, een ontelbare menigte opgepropt, juichende en zwaaiend*) mot hoeden en zakdoeken- bij liet voorbij* rijden van het Koninklijk echtpaar, dat, minzaam buigende, voor de huldebetuigingen dankte. öp het voorplein van het Mauritshuis wai voor weeskinderen uit gestichten van dé onderscheidene gezindten een goed plaatsja ingeruimd, om den stoet te zien. Niettegenstaande de drukte, welke langs den Hier cn daar bevlagdcn weg heerschte, is alles zeer ordelijk gegaan. Te kwart over éénen bereikte het ko| ninklijk rijtuig hot bordes van do Ridder zaal. j Het Binnenhof was ook reeds vroeg afge zet. Als altijd was het hier een levendig kleurenspel, do komst van do Kamerleden, opper-, vlag- cn hoofdofficieren van legen en vloot, hoofdambtenaren der departemen ten van algemeen bestuur en zoo vele an<( deren, allen in ambtsgewaad en waarvan de meesten in open rijtuigen kwamen. Het diplomatieke corps begaf zich binnen dc zaal door den toegang nabij den ingang van het ministerie van waterstaat. Uit den ingang tot het Kamergebouw, be stemd voor do ministers, begaven zich da leden van het nieuwe kabinet gezamenlijk! naar de vergaderzaal. Zo werden ijverig go- kiekt en gecinematografeerd. Eenige «ogenblikken later begaven de le den van den Raad van State zich, met derf Vice-president, jhr. mr. J. Roëll aan het' hoofd, naar do Ridderzaal. Tc kwart voor een luidde driemaal da bel, werd de zitting geopend en voorlezing gedaan van hot Kon. besluit tot bijeenroo- ping der vcreenigde vergadering. De com missie van ontvangst wordt benoemd en schaart zich aan den ingang om Hare Ma jesteit af 1,o wachten. Dan wordt het weef Nu zijt gij aan de beurt, kapitein, riepen «I de leden van een gezelschap, dat zich on- 4er een glas wijn vroolijk maakte met 't ver hellen van geschiedenissen en avonturen. Wat wilt gij hooreu, mijne heeren? vroeg ««pitedn S., een klein, krachtig mannetje van Middelbaren leeftijd, die verscheidene jaren 'h Indië onder dienst geweest was. Een van uwe vreselijkste avonturen iemand uit 't gezelschap. Gij hebt er voor zeker vele in Indië's woeste natuur onder doden. Daarmede kan ik u dienen. Het is boven den een gebeurtenis, die onuitwischbaar in diin geheugen is geprent, en die ik, daar zij v°ot-zeker uw verlangen naar iets ontzettends y°lkomen zal bevredigen? gaarne wil vertel len. .Het was sedert lang mijn wensch geweest, 1 de in Indië gelegen troepen te worden in- *®Hifd> en met vreugde ontving ik 't bevel, ■■dij naar 't regiment te Bangalore te bege- Z611- Spoedig echter moest ik 't erg bezuren, jdh koele Altengland. tegen die gloeiende - «Dielstreek verwisseld te hebben; want on- *6 Woon aan het klimaat, verviel ik in een jdkte of beter gezegd in een matheid en i <®argie. Mijn vrienden rieden mij aan als ^smiddel tegen deze kwaal, een reis te dornomen, en bevalen mij een uitstapje de kust van Malabar aan. Ik volgde dezen raad, daar mij elke verandering een verbetering toescheeen, huui'de een palan quin en acht dragers, cn ondernamen een reis door dó meest woeste natuur, die ooit een oog heeft aanschouwd. Het riet, vele grasplanten en struiken weefden een dicht vlechtwerk tusscben rens- aebtigo hoornen, welker takken wederom zulk een ondoordringbaar dak vormden, dat de stralen der zon nooit tot de aarde konden doordringen. Op de schouders van vier ne gers voortgedragen, terwijl de vier overi gen, die ik tot aflossing der eersten lmdi gehuurd, op hun gemak achteraan liepen, wist ik, dat ik mij in een volkomen wilder nis bevond, aan alle kanten omgeven door- wilde olifanten, buffels, tijgers, hyena's, lui paarden, en slangen, en had 't troostrijk voor- uitzaoht gij den eersten aanval den hesten van een dezer dieren, door mijne dragers neergezet en aan mijn eigen lot overgelaten te worden. Reken daarbij nog het naderen van den nacht, waarin 't gehuil overal in 't rond en 'de steken en 't gegons van rnillioe nen muskieten mij verhinderen te slapens en de nadeelige uitwasemingen van een vochtig land als dooden opstijgen en gij zult u ©enigszins een voorstelling kunnen maken van mijn reis. Het was een warme, zoele avond; wij had den het mid'deu van 't boseh bereikt, en in mijn palanquin achterover liggende, luister- de ik al dommelende naar 't eentonig gezang der dra pers. toen ik plotseling tonen als die eener schelle trompet hoorde, en een wilden i olifant niet ver van mij door het dichte struikgewas zag heenbreken. Vóór ik nog tijd had te schreeuwen, had mijn trou'walooze j lijfwacht, mij neergezet, en plotseling het ha- j zenpad gekozen. Ik, wel wetende dat er j slechts één minuut tusscben mij en de eeuwigheid lag, sprong met de kracht der wanhoop op, en liep als een dolzinnige voort. Gelukkig bereikte ik binnen weinige oogen- blikken 'den voet van een hoogen thekaboom, waarin ik begon op te klauteren met een vlugheid, welke slechts bij kan aanwenden, die er zijn leven mee redden moet. Ik hoorde boe 't monster de struiken ver nielde, hoe do aarde onder zijn zware schre den beefde, en verwachtte zijn komst onder angstzweet, dat mij 'niet alleen de vrees Voor den dood, maar het ontzettende van zulk een dood afperste. Het scheen, dat het dier een ander spoor 'dan 't mijne volgde; want, zelfs dicht bij mij, bemerkte hij mij niet dadelijk, cn ik was reeds tot dertig voet in den boom geklommen, toen hij zied) eindelijk naar den boom richtte. Ziende, dat ik buiten zijn be reik was, geraakte hij in 'de hevigste woede. Zijne oogen, klein in vergelijking van, zijn lichaam, schoten bliksemstralen. Hij legde den slurf aan den boom, om dezen, omver te stooten, zag echter spoedig in, dat bij op deze wijze niet tot zijn doel zou geraken, en nam nu een ander middel te baat. Lang zaam eenige schre'den terugtredende, mat hü den afstand met zijn oogen, deed toen plot seling een sprong voorwaarts, en bracht zoo met het doel mij als een rijpe vrucht af te sohudden, met den kop en de slagtanden don boom een geweldigen slag toe. Niettegen staande ik zijn plan zeer goed bemerkt en mijn voorzorg genomen bad, gelukte bet mij toch slechts met groote moeite mo tegen de zen aanval staande te houden en 'voor den tweeden keer te wapenen. Deze bleef ook niet lang uit. Met een blik alsof hij mij beduiden wilde, 'dat dit slechts het begin zijner krijgs operaties was, gaf do olifant een tweeden nog sterkeren stoot tegen den hoorn, vond er mij echter ditmaal beter tegen bestand, en, min der dan den eersten keer, in gevaar van naar beneden te storten. Nog was 'de volharding van zijn kant niet uitgeput, hij beproefd© den aanval ten derde male. Het was ontzet tend, Met handen en voeten klemde ik mij aan den mij tot steunpunt dienenden tak; maar die schudding scheet) mij elke zenuw to verlammen. Weder tot mij zelven gekomen, was ik zeer verwonderd, den olifant in een mij op dat oogenblik onverklaarbare houding te zien. Met 'den kop tegen den boom gedrukt, si amp le hij op den grond en deed een gebrul hoe ren, gelijk aan dat van den wilden buffel, als hij iemand wil aanvallen. Tn 't eerst hield ik de woed© voor 'd© oorzaak van dezo han delwijze, maar spoedig bemerkt© ik, dat ik niets meer van mijn vijand te vreezen bad. De olifant had zich, om zoo te zeggen, in zijn eigen strik gevangen, daar hij zijn slagtan den met zulk een kracht in den boom bad ge. stooten dat hij volstrekt niet losKomeu kon. Hoewel mijn vijand nu onschadelijk was ge worden, bleef ik toch ecu gevangene. Hoe zou ik uit den boom kómen? Wat. aan te vangen als ik beneden was? Ik had ook genoeg van 't vreeselijke boseh gezien, om mij er niet ver- der in te wagen. Er waren zoo vele zijwegen, 'en wanneer ik verdwaalde, dan wachtte mij voorzeker do hongerdood, of. wat nog erger was, verscheurd te worden door wilde dio tien. Ook hoopt© ik, dat spoedig een mijner gidson terug mocht komen, om eenig onder zoek naar mij te doen, en daarom besloot ik! rustig te wachten. De volgende drie uren gingen op een ont- zotteude wijze voorbij. Op mijn tak, juist bo ven den gevangen olifant zittende, dwaalden mijne oogen over een onafzienbare zee van netwerk, terwijl de gloeiende zon mij -dreigde van 't verstand te berooven. Vol angst zag ik naar alle kanten uit, altijd hopende een mijner gidsen te zullen zien, om hem mijn toestand te openbaren. Tevergeefs! Geen mensehelijk wezen was er te zien, ongehoord stierf mijn angstig geroep om hulp weg. Zelfs al bad ik 't geluk, den rechten weg niet l« verliezen, wist ik, dat de naaste herberg nog wel een halve dagreis verwijderd was, zoodat ik deze vóór het invallen van den nacht niet kon bereiken; ik besloot dus te blijven waar ik was, lol aan do schemering van den nieu. wen dag. Weldra ging do zon aan den westelijke* NIEUWE HAARLE/V\SCHE COURANT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5