BLAD
3
Allerlei uit Lisse,
BUITENLAND,
BINNENLAND.
Een Avontuur.
Au Bon üarché.
Haarlem-Brussel.
Handschoenen voor alle ge3egenheden3
WOENSDAG 17 SEPT. 1913
'i Alvorens we in dit „Allerleitje" de zaken
van den dag aan eene beschouwing zullen
Onderwerpen, moetien we eerst even een mis-
verstand of te wel een verkeerde gó volg-
trekking van een „A.-R. Kiezer" inzake onze
(onlangs gevoerde polemiek betreffende de
jongste gemeenteraadsverkiezing wegnomen.
I)e A.-R. kiezer n.l. meent dat „Opmerker"
een antipathie heeft tegen zijn partij en daar
tegen, zegt hij, valt niet te redeneeren! Ik
Witechter hier den A.-R. kiezer de verze
kering geven dat hij faalt. Integendeel; ik
hon een beslist voorstander van Christe
lijk o samenwerking, óók in de gemeen
tepolitiek. Mocht bij de e. v, gemeenteraads
verkiezing, waarbij een liberaal lid moet :li-
troden, die, dit is hier aan allen bekend,
zich-zelf als raadslid beslist onmogelijk heeft
gemaakt, door zijn partij een aannemelijk
candidaat, 't zij patroon of Werkman, worden
gesteld, hij kan rekenen op mijn stem en,
Waar nooclig, mijn propaganda!
Dat was me de vorige week een conster
natie! De „Bond" verbrand zegt de volks
mond. Nu zóo erg is 't gelukkig niet. Het
gobouw moge afgebrand zijn, maar de „Bond"
fe er nog en zal er blijven. Maar booh, er
zal spoedig raad moeten geschaft worden.
We hebben thans niet enkel meer te doen
met de Bondsafdeeling alleen, maar ook en
vooral met hare talrijke onderafdeelingen.
Dok deze zijn thans „dakloos".
Van de Sint Barbara-vereeniging is het
jheele hebben en houden in den brand omge
komen. Pas had ze oen nieuwen baar, een
(prachtig nieuw kleed, steek, zoomede man-
(tels, enz. Evenzoo de gynmastiekvereeni-
jtiing; ja welke onderafdeeling al niet. Sint
'isidorus zou in 't komende voorjaar een ten
toonstelling houden, welk plan, naar wij in
\tussehen hopen, niet direct door haar zal
worden prijsgegeven. A.s. Zondag zou wor-
tlon gesticht een onderafdeeling Esporantis-
£ton, waarvan de heer Th. Raaphorst de leiding
fop zich had genomen. Enfin. Zondag heeft hij
tn de vergadering medegedeeld dat hij het
Plan niet prijs geeft en men zich bij hem
(wn inlichtingen steeds kan vervoegen. We
(Staan aan den vooravond van het 12i/2-jarig
bestaan en zouden dit feestelijk herdenken
Waarbij Passtoors, de stichter van den Bond
Zou worden uitgenoodigd de feestrede te hou
don. Dit kan en moet echter doorgaan, ver
'.mits men een geschikte localiteit kan krij
gen. Wij hebben paf gestaan dat de eigenaar
'van de „Witte Zwaan" zijn bovenzaal niet
-beschikbaar wilde stellen. Wat moet daar
(achter schuilen? Do eerste jaren van ons be-
.«taan, toen we nog geen gebouw bezaten,
"konden we er altijd terecht en betaalden
or goed voor. Een prachtige gelegenheid biedt
liet café „de Nachtegaal" maar 't is waarlijk
(piot doenbaar zoo aan de uiterste grens onzer
igemeente. We hoorden echter dat aan 't be
stuur onzer afdeeling reeds enkele percee-
(jon te koop zijn aangeboden. Maar 't geld is
nier ook alweer een machtige factor.
't Voorstel van den Eerwaarden Adviseur
Was prachtig hoewel we er weinig van ver
dachten. Zeker we zijn 't volkomen met hem
lóens, een dubbeltje per week extra contri
butie voor elk lid is nu juist niet zoo veel
*m vormt jaarlijks, do afdeeling telt 400
-leden, een niet te versmaden kapitaaltje en
dat vier jaar lang dan waren we uit de brand.
Maar eerstens gaat 't niet om de leden deze
Verplichting op te leggen 011 ook zeker kun
nen alle leden dat bedoelde dubbeltje we
solijks niet^ missen. Men kan echter ook een
ónderen weg inslaan, door bijv. een comniis-
«ie „Eigen Gebouw" te benoemen. Deze be
«taan reeds zoo hier en daar en werken goed.
klko gelegenheid die zich voordoet kon deze
Xmnrvissie door colportage of anderszins be-
dutten om geld te maken. Dit ter overwe
ging. Maar directe raad is noodig of de af
deling raakt op kosten; zij dient te zorgen
voor haar onderafdeelingen tot instandhouding
4er afdeeling zelve.
Het organiseeren van een onafhankclijk-
bciidsfeest vlot ook nog niet best. De be-
mngstelling j.l. Zaterdagavond was bepaald
pouvig en de medewerking wat finantieelen
steun en 't rondgaan daar voor betreft al even-
tens naar de voorz. deed uitkomen. Morgen of
<>vormorgenavond, de juiste datum is terwijl
ive dit schrijven nog- niet vastgesteld, zal
Wederom een openbare vergadering gehouden
Worden. Wij hopen, voor de commissie, dat de
belangstelling grooter is dan Zaterdag, doch,:
vreezen er voor. Het enthousiasme ont
breekt nu teneenenmale en dit is voor deze
zaak bepaald noodig wil zij slagen!
OPMERKER.
HET GOED RECHT YAM HET 11 OH
LANDSCH NAAST HET AFRIKAANSCH.
In het Afrika-nummer van het tijdschrift
„Neerlandia" publiceert Th. Lr-roux een inte
ressant opstel onder den titel; liet goed recht
van bestaan van Afrikaans en Hollands. Aan
dit artikel wordt het volgende ontleend:
„Vóór wij dit vraagstuk behandelen, al
dus vangt hot artikel aan is 't wel zoo
goed liet door ons ingenomen standpunt al
dadelijk in oen paar woorden duidelijk te
maken, ten einde misverstand te voorkomen.
Wij gaan van het standpunt uit dat:
lo. Hollands en Afrikaans twee op zichzelf
staande talen zijn, wat of ook de verhouding
vroeger uit een taalhistories oogpunt moge
geweest zijn;
2o. De taal van do Hollands-sprekende
Afrikaner in de toekomst het Afrikaans zal
zijn, niet her, Nederlands;
3o. Het Nederlands desniettegenstaande on
ontbeerlijk is voor de Hollands-sprekende
Afrikaner."
Na er op gewezen te hebben, dat er een
klein aantal is, dat denkt dat het mogelijk is
Afrikaansch als spreektaal, met dien verstan-
Nederland sch als schrijftaal te behouden en
de, dat Afrikaansch de plaats moet innemen,
welke In andere landen door hot een of ander
dialect naast de ófficieele taal, ingenomen
wordt, verklaart Leroux dat hier geen sprake
kan zijn van een dialect, want het is de taal,
die door allo Hollands-sprekenden over het
hoele gebied gesproken wordt, met hoogstens
dialektiese afwijkingen. De verhouding tus
sen Afrikaans en Nederlands is dus volstrekt
niet die van een dialekt tegenover een al
gemene landstaal."
Het artikel gaat dan voort: Een groter aan
tal wil het Afrikaans en het Nederlands naar
elkaar toebrengen: het eerste moet stijgen,
het laatste dalen. Dat beide deze talen on
der omstandigheden op elkaar invloed zul
len en moeten hebben is duidelik, doch een
dergelike toenadering als dooi' deze perso
nen bedoeld wordt is hoogst kunstmatig, een
onnatuurlik mengsel zonder enige levensvat
baarheid: typieso Afrikaanse zinswendingen
en taaleigenaardigheden worden door Neder
landse vervangen en omgekeerd. Het ge
volg hiervan is een taal, die noch Neder
lands nooh Afrikaans is. Voorbeelden heeft
men genoeg.
Het grootste aantal aanhangers echter on
der Hollands-sprekende Afrikaners, inzonder
heid onder het jongere geslacht, telt stellig
die beweging, die ijvert voor liet Afrikaans,
beide als schrijf- en spreektaal.
Er zijn or zelfs, die het Nederlands als
volstrekt onnodig beschouwen, er zelfs min
of meer vijandig tegenover staan. Men rede
neert daarbij als volgt
„Afrikaans is do taal van de toekomst,
schrijftaal zowel als spreektaal. Nederlands is
een vreemde taal en als zulks op gelijke voet
to stellen met andere vreemde talen." Dat het
Nederlands voor de Hollandse Afrikaner in
zekere zin 'n vreemde taal is, valt wel niet
te ontkennen, doch daarmee is volstrekt niet
gezegd dat het woord „vreemd" in die zin
opgenomen moet worden, waarin wij van En
gels, Duits of Frans als vreemde talen spre
ken. Integendeel: het Nederlands is en blijft
ons veel dichterbij, is veel onmisbaarder dan
welke vreemde taal ook.
In de regel vindt men dat zij die het Ne
derlands vijandig zijn, er niet voldoende mee
vertrouwd zijn, om het naar waarde te schat
ten. In ieder geval wordt door alle genoot
schappen ter bevordering van het Afrikaans
een ereplaats aan het Nederlands toegekend.
Dit is de gezonden toestand van zaken die
overal moet bestaan.
Anderen onthouden zich van het gebruiken
van het Afrikaans als spreek- en schrijftaal
omdat aanmoediging van het Afrikaans bij
velen uitloopt op verwaarlozing van het Ne
derlands. Dit wordt vooral door diegenen on
dervonden, wier taak het is het Nederlands
als vak to onderwijzen, en verschaft ons
tevens hot antwoord op do vraag waarom ver
schillende overtuigde voorstanders van het
Afrikaans zich vroeger of later uitsluitend
van het Nederlands bedienen."
De schrijver komt dan tot de gevolgtrek
king, dat het Nederlandsch onmisbaar is voor
de voorstanders van Afrikaansch, omdat
slechts zij, die goed Nederlandsch kennen ook
goed Afrikaansch kennen en besluit zijn ar
tikel aldus:
„Nederlands is derhalve onmisbaar voor de
Voorstanders van Afrikaans. Toch hoort men
zo vaak de opmerking: „Ik houd niet van
liet Hollands. Het is mij te stijf, te zwaar
op üe hand te weinig plooi
baar, tie arm. Gaat men na wat
voor Hollands in de meeste scholen onder
wezen en bij openbare gelegenheden gehoord
wordt, dan is 't volstrekt geen wonder, dat
men zo'n opvatting van deze taal heeft. Het
tegendeel zou ons eerder verwonderen, 'tls
een diep betreurenswaardig doch ontegenzeg-
gelik feit, dat de meesten die Hollands op do
scholen onderwijzen, niet bevoegd zijn on
derricht te geven in deze taal. Allereerst
moet dezo toestand veranderd en verbeterd
worden, zo men liefde voor de Hollandse
taal wil opwekken. En wil men de Afrikaanse
taal bevorderen, dan moet de Nederlandse taal
met liefde bestudeerd worden. Deze twee ta
len gaan hand aan hand. Ik eindig met do
erste stelling die ik bij mijn promotie in
Februari 1910 heb gekozen, omdat ik sedert
die tijd door een driejarige ondervinding meer
dan ooit overtuigd ben geworden dat deze
stelling op een juiste waarneming berust:
Grondige kennis van de Nederlandsche taal
is voor de instandhouding van het zuivere
Afrikaans van het hoogste belang."
GRIEKSCHE ONDANKBAARHEID.
De redacteur van de Msb. te Parijs schrijft
dt. 13 Sept.:
Diplomatie is voor de niet-ingowijden een
der meest wonderlijke zaken, welke op dit
wonderlijke ondermaansche bestaan. De
spraak is aan de meusehen gegeven, om de
gedachten te uiten, doch do diplomatie stelt
als allereersten eiseh, alles te vergen; ge
dachten en karakter, innerlijk wezen en ware
bedoelingen. Zoo kan men in do diplomatie
een heel gezelschap gegalonneerde heeren
vriendelijkheden zien wisselen, terwijl zij al
len met de meeste beslistheid welen, dat
ieder woord valseh en ieder gebaar komedie
is. Zoo zijn diplomatieke nota's een voorbeeld
van nietszeggendon nonsens, terwijl zij in
een stijl vervat zijn, welke hen het aspect
geeft, van wereldschokkende documenten,
waardig op perkament ie worden neerge
schreven door een eerzaam verluchter en
zoo bewaard te blijven voor het nageslacht.
Men kan een glimlach niet verbergen, wan
neer men de diplomatieke uiteenzettingen
leest, welke gevolgd zijn op de bekende rede
voering waarin koning Constatijn van Grie
konland alle eer voor de door het Grieksche
leger behaalde overwinningen meende^ te
moeten brengen aan de Pruisische krijgs
kunst en aan het door hem en talrijke offi
cieren van het Grieksche leger in Berlijn
genoten praotisclie onderricht.
Do woorden van den Criekschen koning
lieten op 'dit punt aan duidelijkheid niets le
wonschen over. Het is niet mogelijk, hoe men
't alles wondt en keert, er een andere betee-
kenis aan {o geven dan die, wrelke zich hij de
eerste lezing met onweerstaanbare kracht
aan ti opdringt: koning Constantijn brengt
dank aan Duitschland, want 't zijn Duitsche
voorbeelden en Duitsche lessen, welke aan de
G-rieksclie wapenen de overwinning hebben
geschonken.
Allo verdere stukken, de verklaring van
den Grieksehen gezant te Parijs, het telegram
van Yeuizelos aan de „Matin", enz. kunnen
hieraan niet het geringste toe- of afdoen.
Al deze verklaringen bobben geen centime
werkelijke waarde. Het is oen samenraapsel
van woorden, woorden, die ontbloot zijn van
iedere beteekenis, die rammelen en horten
en stooten en die, indien men daarvoor nog
bewijzen zou noodig hebben, met de meest
volstrekte zekerheid bewijzen, in welk een
pijnigende verlegenheid do diplomaten uit
het rijk van den Samos-wijn geraakt zijn.
Want zeer zeker is de rede van koning Cou-
stantijn een „lapsus". Het is erger dan een
fout, het is een ondankbaarheid en een on
juistheid tevens. Want het kan toch niet.
worden ontkend, dat het Grieksche leger bui
tengewoon veel to danken heeft, aan Frank
rijk, en zonder twijfel heeft do Fransche mi
litaire missie, met generaal Eydoux aan
het, hoofd, veel gedaan om aan de Grieken
de overwinning te bezorgen. Al hebben vele
officieren van het Grieksche leger met den
huidigen koning aan het hoofd, hunne mili
taire opleiding genoten te Berlijn, de Fran-
schen hebben het leger prnelische georgani
seerd. In Griekenland-zelf hebben zij zich
beijverd, altijd in de weer om de praotijk der
oorlogskunst aan ofliciercn en soldaten in
te prenten. En dit alles wordt thans practise!)
verwaarloosd en miskend door den koning,
die alle eer brengt aan don alom tegenwoor-
digen tegenstander, aan den gehaten Prnis.
En het kwade humeur vermeerdert nog,
waar de redevoering van koning Constantijn
een nieuwe zijde belicht van het fiasco door
de Fransche politiek in do Balkan-verwikke
lingen geleden. Wat blijft er toch over van
heel het fijngesparinen net, wTaar Poincaré
aan zweefde, zoo moeizaam en zoo lang? Wat
blijft er hu toch over van de fanfares der
nationalistische pers, die do overwinningen
der verhonden Balkanstaten bejubelde als
Fransche victories? Het zoo gevierde Bul
garije zoekt, na al het geledene, hij den Drie
bond rust. Van Servische of Montenegrijn-
sehe vriendelijkheden aan het adres der derde
republiek hoort men niets. Eïi nu gaat ook
Griekenland teloor en loopt met vlag en wim
pel over naar den gevreesden en gehaten
vijand
Er is reden voor kwaad humeur, want dat
alles zijn groote teleurstellingen. De reden
der debacle van den Franschen invloed in
Griekenland is echter niet ver te zoeken.
Vrij kunnen de Fransche spotten over den
armen koning Constantijn, die slechts door
de pogen zijner vrouw zien kan, doch het
hemd is nu eenmaal nader dan de rok en do
familiebetrekkingen hebben nu eenmaal ook
in de politiek meer invloed, dan dikwijls wel
gewensebt is. En allo werkzaamheid der
Fransche diplomatie kan niet verhinderen,
dot koning Constantijn do schoonbroeder
van keizer Wilhelm isen blijft,
De bewindvoerders eeper republiek zullen
er zich over moeten troosten, dat deze oen-
voudige en natuurlijke gang van zaken
steeds in hun nadeel zal blijven. Een koning
brengt aan zijn land in de meeste gevallen
do vriendschap van zijn maagschap mee, een
president blijft een vreemdeling in den kring
der boorsel)ers. Misschien dat deze hem on
danks hunne uiterlijke vriendelijkheid, toch
altijd als een usurpator blijven beschouwen.
En als een soort va)) onaangenamen bood
schapper, die hen herinnert aan het wanke
len der moderne tronen. Die hen, uit naam
van zoovele zwervende en verjaagde vorsten,
het „Hodie mihi, eras t.ibi* komt toefluiste
ren, diepgrimmige spreuk van den overlede
ne op de middeleeuwsche doodendansen.
Do Katholieke turners te Rome.
i Uit Rome wordt aan de „Echo de Paris"
geseind dat de H. Stoel besloten heeft open
lijk te protesteeren tegen de anti-clcricale
betoogingen tegen de Katholieke turners in
Rome.
De kloostervervolgingen in Franlcrijtr.
Zondag is de politie van Toulon het ge
bouw van de Markten binnengedrongen en
heeft do paters, dio zich lange jaren op
hoogst verdienstelijke wijze aan de vorming
van jonge zeelieden hebben gewijd, met ge
weld uit hun eigen huis gezet. De gebouwen,
waaronder ook het zeemanshuis, zullen bin
nenkort onder don hamer komen. Msb.
Het Panamakanaal.
De „Times" meldt, dat in de Culcbradoor-
steek van het Panamakanaal wederom aard-
schuivingen hebben plaats gehad. Er zullen
wederom millioenen Imb. meters aarde weg-
gebaggerd moeten worden en het is moge
lijk. dat deze nieuwe tegenslag weer eenige
verlraging in de openstelling van liet kanaal
zal brengen. Men hoopt intnssehon, dat, als
maar eenmaal liet kanaal geopend is, de wa
terdruk voldoende zal zijn om verdere af
schrijvingen tegen ie gaan
H. M. DE KONINGIN.
Door IT. M. de Koningin is bij haar vertrek
aan den Burgemeester van Amsterdam ter
hand gesteld een bedrag van 2000.voor
de behoeftige ingezetenen der gemeente Am
sterdam en 50.voor het Onderling Dia-
manslijpcrs Weduwen- en Weezenfonds al
daar.
1)E OPENING VAN DE STATEN-GENE
RAAL.
Over do opening der Staten-Generaal en
do drukte langs don weg lozen wij in de
N. R. C't. nog het volgende:
Prachtig zonnig weder heeft ook dit jaar
de plechtigheid van dc opening van de zit
ting der Staten-Generaal begunstigd, welke
ook vandaag weder duizenden toeschouwers
langs den weg, dien do .Koninklijke stoet
vanaf het Palcis aan hot Koordeinde naar
het Binnenhof zou volgen, op dcri been
bracht. Reeds in do ochtenduren was het
druk in do binnenstad en van de stations
bleef voortdurend een menscbónmenigte tofl*
stroomen.
Lang voor het uur, waarop de stoet va
het paleis zou vertrekken, stonden in
wijden bocht voor het voorplein tot
achter het ruiterstandbeeld in Noordeind<
en Paleisstraat, de toeschouwers in vijf-i
ja tiendubbele rijen.
Op het voorplein van het Paleis stond tei
weerszijden opgesteld een ©erewacht van
grenadiers onder, commando van kapitein!
Phaff, terwijl ter zijde van het bordes d<
Koninklijke Militaire Kapel onder den lui<
tenant-directeur Bouwman stond opgesteld;
Ditmaal was er in het Noordeinde be
halve een militaire afzetting door grenadiers
ook een afdeeling huzaren geplaatst.
Even half één weergalmt uit de richting)
van do Houtstraat gejuich en hoerageroep;
ten teekon dat do Hoi'auto, waarmede Ko
ningin cn Prins van liet Huis ten Bosch'
naar het Paleis zouden komen, in aantocht
was.
Do geweren en sabels werden gepresen
teerd, de Kon. Mil. Kapel zette op gedemp
te toon het Wilhelmus in en op hetzelfde
oogenblik kwam de auto, waarin H. M. ert
'A. K. H. gezeten waren, reeds gekleed voor
de te vervullen plechtigheid voor het Pa
leis aanrijden, toegejuicht en toegewuifd
door de saamgepakte menschenmassa.
Nadat liet Vorstelijk echtpaar het Paleis;
was binnengetreden, kwam eenige oogen-
blikkcn later de stoet, van ga la rij tui gen'
voor den tocht naar de Ridderzaal het voor
plein oprijden. Van uit de verte dreunden
dc saluutschoten van liet kanon en precies
ten 1 ure bestegen Koningin en Prins, on
der daverend hoerageroep, en terwijl dc gre
nadiers wacht de cerebewijzen bracht en do
kapel wederom liet Wilhelmus, oude toon
zetting, ten gehoorc bracht, den gouden
koets.
In den stoet bevonden zich in gala-rijtui
gen de dienstdoende kamorheeren van II;
M., jhr. van den Bosch, jhr. Van Geen,
baron Tacts van Amerongon, baron v. Har-
denbroek van Lookhorst, de kamerheereni
in buitengewonen dienst, baron van Zuylen'
van Nycvelt, van Weideren baron Rcngcrs,
jhr. mr, dr. W. Roëll, G. O. baron van As»
beek; te paard achter de Koninklijkekoetsf
do adjudanten in buitengewonen dienst luit.-
generaal Rost van Tonningen, gcncraal-ma-
joor jhr. de Lannoy, beiden vroeger van!
het Indisch lego-; kolonel Froger, kolonel
van Hoogstraten, commandant van het 2a
reg. veld-artillerie; kolonel Weber, comman
dant van de brigade grenadiers en jagers.
Langs den weg, dien de stoet door da
Heulstraat, het middenpad van het Langa
Voorhout., Korten Vijverberg naar het Bin
nenhof volgde, stond overal achter de rijen'
soldaten van infanterie en artillerie, die da
afzettingsfcroepen uitmaakten, een ontelbare
menigte opgepropt, juichende en zwaaiend*)
mot hoeden en zakdoeken- bij liet voorbij*
rijden van het Koninklijk echtpaar, dat,
minzaam buigende, voor de huldebetuigingen
dankte.
öp het voorplein van het Mauritshuis wai
voor weeskinderen uit gestichten van dé
onderscheidene gezindten een goed plaatsja
ingeruimd, om den stoet te zien.
Niettegenstaande de drukte, welke langs
den Hier cn daar bevlagdcn weg heerschte,
is alles zeer ordelijk gegaan.
Te kwart over éénen bereikte het ko|
ninklijk rijtuig hot bordes van do Ridder
zaal. j
Het Binnenhof was ook reeds vroeg afge
zet. Als altijd was het hier een levendig
kleurenspel, do komst van do Kamerleden,
opper-, vlag- cn hoofdofficieren van legen
en vloot, hoofdambtenaren der departemen
ten van algemeen bestuur en zoo vele an<(
deren, allen in ambtsgewaad en waarvan de
meesten in open rijtuigen kwamen.
Het diplomatieke corps begaf zich binnen
dc zaal door den toegang nabij den ingang
van het ministerie van waterstaat.
Uit den ingang tot het Kamergebouw, be
stemd voor do ministers, begaven zich da
leden van het nieuwe kabinet gezamenlijk!
naar de vergaderzaal. Zo werden ijverig go-
kiekt en gecinematografeerd.
Eenige «ogenblikken later begaven de le
den van den Raad van State zich, met derf
Vice-president, jhr. mr. J. Roëll aan het'
hoofd, naar do Ridderzaal.
Tc kwart voor een luidde driemaal da
bel, werd de zitting geopend en voorlezing
gedaan van hot Kon. besluit tot bijeenroo-
ping der vcreenigde vergadering. De com
missie van ontvangst wordt benoemd en
schaart zich aan den ingang om Hare Ma
jesteit af 1,o wachten. Dan wordt het weef
Nu zijt gij aan de beurt, kapitein, riepen
«I de leden van een gezelschap, dat zich on-
4er een glas wijn vroolijk maakte met 't ver
hellen van geschiedenissen en avonturen.
Wat wilt gij hooreu, mijne heeren? vroeg
««pitedn S., een klein, krachtig mannetje van
Middelbaren leeftijd, die verscheidene jaren
'h Indië onder dienst geweest was.
Een van uwe vreselijkste avonturen
iemand uit 't gezelschap. Gij hebt er voor
zeker vele in Indië's woeste natuur onder
doden.
Daarmede kan ik u dienen. Het is boven
den een gebeurtenis, die onuitwischbaar in
diin geheugen is geprent, en die ik, daar zij
v°ot-zeker uw verlangen naar iets ontzettends
y°lkomen zal bevredigen? gaarne wil vertel
len.
.Het was sedert lang mijn wensch geweest,
1 de in Indië gelegen troepen te worden in-
*®Hifd> en met vreugde ontving ik 't bevel,
■■dij naar 't regiment te Bangalore te bege-
Z611- Spoedig echter moest ik 't erg bezuren,
jdh koele Altengland. tegen die gloeiende
- «Dielstreek verwisseld te hebben; want on-
*6 Woon aan het klimaat, verviel ik in een
jdkte of beter gezegd in een matheid en
i <®argie. Mijn vrienden rieden mij aan als
^smiddel tegen deze kwaal, een reis te
dornomen, en bevalen mij een uitstapje
de kust van Malabar aan. Ik volgde
dezen raad, daar mij elke verandering een
verbetering toescheeen, huui'de een palan
quin en acht dragers, cn ondernamen een
reis door dó meest woeste natuur, die ooit
een oog heeft aanschouwd.
Het riet, vele grasplanten en struiken
weefden een dicht vlechtwerk tusscben rens-
aebtigo hoornen, welker takken wederom
zulk een ondoordringbaar dak vormden, dat
de stralen der zon nooit tot de aarde konden
doordringen. Op de schouders van vier ne
gers voortgedragen, terwijl de vier overi
gen, die ik tot aflossing der eersten lmdi
gehuurd, op hun gemak achteraan liepen,
wist ik, dat ik mij in een volkomen wilder
nis bevond, aan alle kanten omgeven door-
wilde olifanten, buffels, tijgers, hyena's, lui
paarden, en slangen, en had 't troostrijk voor-
uitzaoht gij den eersten aanval den hesten
van een dezer dieren, door mijne dragers
neergezet en aan mijn eigen lot overgelaten
te worden. Reken daarbij nog het naderen
van den nacht, waarin 't gehuil overal in
't rond en 'de steken en 't gegons van rnillioe
nen muskieten mij verhinderen te slapens en
de nadeelige uitwasemingen van een vochtig
land als dooden opstijgen en gij zult u
©enigszins een voorstelling kunnen maken
van mijn reis.
Het was een warme, zoele avond; wij had
den het mid'deu van 't boseh bereikt, en in
mijn palanquin achterover liggende, luister-
de ik al dommelende naar 't eentonig gezang
der dra pers. toen ik plotseling tonen als die
eener schelle trompet hoorde, en een wilden i
olifant niet ver van mij door het dichte
struikgewas zag heenbreken. Vóór ik nog
tijd had te schreeuwen, had mijn trou'walooze j
lijfwacht, mij neergezet, en plotseling het ha- j
zenpad gekozen. Ik, wel wetende dat er j
slechts één minuut tusscben mij en de
eeuwigheid lag, sprong met de kracht der
wanhoop op, en liep als een dolzinnige voort.
Gelukkig bereikte ik binnen weinige oogen-
blikken 'den voet van een hoogen thekaboom,
waarin ik begon op te klauteren met een
vlugheid, welke slechts bij kan aanwenden,
die er zijn leven mee redden moet.
Ik hoorde boe 't monster de struiken ver
nielde, hoe do aarde onder zijn zware schre
den beefde, en verwachtte zijn komst onder
angstzweet, dat mij 'niet alleen de vrees Voor
den dood, maar het ontzettende van zulk een
dood afperste. Het scheen, dat het dier een
ander spoor 'dan 't mijne volgde; want, zelfs
dicht bij mij, bemerkte hij mij niet dadelijk,
cn ik was reeds tot dertig voet in den boom
geklommen, toen hij zied) eindelijk naar den
boom richtte. Ziende, dat ik buiten zijn be
reik was, geraakte hij in 'de hevigste woede.
Zijne oogen, klein in vergelijking van, zijn
lichaam, schoten bliksemstralen. Hij legde
den slurf aan den boom, om dezen, omver
te stooten, zag echter spoedig in, dat bij op
deze wijze niet tot zijn doel zou geraken,
en nam nu een ander middel te baat. Lang
zaam eenige schre'den terugtredende, mat hü
den afstand met zijn oogen, deed toen plot
seling een sprong voorwaarts, en bracht zoo
met het doel mij als een rijpe vrucht af te
sohudden, met den kop en de slagtanden don
boom een geweldigen slag toe. Niettegen
staande ik zijn plan zeer goed bemerkt en
mijn voorzorg genomen bad, gelukte bet mij
toch slechts met groote moeite mo tegen de
zen aanval staande te houden en 'voor den
tweeden keer te wapenen. Deze bleef ook niet
lang uit. Met een blik alsof hij mij beduiden
wilde, 'dat dit slechts het begin zijner krijgs
operaties was, gaf do olifant een tweeden nog
sterkeren stoot tegen den hoorn, vond er mij
echter ditmaal beter tegen bestand, en, min
der dan den eersten keer, in gevaar van naar
beneden te storten. Nog was 'de volharding
van zijn kant niet uitgeput, hij beproefd©
den aanval ten derde male. Het was ontzet
tend, Met handen en voeten klemde ik mij
aan den mij tot steunpunt dienenden tak;
maar die schudding scheet) mij elke zenuw to
verlammen.
Weder tot mij zelven gekomen, was ik zeer
verwonderd, den olifant in een mij op dat
oogenblik onverklaarbare houding te zien.
Met 'den kop tegen den boom gedrukt, si amp
le hij op den grond en deed een gebrul hoe
ren, gelijk aan dat van den wilden buffel,
als hij iemand wil aanvallen. Tn 't eerst hield
ik de woed© voor 'd© oorzaak van dezo han
delwijze, maar spoedig bemerkt© ik, dat ik
niets meer van mijn vijand te vreezen bad.
De olifant had zich, om zoo te zeggen, in zijn
eigen strik gevangen, daar hij zijn slagtan
den met zulk een kracht in den boom bad ge.
stooten dat hij volstrekt niet losKomeu kon.
Hoewel mijn vijand nu onschadelijk was ge
worden, bleef ik toch ecu gevangene. Hoe zou
ik uit den boom kómen? Wat. aan te vangen
als ik beneden was? Ik had ook genoeg van
't vreeselijke boseh gezien, om mij er niet ver-
der in te wagen. Er waren zoo vele zijwegen,
'en wanneer ik verdwaalde, dan wachtte mij
voorzeker do hongerdood, of. wat nog erger
was, verscheurd te worden door wilde dio
tien. Ook hoopt© ik, dat spoedig een mijner
gidson terug mocht komen, om eenig onder
zoek naar mij te doen, en daarom besloot ik!
rustig te wachten.
De volgende drie uren gingen op een ont-
zotteude wijze voorbij. Op mijn tak, juist bo
ven den gevangen olifant zittende, dwaalden
mijne oogen over een onafzienbare zee van
netwerk, terwijl de gloeiende zon mij -dreigde
van 't verstand te berooven. Vol angst zag
ik naar alle kanten uit, altijd hopende een
mijner gidsen te zullen zien, om hem mijn
toestand te openbaren. Tevergeefs! Geen
mensehelijk wezen was er te zien, ongehoord
stierf mijn angstig geroep om hulp weg. Zelfs
al bad ik 't geluk, den rechten weg niet l«
verliezen, wist ik, dat de naaste herberg nog
wel een halve dagreis verwijderd was, zoodat
ik deze vóór het invallen van den nacht niet
kon bereiken; ik besloot dus te blijven waar
ik was, lol aan do schemering van den nieu.
wen dag.
Weldra ging do zon aan den westelijke*
NIEUWE HAARLE/V\SCHE COURANT