TWEEDE BLAD
MIJN OOM BERNAC.
Brieven over Bouwkunst,
BUITENLAND
&u Bon Kflarchéi
m
„SWoyons."
feuilleton.
Ha^Hem-Brusseli Handschoenen voor alle gelegenheden^
VRIJDAG 3 OCTOBER. 1913
9m-
man dan wel door een vrenw waren get
1 schreven, zou niemand hebben kunnen zeg
gen, omar daar stonden se en ze staarden
en
oe-
an-
r er
en
HK
rU
ok
Ipge
JO\
XIV.
Restauraties aan do oude St. Itoaf.
Reeds sedert 1877 wordt er gewerkt aan de
restauratie der oude St. Baaf op de Groote
Markt. De onjstreeks 1870 weder oplevende be
langstelling in de oude, lang verwaarloosde va-
derlandsche bouwkunstmonumenteu, welke be
langstelling zich van regeeringswege uitsprak
door de instelling der Commissie van "Rijksad
viseurs, kwam ook de St Bavo ten goede, door
dat het Rijk zich op zekere voorwaarden bereid
verklaarde de restauratie der kerk op zich te
nemen.
Veel schoons werd na dien tijd te voorschijn
gebracht, vele slechte toevoegsels verwijderd,
terwijl vooral het inwendige veel in aanzien
heeft gewonnen.
Sedert dien tijd zijn or echter omtrent het
restauratievraagstuk in 't algemeen andere in
zichten ontstaan, er kwamen personen welke
zich met de wijze waarop men de restauraties
uitvoerde niet konden vereenigen. Wat tocli
was het geval? Hoewel men dankbaar was dat
vele oude monumenten van verderen ondergang
werden gered en voor do piëteitvolle en be-
kwamo wijze waarop verschillende restauraties
werden uitgevoerd, zag men verder gaan dan
herstellen, gedeelten welke geheel niet meer
bestonden werden somtijds naar oude gegevenë
of afbeeldingen, ook soms zonder deze in deil
stijl bijgemaakt, waardoor meostal aan liet eer-"
biedwaardige, het gegroeide, hetwelk de oude
bouwwerken kenmerkt, niet weinig afbreuk
„werd gedaan.
Volgens de nieuwere inzichten wil men wel
de oude mouumoutcn herstellen, en alles doen
om hun instandblijven zoo lang mogelijk te
verzekeren, maar niets bijmaken, men wil die
gedenksteenen uit het grijze verleden zoo ge
trouw mogelijk, onvervalscht, zonder toevoeg
selen aan het nageslacht overgeven.
Bij de restauratie van het kasteel Doorwerth
heeft zich een geval voorgedaan, hetwelk het
verschil, den strijd zou men haast zeggen, tus-
sclien beide richtingen in het restauratievraag
stuk wel héél duidelijk illustreert. De vereent
ging „de Doorwerth" namelijk wilde een buiten
gang, welke in de 18e eeuw bij hot kasteel was
gebouwd, behouden, omdat men het geheel
zooals het door den loop der tijden was ge
groeid wilde instandhouden. De regeering wei
gorde echter op advies van l)r. P. J. H. Cuij-
Pers, subsidie voor de restauratie te vorleenou
alg dc gang niet werd afgebroken, tegen welke
beslissing do vereeniging met haren architect,
dos. Cuijpèrs, opponeerde. De vereeniging heeft
ten slotte, gedwongen door de subsidien, althans!
voorloopig moeten toegeven.
Ook uit Haarlem kunnen wij een voorbeeld
aanvoeren.
Do vereeniging ..Hacrlcm" heeft aan do ge
meente 12.000 geschonken voor den bouw van
een toren op het stadhuis, waarmede dan ook
een begin is gemaakt. Dat oen vereeniging een
dergelijke belangrijke som geeft tot. verfraaiing
van het stadhuis en der stad kan niet genoeg
worden geprezen. Betreurd moet echter worden
dat men don toren gaat opbouwen in do vor
men zooals die eertijds moeten geweest zijn.
Ook hierin komt weer uit dat men toch wei
nig eerbied heeft voor de oude kunst, omdat
men haar gaat imiteer en en hot nageslacht in
den waan brengt dat dit de oorspronkelijke to-
rou is. Hoe getrouw men ook zal nabootsen,
toch zal men er nooit in kunnen leggen den
geest dor oude werkeu, omdat wij niot meer
kunnen denken en handelen als in die tijden; en
<>ok niet die diepte van kleur on die eigenaar
dige bekoorlijkheden welke alleen de ouderdom
8eeft. Heeft men nu nog niet geuoeg aan hot
voorbeeld der in 188G getrouw volgens do oude
v°rmen vernieuwde gevel van hot voorgebouw-
6 gedeelte van het stadhuis? Ts het niet koud
0,1 zielloos en mist de baksteen niet het prach-
t'g lcooriot van warme en diepe tanen zoo-
«ls men dat aan andere doelen van het stadhuis
«au de Yloosehhal kan bewonderen?
Na deze wel wat lange inleiding komen wij
tot ons onderworp cm zal het daarna niet ver
wonderen dat sommige herstellingen aan de St.
Bavo ook niet de sympathie van velen mogen
verwerven.
Nu zijn juist de steunbeeren van bet koor aan
de zijde van het Klokhuisplein onderhanden ge
weest, welke van een nieuwe natuursteeube-
kleeding voorzien zijn.
Een excursie van de Maatschappij van Bouw
kunst in deze maand naar Haarlem gehouden,
bezocht ook de kerk. Algemeen waren de deel
nemers van gevoelen dat deze herstellingen
niet alleen het schoon en eerbiedwaardig voor
komen der kerk aan deze zijde ernstig benadee-
len, maar ook, gezien -enkele nog niet herstelde
steunbeeren, deze ook overbodig was, terwijl
ook do duurzaamheid der aangebrachte bekloe-
ding ernstig werd in twijfel getrokken.
Wanneer men ter plaatse een en ander be
ziet zal men de oude steunbeeren zien waarvan
de hoeken der steen wel eenigzins door verwee
ring afgerond, maar nog volkomen gaaf zijn
on ziet men de door ouderdom vermooide con
touren en kleuren zich prachtig en rustig bij het
geheel aansluiten. Begrijpelijk was het dan ook
dat een der deelnemers der excursie, een uitste
kend kenner onzer oude kunst, op het zien dei-
herstellingen uitriep: „Mijne hee.ren, moeten wil
daartegen niet protesteeren?
Tot nadenken stemt verder dat de natuursteen
van andere gerestaureerde gedeolten nu reeds
afschilfering vertoont.
Een nog belangrijker onderdeel der kerk
wordt echter bedreigdmaar de wethouder van
openbare Werken eenigen tijd geleden mede
deelde zal ook het mooie, lGo ocuwsche ingangs
portaal aan het Klokhuisplein, hetwelk onder
den oorsten Haarlemschen Bisschop, Nicolaas
van Nieuwland aan de kerk werd toegevoegd
worden gerestaureerd. Hoewel eenige herstellin
gen wellicht onnoodig zijn, zou een restauratie
in den geest der steunbeeren van dit betrekke
lijk ongeschondo stukje laat Midderi-
eeuwsche architectuur ten zeerste
mooten worden betreurd. Hopen wij
dat deze in 't uitzicht gestelde restauratie
van het portaal nog lang zal laten wachten,
dat wij het nog lang in al zijne bokoorlijkbeid
met de door den tijd verdiepte kleuren mogen
bewonderen, zoo niet dan mag een krachtige
actie hiertegen, door hiervoor aangewezen
lichamen zeker niet gemist wórden.
A. ,T. G.
MERKWAARDIGE FEITE Ni,
worden op het congres der Sooiété d'Eco-
nomic Sociale et des Unions do la Paix
Sociale, voor eenigen tijd Ib Parijs gehou
den. door senator de Ba.marzelle meegedeeld.
Do lieer Smissaert geeft die in het „Tijd
schrift" van Armenzorg en Kinderbescher
ming aldus weer:
De heer Lamarzeile, sénateur, wees \>p de
vele belemmeringen, waardoor de vrijheid der
weldadigheid in Frankrijk wordt beperkt, be
lemmeringen, waarop dit congres do aan
dacht zou vestigen en die zoo talrijk zijn,
dat men zich afvraagt, hoe er nog in Frank
rijk vrije, van den Staat onafhankelijke in
stellingen bestaan. 'Ijpcli zijn er, en dit is
een bemoedigend verschijnsel, vele zoodani
ge instellingen aanwezig. Spreker vorhau.ldo
van oen vriend, die hein drie jaar geleden
li ad gezegd, dat hij als kinderloos man en
als bezitter van een zeker vermogen, oerio
instelling wilde stichten, waaraan hij zijn
naam zou verbinden; hij kwam spreker raa^
plegen als jurist over het middel om dat doei
te bereiken. 'Spreker moest hem antwoorden,
dat zoodanig middel niet bestond. Eenige
maanden geleden vergaderden onder sprekers
leiding het congres van katholieke juristen,
waafop spreker dezelfde hom gestelde vraag
aan de orde bracht in oen algomecno zit
ting van dit eongros. Wel werden hierbij som
mige middelen eu aanwijzingen aan de hand
gedaan, maar zekerheid werd niet gegeven,
en spreker heeft dus aan zijn vriend moeten
antwoorden, dat hij hem onmogelijk een vorm
kon noemen, die eenigen waarborg van be
stendigheid en vooral die hein volstrekte ze
kerheid zou geven. Deze instelling is dan
ook niet tot stand gekomen en natuurlijk
schrikt de ervaring van dezen philanthrooj
weer anderen af.
Ook deze spreker wees er op, dat do zucht
der Overheid om alles aan zich te trekken
eu om particuliere bemoeiingen tegen te gaan
de Staatsuitgaven op buitengewoon verontrus
tende wijze heeft doen toenemen.
Niet slechts bcmoeielijkt de overheid het
ontstaan van nieuwe Instellingen, maar zij
stelt zich ook vijandig tegenover reeds be
staande. Als voorbeeld daarvan herinnerde
spreker aan eeno tnededeeling door een al
gevaardigde eenigo jaren geleden in de Fran-
sche Kamer gedaan. Toen Frankrijk zich
meester maakte van Madagascar merkte men
al spoedig, dat er op dat eiland vele lepralij
ders waren die niet verpleegd werden. Het
Fransche bestuur begreep dat hieraan iets
moest worden gedaan. De vraag was maar wie
bereid zouden zijn, om zich aan deze onge-
lukkigen to gaan wijden. Men vond vrouwen,
die tot dit nobele werk bereid waren en de
Minister van Buitenlandscho Zaken liet de
superieure der „Soeurs Franeisoaines de Ma
rie" bij zich komen en zei haar: „Mevrouw,
Uwe Zusters zijn bereid do lepralijders in
de kolonies te gaan verplegen; wij moeten
dus spreken over de daaromtrent vast te stel
len condities". Bij die bespreking zei de Mi
nister: „Natuurlijk zal de reis worden be
taald; Uwe zusters ontvangen kosteloos een
reisbiljet heen en terug". De zustors glim
lachte en antwoordde: „O, mijnheer de Minis
ter, laten wij niet spreken over de reis te
rug; als onze zusters daarheen gaan, blijven
zij daar en sterven zij daar, want zjj zullen
spoedig door de ziekte Avorden aangetast."
De zusters zijn naar Madagascar gegaan en
zijn daar aan liet werk gebleven, totdat een
nieuwe gouverneur vau het eiland vernomen
beeft, dat er religieus es in de leprastichting
waren en bij haar dwong het eiland te ver
laten. Spreker had toen» aan den OhAf dei-
Missie to Parijs gevraagd: „en wat is er
daarna van do lepra-lijders geworden?" Het
antwoord luidde: „van de .lepralijders is ge
worden, wat zij Avareu vóór de aankomst, der
roligieuses; zij zijn in het lepragestioht en
men reikt; hun het voedsel en verdere nood
zakelijke levensbehoeften toe aan het eind
van lange stokken. Zij nemen dat aan, maar
niemand raakt hen aan, niemand is or die in
hun midden leeft, want hoe wil men v. vaders
en moeders van huisgezinnen verlangep, dat
zij oen dergelijk leven gaan leiden?" Slechts
de christelijke liefdadigheid was in staat vrou
wen te vindon, die alles hadden opgeofferd en
die bereid waren haar naasten te gaan verple
gen.
Intusschen Avoes spreker er op, dat meu
zich niet alleen tegen de katholieke instel
lingen keert. Er is een wetsontwerp, hetAvelk
reeds door den Senaat is aangenomen en
dat zeer kenschetsend is in dit opzicht. Dit
wetsontwerp is voornamelijk toepasselijk op
weeshuizon. Er zijn particuliere, katholieke,
protestanhsehe, neutrale weeshuizen, die on
gelukkige kinderen opnemen, verwaarloosde
jongens en meisjes, welke men moest in de
straten zwervende vindt, en die deze kin
deren voeden, opvoeden en "hun een ambacht
loeren, waardoor zij óp hun 18e jaar don kost
voor het leven kunnen verdienen. Welnu,
men heeft een wetsontwerp ingediend, welks
strekking was een groot deel dezer instel
lingen, katholieke, proteslantseho en neutrale
op te heffen, welk dool allereerst zal worden
bereikt door toezicht vau overheidswege. In
het oorspronkelijk ontwerp Avas bepaald, dat
do Inspecteur vanwege de Overheid het recht
zou hebben in deze weeshuizen te komen op
ieder uur \ran den dag of van den nacht,
alsof hot een slecht huis ware. Toch heeft
thans reeds, gelijk door sommige vorige spre
kers gezegd, de Overheid middelen van toe
zicht genoeg in de hand. De reeds bestaande
wetten, die het toezicht, regelen zijn zoo tal
rijk, dat de opsomming dier titels alleen roods
4 kwarto pagina's vult. Spreker dacht daar
bij nog niet aan het bijzonder ontwerp, het-
wclk hij straks zou behandelen. In de door
particulieren beheerde weeshuizen zijn er on
geveer 50 duizend kinderen en of> dat groote
cijfer vindt men jaarlijks 72 en dan nog gc-
hecf onboteokenende overtredingen dor wét
ten. Men mag daaruit afleiden dat het hin
derlijk toezicht niet noodig is om ernstige
misbruikeu tegen te gaan.
Maar wat dit wetsontwerp nog scherper
toekent is de bepaling van bet verplicht „pe
culium"; wanneer deze wcozon do instelling
verlaten, moet hun Oen ze,kar geldbedrag,
hetwelk door de wet is bepaald en hetwelk
door de instelling moet worden opgebracht,
ter hand worden gesteld. Oppervlakkig schijnt
die maatregel uitmuntend, want daardoor
wordt voorkomen, dat men deze kinderen
weer op straat zet zonder dat zij een klein
kapitaaltje bezitten. Echter heeft de Office
Central van de weldadige instellingen oen sta
tistiek opgemaakt, omtrent de toepassing van
het voorschrift, in zake het verplicht wet
telijk peculiuin: op 200 meisjesweeshuizen zijn
er 23 pet., die thans een peculium geven,
dat gelijk is aan of hoogor dan hel, dooi- de
wet geëischte: 40 pet. van de instelling-en
verklaren die wettelijke verplichting niet te
kunnen nakomen dan door opnieuw een beroep
to doen op do particuliere weldadigheid, en
aangezien .daarop van alle kanten voor dit
doel en voor velerlei andere doeleinden en
beroep wordt gedaan, is niet te voorzien of
men daarbij zal slagen. Ten slotte zijn er
35 pot. van de weeshuizen, die thans reeds
niet of slechts met de grootste moeite met
hun geldmiddelen rondkomen en die ver
klaard hebben niet de minste kans te zien
het peculium op te brengen. Het gevolg van
een en ander zal dus zijn, dat meer dan GO
pet. van deze instellingen wegens onmoge
lijkheid der verschaffing van het peculium
gesloten zullen worden en dat do in die in
stellingen gevoede, opgevoede en onderwezen
kinderen op straat zullen worden geworpen,
want do Staat is niet bij machte hen op te
nomen.
Zeker is hot denkbeeld van het peculium
op zichzelf voortreffelijk, maar het moet wor
den opgebracht door de Aveldadige instellingen
boven hetgeen zij thans reeds doen voor hare
verpleegden, en wanneer men bij niet voldoe
ning aan zulk een wettelijke verplichting we
gens gebrek aan geldmiddelen overgaat tot
sluiting der instelling, krachtens een bepa
ling der wet, dan komt dit feitelijk hierop
dat de Overheid tot zulk eene instelling zegt:
gij oefent weldadigheid uit; dat. is alles wol
mooi en goed, maar gij doet naar mijn in
zicht niet genoeg en daarom gelast ik, dat
gij thans in 't geheel niets doen zult.
Het populair en op zichzelf aantrekkelijk
denkbeeld van een peculium mag niet aan
weldadige instellingen als eisch Avorden ge
steld. Men verlangt ook van vader, die ar
beider is, niet dat hij aan zijn zoon op zijn
achttiende jaar een zeker kapitaal zal ver
schaffen en men legt die verplichting ook
niet op aan den patroon, die leerlingen in
zijn dienst noemt. De Staat zelf doet dat
ook niet; in de strafkolonies geeft hij frs. 10
aan do verpleegden en niets aan do weer-
barstigen. Men kan, wanneer men dat over
weegt, aan den Avotge\-er geen enkele andere
bedoeling toeschrijven, dan dat hij door den
oisch van het peeulium de meeste der par
ticuliere. weeshuizen Avil vernietigen.
In hot oorspronkelijk ontwbrp dat door het
het definitieve slechts Aveinig is gewijzigd,
komt ook con artikel voor, oischcnd dat bij
de oprichting eener instelling de stichter bin
nen acht dagen dh voorwaarde der regeling
en de geldelijke grondslagen voor de instel
ling mededeelt. Blijkt die grondslag der geld
middelen onvoldoende, dan Avordt de mach
tiging door de Overheid niet verleend. Spre
ker Avees er daartegomn'or op, dat door allo
eeuwen heen de grootste weldadige instel
lingen zijn gesticht, zonder dat bij den aan
vang reeds een voldoende grondslag voor do
geldmiddelen aanwezig was. In dit verband
verhaalde spreker, dal de H. The res ia, toen
zij to Toledo een nieuAV weldadig werk wilde
stichten, na reeds herhaaldelijk voor ander
Avcrk veel geld to hebben gevraagd, slechts
3 dukaten voor hare nieuwste .poging ontving
"toen hare vrienden haar toevoegden, dat zij
Avegeas die zoo schrale inzameling wel haar
plan zou laten vai-en, daar men met .drie
dukaten niets kou beginnen, antwoordde zij:
„Drie dukaten? gij zult eens zien Aval men
met God. Thcresia en drie dukaten doen kan".
Zij zette haar plan door: de instelling is lot
stand gekomen en heeft zich daarna krachtig
uitgebreid.
Hoe de Paus er uil v'iet,
Fr komen uit Rome in den laatston tijd we
derom minder gunstige berichten omtrent den
gezondheidstoestand van Onzen Heiligen Vader
Het valt altijd moeilijk om daarin <Ie juiste
waarheid te onderscheiden, omdat dc berichten
elkander dikwerf geheel tegenspreken.
Interessant is dus voorzeker wel te vernemen
wat een ooggetuige hierover schrijft. In „Dc
Tijd" komt een particuliere correspondentie
voor van iemand, die op audiëntie is geweest
bij Z. II. eu van deze audiëntie het volgondc
verhaalt
De gezondheid van Z. H. in aanmerking ge
nomen, is het helaas in deze dagen volstrekt
niet onmogelijk in Rome te zijn geweest en den
Paus niet te hebben gezien. Nog onlangs moes
ten dat Hollandsche pelgrims tot hunne groote
teleurstelling ondervindon. Eenig herstel is "on
derwijl ingetreden en dat maakte het hervat
ten der audiënties, onder maatregelen van
bijzondere voorzorg, mogelijk. Daartoe be
hoort onder moer, dat strikt particuliere
audiënties vermeden worden, tenzij in uiten
dringoude omstandigheden worden zelfs b|
schoppen, die jle pelgrimstochten in geleide
niet meer in afzonderlijk gehoor bij deu Pa|
toegelaten.
Vermoedelijk is de een of andere lezer av|
nieuwsgierig van een ooggetuige te vernemfl
Avelken indruk de verschijning van Z. H. daar!
op ons, eenige Aveinigo bevoorrechten, maakt
Toen de klok elf uur had geslagen ging de ml
rood damast bekleede deur van 's Pausen biblij
theck open en verscheen Pins, hoogst eenvoj
dig gekleed en zelfs zonder cingel, in de kleir
troonzaal. Na al hetgeen vvij over zijne z.iekj
hebben gelezen en vernomen, viel liet. uiterljl
van deu acht-en-zeventig-jarigen OpperpriostJ
ons mede. Nog altijd, niettegenstaande den lal
der jaren, een nagenoeg ongebogen gestaltl
Zelfs valt van eene vermagering, als gevolg val
<Te zware ziekte, welke tZ. H. in het voorjaa
heeft ondergaan, niets méér te hespeuren. Maa|
over het gelaat ligt ceu bleeker kleur dan weleq
en wat mij vooral opviel bij mijne herinneriul
van een zestal jaren geleden er hangt eel
wolk van droefheid en matheid over dit edc[
priestergelaat. Wel sprak er ook toen weemoe]
uit. Zijne oogen, maar gepaard met zoover
zachtheid on vriendelijkheid dat alleen de hei
innering aan Zijn vaderlijke minzaamheid in dj
herinnering bleef leven. Aan deu veranderde]
bik van Z. H. kan men het duidelijkste bemer
keu, 'dat de Paus zwaar ziek is geweest en dl
vroegere krachten helaas niet zijn teruggekeerd
die oogen blijven tlians steeds strak en ernstig
ook wanneer even een vriendelijke trek op bel
moede aangezicht verschijnt.. Blijkbaar hebbcil
de geneeshecren Z. II. voorgeschreven, dat Uil
zich bij dit soort van audiënties vooral terf
zeerste moet ontzien. Toen Z. H. hij mij gcnal
derd was, had ik Hem te danken voor eene on|
derscheiding eertijds mij verleend; welwillend
hoorde hij mijne, woorden van dank aan, vooJ
oou enkel oogenblik speelde er oen glimlach
dat ernstig gelaat, Hij legde mij de hand oj.
liet hoofd maar ging vervolgens voorhij, zon!
dor ook maar een enkel woord te hebben gesproJ
ken. En zoo geschiedde ook met al de overig ui
die tot dezo half-particulier® audiëntie waren
toegelaten. Wel zal het Zijn vriendelijk gemoe
veel gekost hebben dat Hij zijn kinderen niot]
mocht toespreken, doch berusting en zolfbeJ
liecrsching heeft deze grijsaard reeds zoo 1 mg|
en zoo veelvuldig mooten beoefenen. Na dfl
neder geknielde schare le zijn rondgegaan "n|
ieders bede minzaam, maar sprakeloos ie bobJ
beu aangehoord, plaatste Hij zich in het midden!
van de zaal en gaf met sonoor geluid ons Zijn]
opperpriesterlijken zegen.
Bij al het vertroostende dat Zijne tegenwoor
digheid ons schonk, lag er toch iets gedruks.J
iets droevigs over deze audiëntie. Slechts ééu
enkel woord heb ik Z. II. hooien uitspreken,
maar dat den toestand zoo recht treurig tce
kendo. Toon de audiëntie was tfgeloopen enl
do Paus reeds aan de dour van de bibliotheekj
was genaderd om ons te verlaten, vroeg een]
Italiaanschc pelgrim met de gemoedelijkheid']
aan do mcnschon uit het Zuiden eigen: hoe Z,
II. het thans maakte. Opwekkend was het ant-|
woord allerminst: „si vivo" hoorde ik Pius X
zeggen „ik leef ten minste nog", zoo kwam er
van zijn droeve lippen. God moge hem nog lange
sparen en ik zal mij aan geeu voorspellingen
wagen; doch ik oogde den Paus na, zooals men
doet wanneer men afscheid moot nemen van
oen zwaar kranken vader. Dezelfde gedrukte I
stemming hcorschte blijkbaar ook onder de
overige aanwezigen; in één der aangrenzende
zalen was een betrekkelijk groot getal pelgrims
uit Poitiers hijoen en men kent het licht ont
vlambaar gemoed der Fransclicn doch geen
enkele kreet van blijdschap werd vernomen,
hetzij hij Zijn komst, hetzij bij Zijn gaan; toch
zag ik op menig gelaat deernis en tranen.
Aangenamer zou het mij* voorzeker geweest
zijn oen meer opgewekt relaas van deze audiën
tie te geven, doch ik bob te veel eerbied voor
de waarheid en ook voor ipijne lezers, om niet
eerlijk eu onomwonden mijn indrukken, zij mor
gen dan ook pijnlijk wezen, weer te geven.
Handel in titels on onion.
Voor eenige dagen wees liet „Berliner Ta-
gcblatt op annonces in Zuid-Duitsche bla
den, waarin togen betaling tien titel van
hofraad van een der Bondsstaten werd aan
geboden.
Iemand, die'vanwege het blad op die an
Hl®'
11 herinnering van 't Fransche Keizerrijk.
HOOFDSTUK I.
DE FRANSCHE KUST.
^ac' "Kin nnnte, brief zeker wel honderd
t: a, fn gelezen en kende hem dus, zooal»
Jtoht te begrijpen i«, Zf)(, alf.
*j«*sl van buiten. Toch haalde ik hem op-
Jd»uw uit mijn zak, vouwde hem open en
/W> ^makkelijk mogelijk in den logger
begon ik hem voor den hon-
C^ zooveelsten keer te lezen. Mijn bo-
telling voor dit vreemde schril veil was
vou groot, als toen ik het voor het
"k ll(.t°uder de oogen kreeg. Weder bekeek
tee v roemde, hoekige schrift en trachtte
een voorstelling te maken van
PAU |il)ujl'tjver. De brief was geadresseerd
'Hargreav4 ten huize van William
Ashford8' ('ige,lafU' vau »The Green Man"
teginaui Kent. De waard had reeds me-
vart XoJ etl okshoofd Franscho brandewijn
••ten Uu 'eandische smokkelaars overgeno-
k»er brief scheen mij <>p dezelfde iua-
«■Best toegezonden.
0 «pef Louis." zoo luidde de brief.
„nu nvv vader gestorven is en gij alleen op
de wereld zijl,, beu ik vast overtuigd, dat
het uw wensch is, de disharmonie, Avelke
tussckeu onze families bestaan heeft, niet
t voort te doen duren. Toen do onlusten hier
te lande uitbraken, schaarde uw vader zich
aan de zijde van deu koning, ik daarente
gen aan die vau liet volk eu ge weet zo I f
wat het gevolg daarvan was. Uw vader
moest met zijn gezin het land ontvluchten
.en ik werd in zijne plaats eigenaar van de
i landgoederen vau Gwbois. Ik twijfel er
geenszins aan of het moot n ten zeerste grie-
jVen, dat gij u niet in dezelfde positie bo-
vindt, als nw voorvaderen, maar ik ben er
toch ook even zeker van, dat gij het land
l veel liever in handen van een Bernao, dan
j van een vreemde weet. Van den broeder
uwer moeder tenminste kunt ge altijd ver-
j wachten sympathie eu achting te zullen
ontvangen.
j Mag ik u in die hoedanigheid eens een
j raad geven1? Ge Aveet. dat ik altijd een lic-
iblikein geweest ben, maar het is ine na
eenigen tijd duidelijk geworden, dat het iels
onnoodigs is om te vechten tegen liet nood
lot. Daarbij is Napoleons macht eu aanzien
te groot om aan het wankelen gebracht te
kunnen Avorden- Toen ik dit eenmaal inzag,
heb ik getracht hern te dieuen, zooveel in
mijn vermogen was, want het is liet best te
huilen met do wolven, waarmede nieu in
hol bosch is. Het geluk was ine dienstig en
ik werd in staat gesteld zooveel voor hem
toedoen, dat hij ecu zeer groote vriond van
mij geworden is, zoodat ik het nu zelfs durl'
wagen hem een wederdienst te vragen. Hij
is nu, zooals ge misschien reeds vernomen
hebt, bij liet leger te Boulogne, slechts eenige
mijlen van Grosbois af. Als gij nu terstond
hierheen wilt, komen, weet ik zoor zeker, dat
hij de vijandige gezindheid van uw vader
zal willen vergoten de diensten die uw oom
hem bewezen hoeft, in aanmerking nemen
de. Wel is waar is uw naam nog steeds niet.
al te goc<l bekend en zijt gij nog een vogel-
i vrij verklaarde, jnaar ik ben er vast van
overtuigd, dat mijn invloed bij den Keizer
1 die goheele zaak in orde zal doen komen,
j Kom dus tot mij, kom zoo spoedig mogelijk
en kom met vertrouwen."
Uw Oom.
C. BERNAC.
I Dit was dus de inhoud van den bi-iel', uiaar
'deze was het juist niet, wat ine liet meest
j met verwondering vervulde. Dat was juist
do buitenzijde er van. Heilige ronde lakken
j waren op hot couvert bevestigd. Mijn oom
scheen zijn duim als zegel gebruikt le beb-
j ben; duidelijk zichtbaar waren de fijne rim
pels van een vinger op het lak. Boven één
I dier lakken waren in liet Engolscli eenige
j woorden geschreven. Ze schonen er haastig
op gekrabbeld te zijn, en of zo er door een
me aau en deden mijn verwondering steeds
honger stijgen.
„Kom niet." Dut waren de woorden, die
me steeds bezig hielden van liet oogenblik al
dat ik den brief ontving. Door wiou waren
zij daar neergeschreven1? Door 'mijn onbe
kenden oom tengeVolgo van een plotselinge
verandering in zijn plannen? Maar dat was
immers onbegrijpelijk, Avant gesteld, dat dit
liet geval, was geweest, waarom aou hij do
invitatie om tot hem te komen, dan toch
hebben verzonden? Of waren die woorden
daar geplaatst door iemand die mij had wil
len waarschuwen om liet aanbod lot gast
vrijheid van mijn oom niet aan te nemen l
De brief was in het Franseh geschreven, de
op liet couvert toegevoegde woorden in het
Hrigelsch. Zouden ze er misschien in Enge
land iels van te weten gekomen zijn? Maai
de zegels waren ouverbroken. Hoe zou dus
iemand in Engeland ook maar kunnen we
ten, wat de inhoud van dezen brief was?
Terwijl ik daar zoo zat onder het door don
wind bol staande zeil, mijn oogen gevestigd
op bet groene, bruisende water naast
mij, daelit ik nog eens na over al hetgeen
ik san dezen oom van mij gehoord had. Mijn
vader, een afstammeling van een fier meest
trolsche en oudste Fransche families had hij
do keuzer zijner echtgenoot® meer op schoon
heid en deugdzaamheid gelet dan op aaii-
zienHi'ke afkomst. Nooit had zij hem reden
gegeven om deze keuze te betreuren; maar
deze broeder van haar. een rechtsgeleerde,
had, naar men mij later mededeelde, mijn
vader erg teleurgesteld en gegriefd door
zijn slaafsche onderdanigheid in dagen van
voorspoed en geluk on zijn verraderlijke, ve
nijnige vijandelijkheid in tijden van zorgen
en ellende. Hij had de boeren zóó lang aan
gevuurd en opgehitst, dat dezen zich tegen
mijn vader Arerzetteu en hem eindelijk en
ten laatste zelfs dwongen met zijn gezin,
niet alleen hot landgoed maar ook hot land
te verlaten. Daarna had hij Robespierre in
zijn buitensporige wreedheden zoodanig ge
holpen, flat deze hem als een belooning voor
ite bewezen diensten het kasteel eu landgoed
Grosbois, die ons A'olgens recht toebehoorde,
schonk. Toen Robespierre na eenigen tijd
viel, was hij er in geslaagd zich met Barras
te verzoenen. Telkens en telkens, met iedere
successievelijke verandering, wist hij zich
door zijn diplomatie nieuwe landgoederen te
verwerven. Uit zijn brief, dien ik nu nog in
de hand hield, bleek liet maar al te goed, dat
bet liem ook gelukt was, in de gunst vau.
den Fr&üsehen keizer te dringen. Hoe het
mogelijk Avas, dat een man als mijn oom op
vricudschappelijken voet kon slaan niet Na
poleon, en dat mijn republikeinsehe hloeil-
verwant hem diensten kon bewijzen flat
waren dingen, die mij ten zeerste verwon-
de riten.
En nu zult ge mij zonder twijfel vragen,
hoe het kwam dat ik de uilnoodiging aan
nam van zulk een man - van een man, die
mij door mijn vader steeds was beschreven