MOOI BERNAC. lyrische vrijhandels-liefde, BUITENLAND. BINNENLAND „Sioyons. Haa Bon IfSarcfoé. Haarlem-ipussel. I S-fiatidscisoeBien voöï» alle gelegenheden? Het is wel bekend, dat de bejaarde hoofd- Iredacteur van liet Alg. Handelsblad, de heer .Charles Boissevain, in zÜ'f an dag tot [dag,, zich nogal eens pleegt te bezondigen •aan lyrische ontboezemingen, waarbij een 'soort van Christendom boven geloofsver deeldheid e*1 algemeen© menschenliefde meestal hot geliefkoosde thema zijn. Men zou uit de artikelen van den heer Boissevain, zoodra ze het zuiver-literaire ter rein verlaten, de stelling kunnen opzetten en verdedigen, dat inderdaad politiek en poëzie onvereenigbaar zijn. Immers, als de politiek den ouden schrijver te pakken heeft, vervalt hij onmiddellijk van de hoogten van literaire schoonheid en schildering in de diepte van personaliteiten, hatelijkheden en grove schimperij zonder geesten daar enboven: de politiek als kunst beschouwd, ontbreekt er dan óók nog aanl Het artikeltje dat do heer Boissevain Dinsdagavond wijdde aan de Under wood Tariff Bill", die Zaterdag j.l. in de Vereenigde Staten is in werking getre den en die op verschillende punten verla ging van het buitengewoon hooge protec tionistische tarief brengen zal, is van het bovenstaande een overtuigend bewijs Do heer Boissevain heeft het- in dat „Van 'dag tot dag" natuurlijk over den vrijhandel Dat is een van zijn stokpaardjes. Algemeene mensckenmin, een vaag Gods ideaal, vrijheid.... ziedaar van die onderwer pen, waarover de lieer Boissevain, als hij de pen opneemt, de meest lyrische ontboeze mingen kan schrijven. Hij gelooft in vrijhandel zegt hij ais in frische levenslucht. Wat mooi is go- zegd. en een vergelijking is, die er op liet eerste hooren wel ingaat. Weliswaar vergeet 'le heer Boissevain, dat de frisse] 10 levens lucht is er voor iedereen, en zoo onbe perkt als men maar kan verlangen, terwijl vrijheid voor iedereen niet mogelijk is om dat vrijheid voor den een noodzakelijk vrij heids beperking voor don ander mede brengt, maai' met zulke kleinigheden van practische beteelceuis houdt de lyrische vrij handels-profeet zich niet op! Vrijheid, zoo goed als frissche levenslust 1 Zoo zingt hij, maar dat zijn dan ook zijn éénige argumenten voor stellingen als deze: dat de tarief-verlaging in Amerika „voor de overgroote meerderheid der bevolking in de groote republiek een zegen en een beweegkracht, is." Natuurlijk bewondert de lieer Boissevain op buitengewone wijs don president der Ver eenigde Staten, Wilson, die deze tariefver laging tot stand bracht. Weliswaar heeft de hoofdredacteur van het „Handelsblad" op even buitengewone wijs misschien nog luidruchtiger - dan heer Roosevelt bewonderd, die in alle op zichten liet met den heer Woodrow Wilson oneens is, en die een Tarief verlaging als de linde r wood T ar iff Bill brengt, nooit -on nebben ingevoerd, maar.... daar .tetten wij maar niet op. Overmorgen zal de neer Boissevain wederom in lyrische geest- drift ontsteken voor een ander man, als hot in zijn kraam te pas komt. Doch voor bet oogenblik dan is Wilson de Dlan, en wel wegens de volgende gulden woorden: „Wij moeten afschaffen alles wat. ook maar in de verte gelijkt op privilegie of op eenige soort van kunstmatige bevoor deeling, en wij moeten onze mannen van zaken en voortbrengers den prikkel doen ondervinden van de voortdurende noodza kelijkheid om degelijk, zuinig en onder nemend te zijn, meesters ie zijn door meerderheid, getoond over mededingers en door betere arbeiders en handelaars te zijn dan wie ook in de wereld. „Ter zijde gelaten de rechten geheven van artikelen welke wij niet voortbren gen en waarschijnlijk niet kunnen voort- y brengen, en de rechten gelieven van weel deartikelen, alleen ter wille van de in komst, welke zij den Staat geven, moet voortaan het doel der inkomende rech ten, welke wij heffen, zijn mededinging te wekken en Amerikaansch vernuft te scherpen door slrijd met liet vernuft van de overige wereld." „Dat is mooi gezegd," verklaart do heer 'Boissevain, en dat kunnen wij gaarne onderschrijven. Doe li wat wil de hoofdredacteur van het Handelsblad daarmede bewijzen? Hier komt de politiek om den hoek r 1_j_ Wil hij ermede zeggen, dat wij'.— even hooge rechten moeten gaan heffen als de Vereenigde Staten, ondanks die „mooi-ge- zegde" toastwoordon van president .Wilson, nu nog altijd doen? Dat zal wel niet. iWü hij dan soms ermede uitdrukken dat ■ook onzerzijds do beschermendo rechten moe ten dienen om „medewerking te wekken en (Neder landsch) vernuft te scheppen?" Dat zal dan wel de bedoeling zijn. Want de lieer Boissevain zal toch niet deze woorden van Wilson zoo prachtig mooi vinden en overdrukken, alléén bij wijze van lioera-toast voor den vrijhandel tout court? Daar beantwoorden de omstandig heden in Amerika in de verste verte niet naarl Als wij dan die „mooi-gezegdo" woorden van den hoer Wilson eens op den keper bekijken, dan zien wij dat de president niets moet hebben van „kunstmatige bevoordee ling" en dat hij den prikkel van den on dernemingsgeest noodzakelijk acht voor do industrie. Dit houdt in zich, dat men vooreerst de industrie mogelijk moot maken, cn ten tweede dat ook „kunstmatige benadee ling'' van den landgenoot, en bevoorrech ting van den, vreemdeling, uitgesloten moet wezen 1 Precies wat do vorige Regeering met het, verre beneden hot Amerikaansche Tarief blijvende, wetsvoorstel in zake do handels- tarieven poogde te bereiken^ „Het doel der inkomende rechten moet zijn mededinging te wekken," zegt president Wilson. Inderdaad: ook van de Nederlandsche Ta- riefwet was dit het groote doel. Mededin ging te wekken en niet den buitenlander ongehinderd onze vader landsch e markt la ten over^roomen, dat heeft èn bij don ont werper ön bij de verdedigers van do Tarief- wet steeds voorop gestaan!.... Wat. de heer Boissevain dus eigenlijk met die woorden van president Wilson, die vol strekt geen pleidooi vormen (afgezien nog èn van de geheel andere toestanden in Ame rika en hier, èn van de onmogelijkheid om hier te doen wat men daar doet) voor den vrijhandel zooals de oude liberalen dien hier in theorie voorstaan, begrijpen wij niet goed I Of ja, we begrijpen liet wel. Den heer Boissevain heeft zijn oude haat tegen al wat van Rechts komt, weer eens ie pakken. Tegen het „beuepen" dïericalLsnte zet li ij zijn lyrische ontboezemingen over algemeene menschenliefde en echt-liberalo Godsvereo- ring zonder eeredien,st. Togen de practische Tariefpolitiek zot hij zijn ,,vrijheid«"-idealen, zijn opgeschroefde jubelzangen over vrije mededinging, die daarenboven nog ontsierd worden door hate lijkheden en persoonlijke aanvallen op den ouden vijand van den Handelsblad-redacteur, Dr. Knijper. Maar argumente n geven deze lyriaohe ontboezemingen, deze holle phrasen, aller minst. Ze zijn leeg als salon-toasten en hot lite rair vernuft dat den Van dag tot dag-schrij ver zeker niet ontbreekt, gaat er schuil door de geforceerdheid van den ten-denz. Van de vrijhandels liefde van den lieer Boissevain in zulke opstelletjes kan men zeggen „words, words", 't Is „mooi ge zegd," maar de Nederlandsche industrie zou er slecht bij varen als wij den liooggeroem- den president Wilson hier eens als wet gever zouden nemen in onze handelspoli tiek! Bulgarije en het Katholicisme. De correspondent van de „Croix" te Sofia, Schrijft over de godsdienstige beweging in Bul garije, eenige interessante bijzonderheden, waaraan het volgende ontleend wordt door de Msb. „Ik heb, zoo schrijft hij, aan een Bulgaar- schen oud-minister, een zeer ontwikkeld man, die zijn land door en door kent, dezer dagen de volgende vraag gesteld: -- Minister (men spreekt niet van „Excel lentie" in het democratische Bulgarije), is het werkelijk ernst met het streven der Bulgaren om zich met Rome te vereenigen, zooals in den laatsten tijd herhaaldelijk in verschillende bladen geschreven is? Ik geloof, antwoordde hij, dat het een ern- stige beweging is, die vroeg of laat zeker ter oplossing gebracht zal worden. Op het oogen blik is het vooral de zucht naar nationaal be houd, die ons ertoe aanzet om de hand te bie den apn het Westen. Maar er zijn diepere oor zaken." die deze vereeniging bijna noodzakelijk maken. Mag ik u naar deze oorzaken vragen? Ten eerste ons temperament. Wij hebben niets fanatieks, niets byzantijns. Theologische spitsvondigheden hebben den geest van een Bul gaar, of hij bisschop of minister is, nooit ver moeid. Wij eerbiedigen den godsdienst, zelfs zij onder ons, die geen godsdienst hebben. Onver schilligheid is te vreezen bij ons volk, geen godsdienstige twist of theologische oneenigheid. Maar gij zijt toch orthodox? In zekeren zin ja. Wij zijn Buigaarsche Christenen, gescheiden van de Grieksch-ortho- doxe Kerk. Onze „goede" vrienden, de Russen, staan onzen priesters niet eens toe, met hun priesters den H. Dienst op te dragen. Rome echter jaagt ons geen schrik aan. Driemaal heb ben wij beproefd ons met Rome te vereenigen. Dat schijnt ons nu eenvoudig genoeg toe. Vroe ger hield Byzantium ons tegen, de vorige eeuw was het Rusland, dat ons móeilijkheden in den weg legde, en door welk land wij ons als ge willige schapen lieten leiden. Dat is jammer. Ware Bulgarije Katholiek geweest, dan zou het geen vijf eeuwen gezucht hebben onder het juk der Turken, dan hadden wij nu een betere toe komst kunnen verwachten, in plaats van door allen verlaten te zijn. Eigenlijk zijn wij niet zeer orthodox, en volgens sommigen, ook niet Sla visch. Wij zijn de schismatieken van iedereen. Dat is een fout. En zult gij nu herstellen, wat gij een fout noemt? Men mag het hopen. En gij kunt wel be grijpen, dat we niet zeer geneigd zijn om naar de Griekscli-orthodoxe Kerk terug te' keeren. En tot wien zouden wij ons elders wenden in liet Oosten? Terwijl wij er van den anderen kant het grootste voordeel bij hebben om ons met de Katholieken te vereenigen. 1 let Katholicisme is liet meest geëigend om bij ons volk het gods dienstige leven weer op te wekken, dat van zoo veel betcekenis is voor de zedelijkheid en ont wikkeling van een volk en dat meer en meer gaat verflauwen. Wij hebben wel uitwendige plechtigheden, maar geen inwendig leven, wij hebben geen krachtige en verlichte overtuiging, gelijk men die bij vele intellectueelen van het Westen vindt. Deze vereeniging met Rome, die ons met het Westen in verbinding zou stellen, zou tevens onze onafhankelijkheid versterken. Zoo zouden wij veel gemakkelijker opgenomen worden in de groote Europeesche familie. Te Constantinopel, of te Athene, te Belgrado, of zelfs, hoezeer ik ook met Rusland sympathiseer, te St. Peters burg, blijft de deur toch voor ons gesloten. Zoo zouden wij beter deel uitmaken van de ware Europeesche Cluistenheid, ondanks alles, wat nu nog aan dit heerlijke woord ontbreekt. Zie onze Slavische broeders, die Katholiek gewor den zijn, de Polen, de Tsjechen, de Slovenen,' de Dalmatiërs, zij overtreffen verre alle Slavi sche ngties, die orthodox gebleven zijn. Deze oudervinding is een beslissend argument. ik had nog nooit op dit laatste feit gelet, hoe eigenaardig het ook zij. Maar gij zult veel moeilijkheden ondervinden, indien gij hen wilt navolgen. Ik zie er niet vele. Wat scheidt ons feite lijk van de Katholieke Bulgaren van den Oos- terschen ritus, die onder ons wonen. Zeker niet het dogma. Wie bekommert zich hier om dog matische fijnheden? De liturgie verschilt in niels. de discipline slechts in eenige onderdee- len. Het eenige, maar dan ook het eenige punt, dat wijziging moet ondergaan, is, dat wij in den Paus het hoogste gezag moeten erkennen, een gezag, nu bij ons, heel vaag gedeeld door Z. G. den Exarch en de H. Synode, zonder dat iemand behalve de leden van 't episcopaat, zich otn deze kwestie druk maakt. Wij zijn nu niet gewoon ons de Kerk als eenheid voor te stellen wij spieken slechts van de kerken in het meer voud. en denken niet verder na. Ieder ziet zijn kerk, zijn priester, zonder zich om het -beginsel der Christelijke gemeenschap te bekommeren. Maar ieder zal ten slotte moeten toegeven, dat een maatschappij een hoofd moet hebben, een enkel hoofd, dat de hoogste leiding geeft door tusschenpersonen. Het woord „Paus" boezemt ons geen vrees meer in. Maar w ie moet practisch den stoot geven aan een dergelijke beweging? Daar ligt juist de moeilijkheid. Het is geen regeeringszaak. Deze kwesties moeten in de kerkelijke kringen behandeld worden. Overi gens is de wereldlijke macht hier vroeger nooit de perkeu van haar rechtsgebied te buiten ge gaan. Wij willen niet in deze fout vervallen. De godsdienstkwesties moeten dus door het parti culier initiatief opgelost worden. Ieder zou er zich terecht over verheugen, want de toekomst van Bulgarije zou meer verzekerd zijn door het welslagen van cleze beweging. En zoudt gij er gebruik van maken om de bescherming van een Katholieken staat te vra gen? - Voor Bulgarije is dit niet erg noodzake lijk, Frankrijk oefent er regelmatig en met veel tact, een soort van protectoraat uit, gelijk dat in 1010 is geregeld. Maar in Macedonië zou den wij machtige beschermers noodig hebben om de gewetensvrijheid der Bulgaren te waar borgen. Sommigen denken vooral aan Oosten rijk, dat veel invloed heeft te Rome, en het pro tectoraat gaarne zou aanvaarden. Maar Frank rijk is de beschermer der Latijnsche en geünieer de Katholieken van het Turksche rijk; Frank rijk moet dan nog zorgen voor het lot der Ka tholieken, die onder Grieksdi of Servisch juk zuchten." Bij de laatste zinnen bemerkt men duidelijk dat een Franschman aan het woord is. Dat doet intusschen aan de beteekenis, die het gepu bliceerde interview heeft, weinig af. DE OPENBARE SCHOOL EN DE ONAF- Jl ANK ELM KH ETDSKEESTEN. De „N. Iloogevecu,scho 01." schrijft: kinderen der openbare school te Tien de veen (bij Nieuwevoord) hadden Zaterdag 20 September feest. In versierde schuiten ging het naar Noorjlse) lesch utVoorop woei de Vaderlandse.])o"driekleur. De Vader- landsche? maar neen... blauw, wit, rood! Onze vlag op don kop! Eerst mocht er geen vlag op, doch toen het moest dan maar op den kop. Kleingeestig socialisme Te Noordschftschuü werd geen gezang ge hoord. Naar iemand, die 't «vaten kon, mee- deeldo waren er geen Oranjeliedercn ge leerd. Deuk aan Ambt-Hardèubergll Een zwijgende stoet trok door het eene hek in, hot andere uit van lied landgoed van de ingezetene van Nieuwero-ord, wie een ovatie zou worden gebracht.- Ma ar muziek was er toch! Een vijftal muzikanten (de Turksche trom kwam goed uit/ zorgde voor sohoone muziek. Ouder meer werd gespeeld liet verheven lied van don Kastelein en van liet bokje, dat een geitje was. Hartverheffend was de helooging tegen Oranje, tegen hoi. Vaderland zeer zeker niet. En dat is nu dó school, waaraan de natie gehecht 10 NIEUWE ADVISEURS EN CENSOREN. De „Maasbode" schrijft: Er is ons uit Limburg boteekend gewor den, dat wij journalisten ons niet hebben le Dellen boven hot bisschoppelijk gezag. 'Aoo ergens dan heeft de Limburgsehe pore zich opgeworpen als verdedigster van de suprematie dor bisschoppen op aile gebied. Best! Laat de pers dit princiep hoog houden en 't zal ons wel gaan. Maar dan moet dit princiep niet bestaan in woorden-klakleerij maar in man-klooke daden. En mi kond. de „Limburger Koerier", die vooraan staat in de Liruburgsehe pers, met iets wat ons lijkt een betutteling van de episcopale macht. ■In Hoe ven is een R.K. Geiten/fok vereeni ging opgericht onder bescherming van den H. Barnardus. „Het Vaderland" is van dit bericht zoo van streek, dat liet schrijft van een geiten- fok vereeniging onder bescherming... van den II. Bern hard us van der Hoeven. Een If. Bernard us van der Hoeven, dat moet zeker een zalige Heeroom' zijn van den tegenwoordige^ hoofdredacteur van de „N. R. Ut." De „Limburger Koerier" kan zulk een op richting van zoo'n R.K. Geiten fok vereeni ging niet behagen. En het blad spot smakelijk, zoodal een jhr. mi', van Doorn en Ds. Lieftinek het de Katholieke redactie niet verbeteren zou den, over een eventueel© oprichting van K. K. Kunariebroedelubs, R. K. postzegel- veil v ere e uigin gen nz. „Dat wordt eenvoudig bespottelijk," oor deelt de „Limburger Koerier." „Onze Lieve Hoor lieefl. ons land nu een maal lot een gemengd land gemaakt,' ora kelt de redactie baar theologische leek en- wijsheid uit. „Gezwegen dan nog ervan, besluit het blad, dat een beesten fokkerij onder bescher ming van een Heilige, en met oen geestelijk adviseur, menig fijngevoelig katholiek oen stuitende profanatie moet toeschijnen, zoo wel van het Hemelse lie als van het eerwaar dig priesterambt." Deze laatste critiek randt rechtstreeks bet, bisschoppelijk gezag aan. \Vant>vij nieenen, dat de „Limburger Koe rier" nog wel zooveel van kerkelijke aan gelegenheden op de hoogte is om te weten, dat geen katholiek priester zich zeiven als geestelijk adviseur opwerpt, maar steeds oj» een aanstelling van den bisschop wacht. Dus het is hier het episcopaat, dat hot verwijt treft van Üe stuitende profanatie zoowel vau liet Hemelsch© als van het eer waardig pries terambt. En het is een orgaan der Limburgsehe pet-s, dat deze. beschuldiging tegen liet bis schoppelijk gezag uitbrengt. Wonderlijk genoeg is do „Nieuwe Koe rier" 't gedeeltelijk eens met zijn collega uit Maastricht. Gedeeltelijk, dat is wat de entourage be treft, Welke do „Limburger Koerier" er bij verzint. Maar in 'hoofdzaak begaat de „Limburger Koerier" eigenlijk een blunder. Want de „Nieuwe Koerier" leert, dat do R.K. Geitenfokvcreejiigingeh eigenlijk een vorkeerden naam dragen. Deze vcreenigingen zijn ill werkelijkheid vereeuigirigen van landarbeiders e-n zeer kleine keuterboertjes, voor wie de verede ling1 van het geitenras van zeer groote be tcekenis is. Dus hebben wij hier wel degelijk met oen sociale vereeniging te doen, die recht heeft zich onder de bescherming van een Heilige te stellen en een geestelijk adviseur aan te vragen. Al zijn humoristische critiek, die nu zoo grel ig- door de liberale bladen en zelfs door de „Köln. Volkszeitung" is overgenomen, had het Limburgsche blad in de pen kunnen houden. Het had dan meteen kunnen bewijzen, dat de raad der redactie om het bisschoppelijk' gezag steeds boven de journalistiek uit te honden, ernstig en reëel bedoeld was. KARDINAAL VAN ROSSUM'S GROOT KRUIS. Men weet hoe de oude auticlericaal Sam. van Houten in zijn jongs ten Staatkundigen Brief het feit, dat aan Kardinaal van Roo- sufli, tijdens diens bezoek aan ons land, de hoogste ridderorde, nl. het Grootkruis vau den Nederlandschen Leeuw, ontving, op hef tige en hatelijke wijze becritiseerde. Mr. van Houten betoogde, dat de Katholie ken hun invloed hadden doen gelden, om kar dinaal Vau Rossum liier ontvangen te krij gen; dat de Kardinaal door de Jezuieten ge pousseerd wordt en dat hij nooit iets voor ons land gedaan heeft. Het liberale „Vaderland", waseht mr. van Houten nu eens eventjes de doren en zegt o.iii.: Dat een Nèderlandsch burger, die in zijn kerk tot den naast hoogsten rang opklom, en dus de trots is van zijn geloofsgenooten, en we zouden niet weten waarom ook anderen dan die geloofsgenooten niet aan genaam aangedaan konden zijn door de overdenking, dat het een Nederlander was, (lie zoo hoog klom, en dat dit kans biedt op een tweeden Adriaan VI? die 2/5 van de Nederlandsche bevolking uitmaken, als hij zijn land komt bezoeken en de kroon daarvan om geboor vraagt niet voor een ouderscheiding in aanmerking zou komonv zal moeilijk kunnen worden beweerd; dat die onderscheiding er een moest zijn in overeenstemming met zijn rang, is natuur lijk, waarbij niet vergeten mag worden, dat in allo lauden, onverschillig tot welke re ligie de landsvorsten behooren, kardinalen als vorstelijke personen worden behandeld. Over de feitelijke ontvangst schrijft het blad: Meu moet zich loch eens indenken in het ongekende feest, dat het voor onze Katho lieke landgenooten was, dot een kardinaal en nog wel een Nederlanlsche ka rl in aal, dien de laatste drie eeuwen niet hebben- gekend, bier iu het land kwam. En we zou den het een hoogst illiberale daad gevonden! hebtfen, als de regeering door dit gedenk waardige feit te negeeren, onze Katholie ken burgers, wat hun godsdienst aangaat, niet als volkomen gelijkgerechtigden had erkend. Thorbecke zon dan ook, voor het geval geplaatst, naar onze overtuiging het verzoek, om officieel ontvangen te worden vau een Nederlander, die kardinaal was ïjp FEUiLLETÜl, Een berinnering van 't Fransclie Keizerrijk. 5). Gedurende al dieu lijd had ik geen woord durven en kunnen spreken. Schijnbaar dood bedaard, maar inwendig hevig trillend van ontroering, had ik slechts naar tiun gesprek ken geluisterd. Nu wist ik dus dat mijn leven ■Voornamelijk afhing van het antwoord, dat Ik mijn ondervrager op zijn vragen zon ge ven: Lesage beet zich op de lippen vau nauw bedwongen woede en herhaalde slechts na en dan up somberen toon de woorden: „Artikel 13. artikel 13." - Ik wil de geheele verantwoordelijkheid >1» mij nemen, gaf de oudste ten antwoord. Mag ik nu ook eens een duit in het zakje kooien, mijn-heer? vroeg Toussac op smaleu- 10n toon. Daar bestaat, behalve artikel 13 een ander artikel in onze confederatie en af zegt, dat degene, die gemeene zaak maakt et een aan verraad of wat dan ook sckul- 'ge, even schuldig is als de persoon in kwes- zelve. Plaats van op te" schrikken door deze rwaohte woorden, antwoordde de magere op kalmeii glimlachenden toon: Ik had niet gedacht, Toussac, zulk een warm aanhanger voor do goede zaak bij u gevonden te hebben, en ik maak u wel mijn compliment over uw goed verstand, maar laat mi zulk een ingewikkelde historie als (leze hier is, aan mannen over, die reeds meer dan eens getoond hebben, goed te kun nen handelen op het juiste moment, al lijkt dit dan ook niet zoo te zijn. Do kaltme woorden op een toou van meer derheid uitgesproken, lieten niet na indruk te maken op den ruwen man, die mij nog steeds stevig vasthield. Hij zeide niets meer, j maar haalde als eeu teeken vau toestemming de reusachtige schouders op. - En wat jou betreft, Lueien, mijn beste vriend, vervolgde de man toen, ik kan je niet zeggen, hoezeer ik me verbaas over je hou- ding tegenover mij. Ben je dan heelemaal i vergeten dat je geheele geluk vau mij af- hangt? En wat nog erger is, als je werkelijk de grondbeginselen der ware vrijheid bent j toegedaan en als je dan werkelijk ook een van de trouwe aanhangers van de groote zaak j wilt wezen, zou je anders gehandeld hebben. Ben je clan heelemaal vergeten aan wien je je positie te danken hebt? Neen, neen, Gharles, dat niet, en ik stem toe, dat alles wat gij daar zegt, waar is, ant woordde de jonkman zichtbaar nerveus on der de ijzige kalmte van den ouden man, en ik beu er zeker van, dat ik andera wel tot een van de laatsten zou behoord hebben, die met u van meening verschillen zou. »ls ik nu niet stellig had gemeend, dat ge toognaft aan een overgevoeligheid, die niet andere dan nadoelen met zich kan voeren voor ons en onze zaak. Maar gij kunt hem toch im mers in elk geval nog wel eenige vragen stellen, hoewel ik niet geloof, dat dit u wat vorder zal brengen. En toch, ik geloof met Toussac, dat ons niets anders 1© doen staat, dan dezen man zoo gauw mogelijk uit de wereld te helpen. Plotseling evenwel voelde ik me door oen enkelen gebiedenden blik van den in 't bruin gekleeden man, de vingers van do keel ge nomen, zoodat ik weer gewoon kon adem halen en zag ik, dat aller oogen met gespan nen aandacht op mij gevestigd waren. Toen begon mijn ondervrager: Van waar -zijt gij gekomen? Van Engeland. Maar ge zijt immers een Fransclnuan van geboorte? .Ta. Wanneer kwaanit ge bier in 'tland? Dezen avond eerst. Met een logger, die me van Dover hier heen bracht. De kerel spreekt de waarheid, bromde Toussac tusschen de tanden. Ja, waarachtig, dat is geen leugen, dat moot ik ten gunste van hem zeggen, want ik zag den logger en ik zag ook (le roeiboot, waarmee hij aan land werd gebracht. donkere hoot, die wij onderweg gezien luid den, liet eerste voorwerp, wat w> op de Erau- scho knst waren tegen gekomen. 'Toen begon mijn advocaat mij te overladen mot oen stortvloed van vragen, alle zeer vaag en volgens mijn meaning geheel onnoo- dig. Reeds hoorde ik Toussac ontevreden brommen en zag ik Lesage toornig kijken, maar steeds ging mijn ondervrager door met het doen vau vragen zonder eenige notitie te nemen van de ontevredenheid zijner beide makkers. Na verloop van eenige minuten be gon ik plotseling te begrijpen, dat mijn oud© vriend iets in zijn schild voerde liet scheen rnij toe, als trachtte hij tijd to winnen, als wilde hij het onderzoek zoo hing mogelijk rekken. 'Zou hij op iets wachten? da, dat moest het zijn, anders kon hij niet zoo han delen. Reeds begon ik weer meer te hopen, toen Toussae'plotseling overeind sprong met de woorden: „Me dunkt dat ge nu genoeg woorden over deze zaak hebt. vuil gemaakt, en we er nu eens aan moeten denken, dat het geen kunst is om den tijd zoek te brengen met nonsens- praatjes, maar dat wc moeten handelen en hoe eer hoe beter. (Je begrijpt toch wel, dat ik niet voor niets mijn leven gewaagd heb otn hierheen te komen; dat ik niet maar voor do grap van Londen naar dit vervloekte oord hen gekomen in zulk hondenweer. Ter zake dus." Best, mijn vriend, zeide mijn advocaat; Wij hebben Kier nog een kleine knst daar onder die rechtbank, die heel best als ge- vangenis gebruikt kau worden. Laat ons hem daar zoolang iii bewaring brengen en dan onze maatregelen nemen voor de toekomst. Als dat afgehandeld is, kunnen we nog eene gaan beraadslagen wat do beste wijze is om bom te straffen voor zijn nieuwsgierigheid. Zoodat hij alles kan beluisteren, wat we zullen bespreken, een mooie geschiedende voorwaar, zeide Lesage. Ik kau me met geen mogelijkheid voor stellen, wat u vandaag bezielt, bromde Tous sac, terwijl hij mijn beschermer wantrouwend aanstaarde. Ik heb nooit te voren gemerkt, dat ge zoo teerhartig cn overdreven gevoelig waart en liad dit vooral niet van u verwacht. Wat geeft het nu al dat plauneu maken. Laat oria hem even den hals omdraaien en alles is in orde. Reeds strekte bij de groote behaarde vin- gere weer naar mijn keel uit, toen plotseling met allerlei kenteekenen van den grootsten schrik Lesage. opsprong-en aandachtig toe luisterde, de slanke, witte vingers trillend al» een blad in den wind. Ik hoorde wat, fluisterde hij- Ik ook, antwoordde de oudste der dne. Wat dan? Stil toch! Laat ons scherp toeluisteren. Gedurende eenige minuten luisterden wij alle vier, maar geen geluid drong tot ons door dan hot geloei van den stormwind m den schoorsteen. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TgSP.EJgAg trnaKOK»".«SKrf mama'su •.{■-■«■ryiin». r «Y r .x x wo»-aMPKMMnsnrv". Op welke wijze? Na dacht ik plotseling aan die vreemde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 21