tweede blad MIJN OOM KOM. Hillegom's Aüer'ei, BUITENLAND. BINNENLAND. Au Bon Sffiarchéa „ISoyons." Haarlem-Brussel. I Handschoenen ^ooi» all© gelegenheden? xxxvm. WOEÜSDAG 15 OCTOBER 1913 FEUILLETON HIEUWE HAflRLEMSCHE STEUNT DE E. K. BIBLIOTHEEK. Jiezen is nuttig en. aangenaam. Deze woor den zullen voorzeker bij gee-n enkel mcnscti tegenspraak ontmoeten: de ervaring beves tigt de waarheid dezer woorden telkens op- nieuw. Het valt niet te ontkennen, dat bur ger en arbeider meer en meer de noodza kelijkheid inzien, ja land, provincie, stad en dorp worden overstroomd met boeken, periodieken, week- en dagbladen. In goen gezin bijna ontbreekt een courant; de ar beider grijpt er even gretig tot grager naar als de meer gegoede. En menigeen heelt reeds de heilzame uitwerking mogen onder- v Irinden van de door lezen vergaarde kennis. "Als men op vergaderingen en in do vak- vereenigingen dikwijls hoort, hoe goed de eenvoudige werkman zijn woord weet te 'doen en zijn belangen kan verdedigen, dan zijn daarvoor o. i. in hoofdzaak slechts twee redenen te geven: le een gezond verstand en 2e kennis door ervaring en lectuur. Zachtjes aan komen do lange avonden die ieder, maar vooral den arbeider en den kweeker in de gelegenheid stellen, meer tijd J aan ontwikkeling door lectuur te besteden. De zomertijd brengt hier een reuzenarbeid en ik geloof best wat me gezegd wordt, i dat er weken voorbijgaan, dat men dan al léén Zondags zijn couranten kan inzien. Nie mand zal zulks kwalijk nemen; als men van 's morgens vroeg tot den laten avond in 't 'gareel is, ik de lust om na den arbeid een krant of boek te lezen niet bijster groot, indien men om zijn zaak niet daartoe ver- plicht is. Gelukkig stelt de wintertijd elk die van goeden wil is schadeloos voor dit tekort. Men zij er echter op bedacht, dat alleen "goede lectuur in zijn huis een plaatsje vinde! Het ligt niet op onzen weg hier 'den zedemeester te spelen: bekwamer en waardiger pennen dan de onze wezen en wijzen in woord en geschrift op het be derf van slechte of minder goede lectuur., Maar voor ons is 't een tot vreugde stem- mend feit, dat goede lectuur in onze plaats niet van elders behoeft te worden geïm porteerd. Hillegom heeft een R. K, Biblio theek die klinkt als een klok. Wie onze boekerij ziet, zal gereedelijk toegeven, dat or voor elks gading overvloed i3. Men heb- be toch niet het idéé, dat in een Roomsche bibliotheek slechts levens der Heiligen en alleen boeken over „Onzen lieven Heer" zijn. Dit is een dwaling. Schande zou het zijn, als geen godsdienstige boeken de verzame ling sierden, de „levens der Heiligen" zoo keurig ons beschreven en ons ten voorbebld gesteld zo hooren er en wel op de eerste plaats, doch bovendien is er een keur van werken even aangenaam voor den smaak als leerzaam voor den geest. Telken jaro wordt de collectie herzien, til „gebreid en worden de minder ooglijke exemplaren weder in goeden staat gebracht. De commissarissen beijveren zich, om het publiek van dienst te kunnen zijn; het mooiste gedeslto van den Zondagmiddag brengen zij daartoe gaarne en belangeloos tem offer. Maar steun is noodig, aller medewerking tor. zeerste gewensebt. Van tijd tot tijd im- cif.rs moeten nieuwe werken worden aan geschaft en boeken zijn duur. Daarbij is hex een loffelijk streven den prijs van boe ken in leen te geven zóó laag te stellen, dat ook de armste onder de armen van de bibliotheek gebruik kan maken; daartoe is echter noodig dat de beter bedeelden als één man donateur worden van dit liefde werk. En de prijs van 't donateurschap is Weder zeer gering: één, zegge één gulden. Natuurlijk zal elk bedrag, elke vrijwillige gift door 't bestuur dankbaar worden aau- vaard, doch de gewone donateursprijs be draagt slechts 1 pop. Laten Hillegoms katholieken nu eens ner gens dat offer, waarvoor zij zelf evenzoo boekwerken in bruikleen kunnen ontvangen afwijzen. De vorige week heeft men iu alle rangen en standen getoond, dat mon voor feestvieren gaarne over had tijd, moeite, nachtrust en geld, wij maken er niemand een grief van, doch verheugen ons ten zeer ste over het uitstekend geslaagde feest, 't Heeft opnieuw bewezen, dat waar eeu wil L is, ook een weg bestaat. Men passé dit echter nu ook toe op onze R. IC. Bibliotheek en daarom eindigen we' ons opstel mét do woorden hierboven ge plaatst: „Steunt onze R. K. BibliotheekI" HILLEGOMMUR- DE FRANSCHEN OVER HET LEIPZIGER „OVERWINNINGSFEEST". Een eeuwfeest, dat „zij" gaan vieren, zegt smalend Stéphane Lauzanne in de Matin. „Zij" zijn de Duitschers en het eeuwfeest ie dat vanden volkerenslag, den slag bij Leip zig. Wij Franschen, zegt Lauzanne, hebben Jena niet gevierd, waar 40,000 Franschen 70,000 Pruisen verpletterd en bun 200 kanon nen afgenomen hebben, noch Auerstadt, waar de 26,000 man van Davoust de 66.000 van Brunswijk de baas waren, noch Lutzen en Bautzen, waar de Marie-Louisé's telkens 15,000 oude soldaten van Blucher wegmaai den. Wij hebben geen enkele der honderd twaalf overwinninen gevierd, die er honderd jaar geleden in Duitschland behaald zijn: daarom gaan de Duitschers nu den slag bij Leipzig herdenken, waar 350,000 bondgenoo- ten 157,000 Franschen overwonnen. Er zullen deze week aan den anderen kant van den Rijn „kolossale" feestelijkheden zijn, vlam mende toespraken zullen er gehouden worden en voral monsterhanketten.... Aldus Lau zanne in de Matin. Hij geeft vervolgens zijn voorstelling van den slag bij Leipzig, die, zooals men weet, eindigde met de bloedige straatgevechten op 19 October. Aan het slot van zijn voorstelling van den vierdaagschen slag schrijft Lauzanne: „En dit is nu de slag bij Leipzig, dien men aan de andere zijde van den Rijn triom fantelijk gaat vieren. Er is bij deze viering oen man, wiens stem buitengewoon belangwekkend zou zijn om te hooren: dat is de koning van Saksen. Zijn voorzaat heeft de zijne verheven op den avond van 18 October 1813. Het was om te verklaren: Mijn leger heeft zich vandaag onteerd.... En daar er in de laatste nren van de slach ting onder degenen, die zich het meest belust toonden om de Franschen in de straten van Leipzig met geweerschoten af te maken, ook Saksische soldaten waren, zag men zoo vertelt Marbot in zijn Mémoires den on- gelukkigen, eerwaardigen koning van Sak sen op het halkon van zijn paleis verschijnen, te midden der kogels, roepende tot zijn offi cieren en soldaten: „Doodt mij, lafaards, doodt uw koning, opdat hij geen getuige be hoeft te zijn van uw schande!...." Toen, op het toppunt zijner verontwaardi ging in .zijn kamers terugkeerend, greep de koning de»vlag zijner garde en wierp die in het vuur. Bij de feesten, die wehlra plaats zullen heb ben, aldus de schrijver in de Matin, verwach ten, cischeu wij een redevoering van den koning van Saksen. Verliezen voor de lcerk in Engeland. De kerk in Engeland wint jaarlijks 9900 10,000 bekeerlingen. Dat is een mooie winst. Maar toch mag niet worden vergeten, daj daartegenover ook verliezen staan. Pater John Moran S. J. sprak daarovel volgens de „Universe" te Bolton, en wat hf zegt over het verlies aan geloovigen, hen welk in Engeland de Kerk lijdt, kan ooi ons van nut wezen, zegt het Ctr., wijl elderl dezelfde oozaken dezelfde gevolgen met zicf voeren. Meestal, zegt hij, voegen degenen, die dl Katholieke Kerk verlaten, zich niet hij een andere: voor do onoprechte bewering, als zouf den znlken de voorkeur geven aan het prt testnntisme, is de Engelschnmn over 'talge meen te eerlijk. Zij verliezen alle geloof es] komen daarvoor uit. Trouwens, iu de gelederen der Anglicaanl sche Kerk zelve is het met ware overtuiging en heliidenistrouw treurig gesteld. Van haai 20 millioen leden zijn er niet meer dan 2 mill lioen, die aan het Avondmaal deelnemen cij dus ten volle zich leden betoonen; en de Anl glicanen verliezen jaarlijks 84 scholen| met eeij kleine 20,000 leerlingen. Daarheen wenden de Katholieken, die de Kerk verlaten, zich niet. Maar wat geschiedt er dan wel met henïl Velen raken verloren, reeds dadelijk na-[ dat ze de lagere school hebben verlaten; inl die kritische jaren, wanneer het verstand enl de levensrevaring nog klein en de eigeuwijs-l heid en verwaandheid groot zijn, worden zei niet geleid en gesteund, en de jongeling, diel meende op eigen heenen te kunnen slaan enj 'zich zeifs verbeeldt dat te blijven doen, raakt onder den invloed van zijn veelal aa de Kerk vijandige of onverschillige omgi ving. Kardinaal Vaughan heeft indertijd, om di kwaad te keeren, de „Catholic protection am rescue Society" gesticht en deze organisati deed en doet goed werk. Doch natuurlijk nie zooveel als er eigenlijk verricht zou moetei worden. Onder degenen, die een hetere opleidin genoten, ontstaat een sterke lekkage, doordat] zij zich niet willen onthouden van de ver-' boden vrucht eener schadelijke lectuur. Ze lezen boeken als die van Marie Corelli, waarin allerlei nonsens als gewichtige waar heid wordt gedebiteerd, of waarin op licht zinnige wijze over gemengde huwelijken ge sproken wordt; pater Moran neemt in dit opzicht speciaal het werk: „De vrouw die Gij mij gegeven hebt." Dan is er het gemengde huwelijk zelf, dat velen met hun geheele nageslacht voor de Kerk verloren doet gaan. De katholieke werkman wordt misleid door de sociale profeten, die hem allerlei wijsheid opdisschen, terwijl hij niet voldoende onder legd is om waarheid van dwaling te onder scheiden. En dan is er in de geheele Engelsehe sa menleving van den huidigen tijd een alge- meene onverschilligheid, welke haar uitdruk king vindt in beweringen als: „we gaan al len naar dezelfde plaats; de eene kerk is zoo goed als de andere". Wel eigenaardig, zégt pater Moran terecht, dat men in het dagelijksch leven zulke op pervlakkige dwaasheden niet aanvaardt, daar zegt men niet: de eene school, de eene bank, de eene weg is zoo goed als de andere. Ook de katholieken woeden door dat scep ticisme aangetast, zoodat te Londen als een spreekwijs geldt: één derde gaat naar de Mis; één derde kan niet en één derde wil niet. Dan brengt de algemeene slapte van deze heelden en karakters mee, dat men gaat twij felen aan de hel. Het is eigenaardig, dat die zelfde lieden wel gelooven aan den hemel, en. toch is het dezelfde openbaring, die de eeuwige zaligheid belooft en die ons spreekt van de plaats, waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgebluscht. Cijfers, die spreken. Een hoogst merkwaardig feit wordt door de „Universe" gegeven inzake werkstaking en da thans ook door den socialistenleider SDOwden ontkennend beantwoordde vraag, of werkstakingen in het belang van den ar beider zijn. In de jaren 1910—1911 hebben 10,000 menschen een vermeerdering van loon verkregen door middel van staking en 150,000' hetzelfde zonder staking. Echter moet van dit laatste getal een ze ker percentage worden afgetrokken voor de gevallen, waarin de bedreiging met staking of de invloed van stakingen in andere be drijven heeft meegewerkt HET NIEUWE INVALIDENHUIS TE LEIDEN. Gisteren is te Leiden het nieuwe Invali leuhuis officieel geopend. H. M. de Koni Igin was uitgenoodigd, maar zoud becirh (eerst later, doch spoedig de nieuwe inrich ting te komen bezichtigen. Tal van over heidspersonen en genoodigden en ook he loofdbestuur van het fonds tot aanmoedi ïing en ondersteuning van den gewapende? |dienst in de Nederlanden waren bij de plechtigheid tegenwoordig. Op de zieken [zijn nu alle verpleegden in het nieuwe hu! ondergebracht. HET OUDERDOMSPENSIOEN. Het Kalh. Volk schrijft: Gerniraen tijd geleden hebben wij erep ge wezen, hoe sommige agenten der Rijksver zekeringsbank hunne taak het beste meenen op te vatten, indien zij alle mogelijke midde len aanwendeu, om de rente van een ongo- lukkigen werkman zoo klein mogelijk te doen zijn of die rente door spitsvondige redenee ringen geheel te doeu ophouden. Thans is ons gebleken, dat sommige secre tarissen van Rentecommissies eveneens zóó hun taak opvatten. Gevallen zijn ons medegedeeld, waarin zulk een secrelaris een rente-aanvrager zoo veel strikvragen stelde en hem zelfs zoodanig met bedreigingen beangstigde, dat hij weg liep en van de aanvrage afzag. En de tusseheupereonen, onder zulk een se cretaris werkzaam, worden eveneens zoo „nauwgezet", dat zij in twijfelachtige geval len weigeren een aanvraagformulier in te vullen, ofschoon zij hier eenvoudig niets to weigeren hebben, maar de hulp moeten vcr- leencn, waartoe zij verplicht zijn. Laten wij voorkomen, dat op deze wijze groot pnrecht gepleegd wordt, Er moet acht geslagen worden op de let ter, maar ook op den geest der wet, andors komt de rechtvaardigheid in het gedrang. Ouden van dagen, die in aanmerking ko men voor het pensioen ingevolge art. 369 der. Invaliditeitswet, moeten dit pensioen aanvra gen, ook al zou niet nauwkeurig hun recht daarop te bewijzen zijn. Andei's verliezen zij ook recht op hooger beroep en het is te veronderstellen, dat de rechters, die in hoogere instantie te beslissen hebben, de wet even royaal zullon uitleggen) 1 als haar ontwerper, minister Talma, Tusschenpersonen en rente-commissies heb ben niets te heslissen; zij geven slechts ad viezen. Onze Wcrkliedenvereenigingen moeten dit in het oog houden en ervoor waken, dat alle 70-jarige personen uit den arbeidersstand hunne rente-aanvragen inzenden, alle zonder/ onderscheid. Niet allen zullen de rente krjj-) gen, maar allen moeten ze aanvragen, en in hoogste instantie een beslissing uitlokken. Dit lijkt ons het verstandigste, nu allerlei wetsuitleggingen met elkander in lijnrechte' tegenspraak zijn. Groote brand te Amsterdam. Wij hebben gisteren in een groot deel van onze oplage' reeds een en ander medegedeeld over de grooto brand in eeu teerfabriek te Amsler-, dam, die gisteren nou den Achterweg ge-( woed heeft. Nader liet volgende: de brand ontslond vermoedelijk door het inslaan van de vlaia in een pekdomper een ketel, waar gedistil leerd pek doorvloeit omtrent half elf. Het was de Chemische fabrieg der firma Spalte-' holz en Amescbot, die werd getroffen. Met vervaarlijke snelheid, zoo verhaalt de Amsterdamsche correspondent van de Maas bode, greep het vuur, dat gretig voedsel vond in de opgehoopte licht ontvlambare teerpro- ducten, om zich heen, zoodat spoedig van de stokerij niets was overgebleven dan roo- kende puinhoopen, waarin de gloeiende ke tels nog overeind stonden. Zoodra toen het personeel inzag, dat met de aauwezige materialen aan blussehen niet te denken viel, haastte men zich om in aller ijl de in de omgeving van de stokerij staande teertanks van hunne deksels te ontdoen, op dat gevaar voor ontploffingen zou zijn uit gesloten. Spoedig zou blijken, hoe wel hiermede ge handeld was! De inhoud der tanks toch had spoedig vlam gevat. Uit niet minder dan 6 tanks, waarvan drie met een afzonderlijke capaciteit van 300,000 liter en drie van 100,000 liter, welke echter geen van alle geheel ge vuld waren, sloegen de vlammen uit. Van vlammen kon eigenlijk geen sprake ■■a&COG+fM V **3. Een herinnering va» 't Fransche Keizerrijk. io-) Bezwaren! Welke bezwaren kuul ge dan Aanvoeren! Ten eerste al vast dit, dat mijne nicht aooals zij mij een half uurtje geleden onge- (ar*er mededeelde, reeds haar hart aan een ander weggeschonken heeft. -— O ja, maar wat doet dat er nu toe, zeide «Win oom glimlachend. Laat dat maar gerust aan mij over en ik beloof u er voor te zorgen, dat hij nooit meer hier aan huis komt om haar aan haar woord te houden. Ik geloof, dat ik ook eeu beetje andere gedachten van het huwelijk koester dan gij. Evenals de Engelschen zou ik slechts uit) *l«fde willen trouwen en niet met een an- Rer oogmerk van rang of geld en laat mij r(tt ook meteen bij deze zeggen, dat ook ik 1 Onmogelijk aan uw wensch gehoor zou ge-] >en, .jaar ik verloofd bon met een lief. jong' Reisje in Engeland. ^Voedend staarde hij me een oogenblik toen siste het tus6ohon de op elkaar ge klemde tanden: Bedenk wel, wat ge doet, den hebben me duidelijk doen inzion, dat ik Louis. Nog nooit heeft iemand het durven mij niet als een ondankbare behoef te ge wagen mij in mijn plannen te dwarsboomen. voelen. Het spijt me wel u leed te moeten doen, Ik twijfel er geenszins aan, dat ge er maar waarlijk, ik kan niet anders. j niet naar verlangt verder met mij te maken Toen greep hij me nogmaals hij de hand te hebben, luidde zijn antwoord, en ge zult er en me op de schoono landstreek wijzend, u nog meer over verheugen, als gij alles ge- zeide hij: Zie eens naar dat mooie park, die hoord hebt en weet. Maar het is heel best, vruchtbare landerijen en die dichte wouden, mijnheer; ga gij uw eigon weg en ik zal den Zie naar het oude kasteel uwor voorouders mijnen gaan en we zullen dan na verloop en bodenk n dan nog eens voor het te laat!van eenigen tyd zien wie er het beste aan mocht zijn. Maar één woord en dat alles is toe is. weer het uwe, j We hadden de poort bereikt en zagen do - Onmogelijk, oom, het is totaal onmoge-huzaren naast hun paarden staan wachten op lijk, zeide ik. j de terugkomst van hun aanvoerder. Een ril- Er scheen iels in mijn stem geweest te zijn, ling van vreugde voer me door de leden bij dat mijn oom deed inzien, dat alle pogingen de gedachte, dat ik nu den grooteu Franschen om inij tot andere gedachten te brengen, keizer zou zien, maar bijna tegelijkertijd vruchteloos zouden wezen; hij herhaalde zijn schoot me de gedachte aan miin schoone vraag dan ook niet mee:-, maar voegde mij nicht weer te binnen. Haar, wier leven mis- dreigend toe: Als ik dit alles van te voren schien in gevaar was, moest ik hier in de geweten had, zou ik mij gisterenavond niet nabijheid van den onmensch achter laten, zoo tegen die tweo verzet hebben, zou ik mij Plotseling voelde ik een zachten durk op niet de moeite getroost hebben om u uit hun mijn arm en hoorde ik haar zilveren stem, handen te verlossen. j toen ze zeide: Dag, neef Louis! Ik hen blij dat ge mjj dit nu gezegd hebt,Ik dacht juist aau u, zeide ik. Het is tus- ooiii, zeide ik, want het maakt hetgeen ik u schen uw vader en mij tot ecu verklaring ge wilde zeggen, gemakkelijker. Ge zoudt mij een groot genoegeu doen met me geheel vrij te laten. Ik wensch mijn eigen weg te gaan en wil niets meer met u te maken Lebben. Na al hetgeen ik van u gezien en gehoord heb, beu ik er niet verlangend naar de ken nismaking met u voort, te zetten: uw woor- kornen en we zijn als niet al te goede vrien den gescheiden. Goddank! riep ze als verlicht uit. Ge lukkig, dat ge nu heen kunt gaan. Wees in- lusschen op uw hoede, want hij zou u zonder eenige gewetenswroeging er over te gevoelen kunnen dooden- j «Ta, dat weet ik. Mijn eenige zorg is nu alleen maar, dat ik u hier alleen in zijne I macht moet achterlaten. Vrees niets, wat mij betreft. Hij heeft meer reden om mij te vreezen dan ik om hem te vreezen. Maar zij roepen u om voort te maken, neef Louis. Goeden dag, en dat God u nabij moge wezen. HOOFDSTUK IX. HET KAMP TE BOULOGNE. Toen ik te paard steeg en wegreed, zag ik, dat mijn oom voor de poort van mijn oud kasteel ouder het fraaie, 'ruim acht eeuwen oude, blauw met zilveren wapen onzer fami lie stond en me nakeek met zulk een ver heten woede, dat ik dankbaar was, hem nu te mogen verlaten. Bij een hoek gekomen zag ik nog eens om en ontdekte aan een der ven sters een fijne, slanke vrouwengestalte, die mij met haar zakdoek nog een laatst vaarwel toewuifde. Een seconde later was zij ver dwenen. Zwijgend reden we geruimen tijd voort. In de verte konden we eenige huizen groepen onderscheiden het waren Etaples, Ainbleterre en eenige andere mij toen nog onbekende visschersdorpjes, allen te midden der lage duinen aan zee gelegen. Nn geruimen tijd van het fraaie landschap en de heerlijke, friseclie morgenlucht geno ten te hebben, sloeg ik het oog op de mannen, in wier gezelschop ik mij bevond e» die, or> de patrouille van deu vorigen uaebt uitgo- zonderd, de eerste van Napoleon's dapper® soldaten waren, die ik na mijn komst alhier mocht zien. Zo waren eenvoudig maar doel matig eu schilderachtig gekleed en hun door weer en wind verbleekte tunica's, de flink gebouwde, krachtige paarden en hun ruwe, verbruinde gezichten maakten op mij eenen aangenamen indruk. De meesten hunner wa ren klein en slank en in het bezit van zware wenkbrauwen en knevels, terwijl sommigen zilveren of gouden ringetjes in de ooren droegen. Het verbaasde mij, dat zelfs de jong ste en meest jongensachtige onder lien, op. zulk een overvloed van haar konden hogen, totdat ik plotseling ontdekte, dat een der in mijn nabijheid rijdende mannen zich door, middel van zwarte was een snor had gemaakt Toen de jonge luitenant mijn verwondering bespeurde, begon hü hartelijk te lachen en zeide hij: Ja, nietwaar, het zün slimme rakkers, maar hoe zou het ook mogelijk wezen, dat een jongen van zeventien jaar al zulk een snor had, en daarbij komt nog, dat we den geheelen aanblik van onze regimenten niet kunnen laten bederven door toe te staan, dat zich in de gelederen mannen bevonden met wangen als een meisje, nietwaar, mijn beets vriend Neen, luitenant, maar het is een vreese- ljjke last, vooral wanneer het warm is en de was begint te smelten, antwoordde do aange sprokene vertrouwelijk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5