ioi oom mm Een Spoor- en o^erlaadbaven aan het Noariter Buiten Spaarne. BUITENLAND. Hu Bess ftftarcSué. H&arBem-Brassel. Banils©ii©eaien voor alle cgeieigeiiiiegiei?? De ramp van de Voiturno, F li 8 L L roi, HAARLEWSCHE COURANT v., .■■■J mj.fcL'Jl Zoo a Is wij gisteren reeds meldden is het rap port versohenen van de kortweg genoemde Spoorweghaven-commissie, hen.ge bijzonderhe- den werden door ons reeds gisteren medegedeeld. Wij laten het rapport hier om zijn belangrijk heid in zijn geheel volgen. "Na uitvoerige beraadslaging in uwe verga dering van 1 Mei 1912 over het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 Maart be vorens (gedrukt stuk no. 88 van 1912), om in beginsel te besluiten tot het maken van eono open spoor- en overlaadhaven aan liet Noorder Buiten Spaarne, werd op voorstel van uwe mede- leden, de heexen A. van Rossum, K Levert. E. H. Krelagc en Mr. J. Spoor, door TJwen Raad besloten: het door Burgemeester on Wethouders inge diend haven-ontwerp voor advies te stollen in handen eener te benoemen raadcommissie van vijf raadsleden waaronder een wethouder." Tot leden dier Commissie werden in uwe ver gadering van 15 Mei d.a.v. benoemd de hoeren J. F Hulswit, J. B. Lasschuit, E. Levert, A. van Rossum en Mr. J. Spoor. Tengevolge van het overlijden van den heer Mr. J. Spoor werd bij uw besluit, van 18 Decem ber 1912 onder no. 20 in zijno plaats benoemd ie lieer E. H. Krelage. Door de Commissie werd tot voorzitter geko zen de heer J. F. Hulswit. Ten einde te voldoen aan het bepaalde bij artikel 37 van bet Reglement van Orde voor de vergaderingen van uwen Raad, werd, tengevolge van eene tijdelijke afwezigheid in verband met eene buitenlandsche reis van den heer Hulswit, op uitDoodiging van den heer Mr. J. Spoor, op 23 Mei 1912 eene vergadering van de Commis sie gehouden. In de verder gehouden vergadoringon der Commissie werden de volgende punten ter sprake gebracht: 1. Is de noodzakelijkheid van eene spoorweg en overlaadhaven voldoende gebleken en is door het ontbreken van eene goed bereikbare spoor weg- en overlaadhaven aan de bestaande indus trieën bezwaar in den weg gelegd 2. Is het, wanneer tot den aanleg van eene spoorweg- en overlaadhaven wordt overgegaan, voldoende om alleen dio haven tot stand te bren gen, of is het van belang daarbij tevens te zorgen voor goede opslagplaatsen en gelegenheid te geven voor vestiging van nieuwe- en verplaat sing van bestaande industrieën? 3. Verdient het plan van den Directeur van Openbare Werken voor eene spoorweg- en over laadhaven als ingediend bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 1.2 Maart 1.912 aanbeveling, of 13 het mogelijk daarvoor eon beter plan jn de plaats te stellen? 4. Welke kosten ziju aan het loggen van de haven-handelstcrreincn verbonden 5. Welke inkomsten staan daar vermoede lijk tegenover? 6. Welke meerdero uitgaven, zullen voor de gemeente het gevolg zijn van de uitvoering van het havenplnn? 7. Welke voordeden staan daar vermoedelijk tegenover i 8. Indien voor den aanleg van de haven- en handdstevreinen grenswijziging noodzakelijk is, hoever moet die grenswijziging zich dan uit strekken Zijn Gedeputeerde Staten bereid even tueels grenswijziging te bevorderen 10. Op welke wijze moet de gemeente in het bezit trachten te komen van de benoodigde gron- den 11. Bestaat er voldoende uitzicht, dat nieuwe industrieën zich in de nabijheid van do haven zullen vestigen en (lat. bestaande industrieën zich daarheen zullen verplaatsen? 12. Wat zal de invloed zijn van een verhoogd tarief van inkomende rechten op de vestiging van nieuwe industrieën? 18. Zijn de bestaande verbindingen met oene eventueele to maken haven voldoende of hoo moot daarin worden voorzien? 14. Welko prijzen zal men voor industrie terreinen kunnen bedingen en welk deel van de t© maken ko3ten wordt daarvoor vergo-ed? 15. Welken invloed zou het vestigen van nieuwe industrieën op het arbeidsvraagstuk strieön zullen vestigen, die hij de onmiddellijke hebben? j nabijheid van diep water belang en s poor we g- 16. Verdient het aanbeveling bij de fa- J aansluiting noodig hebben. Waar toch do in- briekstérreinen ook gelegenheid te geven totdustrie aan steeds scherpere concurrentie het het bouwen van arbeiderswoningen? 17. Is de grond gesteldheid van dien aard, dat daar te houwen fabrieken zonder het maken van kostbare fundeeringen zullen kunnen wor den gemaakt? Zooals te verwachten was, stuitte men reeds bij de behandeling der eerste vraag op verschil lende inzichten en hoewel, ook na kennisne ming van het ingewonnen advies der Kamer van Koophandel, erkend werd, dat door het ont breken van eene goed bereikbare spoor- en overlaadhaven aan enkele der bestaande indus hoofd heeft te bieden, is hot van belang nieuwe fabrieken dft&r op te richten, waar de aan- en afvoer van grondstoffen en afgewerkte pro ducten met de minste kosten gepaard gaan. Vooral wanneer het concurrentie met het bui tenland betreft, waar men er zich op toelegt op verschillende plaatsen industrieterreinen be schikbaar te stellen die aan diep vaarwater zijn gelegen on op weinig kostbaro wijzo van spoor wegaansluiting kunnen worden voorzien. Waar daar dan ook reeds vc-lo nieuwe fabrieken on der do gunstigste transportvoorwaarden zijn trieën bezwaar in den weg gelegd en zelfs verrezen, zal men ook in ons land aan die ter- schade berokkend werd, kon men toch niet een- reinen do voorkeur geven, die onder dezelfde stemmig verklaren, dat daardoor de nood zake- gunstige voorwaarden verkeoren. lijkhcid van zulk eene haven voldoende was ge- j Men ziet dan ook in ons land reeds op de bleken. j weinig beschikbare gunstig gelegen terreinen Wel werd door enkele leden toegegeven, dat, fabrieken verrijzen en velo steden, waarondef wanneer hot mogelijk was met betrekkelijk ge- j 61 zelfs zÜtt n°S too bijna uitsluitend ringo kosten, binnen de grenzen dor gemeente woonsteden waren en weinig of geen geschikte eene overlaadkade aan diep water gelegen en van spoorwegverbinding voorzien, tot stand te brengen, er voldoende gronden waren om zulk eene kade te maken en daardoor aan do bestaando bezwaren tegemoet te komen. Groote uitgaven achtte men evenwel met het oog op het velo wat nog in de gemeente, vooral op het gebied van verbetering der verkeerswegen, te doen valt eu in verhand mot den financieélen toestand, niet verantwoord. Van andero zijde werd daarentegen aange voerd. dat, afgescheiden nog van do moeiolijk- hcid, om binnen de grenzen der gemeente eene terreinen voor de industrie beschikbaar hadden, het voorbeeld van het buitenland volgen om uitmuntende spoorweg- en overlaadhavens met daaromheen gelegen industrie-terreinen, in ge reedheid te brengen. Waar bovendien de ligging van de lichtfa brieken alhier gelegenheid biedt om electrischen stroom voor krachtoverbrenging en verlichting en gas voor industrieel® doeleinden tegen mati gen prijs beschikbaar te stellen, daar kan de ves tiging van nieuwe- en do verplaatsing van be- staando industrieën niet uitblijven. Valt hot, nu niet to ontkennen, dat het tot geschikte plaats voor zulk eene overlaadkade standbrengen van do haven, het in gereedheid brengen van handels- en industrie-terreinen en het onderhoud van deze werken groote uitgaven zullen vorderen en bovendien de kosten voor onderwijs, politie, havemtoeziebt en verlichting zullen stijgen, daar meende men toch, dat claar- te vinden, zooals uit eon door den Directeur van Openbare Werken overgelegd schetsplan bleek, de gelden daaraan besteed weinig vrucht baar zouden zijn en dat men niet alleen reke ning moet honden met de bestaande indus trieën, maar dat juist do uitvoering van liettegenover ook verschillende voordeeion staan, havenplan op grootere schaal aanleiding zon Zoo wer-i gewezen op de tegemoetkoming in zijn, dat zich, nieuwe industrieën alhier zouden kosten van aanleg door verkoop en verhuring vestigen. Bovendien zouden bestaande indti vnri terreinen, de salarissen on loomen van be- stfieën, welke in do bebouwde kom der ge-ambten en werklieden, welke door de industrie meente dikwijls tot overlast der omwonenden betaald en voor het overgrooto deel in Haarlem zijn, hunne fabrieken naar terreinen in de na- verteerd worden, do goede gelegen hid om op bijheid van do nieuwe haven verplaatsen, waar weinig kostbaren grond een aantrekkelijk ar- zij door de hcersehonde windrichting en den boiderskwartier te maken, terwijl bovendien d.e aard der omgeving den minsten hinder zouden to verwachten meerdere inkomsten aan haven- voroorzakeu. Daardoor zou hot voordeel bereikt en kaaigelden, verkoop van electrischen stroom worden, dat Haarlem meerdere aantrekkelijk- en gas voor industrjeelo doeleinden, verhuren heid zou verkrijgen voor lien die eene rustige van loodsen, opslagplaatsen en hefwerktuigen, woonplaats zoeken om van hun pensioen of dc vergrooting van het belastbaar inkomen en inkomsten van hun vermogen te loven, terwijl verlevendiging van de met eono havenbediening bovendien gelegenheid zou worden gegeven om samenhangende, particuliere bedrijven, niet te kapitalen, in nieuwe industrieën gestoken, pro- vorwaarloozen ziju. Daarbij werd nog opge- ductief to maken. Gewezen werd op de bezwaren merkt, dat het grootste verbruik van eleetri- dio dikwijls door omwonenden worden gemaakt schen stroom voor krachtoverbrenging gedu- tegen den voorgenomen bouw van nieuwe werk- i ronde de uron van geringe belasting der e-lec- plaatsen en fabrieken en tegen uitbreiding van trisdie centrale plaats heeft, zoodat do kostbaro bestaande. Tn verband daarmede word er op go- j installatie der centrale daardoor meer produc- wozeu, dat wellicht aan de TTitidei wot de be- lief wordt gemaakt, hetgeen in het buitenland Yocgdheid ware to ontleenen, bepaalde k-var- en ook iit ons land tot grooten bloei dier cen tieren voor de oprichting van nieuwe werk- trale's heeft geleid. plaatsen en fabrieken aan te wijzen. j toegegeven werd, dat do prijzen voor de ten Men verloor niet uit het oog, dat het nood- j verkoop of ter verhuring aangeboden terreinen zakelijk gevolg van uitbreiding der industrieniet- te hoog mochten zijn, maar, waar uit eene eene vergrooting der arbeidersbevolking zoude door den Directeur van Openbare Werken ge~ medebrengen, welko gewoonlijk niet aanmer-1 maakte kostenberekening bleek, dat die priizen kelijk tot vergrooting van het belastbaar inko- niet hooger behoefden te zijn dan die, welke men bijdraagt, maar die toch, bij' de stijgende in andero gemeenten voor minder-gunstig gc- loonen, eene niet té verwerpen koopkracht ver- legen terreinen betaald werden en dat uit do tegenwoordig!, waarvan de neringdoenden do inkomsten daarvan een groot deel van de uit- voordeelen ondervinden, zoodat dus, al zij hotgaven voor het totstandbrengen der benoodigde dan ook indirect, de belastingdraagkracht wordtwerken bestreden zou kunnen worden, achtte verhoogd. j.men de kans groot, dat de ter beschikking te De gedachten gang was dan ook de volgende:1 stellen terreinen hunne bestemming zouden Als vaststaande kan worden aangenomen, 'lat vinden, do bestaande spoorwöghaven zeer gebrekkig is.1 Yan andere zijde zag men do toekomst niet zoowel wat ligging en bereikbaarheid als watzoo hoopvol in en meende men niet alleen, dat outillage, betreft. j verplaatsing van bestaande industrieën zoo goed Aan hot Noorder Buiten Spaarne is gelegen- als niet zou plaats hebben, maar dat n jeu we held eene haven te maken onmiddellijk aan diep industrieën zich niet hier zouden vestigen om- vaarwater en die op weinig kostbare wijze aan dat andero plaatsen in ons iarid daarvoor door het spoorwegnet is te verbinden, vooral nu ge-1 hunne ligging meer waren aangewezen. Zelfs bruikt gemaakt kan worden van do verbin-vond men het twijfelachtig of uitbreiding der dingsbaan die de gemeente reeds ten behoeve industrie voor Haarlem zulk een groot voordeel vim de lichtfabrieken gaat tot stand brengen kon worden geacht, waar toch vooral llitbrei- en die daardoor meer productief gemaakt kanding van het aantal arbeiders, welke bij het gé wordén. j J.eel tot. stand komen van het plan pl.m. 3000 De gunstige ligging van do lichtfabrieken kan worden geschat, lasten mede brengt, welke ton opzichte van oene daar to maken haven b,v. iu tijden van crisis,- zooals die in handel en. Do „Msb." hoeft nog een onderhoud gehad met oen geredde, die'verbleef in Montsfiore in Rotterdam. Het was, vertelt de verslagge ver, een bejaarde man uit Weenen. Friesohein genaamd. Hij vertelde ons dat zijn reis met do „Volturno" de vierde was naar Amerika, doch geen enkele was, wat verzorging be treft, zoo slecht geweest, als dezemet de •„Volturno". Frioschein verklaarde dan, dat de reddings middelen zeer slecht waren, en het neerlaten der booten geschiedde allesbehalve geregeld. Het lean ook zijn, dat do duisternis hiervan schuld droog, want het was tien uur in den avond, toen do eerste boot werd uitgezet. Donderdag, overdag is geen enkele boot uit gezet. Wel heb ik gezien, dat een der offi cieren over boord sprong. Dat bracht menigeen in vertwijfeling. Vijftig anderen volgden het voorbeeld van den officier, maar kwamen om in do golven. Wij moer dan vijfhonderd, zaten op het ach terdek, op oen plekje van oenige vierkante meters, saamgedrongen en hebben daar den gebeden nacht gezeten, zonder dat iemand van do bemanning ons kwam opzoeken. Nóch doet verwachten, dat zich in den omtrek indu-1 industrie voorkomen, met dc daaruit voort-do kapitein, nóch officieren, nóch matrozen vloeiende werkloosheid, bezwaarlijk te dragen zouden zijn. Tevens achtte men het niet onmo gelijk, dat, wanneer werkelijk door het uitvoe ren van het havenplan uitbreiding der indus trie plaats had, men nog voor grootere uitgaven zou komen te staan als bijv._ vergrooting van de sluis te Spaarndam, verbetering der toe gangswegen en overbrugging van hot Spaarne. Men gaf toe, dat in andere plaatsen, ook in ons land, veel voor uitbreiding der industrie wordt gedaan, maar meende, dat in die plaatsen gun stige omstandigheden modowerkten, die eene vergoeding vormen voor do uitgaven, die men zich ten bate der industrie getroost. Men bad daarbij op het oog, dat, met de in Haarlem bestaande gemeente-grenzen, er zoo goed als goene gelegenheid meer bestond voor de vesti ging van moor gegoeden, dio door vergrooting van het belastbaar inkomen kunnen bijdrageu in de to maken kosten, zoodat uitvoering van het havenplan en uitbreiding der industrie noodzakelijk gepaard zouden moeten gaan met eeno verhooging van het belastingpercentage. Men vreesde, dat dit wederom tengevolge zoude hebben verplaatsing van hier gevestigdo inge zetenen naar omliggende gemeenten, welko, be halve hunne aantrekkelijke ligging, nog het voordeel bieden, dat weinig of geen belasting geheven behoeft te worden, waardoor de druk op hen, die in verband met hunne zaken gedwon gen zijn'in Haarlem te wonen, nog grooter zou worden. Men achtte het b.v. geenszins uitge sloten, dat de beter gesalarieerde beambten die aan handel en industrie verbonden waren, zich metterwoon buiten deze gemeente zouden ves tigen om althans voor een deel aan do belas tingdruk te ontkomen. In verband met een en ander was men dan pok van meening, dat al leen dan tot uitvoering van het havenplan zou kunnen worden besloten, wanneer daarmede eene verlegging van de gemeentegrenzen zou kunnen gepaard gaan, waardoor het mogelijk zou zijn de belastingdruk over een grooter aan tal meer gegoede ingezetenen te verdeelen. Daartegenover werd aangevoerd, dat het niet noodig was het havenplan dadelijk geheel uit te voeren en dat het veeleer wensclielijk was daarmede op bescheiden schaal, zooals door den Directeur van Openbare Wedken voorgesteld, aan te vangen. Verbetering der toegangswegen, overbrugging van het Spaarne en vooral ver- grooting van do sluis te Spaarndam, werd voor een reeks van jaren niet noodig geacht. De afmetingen van die sluis zijn toch van dien aard, dat die voor de hier te verwachten schepen voor geruimen tijd voldoende zullen zijn. Er werd nadrukkelijk op gewezen, dat vooral niet aan groot-scheepvaart verjreer ge dacht moet worden en dut het allerminst de be doeling was haveninrichtingen t,e maken, welke voor de zeevaart noodig zijn. Wat de verbetering van do toegangswegen en de overbrugging van het Spaarne betreft, meende men, dat door een' weinig kostbaren pontdienst in een evenueele toenemend voeit- gangersverkeer zou kunnen worden voorzien. (Slot volgt.) hebben wij gezien. Trouwens, men heeft ona niets gezegd, men heeft ons geen mededeel: n- gen gedaan wat wjj zouden doen, cn iedereen moest maar voor zichzelf zorgen. Van gerust stellen door de bemanning was geen sprake- Waar zij gedurende den nacht geweest is, kan ik niet zeggen. (Volgens een telegram ui? New-York ontvangen, heeft dg kapitein v r-f klaard, dat hij en al zijn mannen, gedurende den nacht aan do constructie van vlotten hebben gewerkt, wat de zonderlinge verdwij ning van de bemanning verklaart Inderdaad schijnen ook Vlotten gemaakt te zijn. Al- thans een der passagiers van do „Czar" v-r-i telde ons gisteren, dat hij vlotten aan boord van do „Volturno" hoeft gezien. Red.) 's Morgens kwam de kapitein weer bij ons, zoo vervolgde Friesohein. Hij verdient allo lof voor zijn optreden, maar het gedrag van sommige loden der bemanning Friesohein meenden dat liet stokers waren valt nie>t genoeg te laken. Inplaats van ons gerust te •stellen, sloegen zij verschcidenon „half lam". Toen de reddingbooten der schepen aankwa men, ontstond er natuurlijk een algem a gedrang om er iu te komen, maar inplaats van ons te verzekeren, dat wij allen gered zouden worden, en ons te kalmeeren, sloe gen zij op de menigte in. Versoheidenen wer den daarbij gewond. Frioschein riep bij de- zo woorden een van zijn lotgenooten, die eruit zag als een teringlijder, om zijn beweging met bewijzen te staven. De bleeke man droeg nog verschillende sporen van gewold op zijn armen. Misschien, zoo merkten wij op, was dc be manning van do „Volturno" bang voor een paniek en wellicht was dit de reden van huu ge weldadig optreden. Friesohein schokte zijn schouders. Wij vroegen den man, die beweerde vor-, se heide na honderden kronen bij de ramp ver- loren te hebben, of hij niets meer had kun- a nonr edden. Neen was heb antwoord, toen wij om zes uur gewekt werden, woedde de brand reeds volop (een bewijs te meer dat het vuuïi reeds lang moet gesmeuld tobben. Red.) Al les stond vol rook en toen wij terug wilder? om het voornaamste wat wij bezaten to red den, werden wij met geweld teruggedreven. Trouwens de rook was reeds dik, verstikkend en wij zochten evenals al de anderen onmid dellijk een sol) ui lp laats op het achterdek, waar het niettegenstaande het voorschip in brand stond, vinnig koud was. Kunt u ons ook zoggen of do bemanning nog pogingen heeft gedaan om te blusschen? Zeker antwoordde de man. Zij is direct na het ontdekken van den brand met blus schen begonnen. Met hoeveel slangen kan ik u niet zeggen, maar wel weet ik, dat zij, aanvankelijk succes had. Wij hebben nog een tijdlang gehoopt, dat men het vuur zou kunnen blusschen. De vlammen en do rook werden; zichtbaar minder en omstreeks den middag scheen het alsof het vuur geheel gedoofd was. De vrouwen weenden van vreugde en wij mannen juichten. Maar, hoe werden wij te leurgesteld. Even na den middag volgde een tweede ontploffing, die nog veel geweldiger was dan de eerste. Onmiddellijk daarop sloe gen da vlammen weer op en thans was blus schen nutteloos. Radeloos van angst kropen de vrouwen en kinderen togen ons aan, ieder een vreesde dat ons slechts de keuze zou overblijven tusschen verdrinken of verbran den. In die «ogenblikken naderde ons ech ter een schip en dat gaf ons nieuwe hoop op redding. De zee was echter woest en te wild om booten uit te zetten, zoo verzekerde men ons. Verscheidenen sprongen over boord om al zwemmende het andere stoomschip te bereiken, doch wij zagen hen in do golven omkomen. Hadden zij dan geen reddingsgordels oj zwemvesten aan? Sommigen wol, anderen niet. Hoe werden dezo reddingsmiddelen uit gereikt? Zij werden heelemaal niet uitgedeeld, was het antwoord. Men moest zelf maar naari beneden stormen- om een zwemvest te pak ken te krijgen. Er ontstond een algemeen godrang en het gevolg was dat de eeu wol, do ander geen reddingstuig kreeg. Van de pas sagiers, dio achter op het dek zaten, uren lang met den dood voor oogen, waren er zeker 150 die geen reddingsgordel of zwemvest! hadden. Naar aanleiding van den oproep in dö Rotterdamsche avondbladen van Woensdag! om steun voor de te Rotterdam met do „Czar" binnengekomen schipbreukelingen van de „Volturno", die bij de ramp alles verloren hebben, had de dokter van Mon- i tefiore, arts J. Voorzanger, Woensdagavond, Aam? Kon herinnering -van 't Fransche Keizerrijk. 1-'-) Hij m een zeer nuttig dienaar van den keizer, maar.- maar.en hierbij boog hü zyn hoofd wat dichter naar mij toe en fluis terend klonk het van zijn lippen: Ik geloof, dat de keizer u eeu meer waardigen arbeid zal opdragen, mijnheer de Laval, en met deze woorden, wederom vergezeld van een zijner vreemde glimlachjes, verliet hij mij- Wel, wel, mijn vriend, ge zijt zeker be stemd om iets groots te doen, zeide de huza- rcu-luiteuant. Mijnheer de Talleyrand is niet gewoon om erg gul te wezen met zijn glim lachjes eu zjjn buigingen. Hij ziet eerst eens goed uit om te weten, uit welken hoek de "wind waait, voor hij zich op deze wijze met «en vreemde inluat. Ik zie het nog aankomen Wat ik bij u zal komen, om u als gunst te kragen den keizer er aan te herinneren, dat JÜ me beloofd heeft mij tot kapitein te be- 5 orde reu in deze campagne naar Engeland. Ma, do raad van oorlog i8 gelukkig iot een "ndbesluit gekomo" Terwijl hij nog sprak, werd de reeds te voren genoemde dear geopend en verschenen lal van maarschalken, allen in liet donker blauw gekleed met de prachtige met goud draad bewerkte eikenbladeren-oplegsels. Al- jen waren mannen van middelbaren leetijd. Hun fraaie met pluimen versierde stekon on- er den arm, gingen ze ongeveer ill het mid den der zaal staan praten, achteloos op den 1 raaien degen geleund, 0f met den degenknop spelend. Ge zijt een afstammeling van eeu oud adelijl -slacht, nietwaar? vroeg de huzaar mij. Ja, ik behoor tot hetzelfde geslacht, als de Kohans en de Montmorencys. Dat had men mij verteld. Maar dan zult ge wel gemerkt hebben dat er nu een geheel ®JL® geest aan bet hof heerseht dan vroe- ^f'tealimnUen' ')ie °P '1®u keizr na de hoog. ste betrekkingen m den Staat vervullen, ziin allen mannen uit den laags ten stand gebo ren. Een hunner was een gewoon bediende, de tweede een wijnsmokkelaar, do derde'een kuiper en de vierde eeu doodeenvoudige huisschilder. Dat zijn de mannen, die zich als Murat, Massena, Ney en Lannes beroemd gemaakt hebben. Ais een echt aristocraat klonken die woor den me niet bijzonder aangenaam in de «oren. Toch kon ik de verzoeking niet weer staan om mijn metgezel te vragen mij ieder dier beroemde krijgslieden aan te wijzen. O, er zijn hier zooveel beroemde man- -wewwv»»»* «ut ■IID'iyH» Wl l'HII IIIIMipilM II I I t-wj- rwtJi) «mijl k nen in de kamer, zeide bij, on toch zou het niet geheel onmogelijk zijn, dat de jonge of ficieren hier aanwezig, hen nog boven liet hoofd groeiden. Maar zie eens, daar rechts van u staat Ney. Ik zag oen man met een dikken, vuurroo- den haarbos en groot, v ierkant gelaat. Wo noemen hem ook wel Peter de Eoode en soms do roodc Loemv, vervolgde hij toen. Men zegt dat hij de dapperste man uit het gebeele leger is, ofschoon ik nu niet be paald kan zeggen, waarom hij nu juist dap perder is dan anderen, dio ik heel goed ken. Zonder eenigen twijfel is hij een uitstekend bevelhebber. En die generaal naast hem? Waarom houdt die zijn hoofd voortdurend zoo schuin! O, dat is Lannes; hü kan zijn hoofd niet anders houden. Bij het beleg van St. Jan d'Aere kreeg hij een schot in den nek. Hij is eeu Gascoguer evenals ik, eu het spijt me u dit te moeten bekennen, dat liü er wel «enigen grond toe gegeven heeft, dat men mijn landslieden een beetje babbelachtig en twistziek vindt. Waarom lacht u, mijnheer? Ik - ik lachte niet; ge vergist u. Tk meende, dat gij werkelijk ge loof dot. dat de Gasconjers twistziek waren, in plaais van zooals ik vind te denken, dat zo het aar digst ras in geheel Frankrijk zijn. Ik bon ten allen tijde bereid mijn land in eere te bonden, op welke wijze dan ook. Maar zooals ik u reeds zeide, Lannes is zeer dapper, of schoon ik moet erkennen, da* hii ook wat heethoofdig is- Die man naast Hem is Au- gucreau. Met belangstelling- keek ik den held van Castiglione aan, den man, die het bevel dei- troepen op zich had genomen, toen Napoleon reeds den moed had opg-egeven. Hij was even wel op het oorlogsveld heter op zijn plaats dan in dezo betrekkelijk kleine, volgepropte ruimte. Hij zag er ouder uit dan de anderen, bad een dom, onnoozel uiterlijk en eeu groo ten, vuurrooden gliniinenden neus in één woord, hij geleek meer op een verkleeden korporaal van do Russische garde dan op een Fransch maarschalk. Ja, het is een ruwe, niet bepaald aan trekkelijke figuur, zeide Géravd, toen hij mijn verbazing gezien had. Hij is een van die sol daten, tot wien de keizer heeft moeten zeg gen, dat hij zou wenschen, dat hij tvachtto alleen soldaat te wezen op het oorlogsveld. Hü en Ra pp en Lefebure met hun groote, grove schoenen en hun zwaar kletterende do- gene waren te veel voor de zalen der keize rin. Daar hebt ge Vandamme ook al, daar die donkere man met dat booze gezicht. De hemel helpe het Engelsche dorp, wantin hü en de zijnen huis gaan houden. Overal waar hij is, ontstaat er moeite en onaange naamheid. En die man daar. is Mn rat, nietwaar? Ja, dat is Murat. Hü is dadelijk te ken nen aan zijn donkere, zware wenkbrauwon, dikke roodo lippen en donkerbruine, Ooster- sehe tint. 1" Kw-pte is hii zoo hniin gewor den. Dat is eerst eene een mau naar mijn hart. Op mijn woord van eer als gü hem eene, evenals ik had kunnen zien vechten als eeit woedende leeuw, in de voorste rijen van een brigade lichte cavalerie, met z'ijn wapperen den vederbos en blinkend zwaard, dau zoudt ge mij ook zonder twijfel moeten toegeven, dat ge nog nooit zoo iets schoons gezien hebt. Ik zag een twintigtal grenadiers op zijn komst uit elkaar stuiven en het, hazenpad kiezen. In Egypte wilde de keizer hem nooit in zün onmiddellüke nabijheid hebben, daar do Arabieren niet de minste aandacht hadden voor den kleinen generaal, wanneer huu oog eenmaal gevallen was op dien krauigon rui ter. Naar mijn meening is Lasalle eeu nog beter cavalerie-officier dan hü, maar bet is een feit, dat niemand onzer zoo geliefd ia onder de soldaten als Murat. Pin wie is die ernstige man die daar op dat Oostersche zwaard geleund staat! O, dat is Sonlt! Hij is de meest obstinate man in de gebeele wereld. Hij verkeert voort durend in oneenigheid met den keizer. Die prachtige kerel daar naast hem is Ju not en daar ginds ziet ge Bernadotte, geleund t( een der sirplen van de tent. Met belangstelling keek ik op naar hel ge laat van dezen gelukkigen avonturier. Int als gewoon soldaat met musket in Ie hand en een knapzak op deu rug z.ün niimaira- loopbaan begon, otn na betrekkelijk korten tijd den. maarschalks!itel te behalen en zelfs eindigde met de hand iilt ie steken naar ee»'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 13