TWEEDE BLAD MIJN OOM 8ERNAC. Haaqscbe Brieven. BUITENLAND. BINNENLAND. nNoyons," J KlaaHe^BFussel» Handschoenen voor alle gelegenhedenl Au Bon fffflarchéi DIHSDAG 21 OCTOBER 1913 FEUILLETON. NIEUWE HAARLEWSCHE COURANT mmmtmvmm ■igau'.MMwgg-Wü-j-LJiggBH—BSjaBaMLiia-uiuaag^B—e—^g—s—mwb»? XXVII. •Heden verjaart «n onror meest Iu»kende en issceet vermanrdo stadgenooten, dhr. Mr. ic- tor de Stuers. Een merkwaardige verjaardag, «va zeventigste. En wij brengen hem hier des te bartelijker onze gelukweueehen, omdat het maar weinig gescheeld heeft, of hij had dezen dag niet moor mogen beleven. Juist dezer da lgen vermeldden de bladen, dat Jhr. De Stners' gezondheid weer aan het opknappen ie. De «noeste lezers zullen wel in zich zeiven ge dacht hebben: „Hé, was De Stners ziek?" Èn «■derdaad ia fer over dezen zieke bewonderens waardig good.gezwegen. Zijn ziekte k> erg geweest, heel erg-, de patiënt lag aan den rand Tan het graf, en terwijl duizenden en duizen den in den lande met groote en oprechte be langstelling naar dagelükscho berichten zou den hebben uitgezien, wisten alleen enkele in- Kmi, hoe m\ het. met den ouden heer stond. Sfe mogen het nn vertellen, nu hij weer goed Opknapt, want de feestvreugde zal er te hoo- Ber om zijn op dezen dag. Zij het dan ook, unt uiterlijk betoon daarvan, om den toestand iran den beterenden, maar nog niet beteren Jubilaris, nog moet achterwege blijven. Zijn dochter, freule De Stners, en het hee- le personeel hebben het wachtwoord: geen ge rucht naar huiten en vooral niets in do krant, kranig gevolgd. Want, het was een wachtwoord en wel ge geven door den grijsaard zelf. Niet, omdat hU een hekel heeft aan publiciteit in het alge meen, daarvoor heeft hij in zijn leven zelf le veel gepubliceerd maar ziet ge, hij houdt Volstrekt niet van openbaar beklag. De wereld moet er zoo lang mogelijk buiten blijven dat hij daar ziek lag, ernstig, zwak, hij, de sterke. Wèl is hij sterk geweest, zijn heele leven van noesten arbeid door, sterk in zijn ontzag lijk veel omvattende kennis, zijn gfganteske Werkkracht, zijn sympathiën enantioa- thiën, zijn liefde en zijn afkeer. Biina had ik haat geschreven, maar zoodanig woord past niet in den kraam van dezen oprecht vro men katholiek. Maar wie hem tegon zich gehad hebben, die hebben ondervonden, welk een zware tegen partij hij was. Om eeu paar bokendo voorheel den te noemen. Toen Lobman minister was had hij referendaris De Stuers togen zich. De ze laatste kon niet „opschieten" met zijn chef. Nog op den huldigen dag, zou ik bijna dur ven zeggen, toont zich soms de afkoer in die dagen ontstaan. En nog maar heel kort ligt ■ehtor ons 't conflict Regout-De Stuers. Te- minister RVgout was het kamerlid De 'uiiors niet opgewassen. Wel was hij zijn meordgre in architectonische en archaeologi- f0?6 kennis en artisticiteit, maar in parlemen taire taktiek was Regout de baas. 't, Is 'n nagel aan I)ft stuers' doodkist, dat er nu zoo gesold wordt met zijn geliefd Binnenhof. Want de Binnenhof-verbouwing, op het oogenblik in vollen gang, verknoeit—-altijd naar do opvat tingen rle» hecron Do Stners veel van wat hem dierbaar is. Hij beeft, er tegon gevochten wat hij kon. Hij heeft verloren en de ergernis over deze nederlaag zal ongetwijfeld de smarten van zijn ziekbed verzwaard hebben. Want zóó is Do Stuers nu eenmaal, hij kon or niet overheen komen, hij kon niet berusten Het, heeft er in de Tweede Kamer, toen die verbonwingsplannen aan tie orde waren, ge weldig gespannen. De kleine afgevaardigde van Weert leek wel oen Jupiter tomans". In felle.... en wreede bliksems vloog zijn ver ontwaardiging van het; spreekgestoelte naar de ministertafel. Hij had er volstrekt geen hoen in gezien, om den Minister van Water staat, bad li ij gekund, te doen vallen. Een complete ministercrisis hadde hij er gemoe delijk voor over gehad. En toen liet pleit be slecht was ten nadeele van den afgevaardigde ontstond er 'tis later van tamelijk alge- 'neene bekendheid geworden - na het sluiten <ler vergadering ecu doodordinaire persoon lijke ruzie tusschen deze twee toch zoo hoog staande mannen. De Stuers gaf geen kamp hij gaf nooit kamp en in de pers en bro chures bleef hij voor zijn denkbeelden vechten Keu allerboost Voorloopig Verslag van de Kersle Kamer volgde. Hoofdzakelijk inspira tie van De Stuers. Iedereen dacht, dat de Mi nister het in do Eerste Kamer glad zou af leggen. Toch won hij ook daar. En nu prikt het houweel in de eeuwenoude voegen van de Ridderhofkapel en zware werkmansschoe- nen loopon over de grafsteenen, waaronder de Hollandsche graven liun laatste rust vonden. mo<ïc/riie Parlement #telt nieuwe elschon. Regout, de man die van afdoen houdt, de zakenman, zal in Do Stners' oog_ altijd van daal blijven. En wee hom, zoo die nog eens ooit in do handen van De Stuers valt. Want vergeten doet die nooit. Er is kans op, dat de hoeren mekaar nog eens ontmoeten in het parlementaire steek spel, al is de eene dan lid van de Eerste Ka mer, de andere lid van de Tweede. Tod en nog geen lid is De Stuers. Hij is, ge lijk bokend, wel herkozen, maar wegens zijn ziokfce nog niet geïnstalleerd. Wa nneer zullen wij die typische figuur in de groene bankjes terugzien? Vast staat wel, dat hij bij de In dische Begrooting nog niet zal kunnen op treden. Zijn er gruwelen gepleegd in de Ga- joe- en Alaslanden? Vielen er weer vrouwen en kinderen in den wreeden Atjehschon gue rilla? De Stners zal er zijn gloeiende ver ontwaardiging niet als bij vroegere gelegen heden, bliksemend en donderend tegen kun nen uiten. Hij overdreef waarschijnlijk erg, had geen oog voor de meermalen noodzakelijke wreed heid van den krijg, kon er niet inkomen, dat men dan in 's hemelsnaam nog maar liever een fanatieke vrouw doodschiet, dan zelf ge krist te worden. Maar mooi waren de mo menten van de Stners' toorn toch weL En hoorbaar stil in de toch zoo woelige Kamer was het tijdens den stroom van huilenden weemoed, van striemend sarcasme, van tril lende verontwaardiging ook. De Stuers heeft altijd het oor van de Ka mer. Hij ie in die omgeving een typische figuur. Daar vliegt met een duw hot groene klap deurtje open en in de opening vertoont zich de kleine, ineengedrongen gestalte van den onden heer. Moeizaam strompelend op zijn stok met den groeten, ivoren knop. Zijn stole verlaat hem nooit. Links steunt hij op de bankjes, soms op den arm van Kamerbewaarder of bode. Maar dan moest het met zijn rheumatiek al heel erg zijn. Toch beweegt hij zich nog vlugger dan men verwachten zon naar het lessenaar tje. Nu is hij er. Precies een levend aartmannetje met den zwaron grijzenden baard en de kippige oogen achter de schitterende brilleglazen. Zijn hand zwaait nog eens voor het laatst door wat Staring eens „het mollig kinhaar" noemde. En dan in eens een daverend „Meneer de Voorzitter". „Ha!" klinkt het in de suffige vergadering. Ieder is ineens klaar wakker en allen scharen zich om den spreker. Met graagte drinkt men ziin welsprekende, heel vaak geestige woorden in. Men geniet. Soms schatert het van lachen. Zoo is De Stners in de Kamer. En menigmaal heeft hij zoo zijn pleidooi gewonnen. Ging het niet, om kunst of wat. daarmede in nauw verhand stond, dan zag men De Stuers niet vaak. En hoe hg stemmen zou, wist men meestal ook niet vooraf, tenzij het dan ernstige, prin- cipiëele stemmingen betrof. Geen lid is on afhankelijker dan hij en geen heeft meer ma ling aan het snoerende partijverhand. Ook daarvan zouden merkwaardige voorbeelden zijn op te halen. In politieke en sociale aan gelegenheden is De Stuers altijd aan den meeet conservatieven kant. Zijn district schijnt hem dat nooit kwalijk te hebben ge nomen. Integendeel, naar verluidt, maakte het zich op om zijn zeventig jarigen afge vaardigde luisterrijk te huldigen. Wat vol komen verdiend is, want hij is in menig op zicht een groot man, een der verdienstelijk ste vaderlandoi's. Zijn in 1873 gepubliceerd, beroemd geworden „Gids"-artikol: „Holland op ziin smalst" is als do kreet, eens Kruis vaarders geweest. Van toen af is de storm van vandalisme, die in ons land woedde, be zworen. En wat sindsdien door of met De Stuers is gewrocht, is eenvoudig wonderbaar lijk. Boekdoelen zouden er over volgeschre ven kunnen worden. Anderen zullen het doen. Eindig ik deze korte beschouwing inet het volgend citaat, uit een huldigend artikel van den heer J. W. Berden, -directeur van de Amsterdamsche Academie: De 70-jarige jubilaris kan thans cp een ruimen oogst van zijn arbeid neerzien, al heeft hij niet alles bereikt wat hij wensehte. Hij heeft met geniaien opzet en toewijding zijn vaderland gered uit een toe stand van verval en achterlijkheid op kunst gebied. Hij heeft van- den Nederlandschen Staaf in stede van een kunstslooper een kunstbeschermer gemaakt en hem doen in zien dat de bevordering van kunst en van goed kunstonderwijs een onmisbaar volksbe lang is." Waarlijk niets te veel gezegd Moge, aldus smeeken wij heden, de Algoede God Neder land nog vele jaren een zijner verdienste lijkste zonen 6paren. VG r a v e n h a g e, 20 Oct. 1913. De rede ran Woeste. Door den grijzen staatsraad Woes to 1» In de kamer ter verdediging van het schoolwet-ont werp een magistrale rede gehouden, waarover wij het oordeel van de G. v. A. reeds gegeven hebben. Aan het verslag, dat het Brusselsohé „N. r. d. D." van do red» geeft, ontleenen wij enkele belangrijke passage». Na een lange inleiding herinnerde Woeste eraan, hoe hij heel zijn leven gewijd had aan d» belangen van het onderwijs. „Vijftig jaar lang, zoo zeide hij volgen» hef, verslag van genoemd blad, heel mijn openbaar leven, heb ik slechts twee doelen beoogd: het openbaar onderwijs te verbeteren en te voor zien in het bijzonder onderwijs. In 1863, op het congrea van Mechelen, heb ik als verslaggever over ket vraagpunt van onderwij», deze twee punten verdedigd; van 1879 t,ot 1884 heb ik, getrouw altoos aan de doeleinden van mijn stre ven, de ongelukswet, bevochten; in 1884, wag ik het die het voorontwerp van de schoolwet opstelde, die hetzelfde jaar de wet van 1879 verving, en in 1895 was ik ook verslaggever over het school-wetsontwerp. En altijd heb ik erop gowezen, dat de eerlijkheid en de recht vaardigheid eischen, dat het vrij onderwijs toe lagen ontvangen moet van de openbare be sturen. „Toen In 1910 minister Schollaert de wet voorstelde, die de voorgangster i* van deze die wij heden besproken, was ik het niet ten volle een» met hem. Een licht geschil ontstond tus schen ons over do kwestie van den sohoolbon èn over een paar andere punten, onder andere over de verplichtende tusschenkomst der gemeenten in het onderhoud der vrije scholen. „Ik breng hulde aan de hoofdgedachte, die minister Schollaert bezielde, toen hij de wet voorstelde, en die wij heden in het wetsontwerp van minister Poullet terugvinden. Ik verheug mij te zien, dat gansch de rechterzijde, zonder uitzondering, thans geschaard is rond de school wet die aan bare goedkeuring onderworpen is. (Geestdriftig gejuich rechts. Geschreeuw* links.) Uitvoerig besprak Woeste het nieuwe ont werp, waarop hij de vraag stelde: „Hoe is de toestand van het lager onderwij»? Er zijn vrije scholen en openbare scholen. De eerste zijn, over 't algemeen, eonfessionneel; de tweede kun nen het worden, mita de eensgezinde stemming van de huisvaders. Zijn al de familievaders het niet eens, dan kan de openbare school niet gods dienstig worden. In alle geval moet men even wel in deze scholen de grondbeginselen van onze beschaving, die op de christen» sedeleer ge steund is, eerbiedigen." „God i» de grondslag van het recht en de bekrachtiging van den plicht; de samenleving die zulks loochenen zou, zou zelfmoord plegen. Qanach do natuur spreekt van het bestaan van God.. Do onsterfelijkheid der ziel is een waarheid, die aan het kind moet ingeplant worden. Het geloof is een toekomend leven en doet voor den mensch een troostvolle hoop opdagen. De rechtvaardigheid van den Vader, die in dë Hemelen is, de belooning van het goed en de bestraffing van het kwaad.... (De socialisten £ftan a's bezetenen te werk en maken een lawijd van alle duivels.) Oamiel Huysmans. De ketel in. Woeste.dat zijn grondbeginselen die hef leven tot leiddraad dienen, en onzo innige over tuiging is, dat het openbaar onderwijs op de rotsvaste waarheden moet gesteund zijn. (Ovatie rechts.) Na dan den toestand van het onderwijs uit nationaal oogpunt te hebben besproken, sloot de grijze leider aldus: „Ik stel dus vast, d'at °fficiëelo onderwijzers in België ook revolutionaire bewegingen onder steunen. Is dat onzijdigheid? „Ik horhaal het: omdat de officieele onder wijzers ons vertrouwen mot hebben, willen wij eigen scholen en willmi wij de vrijheid van den huisvader,' in de keus der scholen, gewaar borgd zien. „Ik ben gelukkig, dat het mijop het einde mijner politieke loopbaan, gegeven geworden is de regels te herinneren die ons onderwij» tot grondslag moeten dienen. Dat mijne vrienden der rechterzijde er altoos getrouw aan blijven, dat zal voor mij eene zoete lichtstraal zijn in don nevel van mijn levensavond. (Ovatie rechte.) VEREENIGING8-PLICHTEN. In de „N. Tilb. Ort."lazen we onderstaand artikeltje over de plichten, die de leden van sociale vereenigingen hebben, en dat we belang rijk genoeg achten ook onzo lezer# er kennis van te doen nemen: Wij bedoelen eigenlijk zoo schrijft het blad dan, de plichten der leden van sociale vereeni- gingen, in het bijzonder van arbeiders vereenl- gingen, ten opzichte der vereeniging. Plichten dus welke voortspruiten uit hot feit, dat men lid eener vereeniging ie. Zoo gemakkelijk dikwijl» is de toetreding toe een vereeniging: Men geeft zich op, betaalt zijn contributie, komt meer of minder geregeld op de vergaderingen on klaar is Kees. Wanneer gij zoo denkt, moet gij eeus lezen wat Adolf Kolping, de beroemde vader der Sin# Josephagezellenvereonigingen in het derde ge deelte van zijn veel en toch weinig bekenden kanon of levensregelen voor de gezellen, daar over heeft geschreven. Het ie do moeite van hef vertalen en zeker de moeite van het lezen wel waard Een flink vereenLgingslidzegt hij, moet er met ijver op bedacht zijn het welzijn der ver-* eeniging te bevorderen. De vereeniging moet beschouwd worden als een gezin. Ieder lid der familie heeft den plicht de eer en de welvaart van het gezin te bewaren en te bevorderen. Gij moet er met ijver op uit zijn, met al uw krachten van de vereeniging verre te houden alles, dat haar schaden kan en nadeel berok kenen. De eer der afzonderlijke leden maakt de ge zamenlijke eer uit van de vereeniging. Daarom mag geen eerloos lid geduld worden. Gij zijt verplicht den huichelaar bij het bestuur aan te Wijzen. Ziet gij een medebroeder vallen, vermaan henl dan in stilte met vriendelijke woorden. Luistert hij niet naar u, h^bt gij uw broeder gewonnen, dan zal hij u dank weten. Luistert hij niet naar u, wijs hem dan aan een bestuurslid aan opdat deze de eer van het vereenigingsgezin kan hoog houden. Waar zioh aanleiding tot strijd vertoont, raad daar den vrede aan. De eendracht is het eereteuken onder broeders. Het bestuur is het vrodesgerecht onder dë leden der vereeniging. Wie zich aan dit vredesgerecht niet onder werpt, moet de vereeniging verlaten. Trek u het lot van uwen vereenigingsbroeder aan met alle kracht, waar hij ook slechte uw hulp en zorg noodig heeft. Wie zich echter zelf helpen kan, mag zioh ook niet verlaten op de hulp van anderen. Laat u de deelname aan de vereeniging aan haar onderrichtingen, aan haar feesten, vreug de en lijden waarlijk ter harte gaan. Het ia u een voordeel en geeft aan de anderen een goed voorbeeld. Ziet gij in de vereeniging Iets, dat nadeel of schade zou kunnen brengen, wijs het dan ter stond aan dengene aan, die hier helpen kan. In het vereenigingsleven mag geen kwaal veroude ren. Verzwijg nooit rechtmatige klachten. Uw persoonlijke wenschen moet gij aan het algemeen belang onderwerpen. De vereeniging is er niet alleen voor u maar ook voor de ande ren. De kinderen van hetzelfde huis hebben gelijke rechten en plichten. Ga in de vereeniging met alle leden even hartelijk om. Gij zult er uwen broeder niet minder op aanzien omdat hij miscbien een slechtere jas draagt dan gij. Zijn hart is mis schien des te beter, net christendom kijkt niet naar de schaal maar naar de kern. Win door een eerbaar gedrag en door christe lijke vriendelijkheid andere gezellen voor dé vereeniging, maar breng alleen zulke personen aan, waarvan gij hopen kunt, dat zij de vareenb ging tot eer zullen strekken. Zoolang iemand het betere niet wil is liet vergeefs het hem te willen opdringen. Verloochen uw lidmaatschap nooit, waar men het recht heeft ernaar te vragen; maar gedraag u vooral zoo, dat eerlijke lieden in i| de vereeniging moeten eerbiedigen. „ZOO ZIJN ONZE MANIEREN De Boud van Ned. Onder wijzei®, de zooge naamde neutrale organisatie, waarvan te Zaan dam door de aldaar heerschende roode stade- regeering advies in onderwijszaken zal gevraagd worden, heeft een request gezonden aan H. M- do Koningin. Niets bijzonders zal men zeggen. Zoo iets gebeurt door een dergelijke vereeni ging wel meer, want zij zullen wel meer iets te vragen hebben, zooals nu:.... salarisverhoo- gingl Docli daarover wildeu wij het niet hebben. De Bond heeft deze gelegenheid benut om op een alleronhcbbelijkste wijze te toonan, dat or van goede manieren bjj hem niet veel tneetf is overgebleven, nu de roode sympathieën bij hem de bovenhand hebben. Het „Hlbd, gaf den tekst van dit adres, waatv van het begin aldus luidt: Aan de Koningin, Geeft met verschuldigde gevoelen» te kon, non, het hoofdbestuur van den Bond van Ned. Onderwijzer®, enz. Beleefd, nietwaar Dat is geschreven dooi personen, aan wiet zorgen de jeugd ia toevertrouwd, mensch en, die de kinderen moeten onderwijzen en opvoe* den, wat dus wil zeggen, hen loeren de welvoeg, lijkhoid en beleefdheid tegenover andoren, wq «preken nog niet een» van gehoorzaamheid en onderdanigheid aan het gezag. Deze menschel» vormen op verschillende plaatsen hot onderwijzend peréooneel aan de openbare school i Dat zegt genoeg l ZE ZTJN NIET TEGEN DEN GODSDIENSTl.... Tusschen auarohisteu en socialisten, ie een groot verschil en een groote overeenkomst. Het doel waarnaar zij streven is voor beiden hetzelfde: slecht# in de middelen verschilled «ij. Worden de anarchisten dikwerf riiet genoemd de „socialisten van de daad," omdat zü, zooaU men weet, met geweld verandering willen brem gen in de Maatschappelijke verhoudingen, ter< wy'l de socialisten hetzelfde bereiken willen lang» meer kal men weg. Duidelijk is dus, dat beider streven even ver. foeilijk en verkeerd is, 't bekend, dat het anarchisme bg one niet zoo veel aanhanger» telt en bet optreden van Domela Nieuwenhui» c.s. niet veel succes heeft omdat zij met hun „directe actie" spoedig 1» aanraking komen met den strafreehter. Des te gevaarlijker is daarom het socialisme, dat ongestraft dezelfde gevaarlijke beginselen, waardoor gezag en godsdienst worden aange rand en ondermijnd, kan propageeren. Dezer dagen heeft- voor d« Amsterdamsolu Rechtbank een 19-jarige jongen terecht gestaan, die al» anarchist brand had gesticht, alleen met de bedoeling om z.ie.li op het kapitalismt te wreken. Nu is het. wel van belang eens de aan< dacht te vestigen op de bekentenis van dezen jongen, die van huisuit Katholiek, langzamer; hand, zgn godsdienst heeft verloren, toen hij bevriend werd mtit een anarchist. Toen hij eenmaal de anarchistische ideeën in zich had opgenomen brak hij meer en meet met den godsdienst om ten slotte een volslagen godloochenaar te worden. Hij geloofde aan niet» meer en zoo kwam hij tot de daad, waarvoor hij thans in de gevan genis zal moeten boeten. Anarchisme en socialisme zijn zeer nauz verwant. Wanneer anarchisme tot afval van het ga loof voert, het voorbeeld van dezen jongen- man toont dit zoo duidelijk mogelijk dan spreekt 't vanzelf, dat ook het socialisme dit ge volg zal moeten hebben en zoo is, wat dit ge» volg betreft het socialisme even gevaarlijk al# de ruwere vorm ervan, die anarchisme genoemtf wordt. Beide willen hetzelfde, beide voeren tot heb zelfde resultaat- Wij wilden, dit naar aanleiding van dit droeve geval voor de Amsterdamsche Rechtbank, nog eens vastleggen en daaruit de conclusie trokken, dat er in het socialisme voor ons een even groot gevaar schuilt ah in het anarchisme i Een herinnering van 't Er arische Keizerrijk. IS.) In 't midden van't vertrok stond oen groot» met groen laken bekleedo tafel, geheel be- «aaid met brieven en gedrukte papieren. Een «ooge schrijflessenaar stond er naast en daar achter was in een groenen stoel de keizer ge. 7"t'terb omringd van velen zijner trouwe die- "«reu, waarvan h« evenwel niet de minste 3» j i° nam- K°n klein pennemes hield hij in me* 66,1 Ifakonden blik keek hij van tongspieren op, toen M ene val en ik binnen- moest vandaag op u wachten, mijn- y Meneval, xei hij op kouden, strengen dit 0or ZOOV6r Ik mjj herinneren kan, la ^°reta'lok nooit overkomen bij mijn vorigen Houd „ls' Bonrienne. Maar het ie genoeg, dit excuus maar voor u. Hier, neem «n dat ik in uw afwezigheid schreef De arn?* een eopie van* .ringt»,.. de Meneval nam met trillende: •a verrl manuscript van den keizer aan j 'uween er mee naar een klein» schrijf-' tafel, die een weinig terzijde van die des keizere geplaatst en voor zijn gebruik be stemd was. Napoleon was uit zijn zittende houding opgerezen en liep langzaam bet ver trek op en neer, de banden op den rug ge vouwen, hot groote, ronde hoofd een weinig voorover. Het was een groot geluk, dat hij er een secretaris 0p na hield, dat was mijn eerste gedachte, toen ik naar het met inkt vlekken bezaaide groene laken van zijn schrijftafel zag. Ook zijn pantalon vertoonde inktsporen, een bewijs, dat hij zich niet ont zien had dien als Inktlap te gebruiken. Welnu, zijt gij nu uog niet klaar daar mee, da Meneval? vroeg hij geprikkeld. Be denk, dat we nog wel wat meer te doen heb- ben dan alleen dat stukje te copieeren. Nog angstiger uitdrukking dan zooeven vertoonde zich op het gelaat van den geheim- schrijver, toon hij zich tot Napoleon wendend, dezen op stamelenden toen toeriep: - Als Uwe Majesteit. zoo goed - zon willen wezen..,. Welnu, wat is er dan weer aan de hand! Vergeef mij, Sire, maar het valt, me oen beetje moeilijk om te lezen, wat ge daar ge schreven hebt. Tut, tut, mijnheer. Hebt ge al begrepen, waarop dit rapport betrekking heeft? Ja, Sire, op de fourago voor de paarden der cavalerie. Ge doet me denken aan Comboeérës, tie Meneval, zeide hü toen. Toen ik beta eens schreef naar aanleiding van den slag van Marengo, dacht bij, dat mijn brief een ruw plan bevatte van een onderhandeling. Ik kan ;me maar niet begrijpen, waarom ge mijn 'schrift altijd zoo slecht kunt lezen. Welnu, dat document heoft niets rnet do paarden voor de cavalerie te maken, maar het behelst de instructies voor admiraal Villoneuvo, met het oog op de concentratie, van zijn vloot, om daardoor op de beste wijze het Kanaal te kunnen beheerschen. Maar geef mij dat stuk 'papier terug, dan zal ik het n voorlezen. Op de hem eigene, karakteristieke wijze nam hg bet papier van den zenuwachtiger! secretaris aan, keek er langen tijd met aan- dacht op, verfrommelde het toen en wierp Ihet daarop onder zijn schrijftafel, i Ik zal het u dioteeren, zeide hij en weer !de kamer op en neer loopend, overlaadde hij 'den armen geheimschrijver met zulk een j stortvloed van «nel uitgesproken woorden, dat ik medelijden kreeg met den armen man, I wiens pen al sneller en sneller over het pa pier vloog, terwij! ziin gelaat purperrood I werd en de aderen aan zijn slapen onrust- baar begonnen te zwellen. Napoleons stap verhaastte zich ook al meer en meer; zijn stem werd, naarmate zijn opgewondenheid steeg, boe langer hoe scheller. Met de vin gers van de rechterhand woelde hij zenuw achtig door het dunne haar. terwijl zijn lin- keihand de eigenaardige, epileptische «eho»k- jken maakte, die ik reeds bij de eerste ont moeting had opeewerkt. Ondanks ziin zenuv#-. achtigheid hieven zijn "gedachten evenwel even helder als altijd, zoodat zelfs ik, die niets van den toestand van onze vloot wist, den geheelen gang gemakkelijk kon volgen. Ik hoorde hem zonder eenige moeite niet al- j leen spreken over de groote linieschepen, maar ook over de fregatten, sloepen en hrik- I ken, die te Ferrol, Roehefort, Cadiz, Cartlia- 1 gene en Brest voor anker lagen en waarvan hij precies de equipage en het aantal kanon nen en geweren scheen te kennen. Maar nog meer nam mijn verbazing toe, toen ik hem op dezelfde wijze over de Engelsehe vloot hoor de spreken. Hoewel hij me, naar het mij ten minste toescheen, niot scheen opgemerkt te hebben, had hij me toch onder de hand zoo (nauwlettend gade geslagen, dat hü na het dioteeren zich tot mij wendde met een: I Het schijnt mij toe, mijnheer de Laval, I dat ge verwonderd zijt dat ik zoo goed op de hoogte ben van mijn vloot, dat ik daarbij de hulp van mijn minister van Marine niet dadelijk behoef in te roepen; maar het ie mi eenmaal mijn gewoonte om vau alles op de mogte te willen zijn en allee zelf te doen. .Hadden de Bourbon# dit misschien ook ge daan, dan zonden ze wellicht nu niet in hot mistige Engeland behoeven te zitten. Ja, maar dan zou men het geheugen Uwer Majesteit moeten hebben om dat alles te kunnen bevatten en onthouden, merkte ik op. Welnu, gij hebt het resultaat vau dat sar<tAPm «wriau Het ia ai* heb ik laadia» ia mijn brein. Wil ik iets weten, dan sehnif ife er doodgewoon dat laadje uit, dat ik noodig heb. Slechts zelden vind ik daarin niet, wat ik noodig heb. Ik heb een slecht geheugen? i wat namen en data betreft, maar betreft hei I feiten of gezichten, dan kan ik er mij geeif beter wenschen. En -ik heb heel wat te ont houden, mijnheer de Laval. Mijn laadjee Ihv vatten niet alleen allee over schepen, maai ook wat ik Weten moet van de forten en ves» tingen. En wil ik u eene ©en kostelijke grap. vertellen? Eens las mijn minister van Oor I log mij een rapport voor van al de sterkten jaan de kust, en moest ik hem er op betrap, pen, dat hij twee kanonnen heelemaal verge, j ten had m een der batterijen vlak bij Osten.- de. In weer een ander laadje heli ik al de re gimenten van Frankrijk en ik geloof, dat daf nog al in orde is, nietwaar, maarschalk Rer- thieu? Eeu keurig gekleed man die in een der hoe* jken van bet vertrek zenuwachtig op zijn na- !gel 6tond te bijten, boog al» antwoord op de» keizers vraag en zeide: Soms ben ik zelf# geneigd te denken, .Sire, dat ge iederen man van naam kent. Ik ken mijn Egyptische manschappen het allerbest. Maar om kort t» wezen, mijn heer de Laval, dergelijke landjes heb ik ook voor mijn» kanalen, bi-uggen, wegen, allerlei takken van handel en nijverheid, om niet te. spreken van de gebeele grondwet,-de finan oi#n, Italië, Holland, en weet ik, wat al niet wimp Ia tikten nis deze mijnheer de LavsU

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 13