TWEEDE BLAD
MIJN OOM 8ERNAC.
Haaqscbe Brieven.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
nNoyons," J KlaaHe^BFussel» Handschoenen voor alle gelegenhedenl
Au Bon fffflarchéi
DIHSDAG 21 OCTOBER 1913
FEUILLETON.
NIEUWE HAARLEWSCHE COURANT
mmmtmvmm ■igau'.MMwgg-Wü-j-LJiggBH—BSjaBaMLiia-uiuaag^B—e—^g—s—mwb»?
XXVII.
•Heden verjaart «n onror meest Iu»kende en
issceet vermanrdo stadgenooten, dhr. Mr. ic-
tor de Stuers. Een merkwaardige verjaardag,
«va zeventigste. En wij brengen hem hier des
te bartelijker onze gelukweueehen, omdat het
maar weinig gescheeld heeft, of hij had dezen
dag niet moor mogen beleven. Juist dezer da
lgen vermeldden de bladen, dat Jhr. De Stners'
gezondheid weer aan het opknappen ie. De
«noeste lezers zullen wel in zich zeiven ge
dacht hebben: „Hé, was De Stners ziek?" Èn
«■derdaad ia fer over dezen zieke bewonderens
waardig good.gezwegen. Zijn ziekte k> erg
geweest, heel erg-, de patiënt lag aan den rand
Tan het graf, en terwijl duizenden en duizen
den in den lande met groote en oprechte be
langstelling naar dagelükscho berichten zou
den hebben uitgezien, wisten alleen enkele in-
Kmi, hoe m\ het. met den ouden heer stond.
Sfe mogen het nn vertellen, nu hij weer goed
Opknapt, want de feestvreugde zal er te hoo-
Ber om zijn op dezen dag. Zij het dan ook,
unt uiterlijk betoon daarvan, om den toestand
iran den beterenden, maar nog niet beteren
Jubilaris, nog moet achterwege blijven.
Zijn dochter, freule De Stners, en het hee-
le personeel hebben het wachtwoord: geen ge
rucht naar huiten en vooral niets in do krant,
kranig gevolgd.
Want, het was een wachtwoord en wel ge
geven door den grijsaard zelf. Niet, omdat hU
een hekel heeft aan publiciteit in het alge
meen, daarvoor heeft hij in zijn leven zelf
le veel gepubliceerd maar ziet ge, hij houdt
Volstrekt niet van openbaar beklag. De wereld
moet er zoo lang mogelijk buiten blijven dat
hij daar ziek lag, ernstig, zwak, hij, de sterke.
Wèl is hij sterk geweest, zijn heele leven
van noesten arbeid door, sterk in zijn ontzag
lijk veel omvattende kennis, zijn gfganteske
Werkkracht, zijn sympathiën enantioa-
thiën, zijn liefde en zijn afkeer. Biina had ik
haat geschreven, maar zoodanig woord past
niet in den kraam van dezen oprecht vro
men katholiek.
Maar wie hem tegon zich gehad hebben, die
hebben ondervonden, welk een zware tegen
partij hij was. Om eeu paar bokendo voorheel
den te noemen. Toen Lobman minister was
had hij referendaris De Stuers togen zich. De
ze laatste kon niet „opschieten" met zijn chef.
Nog op den huldigen dag, zou ik bijna dur
ven zeggen, toont zich soms de afkoer in die
dagen ontstaan. En nog maar heel kort ligt
■ehtor ons 't conflict Regout-De Stuers. Te-
minister RVgout was het kamerlid De
'uiiors niet opgewassen. Wel was hij zijn
meordgre in architectonische en archaeologi-
f0?6 kennis en artisticiteit, maar in parlemen
taire taktiek was Regout de baas. 't, Is 'n nagel
aan I)ft stuers' doodkist, dat er nu zoo gesold
wordt met zijn geliefd Binnenhof. Want de
Binnenhof-verbouwing, op het oogenblik in
vollen gang, verknoeit—-altijd naar do opvat
tingen rle» hecron Do Stners veel van wat
hem dierbaar is. Hij beeft, er tegon gevochten
wat hij kon. Hij heeft verloren en de ergernis
over deze nederlaag zal ongetwijfeld de
smarten van zijn ziekbed verzwaard hebben.
Want zóó is Do Stuers nu eenmaal, hij kon or
niet overheen komen, hij kon niet berusten
Het, heeft er in de Tweede Kamer, toen die
verbonwingsplannen aan tie orde waren, ge
weldig gespannen. De kleine afgevaardigde
van Weert leek wel oen Jupiter tomans". In
felle.... en wreede bliksems vloog zijn ver
ontwaardiging van het; spreekgestoelte naar
de ministertafel. Hij had er volstrekt geen
hoen in gezien, om den Minister van Water
staat, bad li ij gekund, te doen vallen. Een
complete ministercrisis hadde hij er gemoe
delijk voor over gehad. En toen liet pleit be
slecht was ten nadeele van den afgevaardigde
ontstond er 'tis later van tamelijk alge-
'neene bekendheid geworden - na het sluiten
<ler vergadering ecu doodordinaire persoon
lijke ruzie tusschen deze twee toch zoo hoog
staande mannen. De Stuers gaf geen kamp
hij gaf nooit kamp en in de pers en bro
chures bleef hij voor zijn denkbeelden vechten
Keu allerboost Voorloopig Verslag van de
Kersle Kamer volgde. Hoofdzakelijk inspira
tie van De Stuers. Iedereen dacht, dat de Mi
nister het in do Eerste Kamer glad zou af
leggen. Toch won hij ook daar. En nu prikt
het houweel in de eeuwenoude voegen van
de Ridderhofkapel en zware werkmansschoe-
nen loopon over de grafsteenen, waaronder de
Hollandsche graven liun laatste rust vonden.
mo<ïc/riie Parlement #telt nieuwe elschon.
Regout, de man die van afdoen houdt, de
zakenman, zal in Do Stners' oog_ altijd van
daal blijven. En wee hom, zoo die nog eens
ooit in do handen van De Stuers valt. Want
vergeten doet die nooit.
Er is kans op, dat de hoeren mekaar nog
eens ontmoeten in het parlementaire steek
spel, al is de eene dan lid van de Eerste Ka
mer, de andere lid van de Tweede.
Tod en nog geen lid is De Stuers. Hij is, ge
lijk bokend, wel herkozen, maar wegens zijn
ziokfce nog niet geïnstalleerd. Wa nneer zullen
wij die typische figuur in de groene bankjes
terugzien? Vast staat wel, dat hij bij de In
dische Begrooting nog niet zal kunnen op
treden. Zijn er gruwelen gepleegd in de Ga-
joe- en Alaslanden? Vielen er weer vrouwen
en kinderen in den wreeden Atjehschon gue
rilla? De Stners zal er zijn gloeiende ver
ontwaardiging niet als bij vroegere gelegen
heden, bliksemend en donderend tegen kun
nen uiten.
Hij overdreef waarschijnlijk erg, had geen
oog voor de meermalen noodzakelijke wreed
heid van den krijg, kon er niet inkomen, dat
men dan in 's hemelsnaam nog maar liever
een fanatieke vrouw doodschiet, dan zelf ge
krist te worden. Maar mooi waren de mo
menten van de Stners' toorn toch weL En
hoorbaar stil in de toch zoo woelige Kamer
was het tijdens den stroom van huilenden
weemoed, van striemend sarcasme, van tril
lende verontwaardiging ook.
De Stuers heeft altijd het oor van de Ka
mer. Hij ie in die omgeving een typische
figuur.
Daar vliegt met een duw hot groene klap
deurtje open en in de opening vertoont zich
de kleine, ineengedrongen gestalte van den
onden heer. Moeizaam strompelend op zijn
stok met den groeten, ivoren knop. Zijn stole
verlaat hem nooit.
Links steunt hij op de bankjes, soms op
den arm van Kamerbewaarder of bode. Maar
dan moest het met zijn rheumatiek al heel
erg zijn. Toch beweegt hij zich nog vlugger
dan men verwachten zon naar het lessenaar
tje. Nu is hij er.
Precies een levend aartmannetje met den
zwaron grijzenden baard en de kippige oogen
achter de schitterende brilleglazen. Zijn hand
zwaait nog eens voor het laatst door wat
Staring eens „het mollig kinhaar" noemde.
En dan in eens een daverend „Meneer de
Voorzitter". „Ha!" klinkt het in de suffige
vergadering. Ieder is ineens klaar wakker en
allen scharen zich om den spreker. Met
graagte drinkt men ziin welsprekende, heel
vaak geestige woorden in. Men geniet. Soms
schatert het van lachen. Zoo is De Stners in
de Kamer. En menigmaal heeft hij zoo zijn
pleidooi gewonnen. Ging het niet, om kunst
of wat. daarmede in nauw verhand stond, dan
zag men De Stuers niet vaak.
En hoe hg stemmen zou, wist men meestal
ook niet vooraf, tenzij het dan ernstige, prin-
cipiëele stemmingen betrof. Geen lid is on
afhankelijker dan hij en geen heeft meer ma
ling aan het snoerende partijverhand. Ook
daarvan zouden merkwaardige voorbeelden
zijn op te halen. In politieke en sociale aan
gelegenheden is De Stuers altijd aan den
meeet conservatieven kant. Zijn district
schijnt hem dat nooit kwalijk te hebben ge
nomen. Integendeel, naar verluidt, maakte
het zich op om zijn zeventig jarigen afge
vaardigde luisterrijk te huldigen. Wat vol
komen verdiend is, want hij is in menig op
zicht een groot man, een der verdienstelijk
ste vaderlandoi's. Zijn in 1873 gepubliceerd,
beroemd geworden „Gids"-artikol: „Holland
op ziin smalst" is als do kreet, eens Kruis
vaarders geweest. Van toen af is de storm
van vandalisme, die in ons land woedde, be
zworen. En wat sindsdien door of met De
Stuers is gewrocht, is eenvoudig wonderbaar
lijk. Boekdoelen zouden er over volgeschre
ven kunnen worden.
Anderen zullen het doen. Eindig ik deze
korte beschouwing inet het volgend citaat, uit
een huldigend artikel van den heer J. W.
Berden, -directeur van de Amsterdamsche
Academie:
De 70-jarige jubilaris kan thans cp een
ruimen oogst van zijn arbeid neerzien, al
heeft hij niet alles bereikt wat hij
wensehte. Hij heeft met geniaien opzet en
toewijding zijn vaderland gered uit een toe
stand van verval en achterlijkheid op kunst
gebied. Hij heeft van- den Nederlandschen
Staaf in stede van een kunstslooper een
kunstbeschermer gemaakt en hem doen in
zien dat de bevordering van kunst en van
goed kunstonderwijs een onmisbaar volksbe
lang is."
Waarlijk niets te veel gezegd Moge, aldus
smeeken wij heden, de Algoede God Neder
land nog vele jaren een zijner verdienste
lijkste zonen 6paren.
VG r a v e n h a g e, 20 Oct. 1913.
De rede ran Woeste.
Door den grijzen staatsraad Woes to 1» In de
kamer ter verdediging van het schoolwet-ont
werp een magistrale rede gehouden, waarover
wij het oordeel van de G. v. A. reeds gegeven
hebben. Aan het verslag, dat het Brusselsohé
„N. r. d. D." van do red» geeft, ontleenen wij
enkele belangrijke passage».
Na een lange inleiding herinnerde Woeste
eraan, hoe hij heel zijn leven gewijd had aan
d» belangen van het onderwijs.
„Vijftig jaar lang, zoo zeide hij volgen» hef,
verslag van genoemd blad, heel mijn openbaar
leven, heb ik slechts twee doelen beoogd: het
openbaar onderwijs te verbeteren en te voor
zien in het bijzonder onderwijs. In 1863, op het
congrea van Mechelen, heb ik als verslaggever
over ket vraagpunt van onderwij», deze twee
punten verdedigd; van 1879 t,ot 1884 heb ik,
getrouw altoos aan de doeleinden van mijn stre
ven, de ongelukswet, bevochten; in 1884, wag
ik het die het voorontwerp van de schoolwet
opstelde, die hetzelfde jaar de wet van 1879
verving, en in 1895 was ik ook verslaggever
over het school-wetsontwerp. En altijd heb ik
erop gowezen, dat de eerlijkheid en de recht
vaardigheid eischen, dat het vrij onderwijs toe
lagen ontvangen moet van de openbare be
sturen.
„Toen In 1910 minister Schollaert de wet
voorstelde, die de voorgangster i* van deze die
wij heden besproken, was ik het niet ten volle
een» met hem. Een licht geschil ontstond tus
schen ons over do kwestie van den sohoolbon èn
over een paar andere punten, onder andere over
de verplichtende tusschenkomst der gemeenten
in het onderhoud der vrije scholen.
„Ik breng hulde aan de hoofdgedachte, die
minister Schollaert bezielde, toen hij de wet
voorstelde, en die wij heden in het wetsontwerp
van minister Poullet terugvinden. Ik verheug
mij te zien, dat gansch de rechterzijde, zonder
uitzondering, thans geschaard is rond de school
wet die aan bare goedkeuring onderworpen is.
(Geestdriftig gejuich rechts. Geschreeuw*
links.)
Uitvoerig besprak Woeste het nieuwe ont
werp, waarop hij de vraag stelde: „Hoe is de
toestand van het lager onderwij»? Er zijn vrije
scholen en openbare scholen. De eerste zijn,
over 't algemeen, eonfessionneel; de tweede kun
nen het worden, mita de eensgezinde stemming
van de huisvaders. Zijn al de familievaders het
niet eens, dan kan de openbare school niet gods
dienstig worden. In alle geval moet men even
wel in deze scholen de grondbeginselen van onze
beschaving, die op de christen» sedeleer ge
steund is, eerbiedigen."
„God i» de grondslag van het recht en de
bekrachtiging van den plicht; de samenleving
die zulks loochenen zou, zou zelfmoord plegen.
Qanach do natuur spreekt van het bestaan van
God.. Do onsterfelijkheid der ziel is een waarheid,
die aan het kind moet ingeplant worden. Het
geloof is een toekomend leven en doet voor
den mensch een troostvolle hoop opdagen. De
rechtvaardigheid van den Vader, die in dë
Hemelen is, de belooning van het goed en de
bestraffing van het kwaad....
(De socialisten £ftan a's bezetenen te werk en
maken een lawijd van alle duivels.)
Oamiel Huysmans. De ketel in.
Woeste.dat zijn grondbeginselen die hef
leven tot leiddraad dienen, en onzo innige over
tuiging is, dat het openbaar onderwijs op de
rotsvaste waarheden moet gesteund zijn. (Ovatie
rechts.)
Na dan den toestand van het onderwijs uit
nationaal oogpunt te hebben besproken, sloot
de grijze leider aldus:
„Ik stel dus vast, d'at °fficiëelo onderwijzers
in België ook revolutionaire bewegingen onder
steunen. Is dat onzijdigheid?
„Ik horhaal het: omdat de officieele onder
wijzers ons vertrouwen mot hebben, willen wij
eigen scholen en willmi wij de vrijheid van
den huisvader,' in de keus der scholen, gewaar
borgd zien.
„Ik ben gelukkig, dat het mijop het einde
mijner politieke loopbaan, gegeven geworden is
de regels te herinneren die ons onderwij» tot
grondslag moeten dienen. Dat mijne vrienden
der rechterzijde er altoos getrouw aan blijven,
dat zal voor mij eene zoete lichtstraal zijn in
don nevel van mijn levensavond. (Ovatie rechte.)
VEREENIGING8-PLICHTEN.
In de „N. Tilb. Ort."lazen we onderstaand
artikeltje over de plichten, die de leden van
sociale vereenigingen hebben, en dat we belang
rijk genoeg achten ook onzo lezer# er kennis van
te doen nemen:
Wij bedoelen eigenlijk zoo schrijft het blad
dan, de plichten der leden van sociale vereeni-
gingen, in het bijzonder van arbeiders vereenl-
gingen, ten opzichte der vereeniging. Plichten
dus welke voortspruiten uit hot feit, dat men
lid eener vereeniging ie.
Zoo gemakkelijk dikwijl» is de toetreding toe
een vereeniging: Men geeft zich op, betaalt zijn
contributie, komt meer of minder geregeld op
de vergaderingen on klaar is Kees.
Wanneer gij zoo denkt, moet gij eeus lezen
wat Adolf Kolping, de beroemde vader der Sin#
Josephagezellenvereonigingen in het derde ge
deelte van zijn veel en toch weinig bekenden
kanon of levensregelen voor de gezellen, daar
over heeft geschreven. Het ie do moeite van hef
vertalen en zeker de moeite van het lezen wel
waard
Een flink vereenLgingslidzegt hij, moet er
met ijver op bedacht zijn het welzijn der ver-*
eeniging te bevorderen.
De vereeniging moet beschouwd worden als
een gezin. Ieder lid der familie heeft den
plicht de eer en de welvaart van het gezin te
bewaren en te bevorderen.
Gij moet er met ijver op uit zijn, met al uw
krachten van de vereeniging verre te houden
alles, dat haar schaden kan en nadeel berok
kenen.
De eer der afzonderlijke leden maakt de ge
zamenlijke eer uit van de vereeniging. Daarom
mag geen eerloos lid geduld worden. Gij zijt
verplicht den huichelaar bij het bestuur aan te
Wijzen.
Ziet gij een medebroeder vallen, vermaan henl
dan in stilte met vriendelijke woorden. Luistert
hij niet naar u, h^bt gij uw broeder gewonnen,
dan zal hij u dank weten. Luistert hij niet naar
u, wijs hem dan aan een bestuurslid aan opdat
deze de eer van het vereenigingsgezin kan hoog
houden.
Waar zioh aanleiding tot strijd vertoont,
raad daar den vrede aan. De eendracht is het
eereteuken onder broeders.
Het bestuur is het vrodesgerecht onder dë
leden der vereeniging.
Wie zich aan dit vredesgerecht niet onder
werpt, moet de vereeniging verlaten. Trek u
het lot van uwen vereenigingsbroeder aan met
alle kracht, waar hij ook slechte uw hulp en
zorg noodig heeft. Wie zich echter zelf helpen
kan, mag zioh ook niet verlaten op de hulp van
anderen.
Laat u de deelname aan de vereeniging aan
haar onderrichtingen, aan haar feesten, vreug
de en lijden waarlijk ter harte gaan. Het ia u
een voordeel en geeft aan de anderen een goed
voorbeeld.
Ziet gij in de vereeniging Iets, dat nadeel of
schade zou kunnen brengen, wijs het dan ter
stond aan dengene aan, die hier helpen kan. In
het vereenigingsleven mag geen kwaal veroude
ren. Verzwijg nooit rechtmatige klachten.
Uw persoonlijke wenschen moet gij aan het
algemeen belang onderwerpen. De vereeniging
is er niet alleen voor u maar ook voor de ande
ren. De kinderen van hetzelfde huis hebben
gelijke rechten en plichten.
Ga in de vereeniging met alle leden even
hartelijk om. Gij zult er uwen broeder niet
minder op aanzien omdat hij miscbien een
slechtere jas draagt dan gij. Zijn hart is mis
schien des te beter, net christendom kijkt niet
naar de schaal maar naar de kern.
Win door een eerbaar gedrag en door christe
lijke vriendelijkheid andere gezellen voor dé
vereeniging, maar breng alleen zulke personen
aan, waarvan gij hopen kunt, dat zij de vareenb
ging tot eer zullen strekken. Zoolang iemand
het betere niet wil is liet vergeefs het hem te
willen opdringen.
Verloochen uw lidmaatschap nooit, waar
men het recht heeft ernaar te vragen; maar
gedraag u vooral zoo, dat eerlijke lieden in i|
de vereeniging moeten eerbiedigen.
„ZOO ZIJN ONZE MANIEREN
De Boud van Ned. Onder wijzei®, de zooge
naamde neutrale organisatie, waarvan te Zaan
dam door de aldaar heerschende roode stade-
regeering advies in onderwijszaken zal gevraagd
worden, heeft een request gezonden aan H. M-
do Koningin.
Niets bijzonders zal men zeggen.
Zoo iets gebeurt door een dergelijke vereeni
ging wel meer, want zij zullen wel meer iets te
vragen hebben, zooals nu:.... salarisverhoo-
gingl
Docli daarover wildeu wij het niet hebben.
De Bond heeft deze gelegenheid benut om
op een alleronhcbbelijkste wijze te toonan, dat
or van goede manieren bjj hem niet veel tneetf
is overgebleven, nu de roode sympathieën bij
hem de bovenhand hebben.
Het „Hlbd, gaf den tekst van dit adres, waatv
van het begin aldus luidt:
Aan de Koningin,
Geeft met verschuldigde gevoelen» te kon,
non, het hoofdbestuur van den Bond van Ned.
Onderwijzer®, enz.
Beleefd, nietwaar
Dat is geschreven dooi personen, aan wiet
zorgen de jeugd ia toevertrouwd, mensch en,
die de kinderen moeten onderwijzen en opvoe*
den, wat dus wil zeggen, hen loeren de welvoeg,
lijkhoid en beleefdheid tegenover andoren, wq
«preken nog niet een» van gehoorzaamheid en
onderdanigheid aan het gezag.
Deze menschel» vormen op verschillende
plaatsen hot onderwijzend peréooneel aan de
openbare school i
Dat zegt genoeg l
ZE ZTJN NIET TEGEN
DEN GODSDIENSTl....
Tusschen auarohisteu en socialisten, ie een
groot verschil en een groote overeenkomst.
Het doel waarnaar zij streven is voor beiden
hetzelfde: slecht# in de middelen verschilled
«ij.
Worden de anarchisten dikwerf riiet genoemd
de „socialisten van de daad," omdat zü, zooaU
men weet, met geweld verandering willen brem
gen in de Maatschappelijke verhoudingen, ter<
wy'l de socialisten hetzelfde bereiken willen
lang» meer kal men weg.
Duidelijk is dus, dat beider streven even ver.
foeilijk en verkeerd is,
't bekend, dat het anarchisme bg one niet
zoo veel aanhanger» telt en bet optreden van
Domela Nieuwenhui» c.s. niet veel succes heeft
omdat zij met hun „directe actie" spoedig 1»
aanraking komen met den strafreehter.
Des te gevaarlijker is daarom het socialisme,
dat ongestraft dezelfde gevaarlijke beginselen,
waardoor gezag en godsdienst worden aange
rand en ondermijnd, kan propageeren.
Dezer dagen heeft- voor d« Amsterdamsolu
Rechtbank een 19-jarige jongen terecht gestaan,
die al» anarchist brand had gesticht, alleen
met de bedoeling om z.ie.li op het kapitalismt
te wreken. Nu is het. wel van belang eens de aan<
dacht te vestigen op de bekentenis van dezen
jongen, die van huisuit Katholiek, langzamer;
hand, zgn godsdienst heeft verloren, toen hij
bevriend werd mtit een anarchist.
Toen hij eenmaal de anarchistische ideeën
in zich had opgenomen brak hij meer en meet
met den godsdienst om ten slotte een volslagen
godloochenaar te worden.
Hij geloofde aan niet» meer en zoo kwam
hij tot de daad, waarvoor hij thans in de gevan
genis zal moeten boeten.
Anarchisme en socialisme zijn zeer nauz
verwant.
Wanneer anarchisme tot afval van het ga
loof voert, het voorbeeld van dezen jongen-
man toont dit zoo duidelijk mogelijk dan
spreekt 't vanzelf, dat ook het socialisme dit ge
volg zal moeten hebben en zoo is, wat dit ge»
volg betreft het socialisme even gevaarlijk al#
de ruwere vorm ervan, die anarchisme genoemtf
wordt.
Beide willen hetzelfde, beide voeren tot heb
zelfde resultaat-
Wij wilden, dit naar aanleiding van dit
droeve geval voor de Amsterdamsche Rechtbank,
nog eens vastleggen en daaruit de conclusie
trokken, dat er in het socialisme voor ons een
even groot gevaar schuilt ah in het anarchisme i
Een herinnering van 't Er arische Keizerrijk.
IS.)
In 't midden van't vertrok stond oen groot»
met groen laken bekleedo tafel, geheel be-
«aaid met brieven en gedrukte papieren. Een
«ooge schrijflessenaar stond er naast en daar
achter was in een groenen stoel de keizer ge.
7"t'terb omringd van velen zijner trouwe die-
"«reu, waarvan h« evenwel niet de minste
3» j i° nam- K°n klein pennemes hield hij in
me* 66,1 Ifakonden blik keek hij van
tongspieren op, toen M ene val en ik binnen-
moest vandaag op u wachten, mijn-
y Meneval, xei hij op kouden, strengen
dit 0or ZOOV6r Ik mjj herinneren kan, la
^°reta'lok nooit overkomen bij mijn vorigen
Houd „ls' Bonrienne. Maar het ie genoeg,
dit excuus maar voor u. Hier, neem
«n dat ik in uw afwezigheid schreef
De arn?* een eopie van*
.ringt»,.. de Meneval nam met trillende:
•a verrl manuscript van den keizer aan j
'uween er mee naar een klein» schrijf-'
tafel, die een weinig terzijde van die des
keizere geplaatst en voor zijn gebruik be
stemd was. Napoleon was uit zijn zittende
houding opgerezen en liep langzaam bet ver
trek op en neer, de banden op den rug ge
vouwen, hot groote, ronde hoofd een weinig
voorover. Het was een groot geluk, dat hij
er een secretaris 0p na hield, dat was mijn
eerste gedachte, toen ik naar het met inkt
vlekken bezaaide groene laken van zijn
schrijftafel zag. Ook zijn pantalon vertoonde
inktsporen, een bewijs, dat hij zich niet ont
zien had dien als Inktlap te gebruiken.
Welnu, zijt gij nu uog niet klaar daar
mee, da Meneval? vroeg hij geprikkeld. Be
denk, dat we nog wel wat meer te doen heb-
ben dan alleen dat stukje te copieeren.
Nog angstiger uitdrukking dan zooeven
vertoonde zich op het gelaat van den geheim-
schrijver, toon hij zich tot Napoleon wendend,
dezen op stamelenden toen toeriep:
- Als Uwe Majesteit. zoo goed - zon
willen wezen..,.
Welnu, wat is er dan weer aan de
hand!
Vergeef mij, Sire, maar het valt, me oen
beetje moeilijk om te lezen, wat ge daar ge
schreven hebt.
Tut, tut, mijnheer. Hebt ge al begrepen,
waarop dit rapport betrekking heeft?
Ja, Sire, op de fourago voor de paarden
der cavalerie.
Ge doet me denken aan Comboeérës, tie
Meneval, zeide hü toen. Toen ik beta eens
schreef naar aanleiding van den slag van
Marengo, dacht bij, dat mijn brief een ruw
plan bevatte van een onderhandeling. Ik kan
;me maar niet begrijpen, waarom ge mijn
'schrift altijd zoo slecht kunt lezen. Welnu,
dat document heoft niets rnet do paarden voor
de cavalerie te maken, maar het behelst de
instructies voor admiraal Villoneuvo, met het
oog op de concentratie, van zijn vloot, om
daardoor op de beste wijze het Kanaal te
kunnen beheerschen. Maar geef mij dat stuk
'papier terug, dan zal ik het n voorlezen.
Op de hem eigene, karakteristieke wijze
nam hg bet papier van den zenuwachtiger!
secretaris aan, keek er langen tijd met aan-
dacht op, verfrommelde het toen en wierp
Ihet daarop onder zijn schrijftafel,
i Ik zal het u dioteeren, zeide hij en weer
!de kamer op en neer loopend, overlaadde hij
'den armen geheimschrijver met zulk een
j stortvloed van «nel uitgesproken woorden,
dat ik medelijden kreeg met den armen man,
I wiens pen al sneller en sneller over het pa
pier vloog, terwij! ziin gelaat purperrood
I werd en de aderen aan zijn slapen onrust-
baar begonnen te zwellen. Napoleons stap
verhaastte zich ook al meer en meer; zijn
stem werd, naarmate zijn opgewondenheid
steeg, boe langer hoe scheller. Met de vin
gers van de rechterhand woelde hij zenuw
achtig door het dunne haar. terwijl zijn lin-
keihand de eigenaardige, epileptische «eho»k-
jken maakte, die ik reeds bij de eerste ont
moeting had opeewerkt. Ondanks ziin zenuv#-.
achtigheid hieven zijn "gedachten evenwel
even helder als altijd, zoodat zelfs ik, die
niets van den toestand van onze vloot wist,
den geheelen gang gemakkelijk kon volgen.
Ik hoorde hem zonder eenige moeite niet al-
j leen spreken over de groote linieschepen,
maar ook over de fregatten, sloepen en hrik-
I ken, die te Ferrol, Roehefort, Cadiz, Cartlia-
1 gene en Brest voor anker lagen en waarvan
hij precies de equipage en het aantal kanon
nen en geweren scheen te kennen. Maar nog
meer nam mijn verbazing toe, toen ik hem op
dezelfde wijze over de Engelsehe vloot hoor
de spreken. Hoewel hij me, naar het mij ten
minste toescheen, niot scheen opgemerkt te
hebben, had hij me toch onder de hand zoo
(nauwlettend gade geslagen, dat hü na het
dioteeren zich tot mij wendde met een:
I Het schijnt mij toe, mijnheer de Laval,
I dat ge verwonderd zijt dat ik zoo goed op
de hoogte ben van mijn vloot, dat ik daarbij
de hulp van mijn minister van Marine niet
dadelijk behoef in te roepen; maar het ie mi
eenmaal mijn gewoonte om vau alles op de
mogte te willen zijn en allee zelf te doen.
.Hadden de Bourbon# dit misschien ook ge
daan, dan zonden ze wellicht nu niet in hot
mistige Engeland behoeven te zitten.
Ja, maar dan zou men het geheugen
Uwer Majesteit moeten hebben om dat alles
te kunnen bevatten en onthouden, merkte
ik op.
Welnu, gij hebt het resultaat vau dat
sar<tAPm «wriau Het ia ai* heb ik laadia» ia
mijn brein. Wil ik iets weten, dan sehnif ife
er doodgewoon dat laadje uit, dat ik noodig
heb. Slechts zelden vind ik daarin niet, wat
ik noodig heb. Ik heb een slecht geheugen?
i wat namen en data betreft, maar betreft hei
I feiten of gezichten, dan kan ik er mij geeif
beter wenschen. En -ik heb heel wat te ont
houden, mijnheer de Laval. Mijn laadjee Ihv
vatten niet alleen allee over schepen, maai
ook wat ik Weten moet van de forten en ves»
tingen. En wil ik u eene ©en kostelijke grap.
vertellen? Eens las mijn minister van Oor
I log mij een rapport voor van al de sterkten
jaan de kust, en moest ik hem er op betrap,
pen, dat hij twee kanonnen heelemaal verge,
j ten had m een der batterijen vlak bij Osten.-
de. In weer een ander laadje heli ik al de re
gimenten van Frankrijk en ik geloof, dat daf
nog al in orde is, nietwaar, maarschalk Rer-
thieu?
Eeu keurig gekleed man die in een der hoe*
jken van bet vertrek zenuwachtig op zijn na-
!gel 6tond te bijten, boog al» antwoord op de»
keizers vraag en zeide:
Soms ben ik zelf# geneigd te denken,
.Sire, dat ge iederen man van naam kent.
Ik ken mijn Egyptische manschappen
het allerbest. Maar om kort t» wezen, mijn
heer de Laval, dergelijke landjes heb ik ook
voor mijn» kanalen, bi-uggen, wegen, allerlei
takken van handel en nijverheid, om niet te.
spreken van de gebeele grondwet,-de finan
oi#n, Italië, Holland, en weet ik, wat al niet
wimp Ia tikten nis deze mijnheer de LavsU