ff?W,SWeetiuijSerr. «3arteljorisstraatZ7.r ïj?ëfèfl/77& Speciaal adpës^aêpSehe^laarzeH. Steten-GeneraaS, Leger en Vloot. bet zeker en noodzakelijke verlies van geloof •n godsdienst, waarmede de beginselen van 'deze revolutionairen lijnrecht in strijd zijn. Toch weten zij zoo menigeen, te bedriegen met Se leugenachtige verklaring dat zij niet tegen 'den godsdienst zijn. Men ga maar eens na wat er geworden is van den godsdienst der Katholieken, die zich dn de •rmen van het socialisme geworpen hebben. 't ONDERSCHEIDINGSTEKKEN „HET ROODE KRUIS." Het nieuwe tijdschrift „Nijverheid en over- Aeid," een tijdschrift voor de Nederlandsche nijverheid, onder redactie van het Bureau voor Staats- en Adminïstratiefrechterlijke adviezen borat artikel over het gebruik van het onder- «ckeidingsteeken „Het Roode Kruis" waaraan het volgende ontleend is: Na 31 December 1913 zullen alle ingeschreven handelsmerken welke, Bij liet ook met eene geringe-afwijking, bevat ten den naam of het omierseheidingsteekcn van het. „Het Roode Kruis" (ook genaamd „Het! Kruis van Genève") komen te vervallen; zal het, zonder daartoe gerechtigd te zijn, niet meer geoorloofd zijn gebruik te maken Van het Roode Kruis, hetzij als naam, hetzij als onderscheidingetceken bijv-, als reclamemid- rel op winkelpuien, uithangborden, goederen enz. Geringe afwijkingen zijn evenmin geoor loofd. Ook mogen reeds thans merken, een derge lijke voorstelling bevattende, niet meer door het Bureau voor den Industrieelen Eigendom wor den ingeschreven, terwijl vernieuwing van be- etaande inschrijvingen om die reden wordt geweigerd. Hoe zal nu na 31 December a.s. de toestand worden leder die een rood kruis gebruikt als onder- scbeidingsteeken op waren, puien, uithangbor den. enz. moet na dien datum dit gebruik na-1 laten. ïJoe echter indien iemand eene eenigszins gewijzigd door kruis gebruik? Daartegen is gewaakt door de toevoeging in de Merken wet en in het Strafwetboek van de woorden „zij liet ook met eene geringe afwij king." Dit gebruik na den fataien datum zal dus geheel zijn voor risico van den gebruiker. Mocht de rechterlijke macht van oordeel zijn, dat dc afwijking slechts gering is, dan is de gebruiker 6trafbaar. Een richtsnoer is hier niet te geven, het zal geheel van de vooretelling afhangen. Wel -is het ons bekend, dat het Bureau voor den Industrieelen Eigendom zeer spoedig de gelij kenis aanneemt en bijv. van oordeel ie, dat een groen, blauw of anders gekleurd kruis sleehté ie een geringe afwijking van het Roode Kruis en daarvan de inschrijving weigert. Deze redelivering consequent doorvoerende zoude men dus tot dc conclusie komen dat ver- ecnigingen als het groene en witte kruis cn an dere na 31 DeCcmber een ongeoorloofden naam en toeken voeren. Zij zouden dus haren naam dieneu te wijzigen. „Naar onze meening evenwel is deze opvatting van het Bureau voor den Industrieelen Eigen dom minder juist. J>ij het reeds boven vermelde Koninklijk be sluit van 6 November 1895 toch werd bepaald, dat de vorm van het te voeren tceke.n van on zijdigheid zoude bestaan in een vlag of een armband vertconende een gelijkarmig uit vijf gelijke vierkanten bestaand rood kruis op een witten grond. Waar hier de kleur rood dus een essentieel bestanddeel van het ondcrscheidings- teeken, is, is naar onze meening een gewijzilgdc kleur meer dan een geringe afwijking. GEWISSELDE STUKKEN. Indische begroeting. Tegen de regeling van hot onderwijs in dc no; identic Timor is aangevoerd, dat het niet gewenseht is het onderwijs over te laten aan do Gereformeerde zending en aan de missie der Jezuieben. Men merkte hiertegenover op, dat ook van vrijzinnige zijde, met name door mr. J. C. K iels tra, is toegegeven, dat onderwijs, uit gaande van Christelijke corporaties, beter kan voorzien in do behoeften van animis tisch gezinde volken, dan het godsdiensllooze openbare onderwijs en men heeft hier niet met Mohammedanen maar met animisten te doen. Ton aanzien van het onderwijs op Java werd nog opgemerkt, dat daar feitelijk drieërlei soort onderwijs bestaat, dut zich ten doel stelt aan do inheemsche bevolking wes- tersch© beschaving te brengen; namelijk het gouvernements-, het particulier christelijk en het particuliere vrijzinnige onderwijs. Men had er geen bezwaar tegen, dat het vrijzinnig onderwijs op gelijken voet behan deld werd als het christelijk, maar merite op, dat het in strijd zou zijn met de Vrijheid, en verdraagzaamheid het christelijk onder wijs uit te schakelen. Voorts betoogde men, dat de afgetreden minister en de gouverneur-generaal tot dö bestrijding, welke bij de verkiezingen gevoeird werd, geene aanleiding hebben gegeven en tegenover de zending geene andere "houding hebben aangenomen dan door vroegere libe rale bewindslieden word gedaan. Hiertegenover werd door vele andere leden in do eerste plaats aangevoerd, dat de grie ven tegen de vopige regeering" gericht waren tegen de onderwijs-politiek en in het alge meen tegen de drijvende kersteningspolitiek van den gouverneur-generaal. Men meende in do koloniale politiek van liet afgetreden kabinet twee perioden te hebben waargenomen. De politieke actie der vrijzinnigen was tegen den gedurende de tweede periode door den minister gevolgden koers gericht. Intusschen was in Inriië reeds voor dien tijd liet propaganditiseh karakter van de daar te lando gevolgde politiek aan hot licht gekomen. Dat de in de Minahassa gevolgde gedragslijn van verdraagzaamheid zou getui gen, kon men niet inzien. Aanvankelijk bestond bij den afgetreden minister immers het plan het onderwijs ge heel over te dragen aan de zending, hetgeen moeilijk als een bewijs van veidraagzaam- heid kan worden beschouwd. Bij de uitvoering van het plan stuitte men echter op zoo ernstig verzet bij do bevolking, dat van de voorgenomen overdracht moest worden afgezien. Van de gedreven kerste ningspolitiek geeft voorts, naai" men meon- de, blijk do reorganisatie van het onderwijs in de residentie Timor. Uit een en ander blijkt, naai- men meen de, wel, dat het verzet tegen de in Indië ge voerde christelijke politiek geenszins als een verkiezings-manoeuvre kan worden be schouwd. Het is volkomen juist, dat ook de vrijzin nigen don arbeid der christelijke zending waaideeren en bereid zijn bevonden dien ar beid to steunen. Het is intusschen een eisch van staatsbeleid, dat men op dit gebied de noodigo voorzichtigheid betracht, vooral ten aanzien van Mohammedaansche streken, waar do zending er toch «iet in slaagt vele bckeerilingen to maken. Naar aanleiding van de door anderen uit gesproken hoop, dat de gouverneur-generaal zijn a,mbt mocht blijven waarnemen, werd opgemerkt, dat het zeer te betreuren zou zijn, indien eens uit den uitslag van de ver kiezingen voortvloeiende verandering van ministerie leidde tot vervanging vair don In- discben landvoogd. Deze leden verklaarden, dat het hen dan ook zou verheugen, indien het aanblijven van den gouverneur-generaal mogelijk bloek. In verband met de onlangs in do dagbladen gepubliceerde verklaring, dat er voor den minister geen enkele reden bestaat om een vervroegd aftreden van den landvoogd te bevorderen, werd gevraagd, of met den landvoogd over de te volgen ge dragslijn is onderhandeld. Zoo ja, dan zou men gaarne de hieromtrent gewisselde tele grammen overlegd zien. In de Troonrede verklaart dc regeering, dat zij het hare roeping oordeelt ook in de koloniën de volkswelvaart te verheffen 'en ah li to kweeken het besef van saamhoorig- heid van moederland en koloniën en van al de bewoners dezer gobiedsdeelen en dat zij haar doel zal nastreven door bevordering der volksopvoeding, zich aanpassende aan de behoeften der verschillende groepen, waaruit do bevolking van Nederl.-Indië bestaat en opwekkende tot verdraagzaamheid op het. ge bied van den godsdienst en onderlinge waar deering der rassen. Op zichzelf had inen tegen deze verklaring geen bezwaar, maar vclo leden zouden toch gaarne nader ver nemen, welke do bedoeling daarvan is. Som migen verklaarden het optreden des minis ters met ingenomenheid te begroeten, daar hij door een veeljarige werkzaamheid in In dië ruimschoots de gelegenheid vond, land cn volk te loeren kennen, wat vooral in de tegenwoordige omstandigheden een groot voorddcl wordt geacht. De bekwaamheid, ijver, werkkracht en nauwgezetheid, waar van dc minister zoo in Indië als hier te lan do deed blijken, deden de leden veel goeds van hem verwachten. Eenige andere leden merkten op, dat de uitoefening der reehts- praetijk in Indië en de bekleeding van ver schillende commissariaten bij Indische on dernemingen dén minister meer in aanraking hebben gebracht met kapitalisten dan met de inlandsohe bevolking. Man hoopte, dat dit hem niet verhinderen zal' 'de belangen dier bevolking krachtig te bevorderen. Ge vraagd werd of de minister ha zijn optreden;, alle banden, die hem aan Indisohe onderne mingen verbanden, verbroken heeft. Sommige leden Verzochten den minister mede te deelen, welke zijn houding zal zijn tegenover do zending in het algemeen ©n die op Java in het bijzonder. Sommige leden verklaarden mét genoegen gezien te hebben, dat een aantal belangrijke (voorstellen, in het zoogenaamd© Indisohe ontwerp gedaan, in de ontwerp-begrooting zijn overgenomen en dat dus voorhands niet blijkt, dat ]de nieuwe minister ten aanzien van de hier bedoelde onderwerpen oen ande- j ren koers wil volgen dan zijn voorganger. Algemeen was men van oordeel, dat de toestand der Indisohe financiën, in het licht dezer begrooting .beschouwd, gunstig is te achten. In alle afdeelingen maakte de ongerust heid die tegenwoordig op Java bij1 do Euro peanen heerscht tengevolge van het optre den van de vereen. Sarekat Islam, een on derwerp van bespreking uit. Sommigen meenden, dat de onrust bij' 'de inlandscba bevolking voor een groot doel voortspruit uit economische oorzaken, waarvoor de re geering te weinig oog heeft. Enkele leden betreurden, dat do gouverneur-generaal aan de centrale organisatie dor genoemde veree niging rechtspersoonlijkheid had geweigerd en spraken de hoop uit, dat de locale orga nisaties althans in gewestelijke organisaties een hoogere eenheid zouden kunnen vinden. Vele andere leden konden zich met de beslis sing van den gouverneur-generaal, waarbij toekenning van rechtspersoonlijkheid aan do 'plat teelijfo organisaties werd in uitzicht ge steld, vereenigen. liet had eenige leden verwonderd, dat in de troonrede wel molding, is gemaakt van do verhoogde welvaart in Indië, maar niet. van do onrust onder de inlandscihe bevolking op Java. Anderen meenden, dat voor deze verwondering geen voldoende reden bestaat. Do door den gouverneur-generaal tegenover do vereeniging genaamd Indische Partij aan genomen houding' gaf tot critick aanleiding. Sommige leden merkten in de eerste plaats op, dat do weigering van rechtspersoonlijk heid aan deze vereeniging berust op art 111 van heb regeerings-regletnent. Dit be zwaar moge formeel juist zijn, hoewel aan andere vereenigingen van staatkundigen aard bepaaldelijk aan een vereeniging voor vrou wenkiesrecht, in Indië wel rechtspersoonlijk heid is verleend, in elk geval kreeg de be slissing van den gouverneur-generaal een af keurenswaardig karakter door de bijvoeging ■dat de vereeniging de openbare orde bedreigt Nog scherper critick, vonden bij deze leden de z.g. i n terneer i ngs bos lui tengenomen ten aanzien van Douwee Dekker, Tjipto Man- goonkoesoemo en Mas Soewardi Soerjaning- rat. Tegenover deze beschouwingen werd door anderen opgemerkt, dat de Indische partij, welke aansluiting heeft gezGcht met do Sa rekat Islam en do bestaande Chineesohe ver eenigingen, zander daarin te slagen, streeft naar één- zelfstandig volksbestaan", dus naar losmaking van den band tussohen In- dië én "hef moederland. Zoodanig streven kan j natuurlijk door- de Indisohe begeering niet geduld worden. Door sommige leden werd opnieuw aange drongen op geheel© afschaffing van het pas sen- en wijkenstelsel voor Ohineezen op Java. In de troonrede is vermeld, dat ten behoeve van do verdediging van Indië dc aanbouw zal worden voorgesteld van een slagschip ten laste van de Indische geldmiddelen. Of schoon hiervoor op do Indische begrooting geen gelden zijn uitgetrokken en dus indie ning van een afzonderlijk voorstel verwacht mag worden, zouden vele leden gaarne toch reeds nu inlichting verlangen omtrent do strekking van zoodanig voorstel. Men vroeg of de regeering voornemens is ten aanzien van de voor dei verdediging van Indië be stemde vloot de voorstellen van de voor die verdediging benoemde staatscommissie te volgen en of dus de bedoeling is te komen tot den aanbouw niet van één, maar van vijf slagschepen; hoe zij daarbij denkt te voor zien in de behoefte aan personeel: welke do verhouding zal zijn tussohen de slagschepen en do overige vloot cn of het de bedoeling is eene uitsluitend voor Indië bestemde vloot ten laste der Indische geldmiddelen te or ga- niseoren en da.n deze vloot geheel los te ma ken van de Ncdcrlandsohe marine en te stel len onder het opperbestuur van den minister van koloniën. Eenige leden verklaarden reeds nu, dat zij uitbreiding der vloot ten behoeve van de ver dediging van Indië onnoodig e.n ondoelma tig achtten. Hiertegenover betoogden anderen dat Indië behoort op te groeien tot eene zelfstandige volksgemeenschap en dat 'daarom an nexatie door een vreemde mogendheid zoo krachtig inogelijk moet worden geweerd. Dit achtte men niet enkel een Nederlandsch, maar ook een Indisch belang. De ontwikke ling van Japan en China moeten in dit op zicht tot waakzaamheid aansporen. Telkens verneemt men beriohten over de aanwezig heid van Japansche spionnen in Indië. Dit betoog bleef niet zonder tegenspraak. Voorts waren sommige leden van meening, dat het gewenseht ware aan Indië invloed toe te kennen op de beslissing van eene zoo belangrijke aangelegenheid als waarvan hier sprake ia. Ten vorigten jare werd door do regeering medegedeeld dat het ontwerp Strafwetboek zijne voltooiing naderde. Gevraagd werd of de vaststelling van dit wetboek spoedig kan .worden tegemoet gezien. Voorts werd door eenige leden aangedron gen op invoering eener wettelijke controle op prospectussen betreffende op te richten Indisohe ondernemingen, in het bijzonder ton aanzien van mijnontginningen. Verder werd gevraagd, ofde regeering niet kan ingaan tegen het bij sommige ta- baksondernemingen in Deli voor Europeeech personeel uitgevaardigde huwelijksverbod. Tegen de onderofficieren Iding en Dey- senroth is wegens in 1911 op Socmba ge pleegde beestachtige wreedheden eeué staaf ver volging ingesteld. De hierover door den krijgsraad te Makasser en het hoog militair gerechtshof gevelde uitspraken zijn op ver zoek van een der leden ter griffie gedepo neerd.' Do krijgsraad veroord. wegens mish. Deyson- roth tot 41/a jaar gevangenisstraf met degra datie, Iding tot 3ya jaar, twee boeten van f8 en degradatie. Het gerechtshof ver-oordeel de peysenroth tot vijf geldboeten, te ramen qd 90, en Iding tot drie geldboeten, te za- men ad f 120. Deze uitspraken hadden op sommige ieden een pijnlijken indruk ge maakt. Heb is bekend, dat door onderofficie ren, die met een troep inlandscihe soldaten op marsdi zijn, zonder eenig .toezicht, op onbeschaafde inboorlingen gruwelen worden gepleegd. Zelden kan echter het bewijs van zulko feiten geleverd worden. Is dit wel mo gelijk, dan zou men verwachten, dab de rechter de feiten met de uiterste gestreng heid zou bestraffen. Het tegendeel ie in deze gevallen geschied. Aangedrongen werd op krachtige bevor- djyhug van de emigratie uit Indië naar Suri name. Opnieuw werd op do bekende principieele gronden bezwaar gemaakt tegen de opium- regie. Van verschillende zijden werd bezwaar ge maakt tegen het voorstel om de regie in te voeren in de gedeelten der residenties Amboi- na en Ternate, waar zij nog niet is inge voerd, alsmede in Zuid-Nieuw-Guinea. Opnieuw werd aangedrongen op verlaging van het rentetarief bij do pandhuizen. Gevraagd wei-d, hoe het staat met de her ziening der agrarische wetgeving voor Java. Gaarne zou inon vernemen, welk resultaat de iu 1912 tot beteugeling van do rietbran den op Java genomen maatregelen hebben opgeleverd en of de somtijds zeer drukken de bewakingsdiensten der inlandsohe bevol king nog steeds noodig worden geacht. Vele leden verklaarden dat zij zich met het plan om Java te verdoelen in groote gou vernementen niet konden vereenigen en lie ver zouden zien dat met behoud van de be staande indeeling de gewestelijke en ge meentelijke organisaties in veel ruimer ma te dan thans het geval is tot deelneming aan de regcertaak wei-den geroepen, waar door het centraal gezag van veel detailwerk zou kunnen worden ontlast. Sommige leden konden zich met het voor stel tot oprichting eener instelling voor be- stuursstudiën niet. vereenigen. Vele juichten het toe, dat de oprichting der instelling voor bestuursstudiön is losge maakt van de plannen tot reorganisatie van. het binnenlandsche bestuur en konden zich over het algemeen met do voorstellen des mi nisters vereenigen. Gaarne zou men vernemen, of het voorne men bestaat ook in de buitenbezittingen de opheffing van heerendiensten te bevorderen. Eenige leden betoogden, dat in Indië, waar van .stroomingen ten gunste van het bijzon der onderwijs, als in Nederland bestaan, geen sprake is, het stelsel van openbaar onderwijs het eenige juiste is. Opnieuw werd door verscheidene leden aangedrongen op uitbreiding van het aantal hoogere burgerscholen in Indië. Door eenige leden w-erd aangedrongen op verhooging van de salarissen der onderwij zers bij het Europeesche onderwijs. Andere meenden, 'dat hiervoor geen grond bestaat, j Waardeerende, dat de regeering het on derwijs voor inlandsohe meisjes wenscht te bevorderen, .waren verscheidene leden van oordeel, dat het subsidieeren van particu liere meisjesscholen niet voldoende is. Men hoopte, dat de minister zich bereid zou verklaren de oprichting van openbare meisjesscholen voor te bereiden. Vernomen was dat aan de scholen van da Rhïjnsehe zending in de Bataklanden kinde ren \an niet-christenen worden geweerd. Men wenschte dat hieromtrent een onderzoek zal worden ingesteld en dat, mocht het bericht juist zijn, maatregelen zouden worden geno men om aan dozen misstand een einde te maken. Gewezen werd op de noodzakelijkheid van een meer uitgebreiden en moer intensicvén geneeskundigen dienst. Vóór het verschijnen van de pest op Java werd vaak beweerd, dat deze ziekte op Java niet kon aarden, wegens invloed van klimaat on grcwwlgestcldheid. Zij was -dan ook sinds eeuwen niet op Java geweest. Is de aandacht der regeering op deze bijzonderheid geves tigd? Zoude dc mogelijkheid ook kunnen worden aangenomen, dat de thans op Java hecrschende ziekte een andere is of een an der karakter draagt dan de pest die in an dere Aziatische landen woedt? Of meent men dat de climatologiseho of atmosferische toestanden o-p Java zich gewij zigd hebben? LVin aanzien van de djeloetoeng-oo-ncessies werd in de eerste plaats aangevoerd dat hot uitgeven van concessies tot het winnen van boschproducten in strijd is met liet adat- recht van den inlander. Do vraag is echter-, of men aan eenmaal verleende concessies op dien grond een ein de kaai maken. De eenige concessies waarme de men te doeu heeft, zijn die van de. United Maiaysan Rubber-Oompany. Deze eoincessie is afhankelijk van de voor waarde dat de gewonnen djeloetoeng wordt verwerkt] tot rubber in lianr fabriek op de Kar i mon-e i landen Aan deze voorwaarde wordt, meende men, niet voldaan. Do Ned.-Indische Boschproduc- ton-Maatschappij verkoopt geregeld Borneo- djeloetoeng te Singapore. Daaronder mag geea product zijn, dat in concessieterrein is ge wonnen. Men vroeg of de regeering hierop controle oefent, en op welke wijze. Het schijnt dat de Indische regeering over in trekking van de concessies op dien grond niet denkt De moeilijkheden, op Borneo ontstaan, meenden eenige loden uitsluitend te moeten toeschrijven aan het beheer van den te gen- w oord i gen resident. Door sommige leden werd aangedrongen op betere salarieering der ambtenaren van het boschwezen. Opnieuw werd betoogd, dat in vele geval len voor Indië aanbesteding van openbare werken boven uitvoering in eigen beheer dc voorkeur verdient. Men gaf, ten einde den toeloop van Ne derlanders als ingenieur voor deu Indisehan dienst to bevorderen en in het tekort te voor zien in overweging, iiet aanvangssalaris tri brengen op f 350 's maand3 en "jongelieden die te Delft willen studeeren, beurzen te ver strekken. Betreurd werd, dat het met de invoering van do zoutbrikotteering zoo langzaam gaat. Op bespoediging werd aangedrongen. Gewezen werd op de vele klachten der post- en telegraafbeambten wegens over/m*»* van werk 011 te geringe bezoldiging. Het denkbeeld om liet sluiten van huwe lijken door Europeesche onderofficieren en onderofficieren van anderen landaard, die den Christel ij ken godsdienst belijden, to be vorderen, vónd bij vele leden instemming. Evenwel meende men, dat hier geen onder scheid moet worden gemaakt 'tussohen in landers die Christenen zijn en andere inlan ders. Gewezen werd op de ontevredenheid van het marinepersoneel. Men vroeg inlichting aangaande de juistheid van berichten om trent -het openen van brieven aan dat per soneel door marineautoriteiten. Door sommige leden werd aangedrongen, op krachtige uitbreiding van de bestuursde- centralisatie. Sommige leden achtten, in verband met do toeneming van het misbruik van alcohol onder de inlandsclio bevolking, invoering van een alcöholregio gewenseht. (Slot volgt). Personeelc belasting militairen. Men schrijft aan de „Avondpoet": Bij resolutie van den Minister van Finan ciën van 5 April 1910 werd bepaald: „Vrijstelling naar art. 4 par. Ib. der wet tot regeling der Personeele Belasting wordt j. er wel wat meer noodig voor een heer- re her over een land als Frankrijk, dan het toet koninklijke waardigheid drageu van een langen zwaren, acht ellen lang hermelijnen inanteJ, of liet najagen van een koningehert In de bosscben van Fontaineblau. Eu ik moest het den keizer toegeven dat tie sc-hoone, doch verwijfde Bodewijk van Bourbon, die mijn vader mij eens had laten feien, niet de man was om ziju land op de zelfde waardige wijze te besturen als deze Corsikaausche vreemdeling. Zijt ge het daarin niet geheel met mij sens, mijnbeer de Laval? vroeg de keizer mij, |loen ik nog steeds bleef zwijgen, hoewel ik reeds lang tot dezelfde conclusie gekomen was. Ik haastte hem dit ronduit te zeggen. Dau moet ik u zeggen, dat ge tot een goed besluit gekomen zijt. Maar ge hebt im mers altijd zoo gedacht, nietwaar mijnheer flo Laval? Heb ik het niet mis, dan waart gij dezelfde man, die mij eens warm verdedig de, toen een jong Engelsch edelman een toast jlronk op mijn spoedigen val. Dat alles ge beurde in de herberg van het dorpjo waarin fee woondet, nietwaar? Stom van verbazing staarde ik den keizer tan. Hoe wist hij dit? Maar Napoleon wend de zich alweer lachend tot mij met de vraag: Waarom deodt ge dat? Het was het gevolg van mijn impulsieve natuur, Sire. Impulsieve natuur. Nonsens, niets dan nonsens. Wat verstaat, men dan toeh in 's he melsnaam ouder een impulsieve natuur. Dat men in Chareuton van een impulsief menseh spreekt, kan ik me ten minste nog voorstel len, maar hoe verstandige menschen zulke dingen kunnen zeggen, is me een raadsel. Waarom denkt ge, dat gc uw leven waagdet cn niets van mij te verwachten had? en hij keek mij onderzoekend aan. ik geloof, dat het kwam omdat ik voel de dat gij de man waart, die Frankrijk groot zou makeu, zei de ik. Dit antwoord scheen hein te bevallen, ten rnihsti hij staakte zijn wandeling cn gaf me een familiaar kneepje in den arm. Dat geloof ik eerder, mijn vriend, zeide hij toen; ge hebt gelijk; ik zal Frankrijk groot maken, net zooals Frederik II het Prui sen deed. Ik wil het tot de grootste wereld lijke macht maken, zoodat alle mogelijke mo narchen het noodig zullen achten, zich in .Parijs een paleis te laten bouwen om den stoet van mij en mijn nakomelingen den noo- digen luister bij te zetten op den dag onzer kroning j Een pijnlijke trek vertoonde zich op zijn eerst zoo opgewekt gelaat en zijn stem klonk klagend, toen bij zeide: „O, mijn God, voor wien heb ik dit alles gedaan? Wie zal mijn [opvolger wezen?" Toen met kracht zette hij deze treurige gedachte van zich en vervolg de hij: Zijn de Engelschen bevreesd voor mijn overkomst? Hebt ge soms kunnen bemerken, dat zij bang zijn, dat ik het Kanaal zal over steken? Ik was genoodzaakt om te zeggen, dat hun eenige vrees was, dat hij soms levend hun land zou kunnen verlaten, om welk gezegde hij hartelijk lachte. De soldaten zullen het dén zeelieden al tijd blijven benijden, dat hun de eer waardig gekeurd werd, dat werk te verrichten, zeide ik, doelende op de Engelsclie vloot, Maar hun leger is maar heel klein, niet waar? Ja, Sire, en allen zijn bijna volontairs. Hm, volontairs! riep hij met alle teeke nen van minachting uit. Ik ben van plan met 100,000 mijner mannen aan land te gaan en hun een grooteu slag te leveren, een dien zij nooit zullen kunnen vergeten. Op den derden dag zal ik in Londen zijn en dan zal ik alle staatslieden, bankiers, groothandelaars en re dacteurs gevangen nemen. Ik zal de armen begunstigen ten koste van de rijken. Van Schotland en Ierland zal ik landen maken met een constitutie, die ze binnen korten tijd grooter zal maken dan Engeland ooit ge weest is. En dat alles wil ik voor hen doen, terwijl ik als belooning niets anders van hen vraag dan den afstand van hun vloot en hun koloniën. Ja, op deze wijze zal ik maken, dat al die landen uit Frankrijk bestuurd worden. Toen hij zweeg, heerschte er oen ademlooze stilte in het vertrek. Met groote oogen en open mond had ik den spreker aangezien. Waarom had hij me dit alles gezegd? Dat hij daarmee een bepaalde bedoeling had gehad, wist ik zeker. Nooit kou dezo man iets doen, dat niet het een of ander goed resultaat met zich meebracht, dat begreep ik wel, maar wat zou dan hiervan het gevolg wezen? De keizer had zieh reeds weder tot een ander gewend, mij de gelegenheid gevende hem aandachtig gade te slaan. Steeds meer en meer groeide mijn verbazing aan, toen ik die verschillende gesprekken opving. Het is mijn vurigst verlangen zoo zui nig mogelijk to leven, zeide hij tot de Cau- laincourt, maar ge moet er zorg voor dragen, dat het niet den schijn geeft dat ik te gierig ben om meer te betalen. Mat mijzelf betreft, ik heb voor mij alleen niet veel noodig. Toen [ik nog maar een gewoon onderofficier was, had ik een inkomen van 1200 francs en kon ik er best mee rondkomen; soms zou ik naar dien heerlijken tijd terug kunnen verlangen. Maar aan de buitensporige weelderigheid, die er in mijn paleis heerscht, moet nu eindelijk j eens een einde komen, bijv. zoo zag ik op uw i rekening van jongstleden staan, dat er 155 i koppen koffie gehx-uikt waren op één dag, en I dat daarvoor voor 4 francs het pond suiker en voor 5 francs het pond koffie noodig wa- 'j ren, zoodat één kop plusminus op 20 sous [komt te staan. Dat mag niet meer gebeuren, j verstaat ge? De paarden kosten ook zoo ont zettend veel. Bij den tegenwoordigen stand van zaken moest pmn niet meer dan 7 of 8 francs per week gemiddeld behoeven te be talen, maar dat lijkt er heelemaal niet op. Ik wil niet hebben dat men in de Tuilerieën zoo royaal met het geld omspringt. Alweer een bewijs, dat niets, zelfs de klein ste kleinigheid niet, aan het oog van den kei zer ontging. Mijn ontzag voor dezen man steeg ,al meer en meer. Welnu, mijnheev de Laval, hoe vindt go nu mijn methode? Me dunkt, dat ge er nu al het een en ander van gezien hebt. Wat dankt u, zoudt ge er u mede kunnen vereenigen mij ook op dio wijze te dienen? Zeker, Sire, met alle genoegen, antwoord de ik. Weel ge wel, dat ik een zeer streng mees. ter voor u kan wezen? zeide hij glimlachend om het vuur, waarmee ik hem geantwoord had. Maar dat weet ge reeds; gij waart te- gemvoordig bij de berisping van admiraal de Bruix. Ik eisch, dat allen hun plicht doen, van de laagste tot do hoogste mijner onder danen. bonder tucht zou van geheel Frank rijk niets terecht gekomen zijn. Maar stel u genist: mijn woede stijgt nooit hooger dan tot hier, en hij wees met hand naar zijn keel, nooit nog heeft zij me belet om mijn ge dachten bij elkander te houden of me in do verwarring gebracht do een of andere dwaas heid te begaan. Nietwaar, dr. Corvieart, van al uw patiënten heb ik de traagste pols? Ja, Sire, dat kan ik getuigen en ook, dat ik nog nooit iemand zoo snel heb zien etenj als Uwe Majesteit, antwoordde een man, die op zachten toon met maarschalk Berthier had gesproken, terwijl hij zijn vriendelijke, groote oogen op den keizer richtte. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 14