£R tY. SWeehuiis en. Slaneijor'jssrraar winteritantoffels Staten-Generaa!. Sccia'e Berichten. Soort en WodstrHden* ARGENTIJNSCH VLEESCH. Be directeur van het slachthuis te Amstcr- 4am tot wien de N. R. Ct. zich had gewendj fciet de vraag, of do invoer van bevroren Ar- jei tijnvch vleesch aan de verwachting heeft k*:i ut woord, zeide dat dit niet het geval was. De verwachting was dat vleesch minder dan tot dnsverre liet geval was een weeldeartikel zou i orden en weer zou verschijnen op de tafels fan n. voor wie het met het oog op de duurte feen dagelijksch voedsel was. Vooral de sociaal- lemoeraten hebben in den gemeenteraad er op aangedrongen, dat de invoer van Argentijnsch 'lleesch door den keuringsdienst mogelijk zou aorden gemaakt, opdat het een volksvoedsel tou kunnen wrdeu. Aan deze verwachting nu heeft liet niet be- fntwoord; van den beginne af zijn de prij- len in de hoogte gegaan, zoodat het bijna al piet meer goedkooper is dan overeenkomstig Udandseh vleeseh. Bovendien wil het volk er ever het algemeen niet aan; vermoedelijk, om dat het na ontdooiing er spoedig minder sma delijk uitziet. Enkele winkels waren geheel voor den verkoop van Argentijnsch vleesch in gericht; sommige ervan zijn alweer verdwe nen ouzo jeugd. Wij hebben een lieve jeugd voo schrijft men volgens de „Geld." uit de fcoofdstad. Ze is weliswaar nu en dan een beetje baldadig, ja, wij hebben zelfs grond te ge- looven, dat, de statisticus zou kunnen con- itatecren, dat de Amsterdammer in zijn vle geljaren relatief de meeste ruiten ingooit, en zich op 's Heeren straten het onordelijkst gedraagt, maar deugden heeft zij ook bij Vleet. Haar grootste ondeugd is, dat zij niet steeds de grens ziet tussehen vrijmoedig heid en brutaliteit. Echter is haar grootste tleugd haar originaliteit. Het volgend staal tje behoeft geen commentaar: Do directeur van de eerste H. B. S. met 6-jarigen cursus, dr. Oosterus, treedt af. In zijn ziekte is hij enkele malen vervangen floor een werkelijk eerete-klas-wetenschaps- tnan, iemand mee een. naam die klinkt als Ben klok, iemand, die voor zijn vak mis schien nog eens de Nobel-prijs haalt, maar (die helaas 't gebrek van zooveel man toen van de wetenschap geen orde kan jhouden. In dien tijd kwamen de jongelui veel te laat op school, en in de klas was het in één woord een pan. Den Habé-essers beviel dat leventje echter wel, zij hadden toiog nooit zoo'n „fideelen baas" gehad, en Zij verlangden dan ook, dat die goeie man de opvolger van dr. Oosterus zou worden. Hij had echter niet gesolliciteerd, maar Am- Btels jeugd had nog één hoop: de Raad kon haar „protégé" benoemen, zonder dat deze op de voordracht voorkwam, wanneer blij ken zou,d at de teerlingen en deze wa ren toch het meest tot oordeelen bevoegd hem wilden. Zoo geschiedde het in den jare 1913, dat er bij de leerlingen en oud- leerlingen van de eerste 5-jarige aan adres ter onderteekening circuleerde, een ver-zoek schrift a and en Raad, waarin met klem be toogd werd, dat de benoeming van den „fi deelen baas" in het belang van het on derwijs zou zijn. Om inbraken te ontdekken. De heer L., te Nijmegen, heeft volgens de N. R. Ct., een middel uitgebracht tot het ontdekken van ia- braak, op heeterdaad, n.l. een electrisch toestel, dat, heeft het contact met de telefoon, zonder gerucht bij het openen van een deur of raam het telefoonkantoor doet opbollen. Vraagt nti het kantoor naar het nummer, dan wordt niet geantwoord en zou niet kunnen worlen ge antwoord, omdat do telefoon zoo is gesteld, dat zij niet belt. Alsdan kan het telefoonkan toor de politie opbellen. Tot zijn groote voldoening deelde de heer Iden- burg zijnerzijds in dat gevoelen. Onderhandelini gen over de te volgen gedragslijn hebben niet plaats gehad. Voor het overleggen der gewisselde telegram men, wat geheel ongebruikelijk zou zijn, bestaat naar het hem voorkomt, geen aanleiding. De in het Voorloopig Verslag aangehaalde verklaring in de Troonrede heeft geen andere beteekenis of bedoeling dan hare duidelijke woorden uitdrukken. Zij duidt op het streven dat bij de Regeering voorzit, en is eene bepaling van hare gedragslijn, geldende voor de toekomst, geenszins een terugslag op de handelingen eener vroegere regeering. De Min. aanvaardt onvoorwaardelijk en ten volle de verantwoordelijkheid voor zijn woorden en voor zijn dadenook voor zoover zij in de ver kiezingsdagen zijn geuit en verricht. Hij meent echter dat het niet op zijn weg ligt als Minister rekenschap te geven van hetgeen door hem in an dere hoedanigheden is gezegd, of heet te zijn gezegd, en gelooft daarom zich niet te moeten begeven in eene bespreking van de verslagen van zijn redevoeringen in den verkiezingsstrijd ge houden. De houding welke de Minister tegenover de zending in het algemc-en zal innemen, zal on der den invloed staan van de waardeering, die hij voor haren arbeid voelt. Die arbeid verdient ten volle door de Regee ring te worden bevorderd en gesteund, mits op eene wijze, welke elke gedachte buitensluit, dat de overheid, met prijsgeving van haar neutraal standpunt in godsdienstzaken, zou beoogen de zending in dienst te nemen als middel om pro paganda te maken voor Christelijke kerkgenoot schappen. Moeten deze beginselen in het alge meen reeds de verhouding van Regeering tot zending bepalen, in het bijzonder is dit het ge val daar, waar, zooals op Java de zending op treedt te midden van eene bevolking, die voor een overgroote meerderheid 'n gevestigdeu gods dienst belijdt. Hier vooral dient er met de uiter ste zorg voor gewaakt te worden, dat alles ver meden wordt, wat aanleiding zou kunnen ge ven dat het vertrouwen van de bevolking, dat aj- t?arf 6odsc'iei}stige meeningen met volkomen vrijheid mag belijden, wordt geschokt. De Min. wil wel verklaren, dat ongetwijfeld op de gouvernementsscholen liefde voor het Moe derland en voor het Vorstenhuis mag worden aangekweekt. De Min. vereenigt zich gaarne met de uitge sproken waardeering van hetgeen de afgetreden minister en de gouv.-gen. hebben gedaan tot be vordering van de welvaart in Indië. Met de in het Voorl. Verslag geleverde be schouwing over den financieelen toestand kan de Minister zich in het algemeen vereenigen. Naar aanleiding van de beschouwingen, waar toe het optreden van de vereeniging „Sarekat Is lam" op Java aanleiding heeft gegeven, ver klaart de Minister het ten zeerste te betreuren dat als gevolg van het optreden van de Sarekat Islam en de ongeregeldheden, in verband daar mede hier en daar voorgekomen, zich onder de Europeanen gedurende eenigen tijd eene groote ongerustheid heeft geopenbaard. Die vrees was niet alleen weinig gerechtvaar- GEWISSELDE STUKKEN. Indische begrooting. Aan de memorie van antwoord_ van den mi nister van koloniën is het navolgende ontleend: Met het ter sprake gebrachte denkbeeld om de facultatiefstelling van het godsdienst ouder wijs voor alle gesubsidieerde scholen in te voe ren, betuigt de Minister zijne instemming. Hij is voornemens te dier zake zich te verstaan met de Indische regeering. Inderdaad bestond er voor den Minister geen enkele reden om een vervroegd aftreden van den Gouv.-Gen. te bevorderen. Aanstonds na zijn optreden heeft hij den Landvoogd op de ge bruikelijke wijze doen blijken dat hij prijs stelde op zijn medewerking. Hij werd daartoe geleid door de overtuiging dat, ondanks het verschil In politieke richting tussehen den Gouv.-Gen. en hem, samenwerking zeer wel mogelijk zou zijn. die zijn voorgekomen is niet in de laatste plaats te danken aan de beleidvolle en krachtige hou ding van de Indische regeering, waarvoor een woord van waardeering wordt uitgesproken. De beschikking van den Gouv.-Gen. op het verzoek om erkenning van de Sarekat islam als rechtspersoon, komt den Minister voor van wijs beleid ie getuigen. Uiteraard zal het aan de plaatselijke organi saties, die zich als gevolg daarvan mochten vormen, uiet aan steun en voorlichting van de zijde der Regeering ontbreken, doch hierbij valt wel in het oog te houden, dat alle ongevraagde bemoeienis zooveel mogelijk dient te wordeq ver meden. Den leden, die de weigering van rechtsper soonlijkheid aan de Sarekat Islam betreurden en de hoop uitspraken dat de locale organisatie althans in gewestelijke organisaties eene hoogere eenheid zoude kunnen vinden, zij opgemerkt dat in de overwegingen van het besluit van den Gouv.-Gen. uitdrukkelijk op de mogelijkheid der bevordering van de onderlinge samenwerking door de oprichting van een centraal vertegen woordigend lichaam is gewezen. Ten aanzien van de door den Gouv.-Gen. te genover de „Indische partij" aangenomen hou ding, staat de Minister geheel aan zijne zijde. Naast of in plaats van artikel 111 van het Regeeringsreglement had in het besluit waarbij de rechtspersoonlijkheid aan die vereeniging werd geweigerd, wellicht ook art. 3 van het Indisch Staatsblad 1870 no. 64 kunnen zijn aan gehaald. Dit is echter zuiver eene kwestie van vonn, en van weinig gewicht. De hoofdzaak is dat de rechtspersoonlijkheid werd geweigerd en moest worden geweigerd, niet zoozeer omdat de „Indische partij" eene staatkundige vereeniging was, maar omdat zij de openbare orde bedreigde. Daar de Regeering slechts onschadelijkma- making beoogde, werd besloten zoowel Douwes Dekker als zijn beide geestverwanten, indien zij zulks mochten verlangen in de gelegenheid te stellen Indië te verlaten. Het voornemen bestaat om den aanbouw van een slagschip aanhangig te maken bij een af zonderlijk wetsvoorstel. In beginsel is de Minister voorstander van de verwezenlijking van het denkbeeld om in Indië een orgaan in het leven te roepen, geschoeid op de leest van een vertegenwoordigend lichaam, en dat geroepen kan worden tot medewerking aan de behartiging van de belangen van land en volk. Middelen ter bestrijding van de misbruiken bij de koeliewerving worden overwogen. De Mi nister is bereid met den Gouv.-Gen. in overleg le treden omtrent de vraag, of de oplossing wel licht te zoeken is in het brengen van de wer ving in handen van het Gouvernement. Aan den Regeeringscommissaris voor de reor ganisatie van het bestuurswezen is uitdrukkelijk opgedragen, na te gaan, in hoever van het be ginsel van daadwerkelijke deelneming door in landers aan het bestuur uitbreiding kan worden gegeven. Het ligt in de bedoeling de aanwijzing van candidaat-civiele gezaghebbers te doen voorbe reiden door jaarlijks zoowel in Nederland als in Indië in te stellen commissies, die zullen hebben te beoordeelen of bij de candidaten op grond van hun opleiding en (of) maatschappelijke werk zaamheid geschiktheid voor hun lateien werk kring kan worden verwacht. Eene herziening van de traktementsregeling van de leeraren bij het middelbaar en het tech nisch onderwijs maakt reeds eenigen tijd het on derwerp uit van overleg met de Indische regee ring. Voor verhooging van de salarissen der on derwijzers bestaat geen grond. Het is den Minister niet bekend en wordt door de directie van het genootschap te Bannen zeer onwaarschijnlijk geacht, dat aan de scholen van de Rijnsche zending in de Bataklanden kin deren van niet-christenen zouden zijn geweerd. Hij zal intusschen daarnaar een onderzoek doen instellen. Mocht het feit zijn voorgekomen dan zou in strijd met een der voorwaarden van subsidiëering zijn gehandeld. De directie der Rijnsche zending heeft verklaard dat mocht een barer zendelingen zich onverhoopt hieraan schul dig hebben gemaakt, harerzijds daartegen on middellijk maatregelen zullen worden genomen. In zake de pestbestrijding op Java mag aan genomen worden dat men op de woningverbete ring, mits met zorg uitgevoerd, mag blijven vertrouwen. Er wordt gerekend op de mogelijkheid dat in 1914 drie gouvememerits-landbouwscholen zul len tot stand komen en dat 5 particuliere scholen met regeeringssteun zullen worden opgericht. Met zijn ambtsvoorganger acht de Minister het wenschelijk, groote wérken in Indië zooveel mo gelijk uit te besteden. Voorstellen tot verbetering van de positie van het personeel van den post-, telegraaf- en tele foondienst, zijn tijdens het afdrukken dezer Me morie ontvangen. Ten gevolge van de veranderingen zijn de eindcijfers van de ontwerpbegrooting als volgt: uitgaven in Nederland f 73,702,460.—, uitga ven in Indië f 335,67:0,018.middelen in Ne derland f 53,326,448 middelen in Indië 295,229,458.Het tekort bedraagt dus f 40,440,560. DE OMVANG DER NEDERLANDSCHE VAKBEWEGING OP 1 JANUARI 1913. Verschenen is het door het Oentraai Rurea.u voor de Statistiek bewerkte „Beknopt Over zicht van den omvang der vakbeweging op 1 Januari 1913." In het voorbericht wordt opgemerkt, dat ook dit jaar de medewerking dei- organisatie bij dezen arbeid van het Bureau weder is toegenomen. Een aantal vragenlijsten werden echter niet tijdig teruggezonden of dusdanig ingevuld, dat zij aanvulling en verbetering behoefden, hetgeen tijdroovende correspon dentie en persoonlijk bezoek noodig maakte en do publicatie vertraagde. In 1 van het Beschrij vend overzicht wor den do centrale organisaties van vakbonden behandeld. De vijf oentraJen omvatten op 1 Januari 1913 de volgende aantallen georganiseerden het Nat onaal Arbe'ds-Socretariaat 8097 (4.28 pCt. van het totaal aantal georganiseerden) in 72 vakvereenigingen, hot Nederl. Verbond van Vakvereenigingen 61447 (als voren 32.51 pCt.) in 709 vakvereenigingen, het Christelijk Nationaal Vakverbond 7944 (als voren 4.20 pCt.) in 185 vakvereenigingen, het Bureau voor de R. K. Vakorganisatie 21096 (als vo ren 11.16 pCt.) in 374- vakvereenigingen en het Nederl. Verbond van Neutrale Vakvereeni gingen 2844 (als voren 1.50 pCt.) in 46 orga nisaties. In de vijf centralen te zamen wa ren op genoemden datum georganiseerd 101.428 vakvereenigingsleden (<Li. 53.66 pCtL van het totaal in het Rijk). Opl 1 Januari 1912 was Id it percentage 48.82, op 1 Januari 1911 47.27 en op 1 Januari 1910 43.34. Blijkens 2 waren er op 1 Januari 1918 156 vakbonden tegen 135 een jaar te voren. Het aantal leden steeg van 138.031 op 1 Ja nuari 1912 tot 157.285 op 1 Januari 1913, bet aantal afdeelingen van 2074 tot 2367. Bedroeg het aantal in vakbonden georganiseerden op 1 Januari 1910 nog 78.61 pCt. van het totaal der georganiseerden, op 1 Januari 1913 was de verhouding 83.21, 8 is gewijd aan üe nationale en plaatse lijke zelfstandige vakvereenigingen. Het aan tal nationale vakvereenigingen bleef sedert het vorige jaar gelijk (25), terwijl haar leden tal steeg van 3653 tot 3654. Het totaal der plaatselijke vakvereenigingen daalde sedert het vorige jaar van 444 tot 408. Daarentegen' steeg haar gezamenlijk ledental van 27171 tot 28091. 5 geeft 'n samenvalt,ting van de gegevens selijke arbeids-secretariaten behandeld. Op 1 Januari 1913 bestonden er 76 dier lichamen, tegen 74 een jaar te voren. Op eerstgenoem de n datum waren er 646 organisaties bij aan gesloten met 66.717 leden. Hiervan omvatten de 11 plaatselijke federaties, verwant aan bet nationaal arbeids-seoretariaat, 92 vakvereeni gingen met 6549 rieden, de 44 federaties, ver want aan het Nederl. verbond van vakver eenigingen 443 vakvereenigingen met 54.456 leden en de 20 Ohrist. bestuurdersbonden 111 vakvereenigingen met 5712 leden. geeft een samenvatting van de gegevens betreffende alle vakvereenigingen zoowel de afdeelingen van de vakbonden als de natio nale en plaa-stelijke zelfstandige vakvereeni- j gingen en hare ledentallen. I Daaruit blijkt o. m., dat op! 1 Januari 1913 2800 vakvereenigingen bestonden, te zamen 189.030 leden tollende, tegen 2543 vakvereeni- gingen met 168.855 leden op Januari 1912 Hierbij is rekening gehouden met het feit, dat ook weer dit jaar het bestaan is gebleken van een aantal vakvereenigingen, die een jaar te voren ook reeds bestonden, terwijl anderzijds een aantal organisaties ziekenfondsen, studie- dubs e. d. bleken te zijn. De groep der confessioneele organisaties too van 825 vereenigingen met 38.848 leden op 1 Januari 1912 tot 924 vereenigingen met 43.194 leden op 1 Januari 1913, derhalve met 99 vereenigingen en 4316 leden, of rekening houdende met het hiervoor vermelde met 101 vereenigingen en 4686 leden. De overige vafe- vereehigingen stegen in aantal van 1704 tot; 1876, derhalve mét 172 en in ledental van 130.296 tot 145.836, of met 15.540. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verhouding in procenten van het ledental j der verschillende organisaties, onderscheiden i naar hun standpunt ten opzichte van 'den godsdienst, tot het totaal aantal georganiseer den jn het Rijk sedert 1 Januari 1910. Groepen. 1 Jan. 1 Jlaw. 1 Jan. 1 Jan. 1910 1911 1912 1913 Pix>t_ Ohrist, valtvereenigingon 5.71 4.14 8.07 3.28 i R. K. vakvereen. 15.94 15.28 15.23 16.28 Overig© confess. vakvereenigingen 1.95 4.04 4.07 3.34 Totaal confess. vakvereenigingen 23.59 23.46 22.97 22.85 Overige vakver. 76.41 76.54 77.03 77.15 Totaal generaal 100.100.100.100. Met betrekking tot de splitsing der vak vereenigingen naar vijf groepen van gemeen ten wordt opgemerkt, dat sedert het vorige jaar het aantal georganiseerden in alle groe pen is-.gestegen. Het sterkst was de stijging weder in do groep der 4 grootste gemeenten (Amsterdam, Botterdam, 's-Gravenhage en Utrecht), n.l. van 75928 op 1 Januari 1912 tot 85019 op 1 Jan. 1913. Deze 4 steden omvatten op laatst genoemden datum reep. 25.20 pCt.. 9.79 pCt. 6.80 pCt. en .3.19 pOt. of samen 44.98 pCt. van het totaal aantal georganiseerden in het Rijk, tegen 44.89 pCt. op 1 Januari 1912. Echter nam de plaats welk© Amsterdam in de vak beweging inneemt ©enigszins in beteekenis af. Op 1 Januari 1912 woonden in deze stad 25.47 pOt. van het totaal aantal georganiseer den, welk 'percentage op 1 Januari 1913 was teruggeloopen tot 25.20. Rotterdam bereikte hef cijfer van 18503 georganiseerden en her stelde zich hiermede van den teruggang, wel ke voor het tijdvak 1908—1911 te "consta,toe ren viel. In 'de greep der gemeenten met min der dan 50Ö0 inwoners steeg het aantal ge organiseerden sedert 1 Januari 1912 van 6932 tot 9970 of in verhouding tot het totaal in het Rijk van 4.10 pCt. tot 5,27 pCt. 'Met betrekking tot de provincies blijkt, dat 'f aantal vakvereenigingen zoowel als 't aan tal georganiseenden in allo provincies Ja ge stegen, met uitzondering van Overijsel, waan het aantal georganiseerden terugliep van 11850 tot 10902. De plaats welke de provin- oies Noord- en Zuid-Holland in de vakbewet- ging innemen, werd de laatst» jaren steedfl belangrijker. Op 1 Januari 1911 omvatten deze beide provincies te zamen 66.94 pCt. van het totaal aantal georganiseerden in het Rijk. Op 1 Januari 1912 was dit cijfer geste gen tot 67.79 pCt. terwijl het op 1 Januari 1913 58.86 pCt. bedroeg. Het gemiddelde ledental per vak vereeniging is, over het geheele Rijk gerekend, sedert het vorige jaar weer gestegen, n.l. van 66.88 op 1 Januari 1912 tot 67.51 op f Ja nuari 1913. Nog slechts in één groep van gemeenten, n.l. die met 5000—20000 inwonere, tellen de confessioneele organisaties gemid deld nicer leden dan de overige vakvereeni gingen (eerstgenoemde gemiddeld 46.32, de laatste gemiddeld 30.18.) De totaalcijfers van het aantal georganiseer den in de verschillende bedrijfsgroepen ïoo- nen aan, dat het aantal vakvereenigingen en het aantal georganiseerden in do meeste groe pen is gestegen en slechts in enkele gedaald. Van eenige beteekenis was de daling slechts in groep XV (Textielindustrie), n.l. van '9225 tot 7558, jals gevolg vooral van den achter uitgang van den Nederl. Ohr. Textielarbeiders- bond „Unitas." In 1912 werd een totaal van 10.000 geor ganiseerden overschreden door de snarenma kers en tabaksbewerkers en het spoor- en tramwegpersoneel zoodat er op 1 Januari 1913 4 beroepen waren welke genoemd aanbal be reikt hadden, n.l. de gemeentewerklieden met 11603 georganiseerden in 80 vereenigingen, het spoor- en tramwegpersoneel met. 11547 ge organiseerden in 278 vereenigingen, de dia mantbewerkers met 10.533 georganiseerden in 6 vereenigingen en de sigarenmakers in 168 vereenigingen. De onderscheiding van dc organisaties naar de bedrijfsgroepen en het standpunt ten op zichte van den godsdienst toont aan, dat in alle bedrijfsgroepen het aantal confessio neele georganiseerden overtroffen wordt door het aantal in tdo overige vakvereenigingen georganiseerden. Het aantal vrouwelijke georganiseerden daalde van 8503 (d.i. 5.03 pCt. van het totaal aanbal georganiseerden in het Rijk) op 1 Ja nuari 1912 tott 8394 (als voren 4.44 pCt.)op 1 Januari 1913. In de diamantindustrie en in de textielnijverheid treft men het grootste aantal vrouwelijke georganiseerden in het Rijk aan. Uit den staat betreffende het aantal geor ganiseerden, die niet tot de werklioden in engeren zin belmoren blijkt, dat het aantal van dezen op 1 'Januari 1913 47365 bedroeg in 755 vereenigingen) tegen 45.056 op 1 Ja nuari 1912 (in 714 vereenigingen.) Feitelijk zijn deze cijfers te laag, omdat bul ten beschouwing gelaten moesten worden die organisaties van bet spoor- en tramwegbedrijf, die zoowel ambtenaren en beambten als werk lieden vereenigen. Ditmaal zijn aan de publicatie eenige gra fieken toegevoegd, welke een overzicht ge- van van het aantal vereenigingen In hot land- bouw- en zuivelbedrijf. Zij werden door het bureau ingezonden op de in September van d't jaar te 's-Gravenhage gehouden nationale en internationale landbouwtentoonstelling. Een dezer grafieken geéït de verhouding aan van het aantal ^©organiseerden in den landbouw en in de industrie. Het aantal georganiseer den in den landbouw bedroeg op 1 Januari 1913 1.99 pCt. van het totaal aantal arbeiders did In het bedrijf werkzaam zijn. terwijl dat percentage voor de industrie 16.75 be liep. Een andere grafiek geeft een beeld van het aantal georganiseerden in het landbouw- en zuivelbedrijf op 1 Januari van elk jaar sedert 1896. In 1906 bedroeg dat aantal nog slechts 800. Ot> 1 Januari 1907 was het gestegen tot 5030, nadien daalde het weer eenigszins, doch deze daling maakte in 1911 plaats voor een stijging, waardoor bet aantal georgani seerden op 1 Januari 191-3 7802 bedroeg. Op ©en drietal kaartjes is de verspreiding der vakvereenigingen in genoemd bedrijf aange geven resp. op 1 Ianuari 1896, 1907 en 1913 DE VLIEGDEMONSTRATIES VAN PEGOUD. Men schrijft aan de N. R. Ct.-. Men zal zich ongetwijfeld afvragen, in hoe- I verre de vliegsport met dergelijke „kunsten" ge baat is. Het oordeel van verschillende deskun digen is in hoofdzaak hetzelfde: de vliegsport I heeft aan Pegoud meer te danken, dan men bij oppervlakkige beschouwing zou denken. Zijn praestaties met den naam van kennisvertoonin- Groot© moeilijkheden stonden hen te wach ten; dat wist hij, en na een korte inleiding zeido hij hel ronduit, dat n.l. een koninkijke commissie in last had, hem voor de rechtbank te brengen, en dat de commissie reeds op weg was. „Het split mij voor u, mijne broederen, zoo ongeveer sprak do Abt, „en voor mijne jon gere vrienden, die in zoo grooten getale hier rondom mij vergaderd zijn. Het lot, dat zoo vele andere Godshuizen is overkomen, staat ook ons te wachten; dit gebouw zal vernie tigd worden naar het vleesch zal men u sparen, maar als gij van hier verjaagd zijt, en naar de wereld zijt teruggedrongen, naar die ineedoogelooze, verdorveno wereld, waar voor gij ten eenemale ongeschikt zijt, znlt gij, in den geest begonnen, door het vleesch wor den overwonnen. En wat zal ik zeggen, wat doen, daar ik niets kan doen voor hen, die mij door God werden toevertrouwd!" Hierop werd hij door al zijn broeders in Zijn rede onderbroken. „Laten wij dan liever hier sterven," rie pen zij. „Hemel en aarde zullen getuigen, Jat wij ten onrechte werden ter dood ge- rachtl" „Als dit kou geschieden," vervolgde de Abt, „wij zonden gelukkig het huis van onzen Vader bereiken, maar men zal ons die wel daad niet bewijzen. Mij en mijn oudere-broe ders mogen zij wellicht ter dood brengen, de jongeren zullen zij naar de wereld terug zen- Hen, die zij eenmaal hebben verlaten, waar (verschillende moeilijkheden hen wachten. He laas, wie kan dit alles verdragen?" Na een oogenblik rust, ging hij aldus voort. „Thans is het misschien voor het laatst, dat wij binnen deze gewijde muren hijeen zijn. Voor liet laatst wellicht klinken uwe dank gebeden omhoog, gelijk zij gedurende15 eeuwen ten liemel stegen. Maar het is tijd om ons voor den strijd gereed te maken. En om het met meer ver dienste te doen, moeten wii elkander ver geving vragen voor de fouten, wielke wij tegen elkander hebben bedreven, en Iaat ons met die intentie bidden: „Vergeef ons onzo schulden, gelijk ook wij vergeven onze schul denaren". Een oogenblik van plechtige stilte volgde, welke door een bijzonder voorval werd ge kenmerkt. Een zacht geluid als van een en gelenkoor klonk door de lucht. De muziek werd niet door het orgel, noch door een zichtbaar orkest teweeggebracht. Eon ieder voelde zijn hart trillen. De eerwaardige spre ker werd zoo bewogen, dat hij, in tranen smeltende, op den grond nederviel, en voor langen tijd niet in staat was, zijn rede voort te zetten, terwijl een ieder verwonderd om zich heen zag, doch inwendig verheugd was over dit verschijnsel, dat hen als een bewijs van Gods tegenwoordigheid toescheen. Zij meenden deze woorden te hooren: „O, vertrouw op God, berust in Hem". De predikatie eindigde in een vloed van half onderbroken geloof- hoop- en liefdesbe tuigingen, woorden, getuigend van diepe ontroering, en die door niemand der aan- i wezigen ooit zouden worden vergeten. Daarna werd het H. Misoffer voortgezet. Den volgenden morgen verliet de Abt, het klooster, en begaf zich naar een klein huis iit de buurtschap van het klooster, dat even eens tot de Abdij-goederen behoorde, en on- 1 geveer een kwartier uurs van daar gelegen was. Daar hij wist, dat de bewoners der streek nooit zouden toestaan dat hun eer waardige vader als een misdadiger werd weg gevoerd, had hij zich hierheen begeven, om het schandaal eener openbare inhechtenis neming te vermijden, en een mogclijkon strijd te voorkomen. Overigens legde hij voor zijn verblijf plaats weinig geheimenissen aan den dag. Want toen de gemachtigde ambtenaren don vol- genden dag wat later kwamen, viel het hen niet moeilijk, zijn schuilplaats te ontdekken, i De eenmaal zoo krachtige Abt zat in een met eikenhout beschoten kamer. Hij schreef nog eenige laatste bevelen neer, hoofdzake lijk zich bepalende tot het schenken van eenige goederen, die voor hen die hem "be minden, als eene herinnering zouden kun nen dienen, als zij hem niet meer zouden zien. Ofschoon onder het schrijven dikke tranen ontrolden aan zijne oogen, die zoo lang geen tranen hadden gekend, en nu zijn oude en gerimpelde wangen bevochtigden, was hij toch kalm en rustig. j Jn de vensterbank zat Cuthbert. met strek ken blik starend© op den weg, die naar de Abdij leidt. „Vader", zei hij, „daar komen zij; een troep „Het is te laat, mijn zoon,-zij hebben de gewapende mannen is in aantocht. Wilt gij Poort reeds bereikt." niet vluchten? Wij kunnen u nog wel ver-1 „Wij zullen u verbergen. Hier moet ergens bergen, zij zijn nog wel tien minuten van ©en plaats zijn, waar wij u kunnen verber- hier. Vlucht om onzentwille, vlucht om mij- gen. een geheime kamer of zoo iets. nentwille, uw pleegzoon!" j „Zij zijn reeds de ir-ip op, mijn zoon. Laat „Mijn zoon, ik kan niet vluchten. Het leven hen niet bemerken, au gij geweend hebt. heeft zoo weinig aantrekkelijks voor mij, en Mees manne u het zal veel heilzamer voor mij zijn, dat ik Cuthbert ti achtte zijn leed te verbergen, en met mijn bloed getuigenis afleg voor mijn hield zich uiterlijk zeer kalm, toen de deui geloof, en den martelaarspalm ontvang, dien geopend werd, en drie mannen met een woesi God mijn broeders reeds schonk, dan dat ik uiterlijk binnen kwamen, nog enkele jaren langer een ellendig leven i „Mijn naam is Laytou," zeido de hoofdmun voortsleep, en getuige ben van de verwoes- en deze twee dapperen heeten Pollard en ting, welke het wilde zwijn in den wijngaard Moyle. Wij zijn dienaren des konings, en ln des Heeren aanricht". j zijn naam en krachtens zijn bevel werd ons Na een oogenblik van stilte vervolgde hij:opgedragen, u in hechtenis te nemen, tenzij „Ziet gij hen duidelijk? Wie is hun ge- gü u van de op u rustende beschuldigingen leider?" door een duidelijk antwoord op eenige vragen „O, schande, het is Nicholas Grabber. Ik weet te zuiveren, zou nog liever mijn voeten laten afkappen, I „Wat helpen die vragen?" zeide de Abt dan dat ik mij daartoe had laten overhalen." bedaard. „Neen, mijn kind, ik heb vóór mijn ver trek gezegd, waar men mij zou kunnen vin den, en bevolen, dat men geen geheimhou ding zou in acht nemen." „Hebt gij den eed ran onderwerping aan het Oppergezag gedaan?" „Tot mijn groot leedwezen, ja." „Tot uw groot leedwezen, teeken dat aan, „Toch geloof ik dat niemand minder ge-I meester Pollard, en waarom dat?" schikt zou zijn om hen den weg te wijzen, „Het is een verraad, gepleegd tegen de dan een uwer kinderen. Hij moest zich scha- j Kerk". men. O gij, die voor mij meer dan een vader zijt-, vlucht. Zij zullen u een schandelijken dood doen sterven, evenals uwe broeders van Reading en Abingdon. Staat er niet geschre ven: Als zij u in dc eene stad vervolgen, vlucht dan naar eene andere?" „Gij zult dan dien eed uiet hernieuwen?'' „Nooit." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 14