TWEEDE BLAD
J, H. W. Gründemann
Mantel en
Stoffenmagazijn
J
i
binnenland.
0E VONDELING.
maan X II
iihi x iiaen
Over het borgen.
BUITENLAND.
Stateii'Generaa!.
Koningstraat.
Au Bun iünrctaé® j „üoyons,
HaaHei^Brusse!. Basiilsetioenen ifüoi* alle ggelee|ev)ftae&l®&ir'
MAANDAG 17 NOVEHBER ISIS
ing 25
Atelier voor kleeding S
naar maat.
FEUILLETON.
HS'
In het laatste nummer van de „Haarlemsche
Hanze" komt een artikel voor, ontleend aan H.
en I. M., waaraan wij het volgende ontkenen:
Een der grootste plagen van einhandel
is het borgen. Zoowel grootere als „leineie zaken
hebben daarmede te kampen.
Onder borgen verstaat men in het dagelijksch
leven: koopen voor dadelijk gebruik, zonder di
rect bij ontvangst te betalen.
De oorzaken van het borgen zijn velerlei, doch
de gevolgen zijn vrijwel dezelfde en komen in
hoofdzaak hierop neer, dat de winkelier eerstens
gevaar loopt nooit zijn geld te krijgen, en ten
tweede, dat er bij de eigenlijke afrekening, hetzij
dat aan het eind van de week of van de maand
geschiedt, zich voortdurend onaangename ge
schillen omtrent het gevorderde bedrag voor
doen. En dan is nog het gunstigste geval, dat
de winkelier inderdaad betaling krijgt, zij het
dan ook op kwetsende, onaangename manier.
Maar in den regel duurt het niet lang of de
rekening begint boven de draagkracht van den
borgenden klant te stijgen, dan ontvangt de win
kelier het volle bedrag niet meer bij de afreke
ning aan het eind van de week of maand, maar
vast de helft of zoo iets, met de toezegging, dat
de rest heel spoedig zal volgen. Als liet zoo
begint, dan weten de meeste winkeliers al waar
het heen gaat. Zij kunnen dan verder „crediet"
weigeren, maar verliezen dan den klant niet
alleen, maar in den regel ook het bedrag, dat
nog is te vorderen, of wel het duurt maanden en
maanden, om het met eindeloos geloop en ge-
maan binnen te krijgen. Beklag bij de aanver
wanten helpt in den regel bitter weinig.
Nu is het borgen inderdaad ook voor de klan
ten zelf iets wat hun heele economie in de war
stuurt. De gelegenheid tot borgen ontwent het
publiek aan nauwlettende controle op de dage-
lijksche uitgave, wat voor dagelijksch levenson
derhoud moet dienen wordt aan wat anders be
steed en de dagelijksche benoodigdheden worden
geborgd. En dan nog in den regel in ruimer
mate, royaler, dan wanneer er contant zou ge
kocht zijn. De gelegenheid tot borgen verleidt
zoodoende in dubbele mate tot uitgaven boven
krachten. Is de borger of borgster van nature
een eerlijk persoon, die den plicht gevoelt om te
betalen, dan gaat hij op deze wijze zelf maat
schappelijk achteruit, is hij of zij daarentegen
iemand die zich om het betalen van gemaakte
schulden weinig bekommert, dan loopt het
zaakje uit op een verliespost voor den winkelier.
Natuurlijk borgt de winkelier niet voor zijn
genoegen. In den regel is hij er wel toe gedwon
gen, het is een concurrentiemiddel. Maar een,
dat behalve gevaar voor schade ook een heele-
boel last en omslag veroorzaakt. Want al die
borg moet natuurlijk geboekt worden, er moet
gelet worden op de datums, die men bij onder
vinding geleerd heeft dat de gunstigste zijn om
betaling te erlangen. Dan moet er van tijd tot
tijd gemaand worden, een zeer onaangenaam en
ondankbaar werkj'e. Maar in weerwil van dit
alles kan geen winkelier bijna zich geheel van
het borgen onthouden.
Sommige winkeliers borgen aan klanten die
zij goed achten voor het geld, zelfs gaarne, drin
gen het als het ware zelf op, juist wegens het
eigenaardige verschijnsel bij het borgen, dat er
daarbij meer wordt gekocht dan bij contante be
taling. Het publiek toch schaamt zich niet, kleine
hoeveelheden van eenigerlei waar contant te koo
pen, maar kleine hoeveelheden te borgen, dat
acht men een schande, wijl het zoo „arm staat",
enz. enz.
Het borgen is geen verschijnsel, dat zich uit
sluitend bij ons te lande voordoet. En algemeen
gaan er stemmen op, om dit euvel, deze groote
plaag van den kleinhandel, grondig te bestrijden
en geheel uit te roeien. Zaken, die zich voorne
men, om met het borgen te breken, zien zich in
den regel gedwongen daarop terug te komen.
Zelfs coöperatieve instellingen, die volgens
hunne statuten alleen contant mogen leveren,
kunnen daar niet altijd de hand aan houden.
In Brussel is een vereeniging tot bevordering
van contante betaling opgericht. Deze „Ligue
Nationale du Pavement Comptant" laat zoowel
koopers als verkoopers als leden toe. De leden
verkoopers betalen jaarlijks een franc contributie
tot bestrijding der onkosten, en verplichten zich
om bij elke levering dadelijk te disponeeren en
alle leden van den bond een korting van 20 pet.
toe te staan bij betaling bij ontvangst of binnen
30 dagen na ontvangst. De leden-verkoopers be
hoeven geen contributie te betalen, maar ver
plichten zich alleen om alles wat zij koopen con
tant te betalen, of wel na verloop van 30 dagen
afstand te doen van alle korting en schriftelijk
den datum op te geven waarop de betaling zal
Elaats hebben. Het gronddenkbeeld van dezen
ondalle winkeliers te vereenigen tot een alge-
meene actie tegen het borgen, schijnt niet slecht,
doch het is uiterst moeilijk, de menschen tot eens
gezinde actie te organiseeren. Van zulk een bond
valt dan ook niet veel te verwachten.
In België heeft men het reeds tot een wetsont
werp in dien geest gebracht. Het ontwerp geeft
eiken verkooper en eiken leverancier, hetzij van
waren of van arbeidskracht, het récht, om in het
verkeer met het consumeerend publiek (dus niet
binnen de grenzen van het eigenlijke handelscre-
diet) na verloop van drie maanden na de leve
ring, indien dan nog geen betaling heeft plaats
gehad, 2 pCt. rente te vorderen. Vereischte is,
dat bij het geleverde een nota wordt gevoegd,
die o. a. deze bepaling behelst. Dit nu dekt den
winkelier wel voor renteverlies van zijn aan borg
uitstaande gelden, maar tast het borgen zelf niet
wezenlijk aan. Dat doet alleen een maatregel,
die tengevolge heeft, dat er direct bij "het koopen
wordt betaald.
In Luxemburg is reeds sedert 23 Juni 1907
een wet in werking, welke bepaalt, dat alle vor
deringen voor leveringen en prestaties van klein
handelaren en handwerkslieden na een maand
gerechtelijk invorderbaar zijn indien niet schrif
telijk andere is overeengekomen.
Abbé Lemire.
Dezer dagen heeft abbé Lemire beslist ver
klaard zich niet nan het verbod van den aaxte-
biseliop van Kn ine rijk, om zich opnieuw her
kiesbaar te stellen, t,e zullen storen. Als vrij
1'ranse h burger bleef hij afgevaardigde, zoo als
hij ook priester bleef.
De „Oroax" wijdt aan de oproerige houding
van den „abbé" een artikel, en brengt nog eens
de heele geschiedenis van den „abbó" in herin
nering.
De „Msb." ontleent het volgende eraan:
Op 2 April 1906 vaardigde de Curie een
decreet uit, waarbij aan alle Fransclie geeste
lijken. verbóden word to dingen naar een ka
merzetel, zonder uitdrukkelijke toestemming
van hun eigen bisschop en van dien, in wiens
diocees het district in kwestie gelegen was.
Dit. decreet werd gedrukt aan alle Fransche
bisschoppen gezonden, maar aan de bisschoppen
van Kamerijik en Quimper in Bretagne. waar
abbé Lemire en abbé Gayraud aftredend wa
ren, werd schriftelijk door den kardinaal-staats
secretaris medegedeeld, zich tegen de herkie
zing dezer aftredende député's, indien zij zelve
een herkiezing wenschten, niet te verzetten.
Dit schrijven droeg een zuiver administra
tie. f karakter, maar abbé Lemlro zag er een
privilegie in, waardoor voor hem levenslang een
uitzondering werd gemaakt.
Deze bewering werd te niet gedaan door een
later decreet van 9 Mei 1913, waarin het ver
bod van 1906 werd bekrachtigd en uitgebreid
tot de geestelijken, die t<ot dan toe een dezer
mandaten hadden bezeten.
Het was duidelijk genoeg. Maar abbé Lemire
bleef voortgaan met in verschillende verkie-
zings-redevoeringen te beweren, dat hij nog
evenals in 1906 van bet privilege genoot.
De Katholieken van Frankrijk weten cn Le-
miro weet het evengoed, dat de Curie opnieuw
geraadpleegd, antwoordde dat „de priester Jules
Lemire, evenls de anderen, aan het gewond
recht onderworpen was."
Er is dus geen uitweg meer. Lemire kon
aan do verkiezingen niet deelnemen, tenzij met.
uitdrukkelijke toestemming van zijn ordinarius.
Welnu, mgr. Charost heeft in een herderlijk
schrijven officiéél verklaard, dat aan den afge
vaardigde van Hazebxouck, die onmisbare toe
stemming is geweigerd..-«
Ondanks alle beweringen en uitvluchten, la
Lemire dus beslist in strijd met rijn kerkelijke
overheden.
Antwerpen en Rotterdam.
H5et „Hbld. v. Antw." geeft een tabel, 'die,
zegt het, meer dan ellenlange artikels, het ge-
voor doet uitschijnen, dat Antwerpen bedreigt
en die bewijst, boe onze haven, bij gemis aar!
doeltreffende uitrusting, gevaar loopt den gan-
schen graanhandel te verliezen..
„Graansohepen, die op 28 Ootober op weg
waren naar
Rotterdam Antwerpen
Van de Zwarte Zee,
zee van Aaoff em
Donau-Havens
Uit de Plata..
Uit N.-Amerika
Uit Ta ga n rag ver
trekken 86dw|
April en bestemd
voor
85
9
m
43
21
21
8
En zeggen dat over «enige jaren voor het
graan uit de Zwarte Zöe- en Donauhavene Ant
werpen den eesten rang innam j dat tot over
drie jaar bijna nooit een graanschip van de
Plata naar Rotterdam ging en dat wij het
Loeuwenandeel kregen van al de graanladingen
uit Noord-Amerika.
„Ziedaar hoe Rottendam ons met zijn vloot
graanzuigers en zijn snelle wijze van lossen
den baard af doet en hoe wij, door de nalatig
heid, de onwetendheid of de onbekwaamheid
ven hen, die onze heven bdiaden moeten op de
hoogte houden van Rotterdam, den berg afrol
len."
De eischen der Italiaansehe Katholieken.
Zooals men weet, hebben de Italia anscha li
beralen, die met de hulp der Katholieken go-
kozen zijn, schriftelijk «enige verplichtingen
op zich moeten nemen. Deze verplichtingen lui
den volgens de „Köln Volksztg." als volgt:
1. Verdediging van do grondwettelijke in
stellingen en van de door de grondwet gegeven
waarborgen voor de gewetensvrijheid en de vrij
heid der kloosterlingen. Dientengevolge moet
elk wetsontwerp, dat een aanslag op de kloos
terorden beraamt, of iets bevat, wat den gods
dienstvrede der natie zou kunnen veratoren, met
alle kracht bestreden worden.
2. Ontwikkeling der schoolwetgeving in
dien zin, dat geen enkele voorwaarde mag ge
steld worden, waardoor het bijzonder ouderwijs,
een gewichtige factor in do verbreiding en
verliooging der nationale cultuur, bemoeilijkt
of afgeschaft zou kunnen worden.
3. Het recht der huisvaders, om voor hun
kinderen ernstig godsdienstig ondier wijs in dé
openbare scholen te «kebon, moest onbeperkt
blijven voortgaan. Dit recht moet nog krach
tiger en scherper worden omschreven en door
prachtifiche waarborgen verzekerd worden,
4. Bestrijding van elke poging om de een
lieid van het huisgezin te verzwakken; dus ook
een onvoorwaardelijke bestrijding van de echt
scheiding.
5. Een voortgezette hervorming in zake het
belastingwezen en van de geautoriseerde stich
tingen, met dien verstande, dat de princiepen
van sociale rechtvaardigheid een steeds juistere
toepassing vinden.
6. Ondersteuning van die politiek, welke ten
doel beeft, de economische en moreele krachten
van het land steeds hooger op te veren en te
ver jn gen, zoodat de Raliaansche Id vloed op de
ontwikkeling der internationale cultuur immer
grooter en sterker wordt.
- Amsterdam III. Een ftbonnó zendt aan de
„Tol." naar aanleiding dor herstemming in
UI, de volgende aardigheid
M o t t o"— O 11 o.
O
Troelstra
Troost
Oudegeest I
- Den Onder-de-Streep-rcdacteur van het
„Hbld." wordt bericht, dat do barbiers in Am
sterdam IJl een Inon-actie op touw gaan zet
ten, omdat ze de laüge gezichten van de S.
D. A. P.-era niet meor voor hetzelfde geld wil
len scheren."
Werk voor de landsdrukkerij 1 Gedurende
het zittingsjaar 191210 praatte de Kamer
4363 kolommen der Handelingen vol. zegt het
„D. N. b.n
De socialisten alleen 1464 kolom, dat is een
derde.
En zij tolden 7 leden, dat is een veertiende
der Kamer.
Dat getal zeven is dit jaar geklommen tot
18 en weer gedaald tot 15.
15 is tweemaal 7 pl. 1.
De 7 man praatten 1404 kolom vol; voor de
15 kan men dus rekenen op minstens drie dui
zend kolom.
Reken, als verleden Jaar., ook 3000 voor de
rest der Kamer, en ge komt aan zes duizend
kolom.
..Wij wilden den direkteur der Landsdruk
kerij maar even waarschuwen.
Dat hij tijdig zorgo voor versterking van per
soneel.
Er is periculum in mora; uitstel beteek ent
gevaar.
««-« Een ongewoon geval. De winkelier J. W.,
te Middelburg had voor zijn raam een bord ge
hangen met „Te koop een schuldvordering op
J. O. Mink ad 8.25" Mink, die een overbuur
man van den winkelier is en dus het gezicht
op het bord had, aohtfe zich beleedigd doch
de Rechtbank sprak W. vrij.
Stijlbloempjes, volgens do 'sE Ct opge
diept uit de begrootingedebatten in den Rot-
terdamschen gemeenteraad.
tfIk kan niet inzien, dat die hoornen daar
lijden kan vernielzucht
De directeur zal van advies moeten die
nen en het ziekenhuis zweeft in do lucht.
Een enkele «leeperswagen hooft 't bijltje
erbij neergelegd.
Het aaDtal op Zondag werkende schepen
is gestegen.
Ik heb er aanspraak op, om behoorlijk
aangehaald te worden en niet verkeerd te
worden uitgelegd.
Die vrouw moet, om het gezin van meu
belen, gordijnen, slijtage enz. to voorzien, drie
dagen in do week ergeus de wasch gaan doen.
U hebt, M. de V., een vergelijking go-
maakt met de openbare werken, de spoorwe
gen, de chauffeurs, do rijtuigen, en u hebt er
ook de melkmeid bijgehaald.
Men zal later, als haren op het hoofd,
spijt hebben van den storm, dien men in vroe
ger jaren heeft gezaaid.
Menschen met een academischen graad
bekijken de sehoolzaken met een bril, waar
van men kan zeggen, dat de glazen vier. of
vijfdubbel beslagen zijn.
Do secretaris.
„Stekelbaarsje" slaat zijn stekels aldus in hot
„Ilearz." uit:
Op vergader in aen ziet men
fefoeds een man met lorgnet,
Die door 't lezen der notulen.
Altijd schaadt het beetje pret,
Die boel ijv'rig zit te pennen
Wat een ander zegt of schreeuwt,
Of aan 's presidenten schouder»
Vun verveling gruw'lijk geeuwt.
Gaat het over een artikel
•Van 't liuishoudTijk reglement,
Dan begint hij flink te praten,
Omdat hij 't van buiten kent.
Moeten de aamveez'gen stemmen'
Wat nog al eens vaak gebeurt
Dan vergaat hij van do drukte,
Want cr nioet papier gescheurd!
Als het zaakje gaat vervelen
.Schrijft hij aan zich zelf een brief:
„Secretaris, je moet weten
't Baantje is m' een ongerief. -
'k Heb zooveel al aan m'n hersens
'k Noem het ambt niet langer waar
Zaken, vrouw en al die kinderen
Vragen zooveel zorg, niet waart"
Aan het slot van zijn notulen,
Waar zijn taak mee is volbracht
Wordt aan alles en aan allen.
Hartelijke dank gebracht.
Slechts één zaak wórdt steeds vergeton
't I3 do i>ers, zijn beste bron, v
Uit wier bladen hij notulen
En de rest vrij gappen kon!
GEWISSELDE STUKKEN.
VOORLOOPIG VERSLAG OVER
HOOFDSTUK X. (LANDBOUW, NIJVER,
HEID EN HANDEL).
Ook over Uit hoofdstuk is het Voorlo'
pig Verslag verschenen.
Sommige leden meenden, dat do taak va
het departement niet een goed geheel vorm
bepaaldelijk dat Staatsmijnwezen beter bij
Waterstaat op hare plaats ware, in verban
waarmede de oprichting van een afzonde:
lijk departement voor de Staatsbedryvo
werd aanbevolen, aan het hoofd waarvan zo
behooren te staan een minister, die de daai
voor noodige bijzondere gaven bezit, weik
men in den regel evenmin aantreft bij man
nen aangewezen voor liet ambt van mink
ter van waterstaat, als bij hen, welke b
voorkeur in aanmerking komen voor minister
van Landbouw, Nijverheid en HandeL
Anderen konden zich inet de meening da
het departement vooral een „sociaal" krakte
zou hebben, niet vereenigen, althans niet in
dien met „sociaal" is bedoeld het op dei
voorgrond stellen van da behangen der ar
beidende klasse.
Volgons de verdeeling van de staatstaak
over de verschillende departementen, zooab
die tot 1905 gegolden heeft, was de zorg
voor de volkswelvaart in haar geheelen om
vang aan het departement van waterstaat op
gedragen. Dit kwam deze leden nog altijd
hot meest rationeel voor. De sociale aange
legenheden konden dan, als men hiervoor nioi
een afzonderlijk departement wilde oprich
ton, evenals in 19011905 het geval waa,
worden ondergebracht bij het departement var
binnenlandsche zaken, of, zooals oorspronke
lijk het geval was, bij dat van justitie. Eenii
go leden meenden dat de taak van het depaïi
tement langzamerhand voor één minister U
veelomvattend was geworden, hieraan too,
voegend, dat de opgetreden minister het ziel
bijzonder moeilijk heeft gemaakt, waar hij
hetgeen deze leden betreurden in op voori
stel van zijn ambtsvoorganger tot stand ge
komen verzekeringswetten zeer ingrijpend;
wijzigingen wil brengen, vreezendezij dat di\
hern zal beletten aan de landbouw wetgeving
de noodige aandacht te schenken. In dit ver
band vroeg men of de opgetreden minis te;
den noodigen tijd meent te zullen kunne;
vinden voor spoedige behandeling van eenigt
door minister Talnra voorbereide ontwerpen}
nieuwe jachtwet, arbeidswet voor landarbeii
dors, uitbreiding der ongevallenwet tot dei
landbouw, welke laatste langs den kortste:)
weg ware te bereiken door de landarbeider;
in de bestaande ongevallenwet op te nemen
Door anderen word aangevoerd dat met he»
oog op hetgeen ton aanzien der verzekering»
wetten in de Kamer door den nieuwen mini»,
ter werd gezegd en bij de verkiezingen i;
voorgevallen, van uitvoering dier wetten, zoo>
als die thans luiden, wel geen sprake kas
zijn. Opneming van de landarbeiders in d<
bestaande ongevallenwet achtten verscheiden»
leden allerminst gewenschfc.
Men vroeg verder: of van den minister t<
wachten zijn voorstellen tot inperking vas
den overmatigen arbeidsduur van volwasser
arbeiders en zoo ja of hij daartoe meent U
moeten komen langs den weg eener meei
algemeeno regeling (wettelijke tienuren-dag
dan wel langs dieu van speciale, slechts o|
enkele bedrijven betrekking hebbende web!
telijke maatregelen.
of spoedig te wachten is een w.o. tot regej
ling van den arbeidsduur en tot afschaffing
van bakkersnachtarbeid, zoo neen op welk*;
wijze hij dat euvel van den continueeleij
nachtarbeid in de bakkerijen meent te kunnen
bestrijden;
of de minister voornemens is voorstellen bei
treffende de werkl oosheid verzekering te doeni
of hij denkt voor te bereiden indiening eene;
wettelijke regeling betreffende do huisindus*
trie en zoo ja of hij ten deze vaststelling
van minimum-loonen cn instelling var. loon.
raden weuschelijk acht; eindelijk of spoedig
mag verwacht de volgens veler ineening drin.
gend noodige verbetering van de Merkenwetj
Opnieuw werd op herziening der Jachtwel
aangedrongen; verder op het handelen inej
heb recht van den dertienden penning ir}
Utrecht op gelijke wijze als ten aanzien van'
do tienden; voorts werd gevraagd of spoedig
afkondiging is te wachten van den algemeoncn
bestuursmaatregel bedoeld in art. lc van df
Vogel wet; werd betoogd, dat tot oprichting
der opleidingsschool voor de landbouwhuis.
houdkunde niet had moeten besloten zijn vóói
de goedkeuring van den begrootings wetgo ve;
was verkregen en critiseerde men de plan
99
6.
ier werd hij
Cuthbert en veri*., ?keu d<>01' eeu eniik
v01g^l0:
Hier
uw
„Wij zullen hen thun^,'.
laatste eer bewijzen aan het en
fechot van den laatstou Abt. vaV'Jf 0V61*"
kan worden, dat hij door niemand wor(f
troffen, en jiun plaatsen naast zijne eerbied^
baardige voorgangers. Na ecu leven van boete
Cat kier tezamen rusten, eu als hot
trompetgeschal over Avalon's woud
klinken, rullen zij te zamen verrijzen.
nU-uea "'erbij ook zijn waardige broeders
vet J-
ten
Vj UUÜ ZHJfl WiUliUJgfJ UIÜüllVIO»
r**# eu der. onder-prior van dit huis niet
7,ij 'nebben met hem gebeden, zij rus-
kem in het graf, maar hunne zie-
tonr, "'in door hot lijden op deze wereld,
nengeg^1' twijfel het kerneisen Paradijs bin-
van het ij', 'A'aar do heerlijke melodieën
(ken, w»( "heiligd Allmuja hoeren weerkliu- j
K(1 jeven u.0*"3'1 monscheujk oor kan hooren. j
koestel vrode. Maar do overtuiging, die
P°". inooCn'1' ',at G<k1n tfiorie annsekou-
wij toch den Almachti ge voor
Wtaoht eu barmhartigheid smeeken, eu
- "-TjSffStoeu voor de lijdende Kerk
°P aa.'.^e' diethans zoo hevig wordt vervolgd,
i er wijl deze H. Geheimen worden voltrokken
en wij onze gebeden voor onze broeders ten
hemel opvoeren, worden onze smeekingen
dankzeggingen, gelijk de H. Augustinne zegt.
En wat ons aangaat, 0, hoe vurig moeten wij
bidden, om evenals zij de woeste baren te
doorworstelen en het land der eeuwigheid te
bereiken, waar geen moeite en elleude wordt
gekend." j
j De H. Mis werd voortgezet, en toen de
plechtige uitvaart en begrafenis was geëin-
digd, werd de grafsteen weer over de opening
geplaatst, zoodat niemand kon bemerken, dal
ier iets had plaats gehad. De kaarsen werden 1
{uitgedoofd, en slechts een enkele fakkel op'
hel graf gelaten.
Dü, die de godsdienstplechtigheid had ge-'
leid, naderde Cuthbert. j
"'r'y,n zo?n." zeide hij, „kent gij dezen ring?" j
het' i,VoM ^"'kkert en buigde eerbiedig j
„Gij ontmoet mjj kier op een geschikt
OOgeuhlik. iliei, op deze plaats, bij het graf
van hem, dje u zoo toer boniinde, verklaar ik
u, u als mijn zoon aan te nemen. Gü hebt dan
een andereu vader gevonden, die de plaats zal
vervullen van hem, wien gij door den door
verloor. Vrees uwe vijanden niet, ik ken het
gevaar, waaraan gij blootstaat, maar vóór de
dag is aangebroken, zult gij u in veiligheid
bevinden.
tweede DEEL.
L
HET OUDE LANDGOED,
Ouder de vele schoone streken, die Enge
land te aanschouwen geeft, zijn er maar wei
nige, die zoo sohilderaclitig zijn als het zui
delijk gedeelte van Daitioor. De diepe, rijk
met boonien en struiken bezaaide valleien, de
bruisehende bergstroomen, de liooge heuvel
toppen, in diepe mist gehuld, de vruchtbare
vlakten aan hunne voeten, met donkerbruine
tinten omzoomd, de blauwe oceaan, die dit
schouwspel omzoomt, dat alles levert een
schilderachtig geheel en aanlokkelijk schouw
spel op, dat eenmaal in onzen geest afge
maald, herin aldelijk voor de oogen komt.
Enkele jaren, nadat do treurige geschiede
nis, welke wij in het eerste deel hebben op-
geleekend, paats greep, verliet op een Sep-
teinberavond een jonge reiziger de herberg
„de Roos en de Kroon" te Bovey Thrncey.
Het was reeds laat. De zon had baar loop
baan afgelegd, zocht eon veilige schuilplaats
in het Westen en verborg zich achter de
hoogten, die de vlakte omgaven. De reusach
tige bolwerken van die streek, Hey Toe, mot
zijn fantastisohen hoog van hooge heuveltop
pen, en Rippon Tor met zijn rotsheuvelen,
werden reeds met roode tinten gekleurd, en
liet purper toekende zich op de helling af, eu
leverde een allerschoonst gezicht van het al
tijd verrasend schouwspel eener ondergaande
zon tusschen de hergeu.
Onze reiziger was een jongo man van on
geveer 29 jaar, met een baardloos, bleek ge
laat. Over zijn nauwsluitende rok hing een
mantel, die los op zijn schouders hing, en
met fijn afgewerkt borduursel was omzoomd.
Om zijn fluweelen muts prijkte een gouden,
band, en aan de linkerzijde was een veder van
bijzonder fiine teekening bevestigd. Aan zijne
zijde rinkelde aan een mot juweelen bezetten
riem, een zwaard met zilveren gesp.
„Gij zult hard moeten rijden, mijnbeer Tre-
vaiiion, anders zult gij, voor 't donker wordt,
den bergpas niet meer kunnen bereiken, en
het is een gevaarlijke weg, vooral tegen
over den waterval van de Beckey", zeide de
herbergier op minzamen toon.
„O, ik weet den weg zeer goed te vinden,
Bonifacins, en mijn paard ook, wees niet be
vreesd voor ons."
„Het zal vroeg donker zijn, en misschien
wel regenen. Zie maar eens, wat een mist
om de Iley Tor hangt"
De jongen wendde even zijn oog naar de
kleine wolkon, die onder den bergtop zweef
den. „Ik zal wel thuis zijn voor het begint
te regenen", zeide hij. „Rust wel", riep hij den
herbergier toe, en verdween.
„Wie is die opgeschoten knaap van zoo
evon", vroeg een vreemdeling met donker
bruin gelaat, toen de herbergier binnenkwam.
„De zoon erfgenaam van sir Walter Tre-
j vanion," antwoordde deze, met een uitdruk
king van eerbied op zijn gelaat, want d«
vreemdeling bad hem gezegd, dat hij belas'
was met de overbrenging van 'skonings he>
velen, en was dus blijkbaar een man van boa-
gen rang.
„En hoe beet hij
„Cuthbert Trevanion. Zün vader heet Wat),
ter Trevanion".
„En wat is sir Walter Trevanion voor ec;
man?"
„Dat kan ik moeilijk zeggen. Sommigen zeg»
gen, dat hij, voordat koning Hendrik d;
kloosters liet afbreken en verwoesten, eeij
monnik is geweest, en dat- hij nog altijd aai
het kloosterleven met eenige andere monnil
ken verbonden bleef, en in het- oude gebouu
buist, dat hij zelden verlaat. Maar die ven
onderstelling is moeilijk aan te nemen, wanj
hoe kan hij dan ooit gehuwd zijn, en zoo7
beeld van een zoon bezitten?"
„En de zoon begeeft die zich dikwijls naa/
hot 011de kloostergebouw.
„Hij jaagt en rijdt als alle andere jongen;
(van zijn leeftijd. Alleen is hij wat bijzondef
huisziek, eu komt hij weinig buiten."
„Zijn er dan nog meer kinderen?"
„Neon, bij is maar alleen."
„En de moeder?"
„Zij stier voor dat Walter thuis kwam*
In welk jaar?"
„Dat kan ik mij niet herinneren' maar
„Verfrisch uw geheug wat met uw ei go ij
besten wiju. hii staat voor u gereed."