{£7! jY.Cw'eeftuitsen.marrejjorjssrraar Winter^antoffefss
Slobkousen.
BINNENLAND.
Boekbeoordeeling.
Letteren en Kunst
Brieven over Bouwkunst
Posterijen en Telegrafie.
Leger en Vloot.
Verkoopingen, Boel
huizen enz,
fteefefszafkeiia
Aft a rkt nieuws.
v
I
un terugreis zouden de poolvorschers, na
un doel, de Zuidpool, te hebben bereikt,
en groot aantal depots vinden. Maar in
ie menschelijke berekening was helaas te
reinig plaats ingeruimd aan de weersorn-
tandigheden. En die waren ontzettend.
Dit 6chreel Scott nog, toen hij zich op
■7 gr. 32 min. bevond en zijn laatste hulp-
ideeling onder Evans hem verlaten had:
k meen, dat alles goed gaat, Wij hebben een
tel krachtige mannen om voorwaarts te
ukken en alles is goed geregeld." Den vol
lenden avond noteerde hij in zijn dag-
mek: „Zon zoo warm, dat ondanks de tcm-
leratuur wij zoo gemakkelijk mogelijk bui
en kunnen blijven. Het doet goed ,zoo te
taan en zich de voortdurende vreeselijk-
icden van onzen toestand te binnen te roe
ten, zooals ze ons werden afgeschilderd."
Dit is zoo goed als de laatste opgewekte
tanteekening, die door Scott is nagelaten.
3e volgende bladzijde spreekt van „een
ichrikkelijk inspannende dag", en toen
werden er toch nog 12'/s mijl afgelegd. Een
taar dagen later stak een hevige sneeuw-
itorm op, en het kleine troepje kan geen
itap verzetten. Scott maakte er gebruik
ran om eenige bladzijden vol te schrijven
;n zijne erkentelijkheid voor den moed zij
ier metgezellen te uiten. Vooral voor E-
rans, „een reusachtige werker", is hij vol
.of. Hij erkent „hoeveel ik aan dien man
;e danken heb."
Het dagboek verhaalt dan, met treffende
eentonigheid, iederen dag opnieuw van de
buitengewone bezwaren, totdat op 15 Janu
ari de troep slechts 27 mijlen van de Pool
verwijderd was. Scott schreef dien Öag:
„Het is nu wel bijna een zekerheid, (dat
wij de pool zullen bereiken) en de eenige
droevige mogelijkheid is, het zien van de
Noorsehe vlag, die de onze vóór zou zijn
geweest
Men kan zich do vreesdijke teleurstelling
voorstellen van den man, die er al jaren
'lang al zijn zinnen op gezet had om liet
éérst de Zuidpool te bereikifli, toen hij, na
zooveel ontzaglijke moeilijkheden te hebben
overwonnen en de grootste ontberingen te
hebben doorstaan, een paar dagen later in
derdaad de Noorsehe vlag aan de Zuidpool
fcag wapperen.
„Het ergste of bijna het ergste is gebeurd"
schrijft Scott. „Wij gingen hedenmiddag
met zooveel opgewektheid op inarsch... Na
dat we ongeveer 2 uur hadden geloopen,
zag het scherpe oog van Bower iets dat op
een heuveltje leek, waarboven iets zwarts
uitstak. Na een half uur zagen wij wat
het was: een zwarte vlag op een slee-on
derstel vastgemaakt; daar dicht bij de over
blijfselen van een kamp, slecvoron en
Bneeuwschoenindrukken, en de duidelijkste
Bporon; van honden Dit vertelde ons de
gansche geschiedenis. De Noren waren ons
voor geweest. Zij waren het eerst aan de
Pool. Het is een vreeselijke teleurstelling,
en ik ben bedroefd om mijn-trouwe mak
kers..;... alle droomen zijn vervlogen: het
zal een zware terugtocht zijn."
Hoe zwaar die terugtocht in alle opzich
ten zou worden, dat besefte Scott toen
zelf nog niet. Üp 19 Januari, nadat men
er zich van had overtuigd, dat er niet de
minste twijfel kon beslaan of Amundsen
was inderdaad aan de Zuidpool geweest,
schreef Scott: „De terugreis zal vreesdijk
vermoeiend en eentonig zijn."
Er volgden nu twee sneeuwstormen bin
nen vijf dagen, en op 24 Januari schreel'
Scott: „Het ziet er mij niet good uit. Slaat
het weder om? Zoo ja; dan sta Gód ons
hij, met deze schrikkelijke reis en amper
voldoende voedsel. Wilson en Bowers staan
mij goed ter zijde; de gemakkelijke ma
nier, waarop Oates en Evans een naamge
noot van luit. Evans, bevroren ledematen
krijgeu, staat mij volstrekt niet aan."
Dan komen er een paar dagen van goed
vorderen, maar op 30 Januari begonnen
Evans handen er heel lcelijk uit te zien,
terwijl Wilson een beenpees verrekte. Drie
dagen later deed Scott zelf een ongciukki-,
gen val. Weer twee dagen later, op 4 Fe
bruari, noteert Scott, dat „Evans suffig- en
heel stil" wordt. Op 7 Februari bereikten
de vijf mannen den rand van het groote
plateau, waarop de Zuidpool zich bevindt.
Dien dag luidt het dagboek weer iets hoop-
voller, ofschoon Scott groote vrees koestert
ten aanzien van Evans, die „steadily down
hill" gaat.
Maar reeds spoedig begon het onheil de
vijf mannen weder te achtervolgen, erger
dan ooit. Het voedsel raakte op, en de
wind stak zoo hevig op, dat de reizigers bij
na niet vooruit kwamen. „We moeten er
morgen zijn," zegt Scott, sprekend over het
volgende depot. „Bidt God, dat we morgen
coed weer hebben." Het depot werd dan
ook bereikt, maar met Evans ging het zeer
Biecht. Op 17 Februari raakte hij twee
11!
malen achter, en alle vier manneü gingen
hem zoeken.
„Ik bereikte den armen man 't eerst, en
schrok van zijn voorkomen; hij lag op zijn
knieën met zijn kleeren in wanorde, zijn
handen bloot en door vorst geteisterd, met
een wilde glans in zijn oogen," schrijft Scott,
dien rampzalige dag. Evans werd naai* het
kamp gebracht. Dienzelfden nacht stierf hij.
Het troepje bevond zich toen op het groo
te ijsveld. Het reizen ging zeer moeilijk';
de sneeuw „trok" als zand, de mannen ver
loren hun krachten, er, kwam gebrek aan'
petroleum, de blikken, die men langs den
weg had gedeponeerd, bleken voor een deel
hun kostbaren inhoud te hebben verloren.
Op 2 Maart bevroren kapitein Oates' voe
ten. „Wij kunnen geen geforceerde mar
seden maken, en de koude is haast niet te
dragen", staat er in het dagboek te lezen.'
Voor het eerst sluipt een toon van wanhoop
in het kleine boekje, dat zooveel lijden ver
haalt: „God helpe ons, wij kunnen dit trek
ken der sleden niet volhouden, dat is zeker."
Op 10 Maart schrijft Scott, dat Oates „het
niet halen zal." Van het laatste depot ont-
braken tal van levensmiddelen. Sneeuw
stormen en ontzettende koude verlamden de
energie der ongelukkigen. Op 14 Maart of
ferde Oates zich op voor zijn makkers, hij
liep den razenden sneeuwstorm in en werd
nooit meer teruggezien. Zijn daad kon ech
ter de anderen niet redden. Scott's voeten
bevroren, het troepje kon geen vijf mijlen
per dag afleggen, de brandstof raakte op.
Op nog geen elf mijlen van een depot, dat
misschien redding had kunnen brengen (een
auto legt dien afstand in twintig minuten
af) werd het laatste kamp opgeslagen, en
daar hield de ergste sneeuwstorm, dien zij
nog tc verduren hadden gehad, de drie
mannen 4 dagen in hun tent opgesloten.
Op 23 Maart noteert Scott kort:
„Moeten het einde naderen. Wij zullen
naar het depot gaan met of zonder bagage,
en in eikaars voetsporen sterven." Maar zelfs
dat mocht zoo niet zijn.-Op 29 Maart komt
do laatste aanteekening: „Wij zullen tot het
eind volhouden, maar wij worden slapper,
natuurlijk, en 't eind kan niet ver meer zijn.
Het lijkt te dwaas, maar ik geloof niet, dat
ik nog meer zal kunnen schrijven," en dan
met onvaste hand de laatste wanhoopskreet
„Om Godswil, laat onze vrouwen en kinderen
niet in den steek."
Acht maanden later werden de lijken in
hun tent gevonden. Het dagboek werd ge
vonden en een aantal brieven, waaronder
korte, die gansch Engeland hebben doen sid
deren van trots en ontroering.
In al de brieven, die gevonden werden,
en blijkbaar in vliegende haast in de laat
ste uren voor het einde werden geschreven,
is slechts sprake van één vrees, niet die
voor den dood, maar die voor. veronacht
zaming van de geliefden thuis.
SA M EN VOEGING ROTTENDAM—HOEK
VAN HOLLAND.
Men meldt uit Rotterdam aan het A. H.:
Nu de Tweede Kamer het wetsontwerp
heeft aangenomen tot toevoeging van den
Hoek v.an Holland aan Rotterdam, hebben
B. en W. van laatstgenoemde gemeente bij
den Raad voorstellen ingediend ten einde de
noodigc voorzieningen te treffen, opdat met
1 Januari 1914 een behoorlijk geregelde toe
stand zal zijn verzekerd.
In de eerste plaats stellen zij voor om
voor f 700 per jaar aan den Hoek een pand
tc huren, dat voor hulpsecretarie in orde
kan worden gemaakt ten einde op 1 Januari
open te zijn. Het secretariepersoneel zal moe-
ton bestaan uit een hoofdambtenaar, die aan
den Hoek namens den burgemeester zal han
delen en die tevens hoofd van de secretarie
en van de politie aldaar zal zijn. B. en W.
willen hem den. titel geven van Commissa
ris van Rotterdam te Hoek van Holland en
zijn wedde bepalen op i' 2600 tot f 3800.
Hem zal terzijde worden gesteld een ambte
naar, die tevens sub-ontvanger zal zijn en
door een klerk. Als bode-concierge zal de
tegenwoordige veldwachter te Hoek van
Holland fungeeren. Hij krijgt een jaarwedde
van f 500 met vrije woning, vuur en licht.
B. en W. stellen voorts voor dat voor het
jaar 1914 de 'a Gravenzajidensche verorde
ningen voor den Hoek zullen blijven gelden,
wat ook het geval zal zijn met die op de
belastingen. De belastingschuldigen blijven
dus voor 1914 in denzellden toestand als
zij nu zijn.
In de derde plaats hebben B. en W. een
voorloopige begrooting opgemaakt vóór den
Hoek, waarin de gewone ontvangsten op
f 32.130, de gewone uitgaven op f 34.940
zijn geraamd. Het nadeelig verschil zal uit
den post „onvoorzien" op de Rotterdamsche
begrooting worden gekweten. In die voor
loopige begrooting is voorzien in de kosten
hierboven reeds aangegeven en de dringend
noodige behoefte aan meer schoolruimte en
aan meer politie. Tevens is opgedragen een
bedrag van f 2600 voor rente en aflossing
de f 17.900, die door Rotterdam volgens het
wetsontwerp aan 's Gravenzande moet wor
den uitgekeerd, terwijl eindelijk is rekening
gehouden met een bedrag van f 300 te be
talen aan ieder der twee vertegenwoordigers
van den Hoek in den Rotterdamsehen Raad,
ter voorziening in reis- en verblijfkosten.
Die begrootiug houdt natuurlijk geen reke
ning met tal van noodige voorzieningen, die
eerst zullen worden voorgesteld naarmate de
voorbereiding gereed is. De eersteambte
naar ter secretarie van 's Grazenzande wordt
adjunct-commies ter secretarie.
DEURWAARDERS EN EEC'HTSBEDIEN-
DEN.
De Minister van Justitie heeft een com
missie ingesteld, die zal hebben na te gaan,
of, en zoo ja, welke wijzigingen dienen te
worden aangebracht in het reglement op het
onderzoek, bedoeld bij art. 24 van Reglement
IV op de organisatie en den dienst der deur
waarders en verdere rechtsbedienden.
In deze commissie, welke haar vergade
ringen te 's Gravenhage zal houden, zijn be
noemd de heeren: tot lid, tevens voorzit
ter, mr. Loosjes, administrateur, chef der
4de afdeeling van het departement van jus
titie; tot leden mr. J. Lechner, griffier der
arr.-rechtbank to 's Gravenhage; mr. J. J.
Neuman de Loos, griffier van het kanton
gerecht te Leiden; mr. J. Wynveldt, ambte
naar bij 'het O. M. bij de kantongerechten
te Rotterdam; tot lid, tevens secretaris mr.
K. II. Lui)ach, referendaris aan het departe
ment van justitie. (Nieuwe Ot.)
f 150.000. Waar nu het geld der gemeente ge
vraagd wordt is het begrijpelijk dat men
ook eens gaat kijken wat men hiervoor krijgt
en zoo zijn en al verschillende adressen in
gekomen welke verzoeken de subsidie niet
te verleenen en een ontwerp vragen het
welk aan redelijke schoonheidseischen zal vol
doen.
Onbegrijpelijk moet het dan ook genoemd
worden dat men in de 4e stad van óns land
een dergelijk belangrijk bouwwerk, waarmede
een bedrag van twee ton gemoeid is, op der
gelijke kleinsteedsche manier tracht tot stand
te brengen. 'A. J. P.
Het Zoeklicht.
Rij de uitgevers Oos ter baan en Le Cointre
te Goes is verschenen een nieuw bouwkundig
studieblad, genaamd „Het Zoeklicht" samen
stellers G. Duursmai e.a. Het blad verschijnt
maandelijks en kost f 2.40 per jaar.
Het doel der uitgave is, zooals in eenigs-
fcins hoogdravende bewoordingen in de le
aflevering wordt gezegd „een hel licht te
.werpen ovör het moeielijk begaanbare pad,
der Btudie en een aanwijzing te zijn waar
H. M. sprak een rede uit, die zij eindigde,
„Ik besluit met een „God zij met on»* en ver
trouw tihane het vaandel van Vaderland en Ko
ningin aan uwe gebeden toe."
Generaal Buhlman, commandant van het
veldleger dankte en verklaarde dat hij altijd en
in alle omstandigheden zijn plicht zou vervul
len.
Hy noodigde de manschappen uit tot een
driewerf „Hoera", dat door het publiek werd
overgenomen.
Op dezelfde wijze als zij gekomen wa», go3e.
corteerd, verliet II. M. het terrein.
Des middags vereenigden H. M. en de Prins
en de opper-, hoofd- en andere officieren, die
bij de plechtigheid in een of andere hoedanig
heid tegenwoordig waren, aan tafel voor een
déjeuner.
Behalve de grootmeesteres, de hofdame, "de
kamerheer en de hofmaarschalk van.H. M., na
men daaraan deel het geheele Militaire Huis
van H. M. de Koningin en Z. K. H. den Prins.
zoomede de volgende gasten
de Minister van Oorlog, de chef van den
generalen staf, de commandant van het veld
leger, de gouverneur der residentie, tevens com-
men zou kunnen struikelen.
Hoewel een dergelijke uitgave, mite goed mandant der le divisie, d© commandanten der 3
opgezet en geredigeerd, wel nut zou kunnen°verigo division, dt kolonel-plaatselijke com-
afwerpen, kunnen wc toch in onzen tijd van mandant der residentie, alle bri gad e-com man-
oprichting van Middelbaar Technische Scho-dan ten of waarnemende, en alle ïegiments-com-
"len welke aan het sfcudeeren „te hooi en te 1 mandanten of waarnemende, commandeererdj
XVII.
Door het bestuur van den Bond Heem
schut zijn deze week de uitnoodigingen ver
zonden voor de Tweede Heemschuit-confe-
rentie, welke zal worden gehouden op 29
en 30 December in het American Hotel te
Amsterdam.
,Was de uitstekend geslaagde eerste con
ferentie gehouden in 't laatst van 1911, meer
gewijd aan het bouwkunstig 'element in de
Heemschutbeweging, ditmaal zal deze in haar
vollen omvang op het programma worden
gebracht.
Aantrekkelijke onderwerpen en bekwame
sprekers vinden we vermeld, o.a. Mr. J. W.
Fredcriks over Bestrijding van inbreuken op
natuur- en stadsschoen; Jac. G. Tliijsse over
Het behoud van Natuurmonumenten; IC. P.
C. de Bazel over landelijke bouwkunst en
onderwijs; J. Gratama Volkskunst en Heem
schut.
De meeste voordrachten zuHen door licht
beelden worden toegelicht. Wanneer wij ten
slotte nog vermelden dat de kosten van deel
neming slechts f 2,50 bedragen, waarvoor men
nog een geïllustreerd verslag krijgt thuisge
stuurd, dan kunnen we wel de verwachting]
uitspreken dat de deelneming aanzienlijk zal
zijn, hetgeen de bekendheid met het sympa-
tiek streven van Heemschut: het tegengaan
der ontsiering en de bevordering van nieuwe
schoonheid in ons land, zeker zal bevorde
ren.
Dat overigens een propaganda voor het be
houd van stadsschoen niet misplaatst is, be
wijst zoo juist de schouwburgkwestie waar
in Utrecht opeens geraakt is.
De oude schouwburg nJ. is zeer onvoldoen
de, een opgemaakt plan voor verbetering gaf
nog geen voldoende oplossing, zoodat een
nieuw plan werd gemaakt waardoor een ge
heel e mantel van nieuwe lokalen om den
ouden kern werd geprojecteerd, welk plan
nu f 200,000 moest kosten.
Voor het maken van dit ontwerp werd geen
bekwaam architect gevraagdhet schouwburg
bestuur meende dat een technisch ambtenaar
van de Staatsspoor hiervoor ruim voldoende
was. Deze ambtenaar was echter voor het ma
ken "Van een dergelijk plan zelf niet vol
doende onderlegd en moest hiervoor hulp van
verschiRende personen inroepen.
Het resultaat is een ontwerp in klassieken
geest, zooals men dit een 60 jaar terug zou
gemaakt hebben; in een vormenspraak waar
tegen Victor de Stuers in woord en geschrift
zijn geheele leven heeft gestreden, boven
dien onbegrepen en slecht toegepast en van
leelijke verhoudingen. Te denken alleen geeft
al dat de naam van den ontwerper geheel
niet genoemd wordt.
Voor dit duurdere plan heeft het schouw
burgbestuur echter bij den Utrechtschen Raad
moeten aankloppen om een subsidie van
fileeren van een standvink, een gortlijst,
deuren, kapbalusters, enz., onderwerpen wel
ke ieder voor zich een geheele aflevering zou
den vragen. Tot slot nog 'iets over ontwerpen
op systeem, hetwelk de verkeerde voorstel
lingen welke hierover reeds bestaan ten zeer
ste zal vermeerderen.
Wij willen op den inhoud, waarover nog
veel te zeggen zou zijn, verder niet ingaan,
daar een diepgaande bespreking niet ligt in
de lijn van een dagblad maar moeten con-
eludeeren dat in dezen geest voortgaande het
blad een verzameling zal geven van verschil
lende stukken waaraan een studeerende wei-
jpig heeft en welke voor velen meer duisternis
dan licht zullen brengen. A. J. P.
gras", waartoe de bouwkundige tot heden ver
plicht was, een einde maken, niet geheel
toejuichen, terwijl verder de moeilijkheden
welke het studeeren zonder leiding oplevert
door dit blad, gezien den inhoud, niet zul
len wordeu verminderd.
De 2e aflevering bevat ongeveer acht ar
tikelen welke bijna alleen afgerond geheel
moeten vormen.
officieren der corpsen wier onderhebbend regi
ment een vaandel ontving; voorts de leden der
commissie, aangewezen voor die opschriften op
de verschillende vaandels, t.w. de gep. generaals
Wupperm-anjQ, Koolemans Beynen. De Bas en
kapitein Wagner.
Jij dens het maal, speelde het strijkorkest
van de Kon. Mi]. Kapel.
In het feerste artikel over houtversiering 17r_, _T__„T
wordt nu niet minder behandeld dan het pro-1 VERSLAG DEK LEGERCOMMISSIE.
Het uniform der postassistenten.
Naar de „Resh." verneemt heeft de direc
teur-generaal der posterijen, naar aanleiding
van een door hem gehouden referendum beslo
ten, de uniform van de adsistenten in te houden
en 40 als vergoeding daarvoor toe te staan.
Het wordt in overweging genomen, den voor
stemmers van het uniform, het te laten behou
den.
Ook moet nog worden beslist, of de 40 zul
len worden gegeven aan die assistenten, die
nimmer het uniform verlangden, dus nooit ge
dragen hebben.
Door den minister van Oorlog is aan elk
der compagniescommandanten een exemplaar
van hel verslag der Legereommissie betref
fende de opleiding der militie toegezonden.
Hij heeft daarbij doen weten, meldt het A. H.,
dat omtrent dat verslag een rapport moet
worden uitgebracht, dat door den minister
openbaar zal worden gemaakt.
DE GRIJS-GROENE UNIFORMEN.
Door den minister van Oorlog zijn inlich
tingen gevraagd omtrent het aantal onder
officieren, dat gebruik heeft gemaakt van de
bepaling om een grijs-groen pak van grof ja-
ken kosteloos van het rijk te ontvangen. Tol
nu toe hebben slechts weinigen daarvan ge
bruik gemaakt, hoewel de bepaling reeds eet
half jaar bestaat.
De vaandeluitreiking.
Men meldt ons uit 's-Gravenhage:
Gisteren werd alhier het Onafhankelijkheids-
feest nogmaals gevierd. Van 89 uur luidden
de klokken. De gemeente-ambtenaren en werk
lieden hadden zooveel mogelijk vrijaf.
Tegen half 10 begaven velen zich naar het
Staatsspoorstation om getuigen te zijn van dc
aankomst van H. M. de Koningin, die aldaar,
vergezeld van Z. K. H. den Prins aankwam.
In open rijtuigen werd naar het paleis ge
reden.
Tegen 11 uur werden de vaandels van het de
partement van oorlog gehaald onder geleide
van een gewapend detachement.
De grenadiers en jagers en een 1500 man in
fanterie uit andere plaatsen stonden op het
Malieveld opgesteld, toen ongeveer 12 uur. H.M.
de Koningin met Z.K.H. en gevolg arriveerden.
De minister van oorlog was te paard tegen
woordig.
H. M. droeg het grootkruis der Militaire
Willemsorde, Z. K. H. van den Nederlandschen
Leeuw.
De muziek van bet 4e en 7e Regiment In
fanterie speelde, terwijl H. M. in haar rijtuig
de troepen, die in carré opgesteld stonden, in
specteerde.
TE VERKOOPEN:
Woensdag 19 November.
HAARLEM. Verkooplokaal Nassaulaan 1,
10 uur. Not. J. Ratelband. Mak. J. J. O. Sar-
lel en A. Konijnenburg. Verkooping.
BLOEMENDAAL. Bioemendaal's Verkoop-
lokaal, 1 uur, Not. J. WiUems. Verkooping.
LISSE. Logement „De Witte Zwaan", hall
4 uur. Not. Tuymelaar. Teenen-veiling.
HOUTRAKPOLDER. Café „Coppée" te Half
weg, half 11 uur. Not. Mr. van Stoekum en
iWildervanck de Bléoourb. .Veiling van twee
Hofsteden.
VAN ELDERS.
BELEEDIGING DOOR EEN
PROCUREUR-GENERAAL.
Naar het Haagsch oor res po n d e n ti c bu re au
verneemt heeft de Amsterdamsche advocaat
mr. L. W. van Gigch, die gisteren voor den
Hoogen Raad pleitte, aan het Departement
van Justitie een onderhoud gehad met den
Minister, mr. Ort, om zich te beklagen over
de bejegening welke hij Zaterdag ter terecht
zitting van het Gerechtshof te Amsterdam in
de geruchtmakende zaak der morphinevergif
tgiing heeft ondervonden van den advocaat
generaal bij dat Hof, mr. De Josselin de Jong.
HAARLEM, 17 Nov. Groentenmarkt. Aard
appelen aangev. en verk. 17 H.L. f 3.
Appelen aang. 164 verk. 100 H.L. f 6—12;
Peren aangev. 125, verk. 90 H.L. f 612;
Bloemkool aangev. en verk. 4000 st f 312;
Roodekool aang. 5000 verk. 3000 st. f 25;
Wittekool aang. 700, verk. 500 st. f 25;
Savooiekool aang. 4000 verk. 3000 st. f 2—6;
Wortelen adng. en verk. 300 bos f 57.
ruwe rotsachtige heuvels bereikte hij de hoo-
ge granieten toppen van den Hey Tor.
O, wat een ruimen blik biedt liier het ge
zicht op land en zee; in het noorden blikt
bet oog op de torenspitsen van Carorand; de
I monden van den Dart en de Teigs zijn duide
lijk zichtbaar, en over de oppervlakte der zee,
I Zestig mijlen verder, ligt in een schaduw-
aohligen vorm, Portland Isle in 't verschiet.
Maar onze jonge bergbeklimmer heeft daar
van reeds genoeg gezien, en zijn gedachten
j zij n nog altijd bezig. Hij daalt af en ver
dwijnt in de bosschen aan den voet van den
berg.
Daar is iemand, die hij zoo gaarne in As-
buston zou zien, de eerbare en schoone Isa-
gel Grey, de dochter yan den grondbezitter
uit den omtrek, wier schoonheid hem de ge
heimen van zijn eigen hart leerde kennen,
ïen die hem alle aantrekkelijkheid tot het
priesterschap ontnam.
0n6 doel is niet een liefdesgeschiedenis te
vlerk laren. Wij zullen Cuthbert volgen en
zijn wenschen, tot zijn beminde gericht, om
te wachten totdat hij met roem overladen nit
het strijdperk treedt en om haar dan zijn
hart te 6chenken.
Hij keert langs den weg aan den beneden
kant van den berg terug en gaat dwars door
iler bergpas heen, waarlangs hij den vorigen
avond op hetzelfde uur kwam; maar dc
lange zwerftocht heeft hem vermoeid. Hij
vleit, zich neer, om een oogenblik nit te rus-
'tc:>.
De zon zal weldra achter do bergtoppen
verdwijnen. Cuthbert spoedt zich voort naar j
den Hound Tor Coombe.
Deze ligt niet ver af, en is een scheiding
tusschen de met hoornen begroeide en rots
achtige valleien Lustleigli en Becky, totdat
zij bij Bovey Traoey ineen smelten.
Het geluid van stemmen heeft hem nit zijn
mijmering gewekt.
„Ik zeg je, dat die kerel geld waard is, en
Jack Cautfull, de stalknecht in „de Roos en
de Kroon" zegt, dat hij altijd alleen naar
Moreton rijdt, en dezen bergpas doortrekt,
maar waarom hij dezen weg neemt in plaats
van den anderen, weet ik niet. Jack alleen
mag licm geleiden."
„Wij zullen hem voldoen voor die afran
seling."
„Als alles goed afloopt, zal Jack zijn aan
deel wel opeiselien."
„Neen," riep een ander, als wij ons doel
toch kunnen bereiken, moeten wij geen bloed
vergieten
„Ge zijt schroomvallig geworden1, Tomy,
kent ge de kleur van uw bloed niet meer!"
„Neen, ik ben een echte Gubhing en zie er
niet tegen op, om bloed te vergieten, als het
noodig is, maar wij moeten zorgen dat wij
de bevolking niet te erg tegen ons opzetten.
„Dooden vertellen niets na."
„Nu, wij moeten vooruit; hij zou om zes
uur vertrekken^" en weinige oogenblikken
later hoorde Cuthbert hen de helling van
een grot, beneden den bergtop, waar hij had
vertoefd, ingaan, die hem zeer bekend wa>,
maar die hii gelukkig niet was ingereden.
Het doel hunner komst was den pas te be
zetten,
Ondanks zijne vermoeidheid spoedde Cuth
bert zich naar benedien, zoodra het geluid
der voetstappen was weggestorven, en ver
dween in de richting van Bovey.
Spoedig had hij het kruispunt der twee we
gen bereikt, waarvan de een door den pas
naar Chagford en langs een omweg naar
Moreton, en de ander ecu zijweg, die recht
streeks naar Moreton liep, waarvan do rei
ziger gekomen was. Hij koos echter den
grootsten omweg.
Aan het kruispunt gekomen, stond Cuthbert
stil en wachtte. Na eenige oogenblikken
hoorde hii paardengetrappel en kon weldra
de ruiters onderscheidden, de een was een
man met donker uitzicht, en naar het uiter
lijk van goeden stand en lioogen rang; do
ander scheen een stalknecht te zijn uit de
herberg van Bovey.
„Halt!" riep Cuthbert. Ik zou gaarne een paar
woorden met u wisselen, mijnheer."
„Wie zi.it gij, dat gij „halt" durft roepen
op een openbaren rijksweg1?"
„Een vriend, die u wil redden, sir John,
als gij het tenminste zijt. Een ernstig gevaar
dreigt u, drie moordenaars, Gnbbings noemt
men ze hier, hebben zieli in den pas verscho
len en hebben het op uw leven gemunt."
De verraderlijke bediende had alles ge
hoord en reed in vollen draf weg, nauwelijks
ontkomende aan een pistoolschot, dat zijn
verontwaardigde meester hem nazond.
„In weinige oogenblikken zal hij hen hier
brengen; vlucht langs de lage zijde."
„En gij, mijn arme jongen, zij zullen zich
op u wreken."
„Neen, zeker niet, ik weet elk verscholen
pad in het, boseh; ik loop zoo hard ik kau
naar huis."
„Het zon mij zeer spijten voor u. Zie, daar
komen de schurken, zij hébben het schot ge
hoord."
Op een halve mijl afstand waren eenige
moeilijk te herkennen vormen zichtbaar, die
in allerijl op hen afkwamen.
„Spring achter op het paard."
Cuthbert voldeed aan het vex-zoek. Sir John
spoorde zijn paard aan en rende langs de
iage zijde voort. Toen wij zoo eenige oogen
blikken waren voortgesneld, en een heuvel
moesten opklimmen, hadden de Gubbings,
zooals Cuthbert ze noemde, hen ingehaald en
j schoten twee of drie pijlen, die geen doel
J troffen. Nu konden zij niets meer uitrichten,
i want de weg lag recht voor hen, en zij had
den hier geen gelegenheid om hun plan uit
te voeren.
Na eenige oogenblikkeu zeide sir John:
„Mij dunkt, wij kunnen ons nu wel veilig
rekenen. Gij hebt mijn leven gered, mijn
zcon, dat zai ik nooit vergeten. Hoe heet gij?"
„Cuthbert Trevanion; en gij, mijnheer?"
De ruiter keek bedenkelijk op, toen hij dien
haam hoorde, dit ontging Cuthbert's oog niet.
Weinige seconden later zeide hij niet klem:
„Sir John Redfyrne, een ongelukkige ridder
I van Zijner Majesteits hof."
I Cuthbert herinnerde zich dien naam zeer
wel, en zijn vurigste wensch was om zondef
verder navragen deze plek te verlaten.
„Ik kom zooeven van Glastonbury," zeide
sir John, „kent gij die plaats?"
Cuthbert kon niet liegen. „Ik ben daar wel
bekend," zeide hij.
Toen ik die stad pas leerde kennen, sprak
men daar algemeen over een jongen, die den-
zelfden naam droeg als gij, en in het kloos
ter zijn opvoeding ontving."
„Dat is wel mogelijk, mijnheer; maar zie,
deze weg leidt naar mijn huis, en er is nu
volstrekt geen gevaar meer voor u, mag ik
zoo vrij zijn nit te stappen?"
„Liever nog niet; hier is een herberg; gil
zult mij in elk geval wel de eer willen doen,
met mij een glas wijn tot afscheid te drin-
ken."
„Maar mijn vader zal boos zijn."
„Ik zal hem laten roepen."
Om Sir John's achterdocht niet nog meel
op te wekken, 6tapte Cuthbert aan de her,
berg af en stond toe, dat men hem in eens
afzonderlijke kamer bracht. Sir John wacht
te eenige oogenblikken en ging daarop de
trappen af naar beneden.
„Kent gij dien jongen?" vroeg hij den
waai-d.
„Het is een zoon van sir Walther Treva
nion".
„Woont hij hier in de nabijheid?"
„Ja, op TTevanion Hall."
(Wordt vervolgd.)