{£7! jY.Cw'eeftuitsen.marrejjorjssrraar Winter^antoffefss Slobkousen. BINNENLAND. Boekbeoordeeling. Letteren en Kunst Brieven over Bouwkunst Posterijen en Telegrafie. Leger en Vloot. Verkoopingen, Boel huizen enz, fteefefszafkeiia Aft a rkt nieuws. v I un terugreis zouden de poolvorschers, na un doel, de Zuidpool, te hebben bereikt, en groot aantal depots vinden. Maar in ie menschelijke berekening was helaas te reinig plaats ingeruimd aan de weersorn- tandigheden. En die waren ontzettend. Dit 6chreel Scott nog, toen hij zich op ■7 gr. 32 min. bevond en zijn laatste hulp- ideeling onder Evans hem verlaten had: k meen, dat alles goed gaat, Wij hebben een tel krachtige mannen om voorwaarts te ukken en alles is goed geregeld." Den vol lenden avond noteerde hij in zijn dag- mek: „Zon zoo warm, dat ondanks de tcm- leratuur wij zoo gemakkelijk mogelijk bui en kunnen blijven. Het doet goed ,zoo te taan en zich de voortdurende vreeselijk- icden van onzen toestand te binnen te roe ten, zooals ze ons werden afgeschilderd." Dit is zoo goed als de laatste opgewekte tanteekening, die door Scott is nagelaten. 3e volgende bladzijde spreekt van „een ichrikkelijk inspannende dag", en toen werden er toch nog 12'/s mijl afgelegd. Een taar dagen later stak een hevige sneeuw- itorm op, en het kleine troepje kan geen itap verzetten. Scott maakte er gebruik ran om eenige bladzijden vol te schrijven ;n zijne erkentelijkheid voor den moed zij ier metgezellen te uiten. Vooral voor E- rans, „een reusachtige werker", is hij vol .of. Hij erkent „hoeveel ik aan dien man ;e danken heb." Het dagboek verhaalt dan, met treffende eentonigheid, iederen dag opnieuw van de buitengewone bezwaren, totdat op 15 Janu ari de troep slechts 27 mijlen van de Pool verwijderd was. Scott schreef dien Öag: „Het is nu wel bijna een zekerheid, (dat wij de pool zullen bereiken) en de eenige droevige mogelijkheid is, het zien van de Noorsehe vlag, die de onze vóór zou zijn geweest Men kan zich do vreesdijke teleurstelling voorstellen van den man, die er al jaren 'lang al zijn zinnen op gezet had om liet éérst de Zuidpool te bereikifli, toen hij, na zooveel ontzaglijke moeilijkheden te hebben overwonnen en de grootste ontberingen te hebben doorstaan, een paar dagen later in derdaad de Noorsehe vlag aan de Zuidpool fcag wapperen. „Het ergste of bijna het ergste is gebeurd" schrijft Scott. „Wij gingen hedenmiddag met zooveel opgewektheid op inarsch... Na dat we ongeveer 2 uur hadden geloopen, zag het scherpe oog van Bower iets dat op een heuveltje leek, waarboven iets zwarts uitstak. Na een half uur zagen wij wat het was: een zwarte vlag op een slee-on derstel vastgemaakt; daar dicht bij de over blijfselen van een kamp, slecvoron en Bneeuwschoenindrukken, en de duidelijkste Bporon; van honden Dit vertelde ons de gansche geschiedenis. De Noren waren ons voor geweest. Zij waren het eerst aan de Pool. Het is een vreeselijke teleurstelling, en ik ben bedroefd om mijn-trouwe mak kers..;... alle droomen zijn vervlogen: het zal een zware terugtocht zijn." Hoe zwaar die terugtocht in alle opzich ten zou worden, dat besefte Scott toen zelf nog niet. Üp 19 Januari, nadat men er zich van had overtuigd, dat er niet de minste twijfel kon beslaan of Amundsen was inderdaad aan de Zuidpool geweest, schreef Scott: „De terugreis zal vreesdijk vermoeiend en eentonig zijn." Er volgden nu twee sneeuwstormen bin nen vijf dagen, en op 24 Januari schreel' Scott: „Het ziet er mij niet good uit. Slaat het weder om? Zoo ja; dan sta Gód ons hij, met deze schrikkelijke reis en amper voldoende voedsel. Wilson en Bowers staan mij goed ter zijde; de gemakkelijke ma nier, waarop Oates en Evans een naamge noot van luit. Evans, bevroren ledematen krijgeu, staat mij volstrekt niet aan." Dan komen er een paar dagen van goed vorderen, maar op 30 Januari begonnen Evans handen er heel lcelijk uit te zien, terwijl Wilson een beenpees verrekte. Drie dagen later deed Scott zelf een ongciukki-, gen val. Weer twee dagen later, op 4 Fe bruari, noteert Scott, dat „Evans suffig- en heel stil" wordt. Op 7 Februari bereikten de vijf mannen den rand van het groote plateau, waarop de Zuidpool zich bevindt. Dien dag luidt het dagboek weer iets hoop- voller, ofschoon Scott groote vrees koestert ten aanzien van Evans, die „steadily down hill" gaat. Maar reeds spoedig begon het onheil de vijf mannen weder te achtervolgen, erger dan ooit. Het voedsel raakte op, en de wind stak zoo hevig op, dat de reizigers bij na niet vooruit kwamen. „We moeten er morgen zijn," zegt Scott, sprekend over het volgende depot. „Bidt God, dat we morgen coed weer hebben." Het depot werd dan ook bereikt, maar met Evans ging het zeer Biecht. Op 17 Februari raakte hij twee 11! malen achter, en alle vier manneü gingen hem zoeken. „Ik bereikte den armen man 't eerst, en schrok van zijn voorkomen; hij lag op zijn knieën met zijn kleeren in wanorde, zijn handen bloot en door vorst geteisterd, met een wilde glans in zijn oogen," schrijft Scott, dien rampzalige dag. Evans werd naai* het kamp gebracht. Dienzelfden nacht stierf hij. Het troepje bevond zich toen op het groo te ijsveld. Het reizen ging zeer moeilijk'; de sneeuw „trok" als zand, de mannen ver loren hun krachten, er, kwam gebrek aan' petroleum, de blikken, die men langs den weg had gedeponeerd, bleken voor een deel hun kostbaren inhoud te hebben verloren. Op 2 Maart bevroren kapitein Oates' voe ten. „Wij kunnen geen geforceerde mar seden maken, en de koude is haast niet te dragen", staat er in het dagboek te lezen.' Voor het eerst sluipt een toon van wanhoop in het kleine boekje, dat zooveel lijden ver haalt: „God helpe ons, wij kunnen dit trek ken der sleden niet volhouden, dat is zeker." Op 10 Maart schrijft Scott, dat Oates „het niet halen zal." Van het laatste depot ont- braken tal van levensmiddelen. Sneeuw stormen en ontzettende koude verlamden de energie der ongelukkigen. Op 14 Maart of ferde Oates zich op voor zijn makkers, hij liep den razenden sneeuwstorm in en werd nooit meer teruggezien. Zijn daad kon ech ter de anderen niet redden. Scott's voeten bevroren, het troepje kon geen vijf mijlen per dag afleggen, de brandstof raakte op. Op nog geen elf mijlen van een depot, dat misschien redding had kunnen brengen (een auto legt dien afstand in twintig minuten af) werd het laatste kamp opgeslagen, en daar hield de ergste sneeuwstorm, dien zij nog tc verduren hadden gehad, de drie mannen 4 dagen in hun tent opgesloten. Op 23 Maart noteert Scott kort: „Moeten het einde naderen. Wij zullen naar het depot gaan met of zonder bagage, en in eikaars voetsporen sterven." Maar zelfs dat mocht zoo niet zijn.-Op 29 Maart komt do laatste aanteekening: „Wij zullen tot het eind volhouden, maar wij worden slapper, natuurlijk, en 't eind kan niet ver meer zijn. Het lijkt te dwaas, maar ik geloof niet, dat ik nog meer zal kunnen schrijven," en dan met onvaste hand de laatste wanhoopskreet „Om Godswil, laat onze vrouwen en kinderen niet in den steek." Acht maanden later werden de lijken in hun tent gevonden. Het dagboek werd ge vonden en een aantal brieven, waaronder korte, die gansch Engeland hebben doen sid deren van trots en ontroering. In al de brieven, die gevonden werden, en blijkbaar in vliegende haast in de laat ste uren voor het einde werden geschreven, is slechts sprake van één vrees, niet die voor den dood, maar die voor. veronacht zaming van de geliefden thuis. SA M EN VOEGING ROTTENDAM—HOEK VAN HOLLAND. Men meldt uit Rotterdam aan het A. H.: Nu de Tweede Kamer het wetsontwerp heeft aangenomen tot toevoeging van den Hoek v.an Holland aan Rotterdam, hebben B. en W. van laatstgenoemde gemeente bij den Raad voorstellen ingediend ten einde de noodigc voorzieningen te treffen, opdat met 1 Januari 1914 een behoorlijk geregelde toe stand zal zijn verzekerd. In de eerste plaats stellen zij voor om voor f 700 per jaar aan den Hoek een pand tc huren, dat voor hulpsecretarie in orde kan worden gemaakt ten einde op 1 Januari open te zijn. Het secretariepersoneel zal moe- ton bestaan uit een hoofdambtenaar, die aan den Hoek namens den burgemeester zal han delen en die tevens hoofd van de secretarie en van de politie aldaar zal zijn. B. en W. willen hem den. titel geven van Commissa ris van Rotterdam te Hoek van Holland en zijn wedde bepalen op i' 2600 tot f 3800. Hem zal terzijde worden gesteld een ambte naar, die tevens sub-ontvanger zal zijn en door een klerk. Als bode-concierge zal de tegenwoordige veldwachter te Hoek van Holland fungeeren. Hij krijgt een jaarwedde van f 500 met vrije woning, vuur en licht. B. en W. stellen voorts voor dat voor het jaar 1914 de 'a Gravenzajidensche verorde ningen voor den Hoek zullen blijven gelden, wat ook het geval zal zijn met die op de belastingen. De belastingschuldigen blijven dus voor 1914 in denzellden toestand als zij nu zijn. In de derde plaats hebben B. en W. een voorloopige begrooting opgemaakt vóór den Hoek, waarin de gewone ontvangsten op f 32.130, de gewone uitgaven op f 34.940 zijn geraamd. Het nadeelig verschil zal uit den post „onvoorzien" op de Rotterdamsche begrooting worden gekweten. In die voor loopige begrooting is voorzien in de kosten hierboven reeds aangegeven en de dringend noodige behoefte aan meer schoolruimte en aan meer politie. Tevens is opgedragen een bedrag van f 2600 voor rente en aflossing de f 17.900, die door Rotterdam volgens het wetsontwerp aan 's Gravenzande moet wor den uitgekeerd, terwijl eindelijk is rekening gehouden met een bedrag van f 300 te be talen aan ieder der twee vertegenwoordigers van den Hoek in den Rotterdamsehen Raad, ter voorziening in reis- en verblijfkosten. Die begrootiug houdt natuurlijk geen reke ning met tal van noodige voorzieningen, die eerst zullen worden voorgesteld naarmate de voorbereiding gereed is. De eersteambte naar ter secretarie van 's Grazenzande wordt adjunct-commies ter secretarie. DEURWAARDERS EN EEC'HTSBEDIEN- DEN. De Minister van Justitie heeft een com missie ingesteld, die zal hebben na te gaan, of, en zoo ja, welke wijzigingen dienen te worden aangebracht in het reglement op het onderzoek, bedoeld bij art. 24 van Reglement IV op de organisatie en den dienst der deur waarders en verdere rechtsbedienden. In deze commissie, welke haar vergade ringen te 's Gravenhage zal houden, zijn be noemd de heeren: tot lid, tevens voorzit ter, mr. Loosjes, administrateur, chef der 4de afdeeling van het departement van jus titie; tot leden mr. J. Lechner, griffier der arr.-rechtbank to 's Gravenhage; mr. J. J. Neuman de Loos, griffier van het kanton gerecht te Leiden; mr. J. Wynveldt, ambte naar bij 'het O. M. bij de kantongerechten te Rotterdam; tot lid, tevens secretaris mr. K. II. Lui)ach, referendaris aan het departe ment van justitie. (Nieuwe Ot.) f 150.000. Waar nu het geld der gemeente ge vraagd wordt is het begrijpelijk dat men ook eens gaat kijken wat men hiervoor krijgt en zoo zijn en al verschillende adressen in gekomen welke verzoeken de subsidie niet te verleenen en een ontwerp vragen het welk aan redelijke schoonheidseischen zal vol doen. Onbegrijpelijk moet het dan ook genoemd worden dat men in de 4e stad van óns land een dergelijk belangrijk bouwwerk, waarmede een bedrag van twee ton gemoeid is, op der gelijke kleinsteedsche manier tracht tot stand te brengen. 'A. J. P. Het Zoeklicht. Rij de uitgevers Oos ter baan en Le Cointre te Goes is verschenen een nieuw bouwkundig studieblad, genaamd „Het Zoeklicht" samen stellers G. Duursmai e.a. Het blad verschijnt maandelijks en kost f 2.40 per jaar. Het doel der uitgave is, zooals in eenigs- fcins hoogdravende bewoordingen in de le aflevering wordt gezegd „een hel licht te .werpen ovör het moeielijk begaanbare pad, der Btudie en een aanwijzing te zijn waar H. M. sprak een rede uit, die zij eindigde, „Ik besluit met een „God zij met on»* en ver trouw tihane het vaandel van Vaderland en Ko ningin aan uwe gebeden toe." Generaal Buhlman, commandant van het veldleger dankte en verklaarde dat hij altijd en in alle omstandigheden zijn plicht zou vervul len. Hy noodigde de manschappen uit tot een driewerf „Hoera", dat door het publiek werd overgenomen. Op dezelfde wijze als zij gekomen wa», go3e. corteerd, verliet II. M. het terrein. Des middags vereenigden H. M. en de Prins en de opper-, hoofd- en andere officieren, die bij de plechtigheid in een of andere hoedanig heid tegenwoordig waren, aan tafel voor een déjeuner. Behalve de grootmeesteres, de hofdame, "de kamerheer en de hofmaarschalk van.H. M., na men daaraan deel het geheele Militaire Huis van H. M. de Koningin en Z. K. H. den Prins. zoomede de volgende gasten de Minister van Oorlog, de chef van den generalen staf, de commandant van het veld leger, de gouverneur der residentie, tevens com- men zou kunnen struikelen. Hoewel een dergelijke uitgave, mite goed mandant der le divisie, d© commandanten der 3 opgezet en geredigeerd, wel nut zou kunnen°verigo division, dt kolonel-plaatselijke com- afwerpen, kunnen wc toch in onzen tijd van mandant der residentie, alle bri gad e-com man- oprichting van Middelbaar Technische Scho-dan ten of waarnemende, en alle ïegiments-com- "len welke aan het sfcudeeren „te hooi en te 1 mandanten of waarnemende, commandeererdj XVII. Door het bestuur van den Bond Heem schut zijn deze week de uitnoodigingen ver zonden voor de Tweede Heemschuit-confe- rentie, welke zal worden gehouden op 29 en 30 December in het American Hotel te Amsterdam. ,Was de uitstekend geslaagde eerste con ferentie gehouden in 't laatst van 1911, meer gewijd aan het bouwkunstig 'element in de Heemschutbeweging, ditmaal zal deze in haar vollen omvang op het programma worden gebracht. Aantrekkelijke onderwerpen en bekwame sprekers vinden we vermeld, o.a. Mr. J. W. Fredcriks over Bestrijding van inbreuken op natuur- en stadsschoen; Jac. G. Tliijsse over Het behoud van Natuurmonumenten; IC. P. C. de Bazel over landelijke bouwkunst en onderwijs; J. Gratama Volkskunst en Heem schut. De meeste voordrachten zuHen door licht beelden worden toegelicht. Wanneer wij ten slotte nog vermelden dat de kosten van deel neming slechts f 2,50 bedragen, waarvoor men nog een geïllustreerd verslag krijgt thuisge stuurd, dan kunnen we wel de verwachting] uitspreken dat de deelneming aanzienlijk zal zijn, hetgeen de bekendheid met het sympa- tiek streven van Heemschut: het tegengaan der ontsiering en de bevordering van nieuwe schoonheid in ons land, zeker zal bevorde ren. Dat overigens een propaganda voor het be houd van stadsschoen niet misplaatst is, be wijst zoo juist de schouwburgkwestie waar in Utrecht opeens geraakt is. De oude schouwburg nJ. is zeer onvoldoen de, een opgemaakt plan voor verbetering gaf nog geen voldoende oplossing, zoodat een nieuw plan werd gemaakt waardoor een ge heel e mantel van nieuwe lokalen om den ouden kern werd geprojecteerd, welk plan nu f 200,000 moest kosten. Voor het maken van dit ontwerp werd geen bekwaam architect gevraagdhet schouwburg bestuur meende dat een technisch ambtenaar van de Staatsspoor hiervoor ruim voldoende was. Deze ambtenaar was echter voor het ma ken "Van een dergelijk plan zelf niet vol doende onderlegd en moest hiervoor hulp van verschiRende personen inroepen. Het resultaat is een ontwerp in klassieken geest, zooals men dit een 60 jaar terug zou gemaakt hebben; in een vormenspraak waar tegen Victor de Stuers in woord en geschrift zijn geheele leven heeft gestreden, boven dien onbegrepen en slecht toegepast en van leelijke verhoudingen. Te denken alleen geeft al dat de naam van den ontwerper geheel niet genoemd wordt. Voor dit duurdere plan heeft het schouw burgbestuur echter bij den Utrechtschen Raad moeten aankloppen om een subsidie van fileeren van een standvink, een gortlijst, deuren, kapbalusters, enz., onderwerpen wel ke ieder voor zich een geheele aflevering zou den vragen. Tot slot nog 'iets over ontwerpen op systeem, hetwelk de verkeerde voorstel lingen welke hierover reeds bestaan ten zeer ste zal vermeerderen. Wij willen op den inhoud, waarover nog veel te zeggen zou zijn, verder niet ingaan, daar een diepgaande bespreking niet ligt in de lijn van een dagblad maar moeten con- eludeeren dat in dezen geest voortgaande het blad een verzameling zal geven van verschil lende stukken waaraan een studeerende wei- jpig heeft en welke voor velen meer duisternis dan licht zullen brengen. A. J. P. gras", waartoe de bouwkundige tot heden ver plicht was, een einde maken, niet geheel toejuichen, terwijl verder de moeilijkheden welke het studeeren zonder leiding oplevert door dit blad, gezien den inhoud, niet zul len wordeu verminderd. De 2e aflevering bevat ongeveer acht ar tikelen welke bijna alleen afgerond geheel moeten vormen. officieren der corpsen wier onderhebbend regi ment een vaandel ontving; voorts de leden der commissie, aangewezen voor die opschriften op de verschillende vaandels, t.w. de gep. generaals Wupperm-anjQ, Koolemans Beynen. De Bas en kapitein Wagner. Jij dens het maal, speelde het strijkorkest van de Kon. Mi]. Kapel. In het feerste artikel over houtversiering 17r_, _T__„T wordt nu niet minder behandeld dan het pro-1 VERSLAG DEK LEGERCOMMISSIE. Het uniform der postassistenten. Naar de „Resh." verneemt heeft de direc teur-generaal der posterijen, naar aanleiding van een door hem gehouden referendum beslo ten, de uniform van de adsistenten in te houden en 40 als vergoeding daarvoor toe te staan. Het wordt in overweging genomen, den voor stemmers van het uniform, het te laten behou den. Ook moet nog worden beslist, of de 40 zul len worden gegeven aan die assistenten, die nimmer het uniform verlangden, dus nooit ge dragen hebben. Door den minister van Oorlog is aan elk der compagniescommandanten een exemplaar van hel verslag der Legereommissie betref fende de opleiding der militie toegezonden. Hij heeft daarbij doen weten, meldt het A. H., dat omtrent dat verslag een rapport moet worden uitgebracht, dat door den minister openbaar zal worden gemaakt. DE GRIJS-GROENE UNIFORMEN. Door den minister van Oorlog zijn inlich tingen gevraagd omtrent het aantal onder officieren, dat gebruik heeft gemaakt van de bepaling om een grijs-groen pak van grof ja- ken kosteloos van het rijk te ontvangen. Tol nu toe hebben slechts weinigen daarvan ge bruik gemaakt, hoewel de bepaling reeds eet half jaar bestaat. De vaandeluitreiking. Men meldt ons uit 's-Gravenhage: Gisteren werd alhier het Onafhankelijkheids- feest nogmaals gevierd. Van 89 uur luidden de klokken. De gemeente-ambtenaren en werk lieden hadden zooveel mogelijk vrijaf. Tegen half 10 begaven velen zich naar het Staatsspoorstation om getuigen te zijn van dc aankomst van H. M. de Koningin, die aldaar, vergezeld van Z. K. H. den Prins aankwam. In open rijtuigen werd naar het paleis ge reden. Tegen 11 uur werden de vaandels van het de partement van oorlog gehaald onder geleide van een gewapend detachement. De grenadiers en jagers en een 1500 man in fanterie uit andere plaatsen stonden op het Malieveld opgesteld, toen ongeveer 12 uur. H.M. de Koningin met Z.K.H. en gevolg arriveerden. De minister van oorlog was te paard tegen woordig. H. M. droeg het grootkruis der Militaire Willemsorde, Z. K. H. van den Nederlandschen Leeuw. De muziek van bet 4e en 7e Regiment In fanterie speelde, terwijl H. M. in haar rijtuig de troepen, die in carré opgesteld stonden, in specteerde. TE VERKOOPEN: Woensdag 19 November. HAARLEM. Verkooplokaal Nassaulaan 1, 10 uur. Not. J. Ratelband. Mak. J. J. O. Sar- lel en A. Konijnenburg. Verkooping. BLOEMENDAAL. Bioemendaal's Verkoop- lokaal, 1 uur, Not. J. WiUems. Verkooping. LISSE. Logement „De Witte Zwaan", hall 4 uur. Not. Tuymelaar. Teenen-veiling. HOUTRAKPOLDER. Café „Coppée" te Half weg, half 11 uur. Not. Mr. van Stoekum en iWildervanck de Bléoourb. .Veiling van twee Hofsteden. VAN ELDERS. BELEEDIGING DOOR EEN PROCUREUR-GENERAAL. Naar het Haagsch oor res po n d e n ti c bu re au verneemt heeft de Amsterdamsche advocaat mr. L. W. van Gigch, die gisteren voor den Hoogen Raad pleitte, aan het Departement van Justitie een onderhoud gehad met den Minister, mr. Ort, om zich te beklagen over de bejegening welke hij Zaterdag ter terecht zitting van het Gerechtshof te Amsterdam in de geruchtmakende zaak der morphinevergif tgiing heeft ondervonden van den advocaat generaal bij dat Hof, mr. De Josselin de Jong. HAARLEM, 17 Nov. Groentenmarkt. Aard appelen aangev. en verk. 17 H.L. f 3. Appelen aang. 164 verk. 100 H.L. f 6—12; Peren aangev. 125, verk. 90 H.L. f 612; Bloemkool aangev. en verk. 4000 st f 312; Roodekool aang. 5000 verk. 3000 st. f 25; Wittekool aang. 700, verk. 500 st. f 25; Savooiekool aang. 4000 verk. 3000 st. f 2—6; Wortelen adng. en verk. 300 bos f 57. ruwe rotsachtige heuvels bereikte hij de hoo- ge granieten toppen van den Hey Tor. O, wat een ruimen blik biedt liier het ge zicht op land en zee; in het noorden blikt bet oog op de torenspitsen van Carorand; de I monden van den Dart en de Teigs zijn duide lijk zichtbaar, en over de oppervlakte der zee, I Zestig mijlen verder, ligt in een schaduw- aohligen vorm, Portland Isle in 't verschiet. Maar onze jonge bergbeklimmer heeft daar van reeds genoeg gezien, en zijn gedachten j zij n nog altijd bezig. Hij daalt af en ver dwijnt in de bosschen aan den voet van den berg. Daar is iemand, die hij zoo gaarne in As- buston zou zien, de eerbare en schoone Isa- gel Grey, de dochter yan den grondbezitter uit den omtrek, wier schoonheid hem de ge heimen van zijn eigen hart leerde kennen, ïen die hem alle aantrekkelijkheid tot het priesterschap ontnam. 0n6 doel is niet een liefdesgeschiedenis te vlerk laren. Wij zullen Cuthbert volgen en zijn wenschen, tot zijn beminde gericht, om te wachten totdat hij met roem overladen nit het strijdperk treedt en om haar dan zijn hart te 6chenken. Hij keert langs den weg aan den beneden kant van den berg terug en gaat dwars door iler bergpas heen, waarlangs hij den vorigen avond op hetzelfde uur kwam; maar dc lange zwerftocht heeft hem vermoeid. Hij vleit, zich neer, om een oogenblik nit te rus- 'tc:>. De zon zal weldra achter do bergtoppen verdwijnen. Cuthbert spoedt zich voort naar j den Hound Tor Coombe. Deze ligt niet ver af, en is een scheiding tusschen de met hoornen begroeide en rots achtige valleien Lustleigli en Becky, totdat zij bij Bovey Traoey ineen smelten. Het geluid van stemmen heeft hem nit zijn mijmering gewekt. „Ik zeg je, dat die kerel geld waard is, en Jack Cautfull, de stalknecht in „de Roos en de Kroon" zegt, dat hij altijd alleen naar Moreton rijdt, en dezen bergpas doortrekt, maar waarom hij dezen weg neemt in plaats van den anderen, weet ik niet. Jack alleen mag licm geleiden." „Wij zullen hem voldoen voor die afran seling." „Als alles goed afloopt, zal Jack zijn aan deel wel opeiselien." „Neen," riep een ander, als wij ons doel toch kunnen bereiken, moeten wij geen bloed vergieten „Ge zijt schroomvallig geworden1, Tomy, kent ge de kleur van uw bloed niet meer!" „Neen, ik ben een echte Gubhing en zie er niet tegen op, om bloed te vergieten, als het noodig is, maar wij moeten zorgen dat wij de bevolking niet te erg tegen ons opzetten. „Dooden vertellen niets na." „Nu, wij moeten vooruit; hij zou om zes uur vertrekken^" en weinige oogenblikken later hoorde Cuthbert hen de helling van een grot, beneden den bergtop, waar hij had vertoefd, ingaan, die hem zeer bekend wa>, maar die hii gelukkig niet was ingereden. Het doel hunner komst was den pas te be zetten, Ondanks zijne vermoeidheid spoedde Cuth bert zich naar benedien, zoodra het geluid der voetstappen was weggestorven, en ver dween in de richting van Bovey. Spoedig had hij het kruispunt der twee we gen bereikt, waarvan de een door den pas naar Chagford en langs een omweg naar Moreton, en de ander ecu zijweg, die recht streeks naar Moreton liep, waarvan do rei ziger gekomen was. Hij koos echter den grootsten omweg. Aan het kruispunt gekomen, stond Cuthbert stil en wachtte. Na eenige oogenblikken hoorde hii paardengetrappel en kon weldra de ruiters onderscheidden, de een was een man met donker uitzicht, en naar het uiter lijk van goeden stand en lioogen rang; do ander scheen een stalknecht te zijn uit de herberg van Bovey. „Halt!" riep Cuthbert. Ik zou gaarne een paar woorden met u wisselen, mijnheer." „Wie zi.it gij, dat gij „halt" durft roepen op een openbaren rijksweg1?" „Een vriend, die u wil redden, sir John, als gij het tenminste zijt. Een ernstig gevaar dreigt u, drie moordenaars, Gnbbings noemt men ze hier, hebben zieli in den pas verscho len en hebben het op uw leven gemunt." De verraderlijke bediende had alles ge hoord en reed in vollen draf weg, nauwelijks ontkomende aan een pistoolschot, dat zijn verontwaardigde meester hem nazond. „In weinige oogenblikken zal hij hen hier brengen; vlucht langs de lage zijde." „En gij, mijn arme jongen, zij zullen zich op u wreken." „Neen, zeker niet, ik weet elk verscholen pad in het, boseh; ik loop zoo hard ik kau naar huis." „Het zon mij zeer spijten voor u. Zie, daar komen de schurken, zij hébben het schot ge hoord." Op een halve mijl afstand waren eenige moeilijk te herkennen vormen zichtbaar, die in allerijl op hen afkwamen. „Spring achter op het paard." Cuthbert voldeed aan het vex-zoek. Sir John spoorde zijn paard aan en rende langs de iage zijde voort. Toen wij zoo eenige oogen blikken waren voortgesneld, en een heuvel moesten opklimmen, hadden de Gubbings, zooals Cuthbert ze noemde, hen ingehaald en j schoten twee of drie pijlen, die geen doel J troffen. Nu konden zij niets meer uitrichten, i want de weg lag recht voor hen, en zij had den hier geen gelegenheid om hun plan uit te voeren. Na eenige oogenblikkeu zeide sir John: „Mij dunkt, wij kunnen ons nu wel veilig rekenen. Gij hebt mijn leven gered, mijn zcon, dat zai ik nooit vergeten. Hoe heet gij?" „Cuthbert Trevanion; en gij, mijnheer?" De ruiter keek bedenkelijk op, toen hij dien haam hoorde, dit ontging Cuthbert's oog niet. Weinige seconden later zeide hij niet klem: „Sir John Redfyrne, een ongelukkige ridder I van Zijner Majesteits hof." I Cuthbert herinnerde zich dien naam zeer wel, en zijn vurigste wensch was om zondef verder navragen deze plek te verlaten. „Ik kom zooeven van Glastonbury," zeide sir John, „kent gij die plaats?" Cuthbert kon niet liegen. „Ik ben daar wel bekend," zeide hij. Toen ik die stad pas leerde kennen, sprak men daar algemeen over een jongen, die den- zelfden naam droeg als gij, en in het kloos ter zijn opvoeding ontving." „Dat is wel mogelijk, mijnheer; maar zie, deze weg leidt naar mijn huis, en er is nu volstrekt geen gevaar meer voor u, mag ik zoo vrij zijn nit te stappen?" „Liever nog niet; hier is een herberg; gil zult mij in elk geval wel de eer willen doen, met mij een glas wijn tot afscheid te drin- ken." „Maar mijn vader zal boos zijn." „Ik zal hem laten roepen." Om Sir John's achterdocht niet nog meel op te wekken, 6tapte Cuthbert aan de her, berg af en stond toe, dat men hem in eens afzonderlijke kamer bracht. Sir John wacht te eenige oogenblikken en ging daarop de trappen af naar beneden. „Kent gij dien jongen?" vroeg hij den waai-d. „Het is een zoon van sir Walther Treva nion". „Woont hij hier in de nabijheid?" „Ja, op TTevanion Hall." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 14