De Terugkeer,
Bedrogen bedrieger
een verooa en zoorang nog veie menschen
en dieren aan ongelukken blijven blootstel;
len?
sel. Bij veronacntzamlng van deze voor-voor onmuzikaal lueia, doen voor een wereld-
zorgsmaatregelen zou niet alleen het lichaam,stad als Londen is het een zeer bedenkelijk ver-
doch ook de hersenen, de dupe worden. De j schijnsel. De Londenaren schijnen nu van plan
levenswijze van een elftal-lid of ander sport-hun „praedicaat fixe" te loochenen. Heel Lon-
kampioen moet volgens Dr. Jundell niet den verlangt muziek en op de bureaux van dé
staan onder toezicht van een eigenwijs en Lord Mayor regent het van aanvragen om ver
wen. In de laatste weken zijn niet minder dan
600 adressen om concert-verlof binnengekomen.
Londen wordt dus een gezellige stad. De bi
oscoop heeft het ijs gebroken, de restaurants
HET HYPNOTISCH VERMOGEN DER
SLANGEN. HPHP
's Middags te ongeveer 12 uur liep ik op een self-made trainer, doch van een ervaren ge- j lof tot het maken van muziek in publieke gebou
der buitenwegen van Medan, vertelt een In- neesheer.
diseh-man in de „Levende Natuur", toen er! TELEFOONVREES,
plotseling bijna vlak voor mijn voeten een lr de „Gazette des Hopitaux", vertelt een
kleine geelachtige 6lang uit het gras te voor- medicus van eenige vrouwelijke patiënten. - -
schijn kwam, ongeveer 5-4 meter lang. 1 die aar „telephonophohie" (telefoonvrees) lij- volgden, en waar men vroeger een speld kon
Blijkbaar zonder mij te bemerken, gleed den. Het aantal slachtoffers van deze nieuw- j00ren vallen tijdens het slurplooze, soeplikken
hij kronkelend af op zijn prooi, een kleine pad «te vrees, die, hoewel minder lastig in het r lePe"> heft, hapt, en slikt men nu in hef
of landkikker, hier „kodok" genoemd Hij dagelijkse'h leven dan pleinenvrees, grachten- rythme van een sleepende wals en vroolijke
wond zich om den kop van het dier en scheen vrees, of kale-wegen-vrees. toch voor de huis-1 marsch- De correcte Brit, met de gladgeschoren
hem in den 6trot te willen bijten, toen ik mij genooten zeer onaangenaam kan worden, is wangen, onplooibaar en onberispelijk uiterlijk
omkeerende om een steen te balen en de slang njPt gering. Een overigens kerngezonde Pa-'00P,: 'n de toekomst nog eens rond met sierlijke
te dooden, eenig geluid maakte. Op twee k rijsehe vrouw, wordt, zoodra ze het ringelin- bakkebaarden, flambard en Quartier-Latin-das!
dmie pas afstands raapte ik een steen 0p en geling van de telefoonbei hoort, aangegrepen
kwam terug op de plaats, waarnog al- door een vreeselijken angst. Het geluid kan
VREEMDE NAMEN.
In de „Scientific American" vinden we een
tijd de kikvorseh zat, maar van de elang niets haar aan den grond nagelen en slechts zelden opmertóng"^öv«Vl^Twa^TFiïïisS'c
meer te bemerken was. Ik zocht den omtrek :s zu ;n «taat zichzelf te dwine-en den Vmn™ „w ,rro^rls wddroP ransuie
If maar e-een snnor Na epnive min ut en' l -wenzeu ieawmgen, flen hoorn journalisten met vreemde namen zouden om-
ar, maar geen spoor. A a eemge minuten op te nemen. Slaa gt ze hierin, en weet ze met springen. Met mogelijke uitzondering van
gezochttehebben, vond^kmijn kikvorseh nog y3e ze «preekt, dan is alle angst plots ver- ;Lenka is men nerjns zoo slorTgmetvrelm
aamen als
_schrijvers en wetenschapsmenschén
springen. Met mogelijke uitzondering van
steek roerloos in MH. taodi». «fop del SS'
md?*'Hvao schrijvers en weted!fpsS£ iSSg
zijn o< heen en weer. maar op niets re
ageerde 'tdier. Hij zat steeds „ins
ein" te staren, blijkbaar nog onder den hyp-
wend was bii niet Dp slane- had seen fiid ve i Tt telefoonjnffnouw tusschenbemen m Fransche periodieken vaak op de erbanne-
WpJ' komt. Dan dringt zich aan haar opnieuw bet lijkste wijze verhaspeld. De schuld ligt niet bii
had hem te bijten. „unheimische gevoel oj5 voor den verraderlij- den zetter of den corrector iniepepd"el de re-
Ik rar e hem aan, bewoog mijn hand voor ken indringer die telefoon heet en n>„f j i j.7,.' mtegenaeei. ae ie
v nïetc i e.e 021 neet, en *ent 7e dacteur, die zich met vast in de schoenen voelt
blane hin" ecn beweging: de microfoon weg te omtrent een of ander bericht, en vreest, dat zijr
-j leggen I lezers beter ingelicht zullen zijn, of een en
---Gil andere patience slaan de ^euuwen op ander zullen naslaan verdraait een naarr
noüschen invloed van de slang, hoewel deze de keel. Bij haar nit zich de telefonophobie eenmszins en schuift dan de schidd co de schou
zijn prooi van achteren aanviel. Maar by de in e°n drukkerid «revoU «n de «Inoon J-n g ns eu uan ae sctiuia op ae scnou
wending die hij maakte om van voren in den nauwdheid en veranderde stem. Met geen mo- drijf W^rkelijk^Olavef'Udgé"voc "sfrOliwr
bij dit soort hypnose niet eens noodig en is geheel anders
de verschijning van de slang voor het slacht-1
offer al genoeg om het als aan den grond
genageld te doen blijven zitten."
21 Ce Lodge, of „Bergson et Kuhling" voor Berson en
sprei-,„n met baar gewone stem. De klank is Suring, zooals onlangs in een aëronautisch tijd
schrift té lezen was, zijn geen drukfout-duivel
REGENJAREN OP KOMST?
Reeds in 1622 heeft Francis Baeon het ver
moeden uitgesproken, dat bepaalde weersge
steldheden periodiek zijn. Tot zekerheid werd
dit vermoeden, toen omstreeks 1890 E. Brück-
|De Parijschc artsen zfn er nog met in ge-tjes. Scient. Am. haalt nog vele andere voore
\oIgens hen,als eetl beelden aan. De Duitschers acht het Ameri-
ziel-, ei ersehynsel te beschouwen is, te gene- kaansch wetenschappelijk tijdschrift serieuzer,
t« ,-a ai i hoewel men daarginds niet kan leeren, dat het
Ja, ja, al die moderne uitvindingen eiscnen Egelsch man met één n wordt geschreven en
zen.
wat van een mensch z'n zenuwen.
dus alle Britsche namen met dien uitgang 'van
twee n's voorziet.
AANPLAKZUILEN.
In het midden der vorige eeuw verzon de Ber-
EEN SPOORWEG OP IJSLAND.
IJsland, zooals we dat kennen van de vele
ner op grond van over de geheele aarde ver- sagen, of van de romantische werken, die het lünoaUp wkHmkker T Ufac-,
kregen waarnemingsmateriaal kon aantoonen gindsehe land hebben gekozen als tooneel jiend circus-eigenaar Renz eev o^iain^pl
dat de duur van zulk een periode gemiddeld van hun handeling, en zooals Hall Caine hetSe kte S S wrlSufl
35 jaar bedroeg. In een „Spezial Nummer" ons schildert in zijn Verloren Zoon, is een StoKte?^fdTsted f e^ aaLaW.df wIL?
der „Scnweizerische Wa&serwirtschaft" komt mooi geheimzinnig land, een wereld in hetn t hetahlHt* Hp et j ie plaat-
di*. Maurer, directeur der eidgenössi6cben me- klein, een land welks goede bevolking weinig vpr^riPruTlcr ru muurxruu ^rv^or §aaJ?.e
tereologisehen Zentralanzalt thans nog eens te duchten heeft van de „wereldsche" invloe- j «pil pn 'jarpn p,a ro verhuurde hij aan
aan de hand van Zwitsereeh waarnémings- den van buitenaf. KZ 3f"J.ullJ855 wfd
materiaal de juistheid van Brückner's hypo- De rust én de landelijke vrede zal er nu 2? f aldra in den
these betoogen. Volgens hem is met het jaar worden verstoord door een puffenden, hijgen-1 Het was een massieve
1875 een periode van droogte geëindigd, van den spoortrein. Daar waar men vroeger niet iprl
af dit jaar tot 1890 en 1891 treedt een periode .anders dan te paard, per slede, of per pedes
met vochtige weersgesteldheid op, met als apostolorum een landwaarts gelegen boerde-
eentrnm der regenjaren de periode 1875 tot rij kon bereiken, daar wordt nu die aloude
1882; van 1892 tot 1909 volgen weer droge traditie geofferd aan de moderne verkeers-
jaren. techniek. Het Parlement heeft verlof gege
ten nu juist niet het stadsschoon verhoogde, doch
evenmin criant leelijk kon worden genoemd. De
menschen hielden er echter wel van. Litfasz
bouwde toen meerdere, grootere en fraaiere zui
len, en oogstte steeds succes. Eerst waren ze van
Op grond van den 35-jarigen duur der pe-ven tot den aanleg van een spoorweg van m00'^r\ zandsteen, later werden ze van metaal en
riode moest 1910 een nat jaar zijn, en dit is Reykjavik naar Thingvalla. Door middel van nu °Y>er de
iok werkelijk het geval geweest. Een tegen-, dezen spoor zal mén de rijkdommen, die nu drukke verkeerswegen vanBerlijn 13000 van die
slag voor de theorie vormde 1911, dat by nit- nog in IJslands schoot verborgen liggen, kun- j uinrocpteekens verspreid zijn, waarvoor de Erven
stek warm en droog was, maar 1912 maakte nen exploiteeren. IJsland zal nu wel gauw asz een Pac"tsom van 540,000 Mark betalen
dezen tegenslag dubbel goed en naar het zich worden overstroomd van mensehen, die met ?u, zliIL..ze ..van aet moderne werejdmateriaal
laat aanzien zal ook 1913 niet tot de droge spoor- en mijnwezen hun brood denken te jDeton- zijn nu veel goedkooper, de zaakjei
jaren behooren. Brückner's wet der periodic-verdienen en de oorspronkelijke bevolking Kaan dus goed. De oude Litfasz, die nu al 40
ke schommelingen in de weersgesteldheid zal ten onder gaan. jaren dood is, heelt een eer nooit kunnen denken
schynt dus op te gaan en mitsdien mogen we I dat 211 n eenvoudige idee nu over de heele wereld
naar analogie der regenperiode 1875 tot 18S2 SCHADELIJKE INVLOED VAN WATER OP verspreid en dat zijn naam absoluut onsterfe
thans weer een reeks van regenachtige ja^ 1 VLEESCH. W 18 geworden.
ren verwachten, die minstens tot 1920 zal i Reeds herhaaldelijk heeft men opgemerkt, dat DE HANDSCHOEN VAN DEN CHIRURG,
duren. vleesch, vooral ossenvleesch, onder het 'Z.g. sto- j Geen chirurg is in staat zijn handen abso-
Met deze regen j aren zal dan gepaard gaan Ven in water van een waterleiding een vreemde luut van alle bacteriën te ontdoen. De klieinc
roodachtige kleur aanneemt. Onlangs is een infecteerende wezentjes zitten zeer diep in do
Duitseh chemicus ér achter gekomen, hoe het nerven. Vandaar dat een opereerende genees-
vleesch aan dit roodvonk-lijders-uiterlijk komt.heer, die angstvallig voor een uiterste zinde
Een percentrage nitraat in het kookwater is hier 1,1
als de schuldige aan te wijzen. Een kleine hoe
veelheid salpeterzuur is reeds coldoende, het
vleesch te kleuren Ntraatloos water kan be-
een periode- waarin de temperatuur beneden
het gemiddelde ligt
HART EN SPORT.
Dr. J. Juniell, arts te Stockholm, heeft
jarenlang de physieke gevolgen der beken-
Zweedsche gymnastiek, de „Idrott", bestu
deerd. Do resultaten, die hij verkreeg en
die ongetwijfeld ons sport- en turnlievend
publiek zullen interesseeren, zijn, wat het
hart betreft, in het kort: in 'den beginne
neemt de grootte van het hart. af; dit wordt
veroorzaakt door samentrekking der holle
deelen van dit orgaan, Het verschijnsel is
echter absoluut niet schadelijk en van voor-
bijgaanden aard. Later en pas na veel in
spanning zetten de spieren aan; het hart
wo-rdt grooter, en meer in overeenstemming
met de diensten, die van het orgaan gevergd
worden. Ook dit verschijnsel is absoluut on
schuldig. Personen met een zwak hart moé
ten zich de „Idrott" en d.g. vermaken ont
zeggen. Verder wijst Dr. Jundoll er op, dat
het lichaam van sportlui niet oude- den in
vloed van schadelijke weriyingan Huw t staan,
waaronder hij in de eerste plaats bedoelt:
alcohoL nicotine of ondoelmatig voed-'
lijkheid zorg draagt, zijn handen bedekt mm
gummi-liandschoenen.
De reinheid is hiermee weliswaar gebaat
maar de operatie-handschoen is een lastig
zoedeld worden door het afgeschuurde zink uit kleediugstuk. Is de stof te dik, dan wordt de
de zinken buizen, waardoor het stroomt. Een vrijheid van beweging en gevoeligheid der
zeer eenvoudig en afdoend middeltje om deze handen er zeer door belemmerd, en zijn de
nitraat-inmenging te voorkomen, is, de kraan handschoenen wat dunner, dan leeft de arts
voor het gebruik eenigen tijd te laten loopen, in vreezen en beven, dat zijn handschoenen
zoo lang als men kan verwachten, dat al het zullen harsten.
water, dat in een zinken buis heeft stilgestaan 1 De vinding van Dr. Dubard te Dijon mag
is weggespoeld.
I dan ook door operatiezaal-specialiteiten luide
dditccuc merocTAn j begroet worden. Het is Dr. Dubard gelukt.
mUZIEK IN DE. BRITSCHE HOOFDSTAD, zegt de P. G. Ct., een methode te vinden,
Een onzer Londensche medewerkers schrijft waarbij de handen met een afsluitende laag
ons het volgende: 'vernis bedekt worden. Een waschbeurt met
De Londenaren zijn altijd doorgegaan voor zeep, gevolgd door een dompeling in een sterk
onmuzikaal. In de Britsche hoofdstad kan een alcoholhad, dat het laatste droppeltje^water
opera op den duur niet eens een bestaan vin- oplost, reinigt de handen.
den! Nu zijn er wel andere steden, waar dat Hierna „vernist" de arts zijn handen met
net 7.oo is, o.a. een heel naburige met meer een oplossing van menthol-spiritus, vermengd
dan 500.000 inwoners, waar de huizen op pa- met jeneverbessen. Dit vernis is een onfeil-
len gebouwd zijn, terwijl de bewoners dier stad baar isoleermiddel; bovendien blijft de huid
zich beleedigd zouden achten, wanneer men ze er even lenig en rekbaar onder.
DINSDAG 25 NOVEMBER 1913.
38ste JAARGANG No. 8298
BIJVOEGSEL VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
0EE3EE3
Piet Brons had, zooals men dat noemt,
een appeltje tegen den dorst bewaard; dat
wist heel het dorp, en Piet zelf durfde het
fegendeel niet beweren.
Wat echter iedereen niet wist, en wat
eerst later is uitgekomen, is, dat Piet een
gedeelte van dat appeltje in den grond had
geborgen, toen de dagbladen van Juli 1S70
hadden rondgebazuind, dat Frankrijk aan
Pruisen den oorlog had verklaard.
Het was nu wel zoo goed als zeker, dat
Piet wegens zijn reeds gevorderden leef
tijd de wapens niet meer zou behoeven op
te vatten om het lieve vaderland zooveel
mogelijk te verdedigen, doch alle onzeker
heid hieromtrent was in het oog van Piet
volstrekt niet uitgesloten en daarom had
hij eenige honderden mark netjes in een
ijzeren kistje gepakt, het goed gesloten en
het zoo aan den schoot der aarde toever
trouwd.
Als „begraafplaats" had hij een plekje
gekozen, waar nooit of zelden iemand kwam,
en dat Piet alleen wist te vinden, want voor
zichtigheidshalve had hij geen sterveling
deelgenoot van zijn geheim gemaakt.
Doch na eenige overweging begon hij te
beseffen, dat er toch nog een ander moest
wezen, die van het kistje afwist, voor het
geval, dat hij werkelijk zou moeten opko
men. Immers, kwam hij in den strijd te val
len, dan had er niemand iets aan, want het
plaatsje, waar de schat geborgen was, was
te eenzaam gelegen en hij had veel te
diep gegraven, dan dat hij veronderstellen
mocht, dat de buit bij toeval zou gevonden
worden. En werd ze toch ontdekt, wie weet
dan, dacht Piet, wie er „mooi weer
mee zal gaan spelen."
Aan wie zou hij echter zijn geheim toever
trouwen?
Ja, dat was voor hem een vraagstuk, dat
hij zoo terstond maar niet wist op te lossen.
Aan zijn broer Frederik, die bij hem in
woonde? Die was nu en dan al eens bij
hem komen aankloppen, als hij „op zwart
zaad zat," dus dien het bakje zoo maar voor
zetten, neen, dat was te veel gewaagd.
Zijn oude huishoudster Truitje Ja,
iacht Piet, ze is wel goed, trouw en eerlijk,
maar ze is 'n vrouw en dus, op 't punt
van zwijgen
Enfin; Piet klapte ook tegenover haar niet
uit school.
Eindelijk had hij zijn man gevonden: Frits
Manner zou zijn schatbewaarder worden, als
deze het ten minste wilde zijn.
Frits was reeds jarenlang zijn vriend, zat
er zelf warmpjes in, en daar hij ongeveer 11
jaren ouder was dan Piet, kon deze er zeker
van wezen, dat Frits zijn erf en goed niet
meer behoefde te verlaten, hoe hoog de nood
van het vaderland ook zou stijgen.
Vriend Frits nam na eenige bemerkingen
van te veel vertrouwen, enz. Piets voorstel
aan, en een paar dagen Later had de eige
naar nog voor zonsopgang het kistje en zijn
inhoud weer opgegraven, het geld opnieuw
geteld, weder gesloten en opnieuw geborgen
in tegenwoordigheid van Frits Manner.
Van eenig schriftelijk bewijs dat deze me-
dedesling of kennis er van betrof, was geen
sprake, want... ze waren zoo intiem!
Nu wachtte Piet de dingen af, die komen
zouden, doch wat hij zoozeer gevreesd had,
gebeurde gelukkig niet, hij werd niet opge
roepen, en zelfs jongere mannen keerden
naar hun haardstede terug, zoodat voor Piet
alle gevaar geweken was.
Ofschoon nu echter zoo goed als zeker van
op zijn dorp te kunnen blijven, dacht hij
nochtans geen oogenblik er aan, het kistje
terug te halen, 't Ligt er goed dacht hij,
en zoolang ik het geld niet kan uitzetten,
komt het er al weinig op aan, of ik het in
mijn huis of in mijn grond verberg.
Toch bekroop hem op zekeren avond (hij
wist zelf niet waarom) de lust om zijn schat
eens te gaan zien.
Reeds den volgenden morgen stond hij' hij
't krieken van den dag bij het kostbaar
piekje gronds en haalde er, na voor de zoo-
veelste maal overal gezien te hebben, of er
soms onraad wezen mocht, het kistje uit,
opende het en.... wie schetst zijn ontzetting
en schriker was geen enkel muntstuk meer
in; een handvol zand deed dienst om de ver
moedelijke zwaarte van de verdwenen geld
stukken te geven.
„Sapperloot," dacht Piet, toen de eerste
schrik en de daaropvolgende aanval van
woede voorbij waren; „dat .is een gek geval!
Wie heeft me die poets gebakken? Wie is
de dief? Frits Manner?" Best mogelijk, zei
zijn verstand; onmogelijk, zei hem het ver
trouwen in zijn vriend.
Maar wie kan het anders gedaan hebben
dan hij? Waren er nog anderen, die van de
zaak geweten hadden? Had Frits het soms
aan een anderen vriend in vertrouwen ver
teld? Was men bij het uithalen of verber
gen bespied geworden.
Het waren allemaal vragen, welke Piet
onmogelijk kon beantwoorden.
Doch zie, op eens scheen hem een licht op
te gaan. Hij liet het zand in het kistje,
sloot het, begroef het, dekte het putje en
ging terug zooals hij gekomen was.
Tegen den avond van dienzelfden dag
ging hij naar Frits, toonde hem dezelfde
vriendschap ais weleer en zei hem met het
onnoozelste gezicht van de wereld, dat hij
overmorgen (want den volgenden dag moest
hij een reisje maken om een neef te gaan
bezoeken) nog ongeveer 500 mark bij het
reeds geborgen geld ging voegen, hij had er
alles eerst niet willen indoen, maar nu was
hij van gedachten veranderd; in deze benar
de tijden kon men niet te voorzichtig wezen,
en eerst als de vrede geteekend was, zou hij
kistje en geld weer in huis halen.
Frits keurde zijn voornemen opperbest.
Inderdaad begaf Piet zich den volgenden
dag op reis en bezocht zijn neef.
Den tweeden dag stond hij reeds bij de
eerste schemering te spitten, haalde na de
ontgraving het kistje er uit, opende het en.,
zag tot zijn groote voldoening, dat zijn list
gelukt was. Hij vond er namelijk al zijn
geld in terug, terwijl er geen korreltje zand
meer in te bespeuren was.
Nu bleek het, dat Frits de dief was. Want
deze, meenende dat Piet van te voren nog
niet naar zijn schat was gaan zien, en hem
geloovende toen hij zeide cr nog 500 mark
bij té zullen gaan voegen, had het noodig
geacht, het reeds gestolen geld terug te
brengen om ook nog die 500 mark te kun
nen inpafmen.
Om Frits de gelegendheid te geven het
reeds gestolen geld terug te brengen, was
Piet op reis gegaan, en zoo was de dief in
de val geloopen.
Toen Piet zijn geld weer had, ging hij op
nieuw naar zijn „vriend" en vertelde hen:,
alweer zoo onnoozel mogelijk, dat hij zijn
schat weer terughad gehaald: ,,'t was toch
ook niets gedaan, geld in den grond te stop
pen; men zou bij het graven of uithalen ooit
bespied kunnen worden, in deze bedroefde
tijden liep zooveel gespuis rond enz.
Frits begon door die zoo snelle verande
ring van gedachten t-e begrijpen, dat Piet
een list gebruikt had om zijn geld terug
te krijgen en dat zij volkomen was gelukt.
Hij keurde dan ook dit nieuwe voornemen
van zijn „vriend" quasi goed al noemde hij
qzich zeiven ook inwendig een stommen
ezel!
Bij het heengaan gaf Piet zijn „vriend"
de hand, er bij voegende terwijl hij een
oogje knipte: „Nu, we blijven toch altoos
goede vrienden 1"
Of ze later echter ook nog zoo intiem zjja
gebleven, vermelden de kronieken niet.
KD
Men was op het einde der maaiyd Me\
1814. De zegepraal had de Fransche vlag
verlaten. Van tijd tot tijd zag men krijgs
gevangenen tserugkeeren. Ook kapitein Ro-
cher keerde, naar zijn dorp in Champagne
terug. De ellende, in gevangenschap gele
den, had zijn krachtig gestel verzwakt, maaï
op zijn gelaat was een natuurlijke wils
kracht te lezen, de wilskracht van den over
wonnen soldaat. De sporen van den oorlog
die hij overal in zijn larad ontmoette, ver
hoogden neg de wilde uitdrukking van zijn
gelaat. Aan een herberg gekomen hield hij
stil en 'trad binnen.
„Kent gij kapitein Danglar?" vroeg hij
den waard.
„Ja, mijnheer, hij woont hier dicht bij.
Door zijn wonden gedwongen den dienst te
verlaten, vervult hij thans het ambt van
houtvester.
„Leeft hij alleen?"
„Neen, hij woont met ©en ouden knecht,
een veteraan, evenals hij, samen."
„Ik meende echter, dat hij ook een jonjg
meisje bij zich had."
„Ik heb er nooit van hooren spreken, doch
ik woon hier ook eerst sedert drie maanden."
Het gelaat van Roeher nam ©en uitdrukking
van toorn aan. „Geef mij een flesch wijn
en twee glazen", zei hij, „en laat kapitein
Danglar zeggen, dat iemand hem wacht."
Hij zette zich voor een tafeltje neer, ter
wijl de herbergier heen ging in zichzelf mom
pelend: „Dat is ook geen gemakkelijke
klant."
Na een uur wachtens verscheen kapitein
Danglar. Hij was evenals zijn collega van
hooge gestalte met krijgshaftig uiterlijk, maar
zijn rechterarm hing slap langs het lichaam.
Toen hij zijn ouden wapenmakker herkende,
slaakte hij een uitroep van vreugde en fcracï
met uitgestoken hand op hem toe. „De dap
pere Rocher, dien wij allen dood waanden",
mompelde hij„God zij geloofd".
Maar Rocher verroerde zich niet en keek
hem koel aan.
„Alvorens ik je de hand druk", zei hij
„moet gij op mijn vragen antwoorden. Ga
zitten."
„Zooals ge wilt", hernam de oude wapen
makker, tegenover hem plaats nemend.
„Toen ik naar 't oorlogsterrein vertrok,
hernam Rocher, heb ik u mijn dochter toe
vertrouwd. Wat hebt ge met haar gedaan?
Men heeft mij gezegd, dat ze niet meer bij
u woont."
„Dat is zoo; toen zij in 't huwelijk trad.
moest zij haar echtgenoot volgen."
Kapitein Rocher sprong driftig op. „Wat,
riep hij uit. zij i« gehuwd en men heeft
er mij niet in gekend. Terwijl ik in die ver
vloekte eitatel van Glatz zuchtte, heb ik
steeds aan mijn dochter gedacht, maar ik
stelde mij genist, daar ik haar onder uw be
scherming gesteld had, ik vermoedde niet,
dat mijn vertrouwen beschaamd zou worden."
Kapitein Danglar liet hem kalm uitspre
ken. Daarna zei hij„Iedereen waande u
dood, de tijding van uw dood was officieel
gegeven. Ik was nu de voogd uwer dochter
oh heb gebruik gemaakt van mijn recht,
ik heb mijn plicht gedaan."
Deze verklaring kalmeerde echter den hee-
ten militair niet en toornig vroeg hij: „Zult
gij mij ten minste zeggen, met wien zij ge
huwd is?"
„Neen, hiet voor gij eerst kalm zij't ge
worden. Ik wil hier geen verhoor onder
gaan als een schuldige."
Beiden bewaarden eenige oogenblikken het
stilzwijgen. Eindelijk zei Danglar: „Gij zegt
mij niets van uw ouden vriend Reaneval?"
„Waarom zou ik over hem spreken? Se-
dort lang waren wij goe» vrienden meer
„Zeker om emetage redenen?"
„Te drommel, ik hob hom altijd op mijn
weg ortmoot, als er een gelegenheid was om
VOOR DE HUISKAMER