De Terugkeer, Bedrogen bedrieger een verooa en zoorang nog veie menschen en dieren aan ongelukken blijven blootstel; len? sel. Bij veronacntzamlng van deze voor-voor onmuzikaal lueia, doen voor een wereld- zorgsmaatregelen zou niet alleen het lichaam,stad als Londen is het een zeer bedenkelijk ver- doch ook de hersenen, de dupe worden. De j schijnsel. De Londenaren schijnen nu van plan levenswijze van een elftal-lid of ander sport-hun „praedicaat fixe" te loochenen. Heel Lon- kampioen moet volgens Dr. Jundell niet den verlangt muziek en op de bureaux van dé staan onder toezicht van een eigenwijs en Lord Mayor regent het van aanvragen om ver wen. In de laatste weken zijn niet minder dan 600 adressen om concert-verlof binnengekomen. Londen wordt dus een gezellige stad. De bi oscoop heeft het ijs gebroken, de restaurants HET HYPNOTISCH VERMOGEN DER SLANGEN. HPHP 's Middags te ongeveer 12 uur liep ik op een self-made trainer, doch van een ervaren ge- j lof tot het maken van muziek in publieke gebou der buitenwegen van Medan, vertelt een In- neesheer. diseh-man in de „Levende Natuur", toen er! TELEFOONVREES, plotseling bijna vlak voor mijn voeten een lr de „Gazette des Hopitaux", vertelt een kleine geelachtige 6lang uit het gras te voor- medicus van eenige vrouwelijke patiënten. - - schijn kwam, ongeveer 5-4 meter lang. 1 die aar „telephonophohie" (telefoonvrees) lij- volgden, en waar men vroeger een speld kon Blijkbaar zonder mij te bemerken, gleed den. Het aantal slachtoffers van deze nieuw- j00ren vallen tijdens het slurplooze, soeplikken hij kronkelend af op zijn prooi, een kleine pad «te vrees, die, hoewel minder lastig in het r lePe"> heft, hapt, en slikt men nu in hef of landkikker, hier „kodok" genoemd Hij dagelijkse'h leven dan pleinenvrees, grachten- rythme van een sleepende wals en vroolijke wond zich om den kop van het dier en scheen vrees, of kale-wegen-vrees. toch voor de huis-1 marsch- De correcte Brit, met de gladgeschoren hem in den 6trot te willen bijten, toen ik mij genooten zeer onaangenaam kan worden, is wangen, onplooibaar en onberispelijk uiterlijk omkeerende om een steen te balen en de slang njPt gering. Een overigens kerngezonde Pa-'00P,: 'n de toekomst nog eens rond met sierlijke te dooden, eenig geluid maakte. Op twee k rijsehe vrouw, wordt, zoodra ze het ringelin- bakkebaarden, flambard en Quartier-Latin-das! dmie pas afstands raapte ik een steen 0p en geling van de telefoonbei hoort, aangegrepen kwam terug op de plaats, waarnog al- door een vreeselijken angst. Het geluid kan VREEMDE NAMEN. In de „Scientific American" vinden we een tijd de kikvorseh zat, maar van de elang niets haar aan den grond nagelen en slechts zelden opmertóng"^öv«Vl^Twa^TFiïïisS'c meer te bemerken was. Ik zocht den omtrek :s zu ;n «taat zichzelf te dwine-en den Vmn™ „w ,rro^rls wddroP ransuie If maar e-een snnor Na epnive min ut en' l -wenzeu ieawmgen, flen hoorn journalisten met vreemde namen zouden om- ar, maar geen spoor. A a eemge minuten op te nemen. Slaa gt ze hierin, en weet ze met springen. Met mogelijke uitzondering van gezochttehebben, vond^kmijn kikvorseh nog y3e ze «preekt, dan is alle angst plots ver- ;Lenka is men nerjns zoo slorTgmetvrelm aamen als _schrijvers en wetenschapsmenschén springen. Met mogelijke uitzondering van steek roerloos in MH. taodi». «fop del SS' md?*'Hvao schrijvers en weted!fpsS£ iSSg zijn o< heen en weer. maar op niets re ageerde 'tdier. Hij zat steeds „ins ein" te staren, blijkbaar nog onder den hyp- wend was bii niet Dp slane- had seen fiid ve i Tt telefoonjnffnouw tusschenbemen m Fransche periodieken vaak op de erbanne- WpJ' komt. Dan dringt zich aan haar opnieuw bet lijkste wijze verhaspeld. De schuld ligt niet bii had hem te bijten. „unheimische gevoel oj5 voor den verraderlij- den zetter of den corrector iniepepd"el de re- Ik rar e hem aan, bewoog mijn hand voor ken indringer die telefoon heet en n>„f j i j.7,.' mtegenaeei. ae ie v nïetc i e.e 021 neet, en *ent 7e dacteur, die zich met vast in de schoenen voelt blane hin" ecn beweging: de microfoon weg te omtrent een of ander bericht, en vreest, dat zijr -j leggen I lezers beter ingelicht zullen zijn, of een en ---Gil andere patience slaan de ^euuwen op ander zullen naslaan verdraait een naarr noüschen invloed van de slang, hoewel deze de keel. Bij haar nit zich de telefonophobie eenmszins en schuift dan de schidd co de schou zijn prooi van achteren aanviel. Maar by de in e°n drukkerid «revoU «n de «Inoon J-n g ns eu uan ae sctiuia op ae scnou wending die hij maakte om van voren in den nauwdheid en veranderde stem. Met geen mo- drijf W^rkelijk^Olavef'Udgé"voc "sfrOliwr bij dit soort hypnose niet eens noodig en is geheel anders de verschijning van de slang voor het slacht-1 offer al genoeg om het als aan den grond genageld te doen blijven zitten." 21 Ce Lodge, of „Bergson et Kuhling" voor Berson en sprei-,„n met baar gewone stem. De klank is Suring, zooals onlangs in een aëronautisch tijd schrift té lezen was, zijn geen drukfout-duivel REGENJAREN OP KOMST? Reeds in 1622 heeft Francis Baeon het ver moeden uitgesproken, dat bepaalde weersge steldheden periodiek zijn. Tot zekerheid werd dit vermoeden, toen omstreeks 1890 E. Brück- |De Parijschc artsen zfn er nog met in ge-tjes. Scient. Am. haalt nog vele andere voore \oIgens hen,als eetl beelden aan. De Duitschers acht het Ameri- ziel-, ei ersehynsel te beschouwen is, te gene- kaansch wetenschappelijk tijdschrift serieuzer, t« ,-a ai i hoewel men daarginds niet kan leeren, dat het Ja, ja, al die moderne uitvindingen eiscnen Egelsch man met één n wordt geschreven en zen. wat van een mensch z'n zenuwen. dus alle Britsche namen met dien uitgang 'van twee n's voorziet. AANPLAKZUILEN. In het midden der vorige eeuw verzon de Ber- EEN SPOORWEG OP IJSLAND. IJsland, zooals we dat kennen van de vele ner op grond van over de geheele aarde ver- sagen, of van de romantische werken, die het lünoaUp wkHmkker T Ufac-, kregen waarnemingsmateriaal kon aantoonen gindsehe land hebben gekozen als tooneel jiend circus-eigenaar Renz eev o^iain^pl dat de duur van zulk een periode gemiddeld van hun handeling, en zooals Hall Caine hetSe kte S S wrlSufl 35 jaar bedroeg. In een „Spezial Nummer" ons schildert in zijn Verloren Zoon, is een StoKte?^fdTsted f e^ aaLaW.df wIL? der „Scnweizerische Wa&serwirtschaft" komt mooi geheimzinnig land, een wereld in hetn t hetahlHt* Hp et j ie plaat- di*. Maurer, directeur der eidgenössi6cben me- klein, een land welks goede bevolking weinig vpr^riPruTlcr ru muurxruu ^rv^or §aaJ?.e tereologisehen Zentralanzalt thans nog eens te duchten heeft van de „wereldsche" invloe- j «pil pn 'jarpn p,a ro verhuurde hij aan aan de hand van Zwitsereeh waarnémings- den van buitenaf. KZ 3f"J.ullJ855 wfd materiaal de juistheid van Brückner's hypo- De rust én de landelijke vrede zal er nu 2? f aldra in den these betoogen. Volgens hem is met het jaar worden verstoord door een puffenden, hijgen-1 Het was een massieve 1875 een periode van droogte geëindigd, van den spoortrein. Daar waar men vroeger niet iprl af dit jaar tot 1890 en 1891 treedt een periode .anders dan te paard, per slede, of per pedes met vochtige weersgesteldheid op, met als apostolorum een landwaarts gelegen boerde- eentrnm der regenjaren de periode 1875 tot rij kon bereiken, daar wordt nu die aloude 1882; van 1892 tot 1909 volgen weer droge traditie geofferd aan de moderne verkeers- jaren. techniek. Het Parlement heeft verlof gege ten nu juist niet het stadsschoon verhoogde, doch evenmin criant leelijk kon worden genoemd. De menschen hielden er echter wel van. Litfasz bouwde toen meerdere, grootere en fraaiere zui len, en oogstte steeds succes. Eerst waren ze van Op grond van den 35-jarigen duur der pe-ven tot den aanleg van een spoorweg van m00'^r\ zandsteen, later werden ze van metaal en riode moest 1910 een nat jaar zijn, en dit is Reykjavik naar Thingvalla. Door middel van nu °Y>er de iok werkelijk het geval geweest. Een tegen-, dezen spoor zal mén de rijkdommen, die nu drukke verkeerswegen vanBerlijn 13000 van die slag voor de theorie vormde 1911, dat by nit- nog in IJslands schoot verborgen liggen, kun- j uinrocpteekens verspreid zijn, waarvoor de Erven stek warm en droog was, maar 1912 maakte nen exploiteeren. IJsland zal nu wel gauw asz een Pac"tsom van 540,000 Mark betalen dezen tegenslag dubbel goed en naar het zich worden overstroomd van mensehen, die met ?u, zliIL..ze ..van aet moderne werejdmateriaal laat aanzien zal ook 1913 niet tot de droge spoor- en mijnwezen hun brood denken te jDeton- zijn nu veel goedkooper, de zaakjei jaren behooren. Brückner's wet der periodic-verdienen en de oorspronkelijke bevolking Kaan dus goed. De oude Litfasz, die nu al 40 ke schommelingen in de weersgesteldheid zal ten onder gaan. jaren dood is, heelt een eer nooit kunnen denken schynt dus op te gaan en mitsdien mogen we I dat 211 n eenvoudige idee nu over de heele wereld naar analogie der regenperiode 1875 tot 18S2 SCHADELIJKE INVLOED VAN WATER OP verspreid en dat zijn naam absoluut onsterfe thans weer een reeks van regenachtige ja^ 1 VLEESCH. W 18 geworden. ren verwachten, die minstens tot 1920 zal i Reeds herhaaldelijk heeft men opgemerkt, dat DE HANDSCHOEN VAN DEN CHIRURG, duren. vleesch, vooral ossenvleesch, onder het 'Z.g. sto- j Geen chirurg is in staat zijn handen abso- Met deze regen j aren zal dan gepaard gaan Ven in water van een waterleiding een vreemde luut van alle bacteriën te ontdoen. De klieinc roodachtige kleur aanneemt. Onlangs is een infecteerende wezentjes zitten zeer diep in do Duitseh chemicus ér achter gekomen, hoe het nerven. Vandaar dat een opereerende genees- vleesch aan dit roodvonk-lijders-uiterlijk komt.heer, die angstvallig voor een uiterste zinde Een percentrage nitraat in het kookwater is hier 1,1 als de schuldige aan te wijzen. Een kleine hoe veelheid salpeterzuur is reeds coldoende, het vleesch te kleuren Ntraatloos water kan be- een periode- waarin de temperatuur beneden het gemiddelde ligt HART EN SPORT. Dr. J. Juniell, arts te Stockholm, heeft jarenlang de physieke gevolgen der beken- Zweedsche gymnastiek, de „Idrott", bestu deerd. Do resultaten, die hij verkreeg en die ongetwijfeld ons sport- en turnlievend publiek zullen interesseeren, zijn, wat het hart betreft, in het kort: in 'den beginne neemt de grootte van het hart. af; dit wordt veroorzaakt door samentrekking der holle deelen van dit orgaan, Het verschijnsel is echter absoluut niet schadelijk en van voor- bijgaanden aard. Later en pas na veel in spanning zetten de spieren aan; het hart wo-rdt grooter, en meer in overeenstemming met de diensten, die van het orgaan gevergd worden. Ook dit verschijnsel is absoluut on schuldig. Personen met een zwak hart moé ten zich de „Idrott" en d.g. vermaken ont zeggen. Verder wijst Dr. Jundoll er op, dat het lichaam van sportlui niet oude- den in vloed van schadelijke weriyingan Huw t staan, waaronder hij in de eerste plaats bedoelt: alcohoL nicotine of ondoelmatig voed-' lijkheid zorg draagt, zijn handen bedekt mm gummi-liandschoenen. De reinheid is hiermee weliswaar gebaat maar de operatie-handschoen is een lastig zoedeld worden door het afgeschuurde zink uit kleediugstuk. Is de stof te dik, dan wordt de de zinken buizen, waardoor het stroomt. Een vrijheid van beweging en gevoeligheid der zeer eenvoudig en afdoend middeltje om deze handen er zeer door belemmerd, en zijn de nitraat-inmenging te voorkomen, is, de kraan handschoenen wat dunner, dan leeft de arts voor het gebruik eenigen tijd te laten loopen, in vreezen en beven, dat zijn handschoenen zoo lang als men kan verwachten, dat al het zullen harsten. water, dat in een zinken buis heeft stilgestaan 1 De vinding van Dr. Dubard te Dijon mag is weggespoeld. I dan ook door operatiezaal-specialiteiten luide dditccuc merocTAn j begroet worden. Het is Dr. Dubard gelukt. mUZIEK IN DE. BRITSCHE HOOFDSTAD, zegt de P. G. Ct., een methode te vinden, Een onzer Londensche medewerkers schrijft waarbij de handen met een afsluitende laag ons het volgende: 'vernis bedekt worden. Een waschbeurt met De Londenaren zijn altijd doorgegaan voor zeep, gevolgd door een dompeling in een sterk onmuzikaal. In de Britsche hoofdstad kan een alcoholhad, dat het laatste droppeltje^water opera op den duur niet eens een bestaan vin- oplost, reinigt de handen. den! Nu zijn er wel andere steden, waar dat Hierna „vernist" de arts zijn handen met net 7.oo is, o.a. een heel naburige met meer een oplossing van menthol-spiritus, vermengd dan 500.000 inwoners, waar de huizen op pa- met jeneverbessen. Dit vernis is een onfeil- len gebouwd zijn, terwijl de bewoners dier stad baar isoleermiddel; bovendien blijft de huid zich beleedigd zouden achten, wanneer men ze er even lenig en rekbaar onder. DINSDAG 25 NOVEMBER 1913. 38ste JAARGANG No. 8298 BIJVOEGSEL VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. 0EE3EE3 Piet Brons had, zooals men dat noemt, een appeltje tegen den dorst bewaard; dat wist heel het dorp, en Piet zelf durfde het fegendeel niet beweren. Wat echter iedereen niet wist, en wat eerst later is uitgekomen, is, dat Piet een gedeelte van dat appeltje in den grond had geborgen, toen de dagbladen van Juli 1S70 hadden rondgebazuind, dat Frankrijk aan Pruisen den oorlog had verklaard. Het was nu wel zoo goed als zeker, dat Piet wegens zijn reeds gevorderden leef tijd de wapens niet meer zou behoeven op te vatten om het lieve vaderland zooveel mogelijk te verdedigen, doch alle onzeker heid hieromtrent was in het oog van Piet volstrekt niet uitgesloten en daarom had hij eenige honderden mark netjes in een ijzeren kistje gepakt, het goed gesloten en het zoo aan den schoot der aarde toever trouwd. Als „begraafplaats" had hij een plekje gekozen, waar nooit of zelden iemand kwam, en dat Piet alleen wist te vinden, want voor zichtigheidshalve had hij geen sterveling deelgenoot van zijn geheim gemaakt. Doch na eenige overweging begon hij te beseffen, dat er toch nog een ander moest wezen, die van het kistje afwist, voor het geval, dat hij werkelijk zou moeten opko men. Immers, kwam hij in den strijd te val len, dan had er niemand iets aan, want het plaatsje, waar de schat geborgen was, was te eenzaam gelegen en hij had veel te diep gegraven, dan dat hij veronderstellen mocht, dat de buit bij toeval zou gevonden worden. En werd ze toch ontdekt, wie weet dan, dacht Piet, wie er „mooi weer mee zal gaan spelen." Aan wie zou hij echter zijn geheim toever trouwen? Ja, dat was voor hem een vraagstuk, dat hij zoo terstond maar niet wist op te lossen. Aan zijn broer Frederik, die bij hem in woonde? Die was nu en dan al eens bij hem komen aankloppen, als hij „op zwart zaad zat," dus dien het bakje zoo maar voor zetten, neen, dat was te veel gewaagd. Zijn oude huishoudster Truitje Ja, iacht Piet, ze is wel goed, trouw en eerlijk, maar ze is 'n vrouw en dus, op 't punt van zwijgen Enfin; Piet klapte ook tegenover haar niet uit school. Eindelijk had hij zijn man gevonden: Frits Manner zou zijn schatbewaarder worden, als deze het ten minste wilde zijn. Frits was reeds jarenlang zijn vriend, zat er zelf warmpjes in, en daar hij ongeveer 11 jaren ouder was dan Piet, kon deze er zeker van wezen, dat Frits zijn erf en goed niet meer behoefde te verlaten, hoe hoog de nood van het vaderland ook zou stijgen. Vriend Frits nam na eenige bemerkingen van te veel vertrouwen, enz. Piets voorstel aan, en een paar dagen Later had de eige naar nog voor zonsopgang het kistje en zijn inhoud weer opgegraven, het geld opnieuw geteld, weder gesloten en opnieuw geborgen in tegenwoordigheid van Frits Manner. Van eenig schriftelijk bewijs dat deze me- dedesling of kennis er van betrof, was geen sprake, want... ze waren zoo intiem! Nu wachtte Piet de dingen af, die komen zouden, doch wat hij zoozeer gevreesd had, gebeurde gelukkig niet, hij werd niet opge roepen, en zelfs jongere mannen keerden naar hun haardstede terug, zoodat voor Piet alle gevaar geweken was. Ofschoon nu echter zoo goed als zeker van op zijn dorp te kunnen blijven, dacht hij nochtans geen oogenblik er aan, het kistje terug te halen, 't Ligt er goed dacht hij, en zoolang ik het geld niet kan uitzetten, komt het er al weinig op aan, of ik het in mijn huis of in mijn grond verberg. Toch bekroop hem op zekeren avond (hij wist zelf niet waarom) de lust om zijn schat eens te gaan zien. Reeds den volgenden morgen stond hij' hij 't krieken van den dag bij het kostbaar piekje gronds en haalde er, na voor de zoo- veelste maal overal gezien te hebben, of er soms onraad wezen mocht, het kistje uit, opende het en.... wie schetst zijn ontzetting en schriker was geen enkel muntstuk meer in; een handvol zand deed dienst om de ver moedelijke zwaarte van de verdwenen geld stukken te geven. „Sapperloot," dacht Piet, toen de eerste schrik en de daaropvolgende aanval van woede voorbij waren; „dat .is een gek geval! Wie heeft me die poets gebakken? Wie is de dief? Frits Manner?" Best mogelijk, zei zijn verstand; onmogelijk, zei hem het ver trouwen in zijn vriend. Maar wie kan het anders gedaan hebben dan hij? Waren er nog anderen, die van de zaak geweten hadden? Had Frits het soms aan een anderen vriend in vertrouwen ver teld? Was men bij het uithalen of verber gen bespied geworden. Het waren allemaal vragen, welke Piet onmogelijk kon beantwoorden. Doch zie, op eens scheen hem een licht op te gaan. Hij liet het zand in het kistje, sloot het, begroef het, dekte het putje en ging terug zooals hij gekomen was. Tegen den avond van dienzelfden dag ging hij naar Frits, toonde hem dezelfde vriendschap ais weleer en zei hem met het onnoozelste gezicht van de wereld, dat hij overmorgen (want den volgenden dag moest hij een reisje maken om een neef te gaan bezoeken) nog ongeveer 500 mark bij het reeds geborgen geld ging voegen, hij had er alles eerst niet willen indoen, maar nu was hij van gedachten veranderd; in deze benar de tijden kon men niet te voorzichtig wezen, en eerst als de vrede geteekend was, zou hij kistje en geld weer in huis halen. Frits keurde zijn voornemen opperbest. Inderdaad begaf Piet zich den volgenden dag op reis en bezocht zijn neef. Den tweeden dag stond hij reeds bij de eerste schemering te spitten, haalde na de ontgraving het kistje er uit, opende het en., zag tot zijn groote voldoening, dat zijn list gelukt was. Hij vond er namelijk al zijn geld in terug, terwijl er geen korreltje zand meer in te bespeuren was. Nu bleek het, dat Frits de dief was. Want deze, meenende dat Piet van te voren nog niet naar zijn schat was gaan zien, en hem geloovende toen hij zeide cr nog 500 mark bij té zullen gaan voegen, had het noodig geacht, het reeds gestolen geld terug te brengen om ook nog die 500 mark te kun nen inpafmen. Om Frits de gelegendheid te geven het reeds gestolen geld terug te brengen, was Piet op reis gegaan, en zoo was de dief in de val geloopen. Toen Piet zijn geld weer had, ging hij op nieuw naar zijn „vriend" en vertelde hen:, alweer zoo onnoozel mogelijk, dat hij zijn schat weer terughad gehaald: ,,'t was toch ook niets gedaan, geld in den grond te stop pen; men zou bij het graven of uithalen ooit bespied kunnen worden, in deze bedroefde tijden liep zooveel gespuis rond enz. Frits begon door die zoo snelle verande ring van gedachten t-e begrijpen, dat Piet een list gebruikt had om zijn geld terug te krijgen en dat zij volkomen was gelukt. Hij keurde dan ook dit nieuwe voornemen van zijn „vriend" quasi goed al noemde hij qzich zeiven ook inwendig een stommen ezel! Bij het heengaan gaf Piet zijn „vriend" de hand, er bij voegende terwijl hij een oogje knipte: „Nu, we blijven toch altoos goede vrienden 1" Of ze later echter ook nog zoo intiem zjja gebleven, vermelden de kronieken niet. KD Men was op het einde der maaiyd Me\ 1814. De zegepraal had de Fransche vlag verlaten. Van tijd tot tijd zag men krijgs gevangenen tserugkeeren. Ook kapitein Ro- cher keerde, naar zijn dorp in Champagne terug. De ellende, in gevangenschap gele den, had zijn krachtig gestel verzwakt, maaï op zijn gelaat was een natuurlijke wils kracht te lezen, de wilskracht van den over wonnen soldaat. De sporen van den oorlog die hij overal in zijn larad ontmoette, ver hoogden neg de wilde uitdrukking van zijn gelaat. Aan een herberg gekomen hield hij stil en 'trad binnen. „Kent gij kapitein Danglar?" vroeg hij den waard. „Ja, mijnheer, hij woont hier dicht bij. Door zijn wonden gedwongen den dienst te verlaten, vervult hij thans het ambt van houtvester. „Leeft hij alleen?" „Neen, hij woont met ©en ouden knecht, een veteraan, evenals hij, samen." „Ik meende echter, dat hij ook een jonjg meisje bij zich had." „Ik heb er nooit van hooren spreken, doch ik woon hier ook eerst sedert drie maanden." Het gelaat van Roeher nam ©en uitdrukking van toorn aan. „Geef mij een flesch wijn en twee glazen", zei hij, „en laat kapitein Danglar zeggen, dat iemand hem wacht." Hij zette zich voor een tafeltje neer, ter wijl de herbergier heen ging in zichzelf mom pelend: „Dat is ook geen gemakkelijke klant." Na een uur wachtens verscheen kapitein Danglar. Hij was evenals zijn collega van hooge gestalte met krijgshaftig uiterlijk, maar zijn rechterarm hing slap langs het lichaam. Toen hij zijn ouden wapenmakker herkende, slaakte hij een uitroep van vreugde en fcracï met uitgestoken hand op hem toe. „De dap pere Rocher, dien wij allen dood waanden", mompelde hij„God zij geloofd". Maar Rocher verroerde zich niet en keek hem koel aan. „Alvorens ik je de hand druk", zei hij „moet gij op mijn vragen antwoorden. Ga zitten." „Zooals ge wilt", hernam de oude wapen makker, tegenover hem plaats nemend. „Toen ik naar 't oorlogsterrein vertrok, hernam Rocher, heb ik u mijn dochter toe vertrouwd. Wat hebt ge met haar gedaan? Men heeft mij gezegd, dat ze niet meer bij u woont." „Dat is zoo; toen zij in 't huwelijk trad. moest zij haar echtgenoot volgen." Kapitein Rocher sprong driftig op. „Wat, riep hij uit. zij i« gehuwd en men heeft er mij niet in gekend. Terwijl ik in die ver vloekte eitatel van Glatz zuchtte, heb ik steeds aan mijn dochter gedacht, maar ik stelde mij genist, daar ik haar onder uw be scherming gesteld had, ik vermoedde niet, dat mijn vertrouwen beschaamd zou worden." Kapitein Danglar liet hem kalm uitspre ken. Daarna zei hij„Iedereen waande u dood, de tijding van uw dood was officieel gegeven. Ik was nu de voogd uwer dochter oh heb gebruik gemaakt van mijn recht, ik heb mijn plicht gedaan." Deze verklaring kalmeerde echter den hee- ten militair niet en toornig vroeg hij: „Zult gij mij ten minste zeggen, met wien zij ge huwd is?" „Neen, hiet voor gij eerst kalm zij't ge worden. Ik wil hier geen verhoor onder gaan als een schuldige." Beiden bewaarden eenige oogenblikken het stilzwijgen. Eindelijk zei Danglar: „Gij zegt mij niets van uw ouden vriend Reaneval?" „Waarom zou ik over hem spreken? Se- dort lang waren wij goe» vrienden meer „Zeker om emetage redenen?" „Te drommel, ik hob hom altijd op mijn weg ortmoot, als er een gelegenheid was om VOOR DE HUISKAMER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 15