VIJFDE EL AD
Wy'mmm
Staten-Generaal.
hu Ban lüai*efaé
„Mowasis,
Maariesw-Brussel. Handschoenen woor alio gelegenheden,-
ZATERDAG 29 NOVEMBER 191®
FIEUILILETOi.
befgïnSLigïï®6!, Cutl'bort iu eeu Af
geregeld
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
TWEEDE KAMER.
GEWISSELDE STUKKEN.
Aan de Memorie -van Antwoord op Hoofd
stuk III (Buitenlandsche Zaken) is het volgen
de ontleend
Het verslag betreffende de vooruitzichten
van Nederlanders in Canada m afzonderlijk ge
drukt en wordt op aanvrage aan belanghebben
den gezonden. Aan den wensoh om het. op ruime
schaal verder te verspreiden, zal door den minis
ter gaarne worden voldaan.
De Nederlandsche en Portugeesche regeerin
gen zijn, na gepleegd overleg, tot overeenstem
ming gekomen om den heer dr. Lardy aan to
wijzen als lid van het Permanent Hof van Ar
bitrage aan wien, zou worden opgedragen de
beslissing in zake het geschil, gerezen nopens
de uitlegging van art. 3bis van het grensverdrag
van 1 October 1904.
De in bet w.o. gestelde vraag of by de regee
riuir is aangedrongen op bijeenroeping der
3e vredesconferentie, moet ontkennend worden
beantwoord. Overhaaste bijeenroeping zou scha
den aan de voorbereiding, welke reeds in ver
schillende landen, waaronder, zooals bekend;
ook Nederland, plaats heeft.
De minister Is van oordeel, dat grondige voor
bereiding een absoluut vereisehte is voor bet
welslageu van vredesconferentiën.
Het feit, dat verschillende besluiten der
vorige conferentie nog niet algemeen zij» be'
krachtigd, is te meer aanleiding om thans na
druk te leggen op de zorg, aan het programma
der nieuwe conferentie te bestedein De verze
kering kan worden gegeven, dat daarbij ook
gelet wordt op de nieuwe vraagpunten, in het
Voorloop!* Verslag bedoeld. Echter zij opge
merkt, dat de kans op het welslagen der rege
ling van zoodanig nieuwe onderwerpen aan
merkelijk wordt verhoogd, naarmate die on
derwerpen gedurende langoren tijd de belang
stelling der maatschappij in het algemeen en
in het bijzonder die van de kringen der des
kundigen hebben gewekt. Zoo is b.v. te be
twijfelen of over het in het verslag met name
Genoemde „gebruik van vliegmachines in den
oorlog'' de meeningen thans reeds voldoende
bezonken zijn.
lien der „wenschen", door de tweede confe
rentie in haren „acte final" te kennen gege
ven, betrof de samenstelling van een interna
tionaal voorbereidend comité, ongeveer twéé
jaar vóór het bijeenkomen der derde confe
rentie. Aan dien wensch behoort volgens den
minister de hand gehouden te worden, liet
laat zich dus aanzien, dat de derde conferentie
niet vóór 1916 of 1917 zal kunnen plaats hebbeu.
De derde vredesconferentie zal tot hoofdtaak
hebben de verdere codificatie van het volken
recht in het belang van de rechtszekerheid en
de handhaving van den vrede. Aan het voor
komen vau oorlog zou, naar de meening des mi
ni-tors, verre van bevorderlijk zijn een regeling
krachtons welke schending der neutraliteit
ten opzichte van één land gedurende een oorlog
door alle neutrale landen als een „casus belli"
zou moeten worden beschouwd; z.l. zou die rege
ling veeleer oorlog uitlokken.
Vv at het aanvankelijk denkbeeld van den Leid-
sclien hoogleeraar Van Vollenhoven aangaat,
«1.1. het desvereiseht ten uitvoer leggen van
arbitrale uitspraken door eene internationale
politiemacht, meent de minister zonder in het
minst te willen vooruitloopen op hetgeen voor
de toekomst is weggelegd, ernstigen twijfel te
mogen uitspreken aan de uitvoerbaarheid daar
van bij de thans bestaande internationale ver
houdingen.
De bewoging voor den vrede kan, naar het
den minister voorkomt, van overheidswege niet
beter worden gesteund dan, indirect, door de
verwezenlijking harer uitvoerbaar geworden
denkbeelden.
Voor de richtige vervulling harer taak blijve
zij vrij van olficieele inmenging. Verleening
van rechtstreeksolien regeeringssteun zou de
minister noch in haar belang, noeh in dat der
regeering achten.
De zienswijze, dat de beweging, zooals zij
van sociaal-democratische zijde wordt geleid,
meer gewicht in de schaal zou leggen, meent
de minister voor de verantwoording te moeten
I-aten van hen, die haar koesteren.
Ien aanzien van de neutraliteitsverklaring
ran Nederland sluit de minister zich in allen
deel© bij het betoog van zijn voorganger aan.
Het zoogenaamde „Peace Plan" van Bryan
heeft niets met arbitrage uit te staan.
De minister overweegt het sluiten van een
verdrag met de Vereenigde Staten in den geest
van het Peace-plan."
Het aanstellen van een vast ambtenaar voor
de ontvangst van congressen en conferentiën,
komt vooralsnog ook den minister niet noodig
voor.
De minister verklaart zich voorstander van
het sluiten van tractaten van internationaal
privaatrecht.
De minister vereen!gt zich' met bet stand
punt, door zijn ambtsvoorganger ingenomen
ter zake van de verhouding van Engeland tot
de staten der suiker unie.
Ten opzichte van de scheepvaarttollen op den
Rijn neemt de minister geheel het standpunt
van zijn ambstvoorganger in.
De Nederl. xegeering heeft aan de Ameri-
kaansche het voorstel onderwerpen, om eene
internationale commissie bijeen te roepen tot
het bestudieeren van maatregelen ter bestrij
ding van het gevaar der verspreiding van gele
koorts in veirband met de opening van het Pa
namakanaal. Dit voorstel heeft een gunstig
onthaal gevonden en de Amerikaansc.he regee-
rivs hèeft inleidende stappen gedaan bij de re-
peeringen te Berlijn, Lissabon, Londen en
Parijs.
Ingevolge opdracht hunner regeeringen, heb
ben in den loop van Augustus j.l. de gezanten
van Duitschland, Oostenrijk-Hongarije, Frank
rijk, Groot-Brittannië, Italië en Rusland geza
menlijke stappen gedaan bij de Nederlandsche
regeering ten einde officieren te doen aanwij
zen, aan wie zou zijn op te dragen de oprich
ting van en. de bevelvoering over de gendarme
rie in Albanië.
Als uitvloeisel van het door den minister na
der gepleegd overleg is als de meest doelmatige
gedragslijn aangenomen, dat aan een Neder-
landsch hoofdofficier zou worden opgedragen
ter plaatse na te gaan op welke wijze de gen
darmerie in Albanië zou zijn tot stand te bren
gen, alsmede gegevens omtrent de positie der
uit. te zenden officieren te verzamelen.
Met die opdracht is belast geworden de ko
lonel W. J. H. de \eer, commandant van het
3de regiment veld-artillerie, aan wien is toe
gevoegd de majoor L. W. J. K. Thomson, van
het 12die regiment infanterie.
Bij de uitvoering van hunne opdracht zullen
zij betrekkingen onderhouden met de Interna
tionale Commissie van Controle in Albanië
samengesteld uit de vertegenwoordigers van
Duitschland, Oostenrijk-II031 garije, Frankrijk,
Groot-Britannië, Italië en Rusland, alsmede
met het Voorloopig Bewind, doch zij blijven
werkzaam onder de bevelen van den minister
van Oorlog.
De beide officieren zijn 10 November j.l. te
Valona aangekomen.
Naar de meening van den minister behoeft
niet gevreesd te worden, dat het optreden deT
eventueel, uit te zenden Nederlandsche offi
cieren bedenkelijke wrijvingen met het Mo-
hammedaansehe gedeelte der bevolking van
Albanië zal doen ontstaan.
De beweging welke ook in wetenschappelijke
kringen bestaat ten aanzien der behandeling
van staatkundige gevangenen in Rusland, is er
eene, welke uitteraard buiten den lering van
bemoeiing een er vreemde regeering valt. Aan
den wensch van sommige leden, dat de regee
ring door haren invloed aan deze beweging
kracht bijzette, kan derhalve niet voldaan
worden.
Een voorstel tot verhooging van liet bedrag
aan den minister toegekend als representatie
geld, zou 's ministers volledige instemming
hebben.
Het ligt in 's ministers bedoeling binnenkort
stappen te doen voor de vervulling van den
sinds 1910 onbezet gebleven gezantschapspost
te Lissabon.
De veranderde toestanden op den Balkan
hebben hem ernstig de vraag doen overwegen
in hoeverre het wensehelijk is uitbreiding aan
onze vertegenwoordiging op het schiereiland
te geven.
De belangen in Servië kunnen voorshands
zonder overwegend bezwaar behartigd blijven
door het gezantschap te Boekarest, doch de re
geling krachtens welke Hr. Ms. gezant te Con-
stantinopel tevens is belast met de vertegen
woordiging te Sofia heeft tot een onbevredigen
de uitkomst geleidi.
Het ligt daarom in zijn bedoeling dien ge
zant alsnog belast te doen blijven met de ver
tegenwoordiging in Bulgarije, doch aan diens
post bo-ven de gewon© formatie te verbinden
eenen gezantschapsraad of -secretaris die be
paaldelijk bestemd zal zijn, te Sofia zijn hoofd»
verblijf te hebben om ter plaatse onze belan
gen te bestudeeren.
Het veld van werkzaamheid voor dien amb
tenaar in Bulgarije gevonden en de vrekregen
resultaten zullen te zijner tijd het beste ma
teriaal opleveren om met volledige kennis van
zaken te be oordeelen of de omvang en het ge
wicht onzer belangen de oprichting van een af
zonderlijken post te Sofia wettigen.
Ten einde de kosten van Hr. Ms. „Holland"
in de Chineesohe wateren en van het bewa
kingsdetachement van de gezantsohapsgebou-
wen t© Peking over 1912 te kunnen kwijten, zal
binnen enkele dagen een wetsontwerp aan de
Kamer worden aangeboden, waarbij 465,300
voor dit doel wordt aangevraagd.
De minister sluit zicb aan bij het gevoelen
der leden die het wensehelijke van subsidieering
van Nederlandsche scholen of cursussen in
het buitenland beamen.
Hij zal gaarne overwegen op welke wijze een
officieel deskundig toezicht ware in te stellen
ten aanzien van het onderwijs aan de Neder
landsche Christelijke school te Brussel.
Staalsbegrooting 1914.
Hoofdstuk VI Marine.
Het afdeelingsverslag der Tweede Kamer
over Hoofdstuk Marine der Staatsbegrooting
1914 is verschenen.
Verscheidene leden had de stijging van uit
gaven onaangenaam verrast, te meer nu aan
het vele jaren noodig geacht bedrag van 4.2
millioen voor nieuwen aanbouw zelfs minder
werd geraamd dan ten vorigen jare, toen de
aanvraag reeds onder gemeld bedrag bleef.
Becijferd werd dat bijna 6 ton gebleven werd
onder het overeenkomstig bedrag voor 1913.
In de verwachting nu dat hot eindcijfer een
daling ondergaat, gelijkstaande met die bijna
6 ton wordt men bedrogen- Integendeel de
militaire uitgaven zijn voor 1914 ƒ335,163 hoo-
ger geraamd. Posten, niet betrekking heb
bend op nieuwen aanbouw of verband hou
dende voorzieningen zijn derhalve met totaal
ƒ934,187 gestegen. Uiteengezet wordt dat een
som van 150,687 onopgehelderd blijft, welke
som nog vermeerderd xnoet worden met
63,500, dat thans in verband met de gelei
delijke opheffing van 'sRijks werf te Am
sterdam minder voor arbeidsloon is uitge
trokken dan vorig jaar.
Uit deze en meerdere berekeningen trok
men de conclusie, dat aan bet departement
van Marine niet de noodige zuinigheid be
tracht wordt. Men wéés hierbij op verschil
lende salarisverhoogingen die worden voor
gesteld en meende dat' het gebrek aan spaar
zaamheid o.m. aan den dag trad in het voor
nemen om een jaarlijks subsidie van ƒ32 000
toe te kennen aan het weduwen- en weezen-
fonds der militaire officieren hij do zeemacht
tot dekking van een geconstateerd belangrijk
kapitaaltekort.
Verscheidene andere leden die zich even
eens teleurgesteld betoonden door de stijging
van het eindcijfer, zochten de oorzaak niet in
de vermeerdering van salaris en andere der
gelijke verhoogingen, doch wezen op de fout
dat tal van uitgaven worden gehandhaafd
welke voor de eigenlijke defensie geen of al
thans zeer gteringe waarde hebben, ten go-
vol ge waarvan de verhouding van de uitga
ven voor nieuwen aanbouw tot het totaal der
uitgaven steeds ongunstiger wordt.
Men wees erop dat slechts een klein gedeel
te van de ruim honderd vaartuigen die onze
marine telt, voor de defensie werkelijke waar
de bezit.
Verscheidene leden, van verschillende po
litieke richting, die door vorenstaande ovei--
wegingen tot de conclusie waren gekomen dat
twijfel omtrent de nuttige besteding der voor
Marine beschikbaar gestelde gelden alleszins
gewettigd is, gaven den minister in overwe
ging een commissie in het leven te roepen
van gelijken aard als de voor enkele aren
ingestelde legereommissie. Die commissie zou
hebben te onderzoeken in hoeverre de toege
stane bedragen inderdaad aan de verdediging
van het Rijk en zijne Koliniën ten goede ko
men, wijzende men hierbij op de goede resul
taten met de instelling der legercommissie
verkregen.
Andere leden konden met de beschouwin
gen omtrent het nuttig rendement van de
begrooting niet geheel instemmen, betoogen-
de o.m. dat de uitgaven voor positieverbete
ring van officieren en minderen evenzeer de
strekking hebben het nuttig rendement van
de vloot te verhoogen, terwijl als zoodanig
ook moest worden aangemerkt de post vpor
een marineluehtvaartdienst. Verder werd op
gemerkt dat te spoedig als waardeloos wordt
aangemerkt hetgeen in vredestijd en ook zelfs
in oorlogstijd niet geheel waardeloos is.
Verscheidene leden zonden omtrent de plan
nen tot versterking onzer vloot en omtrent
's ministers oordeel over het rapport der
Staatscommissie voor Indische defensieaan-
gelegenheden gaarne door de Memorie van
Antwoord worden ingelicht.
Bij de uiteenzetting verwachtten zij echter
een volledig overzicht van de plannen der
regeering, zoowel van materieel als van per
soneel, als wat de kostenverdeeling tusschen
Nederland en Indië aangaat. Sommige leden
zouden intusschen gaarne thans reeds worden
ingelicht omtrent 's ministers standpunt ten
aanzien van eene militie-marine en omtrent
zijne beoordeeling van het inlandsch perso
neel. Men merkte daarbij op, dat de afgetre
den minister geneigd scheen tot een militie-
marine over te gaan, omdat ©enerzijds de
vloot gezuiverd zoude worden van vele in mi
litaire eigenschappen tekort schietende ele
menten en anderzijds tegen een dreigend te
kort moest worden gewaakt. Naar men meen
de had de tegenwoordige minister zich als
een voorstander van dat stelsel doen kennen
en 'de vraag werd gesteld of voor de beman
ning van het. aangekondigde slagschip reeds
op de invoering ervan wordt gerekend.
Ten slotte vroeg men 's ministers oordeel
over de defensie van Nederland en of de sche
pen type Kortenaer nog voldoende waarde
liehhen voor de defensie om de instandhou
ding er van te rechtvaardigen. Of ligt het
in het voornemen om schepen uit Indië voor
de. kustdefensie te bestemmen?
Zeer uitvoerige beschouwingen worden in
het verslag gegeven omtrent den toestand van'
het personeel, die ditmaal vooral in tweeërlei
opzicht ter sprake kwam: lo. de verhouding
welke dé regèerihg tegenover het vereeni-
gingsleven meent te moeten innemen; 2o. het
verlaten van den dienst. Wat het eerste punt
betreft dringen verscheidene leden erop aan,
dat de minister op bet voetspoor van zijn
ambtsvoorganger met krachtige hand zou in
grijpen, waar militaire honden voortgaan op
den geest van het, personeel een verderfelij-
ken invloed uit te oefenen. Met verwijzing
naar hetgeen te lezen was in het Correspon
dentieblad van den Bond on in het orgaan
„Het Anker" vTerd een krachtig optreden van
den minister hier noodzakelijk geacht.
Ten aanzien van het ontslag uit den dienst,
het tweede punt waaraan uitvoerige beschou
wingen werden gewijd, werd opgemerkt dat
de maatregel waarhij het. den schepelingen die
den dierst willen verlaten, gemakkelijk wordt
gemaakt door als ontslagreden aan te nemen,
De weigering om bons voor versnaperingen
aan te nemen op veraardagen van het Ko
ninklijk Huis uitgereikt, wanneer de weige
ring het karakterd draagt van verzet, onoor
deelkundig wordt toegepast.
In verder verhand met een en ander dron
gen verschillende leden aan op een wettelijke
regeling van de rechtspositie van het marine
personeel, met hetere salarieering en betere
ponsioensvoorwaarden. Dan zou invoering
eener marinemilitie onnoodig blijken. De voor
regeling der rechtspositie benoodigde gege
vens zouden moeten worden verkregen door
een parlementaire enquête naar den toestand
van het personeel.
Van verschillende zijden kwam men tegen
de voorgaande beschouwingen op. In de eer
ste plaats bestreed men dat er voor schepe
lingen, die zich voor den dienst hebben ver
bonden, vrijheid behoorde te bestaan den
dienst tusschenfijds te verlaten. Voorts be
vreemde de eisch van een goed paspoort voor
schepelingen, ontslagen wegens daden welke
toch niet anders dan met liet woord wange
drag zijn te betitelen. Disciplinair ingrijpen
zou, waar het herhaaldelijk gepleegde en zeer
ernstige feiten van sabotage betreft, weinig
baten. Men vroeg of naar 's ministers mee
ning bet strenger optreden door spoediger
verleenen van ontslag reeds goede resultaten
heeft gehad.
Wat de rol van den Bond van minder ma
rinepersoneel ten aanzien van gedragingen
van het personeel betreft, meenden verschei
dene leden, dat deze Bond niet het zijne deed
om verkeerde handelingen te voorkomen. De
klacht moest herhaald, dat de Bond nog steeds
voortgaat ontevredenheid onder het personeel
te zaaien, meerderen tegenover minderen in
een verkeerd daglicht te stellen en het gezai
te ondermiinen. Dit blijkt wel uit de houding
welke de Bond aanneemt tegen „Het Anker"
Nimmer bleek dat de Bond niet instemt m
de strijdwijze van dat blad. Indien het tot eet
militiemarine moet komen, is zulks grooten
deels te wijten aan de leiding in den Bond
wiens streven naar verhooging van het zede
lijk peil der schepelingen niet werd ontkend
dat geen nut heeft, daar daartegenover he
zedelijk peil wordt verlaagd, doordien doBonr
stelselmatig het gezag aantast en aan de goe -
de verstandhouding tusschen minderen er
meerderen afbreuk doet.
In een parlementaire enquête zagen deze
leden geen heil. Zoolang honden redenen vooil
ontevredenheid wenschen op te sporen en 0111
stemming willen gaande houden, helpt zulk
een onderzoek niet.
Inlichtingen werden gevraagd over het de
opmerkzaamheid getrokken hebbende feit, dat
zeer kort na het optreden van den minister
twee kapiteins tér zee den dienst met pen
sioen hebben verlaten, die eerst onlangs be
vorderd waren.
Verscheidene leden wenschten de beteeke-
nis te vernemen van de mededeeling in do
Memorie van Toelichting, dat meer dan vro-s
ger aan boord van de oorlogsvloot in Ned..
Indië zal worden gebruik gemaakt van de
diensten van inlandsch personeel en of men
daarin, in afwachting van een militie-marine.)
een tijdelijke oplossing van het bemannings-
vraagstuk moest zien.
Van verschillende zijden werd wederom
aangedrongen op verbetering der loonsbepa-,
lingen betreffende de werklieden der rijks
werven. Voorts wensclit© men dat hij ernst! go j
ziekte van familieleden verlof kan worden;
gegeven; en dat waar liet pensioen eerst drié,
maanden na het overlijden van den echtgo»
noot wordt uitbetaald, aan de nabestaandcii,
een toelage van 50 zou worden verstrekt otn;
in de eerste behoeften te voorzien. Ook werd
bepleit uitbreiding vau het aantal verlofda
gen. Nog verschillende andere wenschen weiv'
den geuit.
Begroot ing rail Suriname van 1914.
Voorloopig Verslag.
Aangedrongen werd op indiening der be
grooting in bet begin van September tegelijk
met de Indische begrooting.
Betreurd werd door verscheidene leden dat
ook deze minister vasthoudt aan hel fiuan-
cieele plan vau den gouverneur Idenburg,
zooals dat na diens aftreden nader is uitge
legd en dat daarop neerkomt, dat het subsi
die van het moederland voor de streng huis
houdelijke uitgaven, jaarlijks per se met
30,000 wordt verminderd. Anderzijds meen-
de men deze politiek van vermindering als
een goede rem tegen opdrijving dier uitgaven
is toe te juichen.
•Gevraagd werd naar 's ministers meening
met betrekking tot de voorstellen van do
thans .ntbonden Suvinaiue-commissie betref
fende de begrooting. Men sprak algemeen den
wensch uit dat men ten deze spoedig tot een
beslissing moge komen.
Men vroeg 's ministers oordeel omtrent de
verhouding tusschen den gouverneur en de
Koloniale Staten, en voorts inlichtingen om
trent de gebeurtenissen die den gouverneur
aanleiding hebben gegeven den waarnemen-
den voorzitter van het hof van justitie, mr.
Visser, van het voorzitterschap te ontheffen.
Verscheiden© loden betwijfelden of die ont
heffing een daad van wijs beleid was en eeni-
ge leden achtten de onafhankelijkheid van de
rechterlijke macht door des gouverneurs op
treden aangetast. Anderzijds voerde men aan,
dat, jnist in het belang van een onafhanke
lijke rechtspraak, een president van een
rechtscollege, die. geadviseerd in een zaak
welke voor dat college moet dienen, niet ge
handhaafd kon blijven, waartegen de eersten
weer opmerkten dat de heer Visser als lid
van het Hof toch Blijft fungeeren. Ook werd
gevraagd waarom niet in het middel van
wraking of verschooning do oplossing dezei
zaak is gezocht.
Algemeen wenschte men te worden inge
licht omtrent hetgeen de minister voorne
mens is te doen in het belang der bacoven-
cultuur. Verscheidene leden wezen er met
nadruk op, dat duidelijk h.i. blijkt, dat het
liquidatiebesluit een besliste fout is geweest.
Anderen, die den loop der zaak niet minder
betreurden, stemden echter niet in met de
afkeuring van het liquidatiebesluit, hetwelk
h.i. noodzakelijk geweest is. Van verschillen
de zijden werd betoogd, dat het dringend noo
dig is dat zoo spoedig mogelijk voor een ge
regelde gelegenheid tot verschepen worde ge
zorgd en tevens dat voor de planters een ge-
19
hJa' het
scheen, s l« n wiide zijn,
was een half uur geleden hier geweest. Hij
had zijn paard verwisseld en aünB 'T
zeer uitgeput achtergelaten." e'^npaaid
Cuthbert draalde geen oogenblik. Het scheen
wel dat zijn paard ook geen behoeft aan rust
gevoelde.
Hij was echter in een streek aangekomen,
waar de wegen zeer slecht waren, en hij, om
ongelukken to vermijden, de vaart van zijn
ros moest beteugelen. Zijn eenige troost was,
dat Nicholas met dezelfde moeilijkheden
moest kampen.
Nu volgde een reeks van oogenblikken, die
elk hunne teleurstelling medebrachten. Tel
kens, bij elke kruising of slingering van den
weg, staarde onze held in het rond om hier
of daar zijn vijand te ontdekken, maar vruch
teloos. Do zon, die in November om vier uur
ondergaat, neigde naar den horizon.
Eindelijk zag hij in do verte den hoogen
Tor, oen eenzamen heuvel, die zich als een
vuurbaak boven de ruwe vlakte van Avalon
verhief, maar Nicholas was nergens te vin-'
den. IIjj was genaderd tot het bosch, dat zicli
eenmaal uren in den omtrek van Glaston-
bury uitstrekte, hetzelfde bosch, waar onze
lezers getuigen waren van de inleiding van
ons verhaal en waar de jonge Cuthbert door
Giles Hodge in de sneeuw werd gevonden, j
Op eens werd zijn aandacht getrokken door
'een donker voorwerp, dat op eeaigss sfstasd
voor hem tegen den stam van een reusachti- i
gen beuk op den grond lag.
Het had den vorm van een menscbelijkc
gedaante.
Hij nadert meer en meer; ja, hot is een jon
gen; hij is gehuld in het kleed van con schild-i
knaap; het is Nicholas.
Cuthbert sprong uit het zadel en ontdekte
al dadelijk wat hier was voorgevallen. Het
Paard van den schildknaap was gestruikeld j
en bad zoo zijn berijder op den grond gewor
pen. Daar lag liij, dood als hot ware, op den 1
weg uitgestrekt. Een zwaar gekreun was het
eenige leveusteeken dat hij gaf.
„God heeft de gewelddadige verhindering!
van liet recht willen beletten", dacht Cuth-
bert, docli gevoelde niettemin medelijden voor
zijn vijand, want het gezicht van zijn lijden
dien tegenstander ontzenuwde zijn wraakge
voel.
Met zwakke stem kermde de gewonde:
„Water! water!"
Niet ver van do plaats waar. het voorval
plaats greep, was een bron. Cuthbert ijlde er
heen, en na Nicholas gelaafd te hebben, had
deze weldra het bewustzijn in zooverre terug
gekregen, dat hij Cuthbert herkende.
„Wat, Cuthbert! Is het mogelijk? Vergeeft
gij mij alles, nu ik 8'a sterven, nu niets mij
meer kan deeren, zult gij mij vergeven?"
„Ik tracht het althans te doen."
„Cuthbert, kunt gü iemand vergeven, die
zoo vurig naar uw bloed haakte, u bespiedde,
uwe geheimen doorvorschte en zelfs nu nog
op weg was om u te verraden? Zoo gij dit
kunt, moge God mij (>°k vergeven, want Hij
zal niet minder barmhartig zijn dan de men-
schen."
„Ja, ik vergeef u, zeide Cuthbert, door dit
beroep op Gods barmhartigheid getroffen,
„Ik vergeef u, gelijk ik hoop vergeven te wor
den."
.„Gij zijt veel beter dan ik. Ik wilde u vóór
zijn, ik hoopte vóór u te Glastonbury te zijn,
en daar het werk van den Satan te doen,.
Cuthbert, ik ga sterven. Ik kan mijn beenen
niet meer bewegen. Geheel mijn lichaam is
verstijfd. Alleen mijn lioofd kan ik nog be
wegen, ik kan bijna geen adem halen".
Hij sprak met korte tusscbenpoozen:
„Ik reed zoo hardik kwam op mijne
handen neermaar ik wentelde geheel om
en viel zoo op mijn rugmijn rugge-
graat bezeerde ik hevig aan dien scherpen
kaut, daartot boete voor mijne zomlen.
ach', een priestermoet ik hier buiten
stervenzonder de heilige troostmiddelen
zonder vergiffenis?"
„God kan u zonder die Sacramenten ver
geven, als zij niet toegediend kunnen worden.
De Abt heeft mij dat zoo dikwijls gezegd."
„Ha! De Abt, had ik zijn heilige voorschrif
ten maar gevolgd, maar ik leverde hem over
aan zijne vijand enen volgde sir John. Deze
heeft mij allerlei kwaad doen bedrijven".
Een akelige kleur overtoog zijn gelaat.
„Ik gevoel mij zoo vreemdalleen mijn
hoofd schijnt té Is reu.ik kan zoo moeilijk
ademhalenik stik bijnahef ajiju
hoofd wat op."
Een pijnlijke zucht volgde. Cuthbert paste
zooveel mogelijk de heelkundige middelen op
hem toe, die hem hekend waren. De rugge-
graat was heneden den hals gebroken, waar
van verstikking het einde moest zijn, tenge
volge van de onmogelijkheid om de longen
uit te zotten en lucht in te ademen.
„Bid! vraag de heiligen om hunne mede
werking en hulp! Beveel u in de liefde en
guast van de H. Moeder-Maagd. Neen, meer
nog, van Haar eeniggeboren. Zoon", zeide
Cuthbert.
„H. Nioolaas, bid voor mij!"
„Cuthbert, spoed u naar Glastonbury
sir Johnde geheime kamer.... te midder
nachtwacht u
En zoo gaf hij den geest.
„Ik dank God, dat zijn bloed niet over mij
kom©, dat Hij, die gezegd heeft: „Mij is de
wraak. Ik zal vergelden", deze vraag tusschen
ons heeft beslecht. Arme Nicholas! Ja, ik ver
geef 11 gaarne, en het beste bewijs voor mijne
vergevingsgezindheid is, dat ik voor de rust
uwer ziel wil bidden."
Zijn eerste werk was, het lijk van zijn vij
and op den grond onder de schaduw van den
broeden beuk neer te leggen. Hij sloot de
oogen, gaf aan het gelaat een vreedzamen
i trek, bedekte het lichaam met eenige klee-
dingstukken en knielde neder, om in een vu-
'rig gebed tot God erbarming en vergeving
af te smeeken.
Toen Cuthbert weer opstond, spreidde de
ondergaande zvz h»ra laatste lichtstralen
over het lijk uit.
Cuthbert besteeg zijn paard, sloeg nogmaak
een weifelenden blik naar het -voorwerp vaii
zijn zorg en medelijden, en reed langzaam
voort, want hij behoefde voor het laatste ge.
deelte aan zijn reis naar Glastonbury niemand
meer te duchten.
Ongeveer negen uur bevond hij zich vooi
de poort van die oude kloosterstad, die,
het zilveren maanlicht gehuld, zooveel oud«
herinneringen in Cuthbert's geest te voor»
schijn tooverde. Na al de gebeurtenissen sind<
zijn laatste bezoek aan Glastonbury kon he(
niet anders, of een vreemd, onbegrijpelijk g«'
voel moest hem bezielen. Doch, hoezeer hij
ook peinsde over het lot van zijn vroegere*
vijand, hij kon slechts dankbaar er aan den(
ken, hoe groot gevaar nu was uit den 'Wei
geruimd.
Hij passeerde de schuttersbaan, waar nj