VIJFDE EL AD Wy'mmm Staten-Generaal. hu Ban lüai*efaé „Mowasis, Maariesw-Brussel. Handschoenen woor alio gelegenheden,- ZATERDAG 29 NOVEMBER 191® FIEUILILETOi. befgïnSLigïï®6!, Cutl'bort iu eeu Af geregeld NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TWEEDE KAMER. GEWISSELDE STUKKEN. Aan de Memorie -van Antwoord op Hoofd stuk III (Buitenlandsche Zaken) is het volgen de ontleend Het verslag betreffende de vooruitzichten van Nederlanders in Canada m afzonderlijk ge drukt en wordt op aanvrage aan belanghebben den gezonden. Aan den wensoh om het. op ruime schaal verder te verspreiden, zal door den minis ter gaarne worden voldaan. De Nederlandsche en Portugeesche regeerin gen zijn, na gepleegd overleg, tot overeenstem ming gekomen om den heer dr. Lardy aan to wijzen als lid van het Permanent Hof van Ar bitrage aan wien, zou worden opgedragen de beslissing in zake het geschil, gerezen nopens de uitlegging van art. 3bis van het grensverdrag van 1 October 1904. De in bet w.o. gestelde vraag of by de regee riuir is aangedrongen op bijeenroeping der 3e vredesconferentie, moet ontkennend worden beantwoord. Overhaaste bijeenroeping zou scha den aan de voorbereiding, welke reeds in ver schillende landen, waaronder, zooals bekend; ook Nederland, plaats heeft. De minister Is van oordeel, dat grondige voor bereiding een absoluut vereisehte is voor bet welslageu van vredesconferentiën. Het feit, dat verschillende besluiten der vorige conferentie nog niet algemeen zij» be' krachtigd, is te meer aanleiding om thans na druk te leggen op de zorg, aan het programma der nieuwe conferentie te bestedein De verze kering kan worden gegeven, dat daarbij ook gelet wordt op de nieuwe vraagpunten, in het Voorloop!* Verslag bedoeld. Echter zij opge merkt, dat de kans op het welslagen der rege ling van zoodanig nieuwe onderwerpen aan merkelijk wordt verhoogd, naarmate die on derwerpen gedurende langoren tijd de belang stelling der maatschappij in het algemeen en in het bijzonder die van de kringen der des kundigen hebben gewekt. Zoo is b.v. te be twijfelen of over het in het verslag met name Genoemde „gebruik van vliegmachines in den oorlog'' de meeningen thans reeds voldoende bezonken zijn. lien der „wenschen", door de tweede confe rentie in haren „acte final" te kennen gege ven, betrof de samenstelling van een interna tionaal voorbereidend comité, ongeveer twéé jaar vóór het bijeenkomen der derde confe rentie. Aan dien wensch behoort volgens den minister de hand gehouden te worden, liet laat zich dus aanzien, dat de derde conferentie niet vóór 1916 of 1917 zal kunnen plaats hebbeu. De derde vredesconferentie zal tot hoofdtaak hebben de verdere codificatie van het volken recht in het belang van de rechtszekerheid en de handhaving van den vrede. Aan het voor komen vau oorlog zou, naar de meening des mi ni-tors, verre van bevorderlijk zijn een regeling krachtons welke schending der neutraliteit ten opzichte van één land gedurende een oorlog door alle neutrale landen als een „casus belli" zou moeten worden beschouwd; z.l. zou die rege ling veeleer oorlog uitlokken. Vv at het aanvankelijk denkbeeld van den Leid- sclien hoogleeraar Van Vollenhoven aangaat, «1.1. het desvereiseht ten uitvoer leggen van arbitrale uitspraken door eene internationale politiemacht, meent de minister zonder in het minst te willen vooruitloopen op hetgeen voor de toekomst is weggelegd, ernstigen twijfel te mogen uitspreken aan de uitvoerbaarheid daar van bij de thans bestaande internationale ver houdingen. De bewoging voor den vrede kan, naar het den minister voorkomt, van overheidswege niet beter worden gesteund dan, indirect, door de verwezenlijking harer uitvoerbaar geworden denkbeelden. Voor de richtige vervulling harer taak blijve zij vrij van olficieele inmenging. Verleening van rechtstreeksolien regeeringssteun zou de minister noch in haar belang, noeh in dat der regeering achten. De zienswijze, dat de beweging, zooals zij van sociaal-democratische zijde wordt geleid, meer gewicht in de schaal zou leggen, meent de minister voor de verantwoording te moeten I-aten van hen, die haar koesteren. Ien aanzien van de neutraliteitsverklaring ran Nederland sluit de minister zich in allen deel© bij het betoog van zijn voorganger aan. Het zoogenaamde „Peace Plan" van Bryan heeft niets met arbitrage uit te staan. De minister overweegt het sluiten van een verdrag met de Vereenigde Staten in den geest van het Peace-plan." Het aanstellen van een vast ambtenaar voor de ontvangst van congressen en conferentiën, komt vooralsnog ook den minister niet noodig voor. De minister verklaart zich voorstander van het sluiten van tractaten van internationaal privaatrecht. De minister vereen!gt zich' met bet stand punt, door zijn ambtsvoorganger ingenomen ter zake van de verhouding van Engeland tot de staten der suiker unie. Ten opzichte van de scheepvaarttollen op den Rijn neemt de minister geheel het standpunt van zijn ambstvoorganger in. De Nederl. xegeering heeft aan de Ameri- kaansche het voorstel onderwerpen, om eene internationale commissie bijeen te roepen tot het bestudieeren van maatregelen ter bestrij ding van het gevaar der verspreiding van gele koorts in veirband met de opening van het Pa namakanaal. Dit voorstel heeft een gunstig onthaal gevonden en de Amerikaansc.he regee- rivs hèeft inleidende stappen gedaan bij de re- peeringen te Berlijn, Lissabon, Londen en Parijs. Ingevolge opdracht hunner regeeringen, heb ben in den loop van Augustus j.l. de gezanten van Duitschland, Oostenrijk-Hongarije, Frank rijk, Groot-Brittannië, Italië en Rusland geza menlijke stappen gedaan bij de Nederlandsche regeering ten einde officieren te doen aanwij zen, aan wie zou zijn op te dragen de oprich ting van en. de bevelvoering over de gendarme rie in Albanië. Als uitvloeisel van het door den minister na der gepleegd overleg is als de meest doelmatige gedragslijn aangenomen, dat aan een Neder- landsch hoofdofficier zou worden opgedragen ter plaatse na te gaan op welke wijze de gen darmerie in Albanië zou zijn tot stand te bren gen, alsmede gegevens omtrent de positie der uit. te zenden officieren te verzamelen. Met die opdracht is belast geworden de ko lonel W. J. H. de \eer, commandant van het 3de regiment veld-artillerie, aan wien is toe gevoegd de majoor L. W. J. K. Thomson, van het 12die regiment infanterie. Bij de uitvoering van hunne opdracht zullen zij betrekkingen onderhouden met de Interna tionale Commissie van Controle in Albanië samengesteld uit de vertegenwoordigers van Duitschland, Oostenrijk-II031 garije, Frankrijk, Groot-Britannië, Italië en Rusland, alsmede met het Voorloopig Bewind, doch zij blijven werkzaam onder de bevelen van den minister van Oorlog. De beide officieren zijn 10 November j.l. te Valona aangekomen. Naar de meening van den minister behoeft niet gevreesd te worden, dat het optreden deT eventueel, uit te zenden Nederlandsche offi cieren bedenkelijke wrijvingen met het Mo- hammedaansehe gedeelte der bevolking van Albanië zal doen ontstaan. De beweging welke ook in wetenschappelijke kringen bestaat ten aanzien der behandeling van staatkundige gevangenen in Rusland, is er eene, welke uitteraard buiten den lering van bemoeiing een er vreemde regeering valt. Aan den wensch van sommige leden, dat de regee ring door haren invloed aan deze beweging kracht bijzette, kan derhalve niet voldaan worden. Een voorstel tot verhooging van liet bedrag aan den minister toegekend als representatie geld, zou 's ministers volledige instemming hebben. Het ligt in 's ministers bedoeling binnenkort stappen te doen voor de vervulling van den sinds 1910 onbezet gebleven gezantschapspost te Lissabon. De veranderde toestanden op den Balkan hebben hem ernstig de vraag doen overwegen in hoeverre het wensehelijk is uitbreiding aan onze vertegenwoordiging op het schiereiland te geven. De belangen in Servië kunnen voorshands zonder overwegend bezwaar behartigd blijven door het gezantschap te Boekarest, doch de re geling krachtens welke Hr. Ms. gezant te Con- stantinopel tevens is belast met de vertegen woordiging te Sofia heeft tot een onbevredigen de uitkomst geleidi. Het ligt daarom in zijn bedoeling dien ge zant alsnog belast te doen blijven met de ver tegenwoordiging in Bulgarije, doch aan diens post bo-ven de gewon© formatie te verbinden eenen gezantschapsraad of -secretaris die be paaldelijk bestemd zal zijn, te Sofia zijn hoofd» verblijf te hebben om ter plaatse onze belan gen te bestudeeren. Het veld van werkzaamheid voor dien amb tenaar in Bulgarije gevonden en de vrekregen resultaten zullen te zijner tijd het beste ma teriaal opleveren om met volledige kennis van zaken te be oordeelen of de omvang en het ge wicht onzer belangen de oprichting van een af zonderlijken post te Sofia wettigen. Ten einde de kosten van Hr. Ms. „Holland" in de Chineesohe wateren en van het bewa kingsdetachement van de gezantsohapsgebou- wen t© Peking over 1912 te kunnen kwijten, zal binnen enkele dagen een wetsontwerp aan de Kamer worden aangeboden, waarbij 465,300 voor dit doel wordt aangevraagd. De minister sluit zicb aan bij het gevoelen der leden die het wensehelijke van subsidieering van Nederlandsche scholen of cursussen in het buitenland beamen. Hij zal gaarne overwegen op welke wijze een officieel deskundig toezicht ware in te stellen ten aanzien van het onderwijs aan de Neder landsche Christelijke school te Brussel. Staalsbegrooting 1914. Hoofdstuk VI Marine. Het afdeelingsverslag der Tweede Kamer over Hoofdstuk Marine der Staatsbegrooting 1914 is verschenen. Verscheidene leden had de stijging van uit gaven onaangenaam verrast, te meer nu aan het vele jaren noodig geacht bedrag van 4.2 millioen voor nieuwen aanbouw zelfs minder werd geraamd dan ten vorigen jare, toen de aanvraag reeds onder gemeld bedrag bleef. Becijferd werd dat bijna 6 ton gebleven werd onder het overeenkomstig bedrag voor 1913. In de verwachting nu dat hot eindcijfer een daling ondergaat, gelijkstaande met die bijna 6 ton wordt men bedrogen- Integendeel de militaire uitgaven zijn voor 1914 ƒ335,163 hoo- ger geraamd. Posten, niet betrekking heb bend op nieuwen aanbouw of verband hou dende voorzieningen zijn derhalve met totaal ƒ934,187 gestegen. Uiteengezet wordt dat een som van 150,687 onopgehelderd blijft, welke som nog vermeerderd xnoet worden met 63,500, dat thans in verband met de gelei delijke opheffing van 'sRijks werf te Am sterdam minder voor arbeidsloon is uitge trokken dan vorig jaar. Uit deze en meerdere berekeningen trok men de conclusie, dat aan bet departement van Marine niet de noodige zuinigheid be tracht wordt. Men wéés hierbij op verschil lende salarisverhoogingen die worden voor gesteld en meende dat' het gebrek aan spaar zaamheid o.m. aan den dag trad in het voor nemen om een jaarlijks subsidie van ƒ32 000 toe te kennen aan het weduwen- en weezen- fonds der militaire officieren hij do zeemacht tot dekking van een geconstateerd belangrijk kapitaaltekort. Verscheidene andere leden die zich even eens teleurgesteld betoonden door de stijging van het eindcijfer, zochten de oorzaak niet in de vermeerdering van salaris en andere der gelijke verhoogingen, doch wezen op de fout dat tal van uitgaven worden gehandhaafd welke voor de eigenlijke defensie geen of al thans zeer gteringe waarde hebben, ten go- vol ge waarvan de verhouding van de uitga ven voor nieuwen aanbouw tot het totaal der uitgaven steeds ongunstiger wordt. Men wees erop dat slechts een klein gedeel te van de ruim honderd vaartuigen die onze marine telt, voor de defensie werkelijke waar de bezit. Verscheidene leden, van verschillende po litieke richting, die door vorenstaande ovei-- wegingen tot de conclusie waren gekomen dat twijfel omtrent de nuttige besteding der voor Marine beschikbaar gestelde gelden alleszins gewettigd is, gaven den minister in overwe ging een commissie in het leven te roepen van gelijken aard als de voor enkele aren ingestelde legereommissie. Die commissie zou hebben te onderzoeken in hoeverre de toege stane bedragen inderdaad aan de verdediging van het Rijk en zijne Koliniën ten goede ko men, wijzende men hierbij op de goede resul taten met de instelling der legercommissie verkregen. Andere leden konden met de beschouwin gen omtrent het nuttig rendement van de begrooting niet geheel instemmen, betoogen- de o.m. dat de uitgaven voor positieverbete ring van officieren en minderen evenzeer de strekking hebben het nuttig rendement van de vloot te verhoogen, terwijl als zoodanig ook moest worden aangemerkt de post vpor een marineluehtvaartdienst. Verder werd op gemerkt dat te spoedig als waardeloos wordt aangemerkt hetgeen in vredestijd en ook zelfs in oorlogstijd niet geheel waardeloos is. Verscheidene leden zonden omtrent de plan nen tot versterking onzer vloot en omtrent 's ministers oordeel over het rapport der Staatscommissie voor Indische defensieaan- gelegenheden gaarne door de Memorie van Antwoord worden ingelicht. Bij de uiteenzetting verwachtten zij echter een volledig overzicht van de plannen der regeering, zoowel van materieel als van per soneel, als wat de kostenverdeeling tusschen Nederland en Indië aangaat. Sommige leden zouden intusschen gaarne thans reeds worden ingelicht omtrent 's ministers standpunt ten aanzien van eene militie-marine en omtrent zijne beoordeeling van het inlandsch perso neel. Men merkte daarbij op, dat de afgetre den minister geneigd scheen tot een militie- marine over te gaan, omdat ©enerzijds de vloot gezuiverd zoude worden van vele in mi litaire eigenschappen tekort schietende ele menten en anderzijds tegen een dreigend te kort moest worden gewaakt. Naar men meen de had de tegenwoordige minister zich als een voorstander van dat stelsel doen kennen en 'de vraag werd gesteld of voor de beman ning van het. aangekondigde slagschip reeds op de invoering ervan wordt gerekend. Ten slotte vroeg men 's ministers oordeel over de defensie van Nederland en of de sche pen type Kortenaer nog voldoende waarde liehhen voor de defensie om de instandhou ding er van te rechtvaardigen. Of ligt het in het voornemen om schepen uit Indië voor de. kustdefensie te bestemmen? Zeer uitvoerige beschouwingen worden in het verslag gegeven omtrent den toestand van' het personeel, die ditmaal vooral in tweeërlei opzicht ter sprake kwam: lo. de verhouding welke dé regèerihg tegenover het vereeni- gingsleven meent te moeten innemen; 2o. het verlaten van den dienst. Wat het eerste punt betreft dringen verscheidene leden erop aan, dat de minister op bet voetspoor van zijn ambtsvoorganger met krachtige hand zou in grijpen, waar militaire honden voortgaan op den geest van het, personeel een verderfelij- ken invloed uit te oefenen. Met verwijzing naar hetgeen te lezen was in het Correspon dentieblad van den Bond on in het orgaan „Het Anker" vTerd een krachtig optreden van den minister hier noodzakelijk geacht. Ten aanzien van het ontslag uit den dienst, het tweede punt waaraan uitvoerige beschou wingen werden gewijd, werd opgemerkt dat de maatregel waarhij het. den schepelingen die den dierst willen verlaten, gemakkelijk wordt gemaakt door als ontslagreden aan te nemen, De weigering om bons voor versnaperingen aan te nemen op veraardagen van het Ko ninklijk Huis uitgereikt, wanneer de weige ring het karakterd draagt van verzet, onoor deelkundig wordt toegepast. In verder verhand met een en ander dron gen verschillende leden aan op een wettelijke regeling van de rechtspositie van het marine personeel, met hetere salarieering en betere ponsioensvoorwaarden. Dan zou invoering eener marinemilitie onnoodig blijken. De voor regeling der rechtspositie benoodigde gege vens zouden moeten worden verkregen door een parlementaire enquête naar den toestand van het personeel. Van verschillende zijden kwam men tegen de voorgaande beschouwingen op. In de eer ste plaats bestreed men dat er voor schepe lingen, die zich voor den dienst hebben ver bonden, vrijheid behoorde te bestaan den dienst tusschenfijds te verlaten. Voorts be vreemde de eisch van een goed paspoort voor schepelingen, ontslagen wegens daden welke toch niet anders dan met liet woord wange drag zijn te betitelen. Disciplinair ingrijpen zou, waar het herhaaldelijk gepleegde en zeer ernstige feiten van sabotage betreft, weinig baten. Men vroeg of naar 's ministers mee ning bet strenger optreden door spoediger verleenen van ontslag reeds goede resultaten heeft gehad. Wat de rol van den Bond van minder ma rinepersoneel ten aanzien van gedragingen van het personeel betreft, meenden verschei dene leden, dat deze Bond niet het zijne deed om verkeerde handelingen te voorkomen. De klacht moest herhaald, dat de Bond nog steeds voortgaat ontevredenheid onder het personeel te zaaien, meerderen tegenover minderen in een verkeerd daglicht te stellen en het gezai te ondermiinen. Dit blijkt wel uit de houding welke de Bond aanneemt tegen „Het Anker" Nimmer bleek dat de Bond niet instemt m de strijdwijze van dat blad. Indien het tot eet militiemarine moet komen, is zulks grooten deels te wijten aan de leiding in den Bond wiens streven naar verhooging van het zede lijk peil der schepelingen niet werd ontkend dat geen nut heeft, daar daartegenover he zedelijk peil wordt verlaagd, doordien doBonr stelselmatig het gezag aantast en aan de goe - de verstandhouding tusschen minderen er meerderen afbreuk doet. In een parlementaire enquête zagen deze leden geen heil. Zoolang honden redenen vooil ontevredenheid wenschen op te sporen en 0111 stemming willen gaande houden, helpt zulk een onderzoek niet. Inlichtingen werden gevraagd over het de opmerkzaamheid getrokken hebbende feit, dat zeer kort na het optreden van den minister twee kapiteins tér zee den dienst met pen sioen hebben verlaten, die eerst onlangs be vorderd waren. Verscheidene leden wenschten de beteeke- nis te vernemen van de mededeeling in do Memorie van Toelichting, dat meer dan vro-s ger aan boord van de oorlogsvloot in Ned.. Indië zal worden gebruik gemaakt van de diensten van inlandsch personeel en of men daarin, in afwachting van een militie-marine.) een tijdelijke oplossing van het bemannings- vraagstuk moest zien. Van verschillende zijden werd wederom aangedrongen op verbetering der loonsbepa-, lingen betreffende de werklieden der rijks werven. Voorts wensclit© men dat hij ernst! go j ziekte van familieleden verlof kan worden; gegeven; en dat waar liet pensioen eerst drié, maanden na het overlijden van den echtgo» noot wordt uitbetaald, aan de nabestaandcii, een toelage van 50 zou worden verstrekt otn; in de eerste behoeften te voorzien. Ook werd bepleit uitbreiding vau het aantal verlofda gen. Nog verschillende andere wenschen weiv' den geuit. Begroot ing rail Suriname van 1914. Voorloopig Verslag. Aangedrongen werd op indiening der be grooting in bet begin van September tegelijk met de Indische begrooting. Betreurd werd door verscheidene leden dat ook deze minister vasthoudt aan hel fiuan- cieele plan vau den gouverneur Idenburg, zooals dat na diens aftreden nader is uitge legd en dat daarop neerkomt, dat het subsi die van het moederland voor de streng huis houdelijke uitgaven, jaarlijks per se met 30,000 wordt verminderd. Anderzijds meen- de men deze politiek van vermindering als een goede rem tegen opdrijving dier uitgaven is toe te juichen. •Gevraagd werd naar 's ministers meening met betrekking tot de voorstellen van do thans .ntbonden Suvinaiue-commissie betref fende de begrooting. Men sprak algemeen den wensch uit dat men ten deze spoedig tot een beslissing moge komen. Men vroeg 's ministers oordeel omtrent de verhouding tusschen den gouverneur en de Koloniale Staten, en voorts inlichtingen om trent de gebeurtenissen die den gouverneur aanleiding hebben gegeven den waarnemen- den voorzitter van het hof van justitie, mr. Visser, van het voorzitterschap te ontheffen. Verscheiden© loden betwijfelden of die ont heffing een daad van wijs beleid was en eeni- ge leden achtten de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht door des gouverneurs op treden aangetast. Anderzijds voerde men aan, dat, jnist in het belang van een onafhanke lijke rechtspraak, een president van een rechtscollege, die. geadviseerd in een zaak welke voor dat college moet dienen, niet ge handhaafd kon blijven, waartegen de eersten weer opmerkten dat de heer Visser als lid van het Hof toch Blijft fungeeren. Ook werd gevraagd waarom niet in het middel van wraking of verschooning do oplossing dezei zaak is gezocht. Algemeen wenschte men te worden inge licht omtrent hetgeen de minister voorne mens is te doen in het belang der bacoven- cultuur. Verscheidene leden wezen er met nadruk op, dat duidelijk h.i. blijkt, dat het liquidatiebesluit een besliste fout is geweest. Anderen, die den loop der zaak niet minder betreurden, stemden echter niet in met de afkeuring van het liquidatiebesluit, hetwelk h.i. noodzakelijk geweest is. Van verschillen de zijden werd betoogd, dat het dringend noo dig is dat zoo spoedig mogelijk voor een ge regelde gelegenheid tot verschepen worde ge zorgd en tevens dat voor de planters een ge- 19 hJa' het scheen, s l« n wiide zijn, was een half uur geleden hier geweest. Hij had zijn paard verwisseld en aünB 'T zeer uitgeput achtergelaten." e'^npaaid Cuthbert draalde geen oogenblik. Het scheen wel dat zijn paard ook geen behoeft aan rust gevoelde. Hij was echter in een streek aangekomen, waar de wegen zeer slecht waren, en hij, om ongelukken to vermijden, de vaart van zijn ros moest beteugelen. Zijn eenige troost was, dat Nicholas met dezelfde moeilijkheden moest kampen. Nu volgde een reeks van oogenblikken, die elk hunne teleurstelling medebrachten. Tel kens, bij elke kruising of slingering van den weg, staarde onze held in het rond om hier of daar zijn vijand te ontdekken, maar vruch teloos. Do zon, die in November om vier uur ondergaat, neigde naar den horizon. Eindelijk zag hij in do verte den hoogen Tor, oen eenzamen heuvel, die zich als een vuurbaak boven de ruwe vlakte van Avalon verhief, maar Nicholas was nergens te vin-' den. IIjj was genaderd tot het bosch, dat zicli eenmaal uren in den omtrek van Glaston- bury uitstrekte, hetzelfde bosch, waar onze lezers getuigen waren van de inleiding van ons verhaal en waar de jonge Cuthbert door Giles Hodge in de sneeuw werd gevonden, j Op eens werd zijn aandacht getrokken door 'een donker voorwerp, dat op eeaigss sfstasd voor hem tegen den stam van een reusachti- i gen beuk op den grond lag. Het had den vorm van een menscbelijkc gedaante. Hij nadert meer en meer; ja, hot is een jon gen; hij is gehuld in het kleed van con schild-i knaap; het is Nicholas. Cuthbert sprong uit het zadel en ontdekte al dadelijk wat hier was voorgevallen. Het Paard van den schildknaap was gestruikeld j en bad zoo zijn berijder op den grond gewor pen. Daar lag liij, dood als hot ware, op den 1 weg uitgestrekt. Een zwaar gekreun was het eenige leveusteeken dat hij gaf. „God heeft de gewelddadige verhindering! van liet recht willen beletten", dacht Cuth- bert, docli gevoelde niettemin medelijden voor zijn vijand, want het gezicht van zijn lijden dien tegenstander ontzenuwde zijn wraakge voel. Met zwakke stem kermde de gewonde: „Water! water!" Niet ver van do plaats waar. het voorval plaats greep, was een bron. Cuthbert ijlde er heen, en na Nicholas gelaafd te hebben, had deze weldra het bewustzijn in zooverre terug gekregen, dat hij Cuthbert herkende. „Wat, Cuthbert! Is het mogelijk? Vergeeft gij mij alles, nu ik 8'a sterven, nu niets mij meer kan deeren, zult gij mij vergeven?" „Ik tracht het althans te doen." „Cuthbert, kunt gü iemand vergeven, die zoo vurig naar uw bloed haakte, u bespiedde, uwe geheimen doorvorschte en zelfs nu nog op weg was om u te verraden? Zoo gij dit kunt, moge God mij (>°k vergeven, want Hij zal niet minder barmhartig zijn dan de men- schen." „Ja, ik vergeef u, zeide Cuthbert, door dit beroep op Gods barmhartigheid getroffen, „Ik vergeef u, gelijk ik hoop vergeven te wor den." .„Gij zijt veel beter dan ik. Ik wilde u vóór zijn, ik hoopte vóór u te Glastonbury te zijn, en daar het werk van den Satan te doen,. Cuthbert, ik ga sterven. Ik kan mijn beenen niet meer bewegen. Geheel mijn lichaam is verstijfd. Alleen mijn lioofd kan ik nog be wegen, ik kan bijna geen adem halen". Hij sprak met korte tusscbenpoozen: „Ik reed zoo hardik kwam op mijne handen neermaar ik wentelde geheel om en viel zoo op mijn rugmijn rugge- graat bezeerde ik hevig aan dien scherpen kaut, daartot boete voor mijne zomlen. ach', een priestermoet ik hier buiten stervenzonder de heilige troostmiddelen zonder vergiffenis?" „God kan u zonder die Sacramenten ver geven, als zij niet toegediend kunnen worden. De Abt heeft mij dat zoo dikwijls gezegd." „Ha! De Abt, had ik zijn heilige voorschrif ten maar gevolgd, maar ik leverde hem over aan zijne vijand enen volgde sir John. Deze heeft mij allerlei kwaad doen bedrijven". Een akelige kleur overtoog zijn gelaat. „Ik gevoel mij zoo vreemdalleen mijn hoofd schijnt té Is reu.ik kan zoo moeilijk ademhalenik stik bijnahef ajiju hoofd wat op." Een pijnlijke zucht volgde. Cuthbert paste zooveel mogelijk de heelkundige middelen op hem toe, die hem hekend waren. De rugge- graat was heneden den hals gebroken, waar van verstikking het einde moest zijn, tenge volge van de onmogelijkheid om de longen uit te zotten en lucht in te ademen. „Bid! vraag de heiligen om hunne mede werking en hulp! Beveel u in de liefde en guast van de H. Moeder-Maagd. Neen, meer nog, van Haar eeniggeboren. Zoon", zeide Cuthbert. „H. Nioolaas, bid voor mij!" „Cuthbert, spoed u naar Glastonbury sir Johnde geheime kamer.... te midder nachtwacht u En zoo gaf hij den geest. „Ik dank God, dat zijn bloed niet over mij kom©, dat Hij, die gezegd heeft: „Mij is de wraak. Ik zal vergelden", deze vraag tusschen ons heeft beslecht. Arme Nicholas! Ja, ik ver geef 11 gaarne, en het beste bewijs voor mijne vergevingsgezindheid is, dat ik voor de rust uwer ziel wil bidden." Zijn eerste werk was, het lijk van zijn vij and op den grond onder de schaduw van den broeden beuk neer te leggen. Hij sloot de oogen, gaf aan het gelaat een vreedzamen i trek, bedekte het lichaam met eenige klee- dingstukken en knielde neder, om in een vu- 'rig gebed tot God erbarming en vergeving af te smeeken. Toen Cuthbert weer opstond, spreidde de ondergaande zvz h»ra laatste lichtstralen over het lijk uit. Cuthbert besteeg zijn paard, sloeg nogmaak een weifelenden blik naar het -voorwerp vaii zijn zorg en medelijden, en reed langzaam voort, want hij behoefde voor het laatste ge. deelte aan zijn reis naar Glastonbury niemand meer te duchten. Ongeveer negen uur bevond hij zich vooi de poort van die oude kloosterstad, die, het zilveren maanlicht gehuld, zooveel oud« herinneringen in Cuthbert's geest te voor» schijn tooverde. Na al de gebeurtenissen sind< zijn laatste bezoek aan Glastonbury kon he( niet anders, of een vreemd, onbegrijpelijk g«' voel moest hem bezielen. Doch, hoezeer hij ook peinsde over het lot van zijn vroegere* vijand, hij kon slechts dankbaar er aan den( ken, hoe groot gevaar nu was uit den 'Wei geruimd. Hij passeerde de schuttersbaan, waar nj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 25