Anecdoten.
S
Droombeelden.
WOENSDAG 3 DECEMBER 1913.
38ste JAARGANG No. 8304
BIJVOEGSEL VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
de. I
"5H, "anrwoortMe"3e lroniri'gln 'twas Eet Tiet z.g. huid- of terminaalliaar, b.v. fret naar
volkslied; maar. 't werd heel slecht gespeeld, van de baard. Zoo wogen bij era 40-jarigen
DE WINSTEN DER GROOTE MAGAZIJ
NEN EN HUNNE PATENTEN.
Ziehier de zuivere winsten van eenige groo-
te magazijnen in Frankrijk, winsten waarvan
alle algemeene onkosten welke -ook, reeds
zijn afgetrokken.
Nouvelles Galeries
Paris France
Printemps
Doek Remois
Galeries Lafayette
Ma gas ins Bon Marché
frs.
4.235.000
5.008.000
6.700.000
3.200.000
6.9*00.000
26.000.000
Wat de aandeelhouders trokken van sommi
ge naamlooze maatschappijen die kleinhan
del voerden, toont ons dit lijstje.
Etablissements Economiques Troyens 24%
Union Commerciale De Beziers 30%.
Vilgrain Cie te Nancy 50%.
Etablissement Economiques te Reim6 50%.
Docks Remois 70%.
Wij laten nu ook de patenten volgen wel
ke de negen grootste magazijnen van Parijs
aan den Franschen staat in 1912 betaalden:
Officieeele cijfers.
Frcs.
Magazijnen Bon Marché 1.497.680.69
Louvres 1.249.388.88
Printemps 641.103.04
Samaritaine 573.029.88
Bazar de L'Hotel de Ville 274.180.57
Magazijnen Dufayel 214.578.05
Belle Jardinère 208.226.43
Nouv. Galeries 156.548.45
Pygmalion 58.348.58
fr. 4.873.121.37
Europeaan de baardharen per c.M. 170.5 mil-
lioenste gram, dus ongeveer driemaal zoo
zwaar als het hoofdhaar.
Tengevolge van aanzienlijke verschillen
zou men in de meeste gevallen, zelfs al ston
den slechts kleine stukjes haar ter beschik
king, kunnen bepalen, of dit haar afkomstig
is van het hoofd dan wel van andere deelen
van het lichaam; een omstandigheid, die van
beteekenis kan zijn bij een gerechtelijk-genees-
kundig onderzoek. Evenwel treft men deze
verschillen hoofdzakelijk aan bij het haar van
Europeanen; bij buiten-Europeesche rassen is
het verschil in gewicht tusschen hoofdhaar
en terminaalhaar vrij klein of ontbreekt ten
eenenmale.
KUNSTLICHT EN WASDOM.
In Amerika is reeds herhaaldelijk onder
zocht, welken invloed kunstlicht zou kunnen
uitoefenen op de plant. Ifeeds verschillende
malen vernam men in Europa, dat men met
een paar booglampen eenvoudig wonderen
kon doen; dat men bijv. de plant kon laten j
groeien in het tempo, alsof ze het beroemde j
„Voedsel der Goden" van Wells hadden te
eten gekregen. Dr. Gerlach, een bekend
Dnitsch botanicus en directeur van een kei
zerlijken plantentuin, beeft niet na kunnen
laten, eens dergelijke proefnemingen te doen.
In een broeikas liet hij op een hoogte van
2.5 M. een booglamp van 1000 kaars, en een
kwikzilver!amp van 500 kaars aanbrengen.
Eiken nacht, vanaf het oogenblik dat de zon
achter de kim verdwenen was, tot het oogen
blik, dat zij haar stralen weer over onzen
aardbodem uitzond, liet hij deze lampen bran
den over gerst, aardappelen, sla en tomaten.
Den heelen zomer heeft hij de proef voorge
zet, in afwachting op den rensachtigen oogst
en een dito plant. Hij wachtte echter tever-
planten en de normale was in geen opzicht
éénig verschil op te merken.
De kans bestaat intusschen nog, dat een
veel sterkere belichting meer succes zou heb
ben. Dr. Gerlach merkt echter op. dat dit dan
weliswaar voor de biologie van^ belang zou
zijn, doch dat bet geenerlei practisch nut bad.
zijnde een totaal van
Het omzetcijfer van deze negen huizen be
draagt dus meer dan een milliard frs. Hun
patent ongeveer 9.50 pCt. (juist 0.54 pCt.) op
hun geheel omzetcijfer.
De groote magazijnen van Potin en Damois
naamlooze maatschappijen betalen een patent
van frcs. 236.497.68. Hun omzetcijfer bedraagt
circa frcs. 230.000.000.
Dus voor zulk een kolossaal omzetcijfer is
het patent 0.10 pCt. Nu eene officieele bere
kening heeft in Frankrijk bewezen dat de
kleinhandelaars en ambachtspatroons 1 pCt.
1.25 pCt., 1.50 pCt. en zelfs in andere, gevallen
veel meer betalen.
De toestand in België is juist dezelfde.
De groote magazijnen Leonard Tietz en Co.
te Keulen hebben in 1912 een omzetcijfer ge
maakt van meer dan 42 Millioen; hetzelfde
jaar openden zij een bijwinkel te Elberfeld
en te Duren. In Keulen zijn vier magazijnen
en er bestaan filialen te Barmen, Coblenz,
Remscheid, Aken, Mainz, Dusseldorf, Bonn,
Escbweiler. Crefeld en Cassel.
„Burgerbelang."
STERKTE EN GEWICHT VAN HET
HAAR VAN' DEN MENSCH.
In een studie in de „Zeitschrift für Etb.no-
logie" over het hoofdhaar van Tasmaniërs,
deelt dr. Hans Friedenthal tegelijk het een en
ander mee over de sterkte en bet gewicht van
het haar van den mensch in het algemeen.
Het blanke ras bezit een hijzonder sterk en
dik hoofdhaar; gemiddeld bedraagt die dikte
0.102 m.M. Voor Chineezenhaar is het gemid
delde diktecijfer 0.099 m.M. en van den Ja-
panees 0.105 M. Het haar van Indianen met
0.09 m.M. en van Herero's met 0.083 m.M. is
veel fijner, maar is toch grof, vergeleken met
dat der Boschjesmannen, hetwelk niet dik- -den dag9iaap. Er schijnt een
wordt 'aangetroffen bh E^ptische mummiJ nauwe betrekking te bestaan tusschen de duis-
met 0.073 a 0.074 m.M. en hii de Australische ternis van den nacht en de diepte van den slaap,
inboorlingen met 0.066 m.M. Al deze gemid- Wat het doel van^ den slaap betreft, het ver-
delden zijn gemiddelden van maximaal- nieuwen dier gebruikte krachten, staat dagslaap
waarden. zeer wezenlijk bij nachtslaap achter en alle per-
Aanmerkelijk grover dan het hoofdhaar zijn 90Ilen die op den dag moeten slapen, klagen
de baardharen van den Europeaan, die ge- oyer gevoej van vermoeidheid dat hen niet
wist te zeggen. Nu, en wat volgae toen
daarop? vroeg men hem. Ik had acht dagen
lang een dikke wang, was het antwoord en zi
doet mij nog zeer als ik er aan denk.
EEN GEMOEDELIJKE DIEF.
Halt! Je hebt mijn horloge gestolen!
Zakkenroller, (terwijl hij eenige horloge*
toont). Dat kan wel zijn, welke van deze is het?
FLEGMATIEK.
Bediende. Mijnheer, ik heb een kleine ontdek
king gedaan.
Patroon (vroolijk). Wel dan feliciteer ik je
Een tweede Amerika zeker.
Bediende. Pardon, pardon. De fabriek staa*
in brand,
OOK EEN GENOEGEN
Ik kan waarlijk niet begrijpen hoe ge ce visi
tes van zoo'n vérvelend mensch kunt afwachten 1
O, er is toch altijd nog een genoegen aan ver
bonden.
Wat, gij vindt er zelfs genoegen in als, hij
komt
Neen, als hij gaat.
DE GOEDE VRIEND.
Eerste vagebond, (voor een herberg staande.)
Zeg Piet ga jij er eerst in, gooien ze er jou niet
uit, dat ga ik er ook in,
DE ZONDEBOK.
Commensaal. Juffrouw mag ik u vriendelijk
verzoeken mij een paar solide stoelen op mijne
kamer te geven. Zie eens wat er nu weder ge
beurd is. Nauwelijks heb ik op dezen stoel plaats
genomen of hij breekt, in duizend stukken. On-
geefs; dr. Gerlach heeft geen wonderbloemen 1 gelukkig heb ik mijn pijp in den mond en door
mogen aanschouwen. Tusschen de „verlichte" den val schiet mij de steel tot in den hals.
Huisvrouw. Dacht ik het niet, ik heb 't u
al duizendmaal gezegd, ge moest u dat ver
wenschte rooken wat afwennen.
HET EEREWOORD.
Fransen. Heb je gehoord dat Salomon fout
Een sterkere belichting kost wel zoo'n kapi-Us en je hebt borg voor hem gesproken?
taal aan electriciteit, dat de voorbeelden van j Levi. Neen, da's niet waar. k Heb beloofd
een grooten oogst er stellig niet tegen op-dat hem helpen zou; dat is alles,
wegen. j Fransen. Dus 't staat niet zwart op wit?
Nacht- en dagslaap.
De geleerde Vaschiede die bij 41 personen uit
de irbeidende klasse proeven nam met betrek
king tot den nacht- en dagslaap, kwam tot de
volgende conclusies:
De' dagslaap is oppervlakkig en wordt vaker
afgebroken dan de slaap bij nacht, is ook minder
verkwikkend en men rust er minder bij uit. Alle
verrichtingen van het lichaam (hartslag, bloed
druk, adembewegingen enz.), die tijdens den wa
ren, den nachtslaap, automatisch vennindeTd of
verlangzaamd zijn, veTtoonen tijdens den dag
slaap wat rhythmus en standvastigheid betreft,
duidelijke afwijkingen. De dagslaap bereikt
slechts zelden, en alleen in gevallen van buiten
gewone geestelijke of lichamelijke vermoeid
heid, de diepte van den nachtslaap. Door ge
woonte kan weliswaar de dagslaap langduriger
gemaakt worden, maar weken en maanden
zijn noodig. Volkomen duisternis en stilte be
middeld 0.150 m.M. dik zijn, <LL vrij wat dik
ker dan het haar der huid van den Chim
pansee, hetwelk 0.135 m.M. dik is.
Evenals de dikte, zoo toont ook het ge
wicht van bet hoofdaltaar hij de verschil
lende menschenrassen groot verschil. Bij den
Europeaan weegt het haar per cM. lengte
gemiddeld 54 millioenste gram. Even zwaar
is ongeveer het hoofdhaar van een Peru-
aansch Indiaan en een neger uit Kameroen,
waar per cM. len gte een gewicht van 51 en
50 millioenste gram ié geconstateerd. Zeer
zwaar, n.l. 98 millioenste gram, is het Chi-
iKï6Z©ïi]ia.fir.
In de jeugd is het haar meestal fijner dan
in den ouderdom. Als uiterste grenzen per
c.M. haargewicht zijn gevonden 39 en 115 mil
lioenste gram. Een haar van 1 M. lengte
weegt gemiddeld 5 k 6 milligram. Veel zwaar
der dan het hoofdhaar is bij den Europeaan
verlaat.
MERKWAARDIG AVONTUUR.
In een gezelschap kwam men op den inval
dat ieder op zijn beurt een avontuur zou vertel
len, waarin hij betrokken was geweest. Nadat
eenigen met meer of minder hulp van hunne
verbeelding, hunne taak hadden vervuld, kwam J
de beurt aaa een stakkert, die geen verbeelding
Levi. De hemel beware me; 'k heb enkel mijn
eerewoord maar gegeven 1
OOK EEN NUMISMATICUS.
Heer. Schaam je kerel om zoo je leven met
bedelen door te brengen, kun je niet werken
of heb je geen bedrijf aan de hand?
Bedelaar. Zeker, mijnheer, ik ben verzamelaar
van rijksmunten.
ORITIEK.
Een jong „auteur" zond aan Dingeistedt eens
twee blijspelen tegelijk. -„Hebt ge ze al eens
ingezien?" vroeg bij, toen hij hem een paar
dagen later op straat ontmoette: „Eén pas!"
was het antwoord. „En hoe bevalt het u?
„Nu" zeide Dingektedt „het andore be
valt mij beter!''
VREEMDE TALEN.
„Hier worden vreemde talen gesproken
leest men ergens voor een winkel. Een En-
gelschman komt binnen vraagt iets, maar
krijgt telkens in 't Hollandsch antwoord.
„Maar wie dit en dat spreekt hier dan toch
die vreemde talen?" vraagt hij eindelijk nijdig.
„Wel, Mijnheer? de vreemdelingen die hier
komen koopen!" is het leuke antwoord.
't BESTE BEWIJS.
Vrouw. Nu zeggen ze, manlief, dat het
vleeseh van ons geslacht varken niet gezond is.
trichinen zouden er in zijn en wij mogen het
niet eten.
Man. Weet je wat, laten wij morgen aan den
schoolmeester een paar oarbonaden zenden.
Schaden ze hem niet dan kunnen ook wij het
vleeseh wel eten.
BIJ DE KEURING.
Dokter. Heb je ook gebreken?
Recruut. Ja, ik kan het schieten niet hooren.
Dokter. Nu, maak je dienaangaande niet on-
er op nahield. Hij vertelde met weinig woorden gerust, ze zullen wel zoo hard schieten dat je
hoe hij eens een geduchten kaakslag had ge-1 't hooron zult.
kregen en zweeg toen stil, daar hü n*e+« <vjgor
VOOR DE HUISKAMER
Het was in de maand Juli van 't jaar 1814.
Het geheele huisgezin van den heer M-, een
groot fabrikant in ijzerwaren, zat bijeen in n
heerlijke tuinkamer; de open vensters lieten het
oog over eene bekoorlijke landstreek dwalen,
aan welke de Alaas, met hare menigvuldige
slingeringen een zoo schilderachtig aanzien
verschaft. De familie bestond uit twee dochters
en drie lieve nichtjes, die de heer M. tot zich
bad genomen. Ofschoon elk van haar naar het
scheen, met het meest geliefkoosde handwerk
bezig was wisten zij nochtans van tijd tot
tijd flink deel te nemen aan. een vroolijken
en vrij luiden twist, want men was onderling
bezig met vooruit te bepalen, aan welke soort
van vermaak men zich dien avond zou over
geven; de een wilde een tochtje op het meer,
de ander gaf de voorkeur aan een rijtoertje, en
allen legden zóóveel ijverzucht aan den dag,
dat ieder gaarne hare eigén keuze gevolgd wil
de zien dat inderdaad de goede verstandhouding
er door bedreigd scheen te worden. Mevrouw
M., die aan het hoofd stond van deze kleine
republiek van vrouwen, had er gewis de eens
gezindheid kunnen herstellen, door slechts haar
oordeel uit te brengen, hetwelk niet zou afge
keurd zq'n, maar zij scheen niets te hooren;
haar blik was gevestigd op de jongste barer
dochters, die, voor de piano gezeten, geen deel
had genomen aan. den kleinen twist.
De vingers der musicienne dwaalden onwil
lekeurig over het klavier, en de tonen, welke
zij er aan ontlokte, waren even somber als de
gedachten, die deze voortbrachten. Lasthenie
dus was haar naam, was nauwelijks zestien
jaren oud, en toch drukte hare fijne en bekoor
lijke gelaatstrekkeu eenig lijden uit, waaneer
men.dien sohoonen maar tengeren hals be
schouwde die eenigszins gekromde en toch nog
elegante houding, vooral wanneer men acht
sloeg op den gloed harer groote zwarte oogen,
schitterende van geest en van eene koortsach
tige opgewektheid, dan zou men tegelijkertijd
door gedachten van vergankelijkheid en on
sterfelijkheid overweldigd zijn geworden.
Carolina M. begreep de onrustige blikken
harer moeder, en zij sloeg hare gezellinnen voor
om van plan te veranderen, dewijl Lasthenie
veel te zwak was, om aan de door haar voorge
stelde plannen deel te nemendaarop werd de
kamerdeur geopend en de heer M. trad binnen,
vergezeld door een jong man, die de uniform
der keizerlijke garde droeg. Hij stelde dezen voor
aan zijn vrouw, en voegde erbij, dat zij beiden
de fabrieken bezocht hadden, en thans inderdaad
uitgehongerd waren.
Mevrouw M. lachte ongeveinsd, zij stond op,
gaf bevelen dat er een of ander werd opgediend,
kwam vervolgens terug en ging naast den jeug
digen officier zitten, wiens beminnelijk en bleek
gelaat haar reeds belangstelling inboezemde.
Hij verhaalde dat hij, de baden te Yiohy
moetende gaan gebruiken, welke hem waren
aanbevolen, ter genezing eener vrij ernstige
wond, was opgehouden vóór de ijzerfabriek, die
hij nieuwsgierig opnam, toen juist mijnheer M.
verscheen.
Ik kon het niet van mij zelf verkrijgen,
voegde hij er bij, het aanbod te weigeren om een
paar uren van uw gastvrij huis gebruik te ma
ken, na een zóó verschrikkelijke hitte als ik
daar ondervond.
Terwijl hij zoo sprak, had hij een snellen en
steelsgewijzen blik geworpen op de schoone kop- j
jes, die zich allen naar hem heengewend hadden.
Alleen Lasthenie had hare eenzame plaats be
houden; hij bemerkte haar en vroeg de jonge
juffrouw M. of zij mede tot de familie behoor-,
- Zij is mijn jongste zuster of lievor de helft
eener zuster, antwoordde deze lachende want
Lashenie is altijd zoo geheel onder het beheer
harer gedachten en droomerijen dat zij, met wie
zij verkeert haar nimmer geheel, maar slechts
ten halve bezitten.
Maar waarom toch die arme kleine weer
zoo gelasterd zei mevrouw M. met zachten
dwang; het, is niet mooi, Caroline!
Daarna riep zij Lasthenie, die plaats nam en
weer in mijmering verviel, zoo afgetrokken en
kwijnend als zij was.
Mevrouw M. had met haar gast een zeer le
vendig gesprek aangeknoopt; hij sprak over
den grooten man, die langen tijd de wereld aan
zijn wil had onderworpen gehouden. De jeug
dige krijgsman sprak over dit onderwerp met
eene dweepzieke geestdrift; zijne uitdrukkingen
waren krachtig, overredend en vol vuur. Las
thenie werd er door getroffen; vervolgens ge
roerd en bevende, begon zij met enthousiasme
naar hem te luisteren, hetwelk hij aanvankelijk
niet bespeurde.
Eindelijk ontmoetten zich eikaars blikken;
Lasthenie sloeg hare blikken niet neer, maar
drukte zachtjes die hand harer moeder.
Gij moest ons dezen geheelen dag schen
ken, zei de gulle gastheer tot den vreemdeling;
zie eens met hoeveel genoegen men u aanhoort.
Er bestaat sympathie in ieders hart wanneer
gij spreekt van dien man dien. wij allen bewon
deren Komblijf, ik bid u er om.
In den beginne werd er beleefdheidshalve
voor deze hartelijke uitnoodiging bedanktmaar
toen Lasthenie hare stem bij die harer moeder
voegde, vond de jongeling op zijn lippen slechts
een „ja," dat hem met een uitdrukking van
dankbaarheid ontsnapte.
Caroline spreidde te vergeefs al de edelste
gaven baars geestes ten toon; de schoone of
ficier beantwoordde deze met eene in 't oog
loopende afgetrokkenheid; een ander beeld was
in zijn ziel binnengeslopen: het was dat van
Lasthenie.
Na het middagmaal verlieten de jonge dames
den salon. De heer M. gaf zijn gast een wenk
om hem te volgen, zoo hij daarin genoegen nam.
Hij vond de dames dartel en lachende weer,
maar Lasthenie had er zich niet bijgevoegd.
Hij zag haar op een soort van heuveltje geze
ten, en ging naast haar plaats nemen. Peinzen
de en nadenkende, beefde zij toen hij hem be
merkte, en toch had zij hem ook verwacht.
Betreurt gij het niet, aan dat spel geen
deel te kunnen nemen? vroeg hij.
Somwijlen, was haar antwoord, nochtans,
ik smaak andere genoegens, sedert mijn geboor
te, heb ik altijd zien beven voor mijn leven,
en dikwijls is in mijn kinderaevhtig verstand
deze zelfzuchtige gedachte opgekomen, dat eene
zwakke gezondheid voor het teederst beminde
wezen het zekerste middel is, om bemind te
blijven.
Een glimlach zweefde om de lippen van den
jonkman.
Ja, vervolgde Lasthenie, dan vereischt onze
zwakheid een steun en iedereen beijvert zich ons
dien op te dringen.
Gelukkig, duizendwerf gelukkig zei
hij met vuur "die man, die voor immer de
steun van Lasthenie zijn mocht
Op den schoot der schoone zieke lagen eenige
veldbloemjes. Wellicht werden hare vingers
cloor een louter instinct gedreven, want zij
vlocht ze in kransen, gelijk aan die, waarmede
men de graftomben siert.
Ziedaar nu, zeide zij, een mijner méést
geliefkoosde vermaken deze bloemen duren wel
kort, maar terwijl mijn lijden mij verbiedt aan
de toekomst te denken, betreur ik toch mijn
werk nimmer.
- D» toefcomstf mompelde de jongeling, zijne
eigen gedachten beantwoordende, wie weet wat
zij mijn vaderland oplevert?.... Geef mij die
bloemen, voegde hij er bijzij zullen mij steeda
herinneren aan den gelukkigsten. dag mijns
levens.
Gij moet lauweren inoogsten, antwoordde
zijvervolgens voegde zij er, hare schoone, van
teederheid schitterende oogen ten hemel slaan
de, bijmijne verwachtingen zijn hieT, en de
uwe daar ginds zij wees met hare hand naar
een punt waar zij dacht dat het leger den vij
and te gemoet moest gaan wij zullen beiden
naar ons doel streven, niet waar? Gezamen
lijk, maar gescheiden
De schoone stralen der ondergaande zon
drongen door de doornhaag, tegen welke zij
leunde, haar maagdelijk hoofd was omgeven
met licht, men zou gezegd hebben met een stra
lenkrans, zulk een „weerschijn van glansen'
vertoonde zich om haar hoofd. Aldus gestreeld
door deze warme en purperkleurige tinten,
was zij inderdaad schoon en dichterlijk, dde
overspannen maagd van zestien jaren en de eer
bied deed den krijgsman zijne knieën voor haai
buigen.
- Neen, o neenl zeide hij, mijne verwachtin
gen zijn verdeeld; thans vertrouw ik u de helft
er van toe; bewaar ze voor mjj, Lasthenie; wan
neer hij mijn arm niet meer zal behoeven, kom
ik u rekenschap vragen,
Lasthenie wilde hem antwoorden, toen myn<
heer en mevrouw M. voor hen stonden. Het
meisje rustte, gelukkig en vertrouwelijk, op den
arm des vreemdelinge; zoo naast hem, onder
de hoede zijner zorg, scheen zij sterk en bemoe
digd. Mevrouw M., die het bemerkte, zuchtte,'
Maar hij moet ens morgen verlaten.
Och! kom toch terug, beloof ons terug
te zullen komen, herhaalden allen tegen den
krijgsman, toen hij afscheid nam van de familie.
Hij beloofde en verzekerde zulks, terwijl bij de
hand der moeder drukte, die in zichzelf wensch
te: Ochl ja dat hij toch wederkeere; dan
zie ik mijne Lasthenie nog weer glimlachen!....
Hij zocht haaT met zijn blik; zij was verdwe
nen; maar toen hij zich in den zadel had ge
worpen en 'n laatsten blik richtte op dat zoo
gastvrije huis, toen bemerkte hij voor een der
vensters van de kamer die hij gebruikt had, de
witte gedaante van Lasthenie.
Yoor haar bestond er een afgrond tusschen
heden en gisteren. Zij was vrouw geworden,
zij beminde Lasthenie, wist den naam nog niet
van hem, aan wien zij thans al hare gedachten
had tovertTOUwd, aan wiens droomen zij de
hare verbonden had. Een naamkaartje was op
den fauteuil blijven liggen; zij maakte zich
daarvan met gretigheid meester.
De Saint Paul! riep zij uit, na gelezen te
hebben, als ik dezen naam slechts één uur
moet dragen zou ik overgelukkig eterven.
Vervolgens werd het pand van deze innige
en geheimzinnige verbintenis nabij het hart
der maagd, geborgen't was haar een schat, het
eenige tastbare teeken van die bartsvereering
welke eenmaal geboren, zich in steeds toene
mende mate verheft.
Reeds waren er eenige maanden verloopen:
de officier keerde niet weder en Lasthenie ge
voelde hare krachten snel afnemen. Zij had
naar al de bijzonderheden onderzoek gedaan be
treffende den noodlottigen strijd te Mont-Saint-
Jean en zij had geweend over de gesneuvelden
aldaar, want de welsprekendheid van hem, dien
zy beminde had in haar hart voor die strijder*
een diep» en verheven sympathie deen ontstaan.
En hem self verbeeldde zij zich altijd bleek en
gekwetst voor zieh te ziem; sombere dreembeel-
de» zweefden steed* voer hsar gee*t.
Bedroefd in den fauteuil gezeten, dien zij niet