Anecdoten. S Droombeelden. WOENSDAG 3 DECEMBER 1913. 38ste JAARGANG No. 8304 BIJVOEGSEL VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. de. I "5H, "anrwoortMe"3e lroniri'gln 'twas Eet Tiet z.g. huid- of terminaalliaar, b.v. fret naar volkslied; maar. 't werd heel slecht gespeeld, van de baard. Zoo wogen bij era 40-jarigen DE WINSTEN DER GROOTE MAGAZIJ NEN EN HUNNE PATENTEN. Ziehier de zuivere winsten van eenige groo- te magazijnen in Frankrijk, winsten waarvan alle algemeene onkosten welke -ook, reeds zijn afgetrokken. Nouvelles Galeries Paris France Printemps Doek Remois Galeries Lafayette Ma gas ins Bon Marché frs. 4.235.000 5.008.000 6.700.000 3.200.000 6.9*00.000 26.000.000 Wat de aandeelhouders trokken van sommi ge naamlooze maatschappijen die kleinhan del voerden, toont ons dit lijstje. Etablissements Economiques Troyens 24% Union Commerciale De Beziers 30%. Vilgrain Cie te Nancy 50%. Etablissement Economiques te Reim6 50%. Docks Remois 70%. Wij laten nu ook de patenten volgen wel ke de negen grootste magazijnen van Parijs aan den Franschen staat in 1912 betaalden: Officieeele cijfers. Frcs. Magazijnen Bon Marché 1.497.680.69 Louvres 1.249.388.88 Printemps 641.103.04 Samaritaine 573.029.88 Bazar de L'Hotel de Ville 274.180.57 Magazijnen Dufayel 214.578.05 Belle Jardinère 208.226.43 Nouv. Galeries 156.548.45 Pygmalion 58.348.58 fr. 4.873.121.37 Europeaan de baardharen per c.M. 170.5 mil- lioenste gram, dus ongeveer driemaal zoo zwaar als het hoofdhaar. Tengevolge van aanzienlijke verschillen zou men in de meeste gevallen, zelfs al ston den slechts kleine stukjes haar ter beschik king, kunnen bepalen, of dit haar afkomstig is van het hoofd dan wel van andere deelen van het lichaam; een omstandigheid, die van beteekenis kan zijn bij een gerechtelijk-genees- kundig onderzoek. Evenwel treft men deze verschillen hoofdzakelijk aan bij het haar van Europeanen; bij buiten-Europeesche rassen is het verschil in gewicht tusschen hoofdhaar en terminaalhaar vrij klein of ontbreekt ten eenenmale. KUNSTLICHT EN WASDOM. In Amerika is reeds herhaaldelijk onder zocht, welken invloed kunstlicht zou kunnen uitoefenen op de plant. Ifeeds verschillende malen vernam men in Europa, dat men met een paar booglampen eenvoudig wonderen kon doen; dat men bijv. de plant kon laten j groeien in het tempo, alsof ze het beroemde j „Voedsel der Goden" van Wells hadden te eten gekregen. Dr. Gerlach, een bekend Dnitsch botanicus en directeur van een kei zerlijken plantentuin, beeft niet na kunnen laten, eens dergelijke proefnemingen te doen. In een broeikas liet hij op een hoogte van 2.5 M. een booglamp van 1000 kaars, en een kwikzilver!amp van 500 kaars aanbrengen. Eiken nacht, vanaf het oogenblik dat de zon achter de kim verdwenen was, tot het oogen blik, dat zij haar stralen weer over onzen aardbodem uitzond, liet hij deze lampen bran den over gerst, aardappelen, sla en tomaten. Den heelen zomer heeft hij de proef voorge zet, in afwachting op den rensachtigen oogst en een dito plant. Hij wachtte echter tever- planten en de normale was in geen opzicht éénig verschil op te merken. De kans bestaat intusschen nog, dat een veel sterkere belichting meer succes zou heb ben. Dr. Gerlach merkt echter op. dat dit dan weliswaar voor de biologie van^ belang zou zijn, doch dat bet geenerlei practisch nut bad. zijnde een totaal van Het omzetcijfer van deze negen huizen be draagt dus meer dan een milliard frs. Hun patent ongeveer 9.50 pCt. (juist 0.54 pCt.) op hun geheel omzetcijfer. De groote magazijnen van Potin en Damois naamlooze maatschappijen betalen een patent van frcs. 236.497.68. Hun omzetcijfer bedraagt circa frcs. 230.000.000. Dus voor zulk een kolossaal omzetcijfer is het patent 0.10 pCt. Nu eene officieele bere kening heeft in Frankrijk bewezen dat de kleinhandelaars en ambachtspatroons 1 pCt. 1.25 pCt., 1.50 pCt. en zelfs in andere, gevallen veel meer betalen. De toestand in België is juist dezelfde. De groote magazijnen Leonard Tietz en Co. te Keulen hebben in 1912 een omzetcijfer ge maakt van meer dan 42 Millioen; hetzelfde jaar openden zij een bijwinkel te Elberfeld en te Duren. In Keulen zijn vier magazijnen en er bestaan filialen te Barmen, Coblenz, Remscheid, Aken, Mainz, Dusseldorf, Bonn, Escbweiler. Crefeld en Cassel. „Burgerbelang." STERKTE EN GEWICHT VAN HET HAAR VAN' DEN MENSCH. In een studie in de „Zeitschrift für Etb.no- logie" over het hoofdhaar van Tasmaniërs, deelt dr. Hans Friedenthal tegelijk het een en ander mee over de sterkte en bet gewicht van het haar van den mensch in het algemeen. Het blanke ras bezit een hijzonder sterk en dik hoofdhaar; gemiddeld bedraagt die dikte 0.102 m.M. Voor Chineezenhaar is het gemid delde diktecijfer 0.099 m.M. en van den Ja- panees 0.105 M. Het haar van Indianen met 0.09 m.M. en van Herero's met 0.083 m.M. is veel fijner, maar is toch grof, vergeleken met dat der Boschjesmannen, hetwelk niet dik- -den dag9iaap. Er schijnt een wordt 'aangetroffen bh E^ptische mummiJ nauwe betrekking te bestaan tusschen de duis- met 0.073 a 0.074 m.M. en hii de Australische ternis van den nacht en de diepte van den slaap, inboorlingen met 0.066 m.M. Al deze gemid- Wat het doel van^ den slaap betreft, het ver- delden zijn gemiddelden van maximaal- nieuwen dier gebruikte krachten, staat dagslaap waarden. zeer wezenlijk bij nachtslaap achter en alle per- Aanmerkelijk grover dan het hoofdhaar zijn 90Ilen die op den dag moeten slapen, klagen de baardharen van den Europeaan, die ge- oyer gevoej van vermoeidheid dat hen niet wist te zeggen. Nu, en wat volgae toen daarop? vroeg men hem. Ik had acht dagen lang een dikke wang, was het antwoord en zi doet mij nog zeer als ik er aan denk. EEN GEMOEDELIJKE DIEF. Halt! Je hebt mijn horloge gestolen! Zakkenroller, (terwijl hij eenige horloge* toont). Dat kan wel zijn, welke van deze is het? FLEGMATIEK. Bediende. Mijnheer, ik heb een kleine ontdek king gedaan. Patroon (vroolijk). Wel dan feliciteer ik je Een tweede Amerika zeker. Bediende. Pardon, pardon. De fabriek staa* in brand, OOK EEN GENOEGEN Ik kan waarlijk niet begrijpen hoe ge ce visi tes van zoo'n vérvelend mensch kunt afwachten 1 O, er is toch altijd nog een genoegen aan ver bonden. Wat, gij vindt er zelfs genoegen in als, hij komt Neen, als hij gaat. DE GOEDE VRIEND. Eerste vagebond, (voor een herberg staande.) Zeg Piet ga jij er eerst in, gooien ze er jou niet uit, dat ga ik er ook in, DE ZONDEBOK. Commensaal. Juffrouw mag ik u vriendelijk verzoeken mij een paar solide stoelen op mijne kamer te geven. Zie eens wat er nu weder ge beurd is. Nauwelijks heb ik op dezen stoel plaats genomen of hij breekt, in duizend stukken. On- geefs; dr. Gerlach heeft geen wonderbloemen 1 gelukkig heb ik mijn pijp in den mond en door mogen aanschouwen. Tusschen de „verlichte" den val schiet mij de steel tot in den hals. Huisvrouw. Dacht ik het niet, ik heb 't u al duizendmaal gezegd, ge moest u dat ver wenschte rooken wat afwennen. HET EEREWOORD. Fransen. Heb je gehoord dat Salomon fout Een sterkere belichting kost wel zoo'n kapi-Us en je hebt borg voor hem gesproken? taal aan electriciteit, dat de voorbeelden van j Levi. Neen, da's niet waar. k Heb beloofd een grooten oogst er stellig niet tegen op-dat hem helpen zou; dat is alles, wegen. j Fransen. Dus 't staat niet zwart op wit? Nacht- en dagslaap. De geleerde Vaschiede die bij 41 personen uit de irbeidende klasse proeven nam met betrek king tot den nacht- en dagslaap, kwam tot de volgende conclusies: De' dagslaap is oppervlakkig en wordt vaker afgebroken dan de slaap bij nacht, is ook minder verkwikkend en men rust er minder bij uit. Alle verrichtingen van het lichaam (hartslag, bloed druk, adembewegingen enz.), die tijdens den wa ren, den nachtslaap, automatisch vennindeTd of verlangzaamd zijn, veTtoonen tijdens den dag slaap wat rhythmus en standvastigheid betreft, duidelijke afwijkingen. De dagslaap bereikt slechts zelden, en alleen in gevallen van buiten gewone geestelijke of lichamelijke vermoeid heid, de diepte van den nachtslaap. Door ge woonte kan weliswaar de dagslaap langduriger gemaakt worden, maar weken en maanden zijn noodig. Volkomen duisternis en stilte be middeld 0.150 m.M. dik zijn, <LL vrij wat dik ker dan het haar der huid van den Chim pansee, hetwelk 0.135 m.M. dik is. Evenals de dikte, zoo toont ook het ge wicht van bet hoofdaltaar hij de verschil lende menschenrassen groot verschil. Bij den Europeaan weegt het haar per cM. lengte gemiddeld 54 millioenste gram. Even zwaar is ongeveer het hoofdhaar van een Peru- aansch Indiaan en een neger uit Kameroen, waar per cM. len gte een gewicht van 51 en 50 millioenste gram ié geconstateerd. Zeer zwaar, n.l. 98 millioenste gram, is het Chi- iKï6Z©ïi]ia.fir. In de jeugd is het haar meestal fijner dan in den ouderdom. Als uiterste grenzen per c.M. haargewicht zijn gevonden 39 en 115 mil lioenste gram. Een haar van 1 M. lengte weegt gemiddeld 5 k 6 milligram. Veel zwaar der dan het hoofdhaar is bij den Europeaan verlaat. MERKWAARDIG AVONTUUR. In een gezelschap kwam men op den inval dat ieder op zijn beurt een avontuur zou vertel len, waarin hij betrokken was geweest. Nadat eenigen met meer of minder hulp van hunne verbeelding, hunne taak hadden vervuld, kwam J de beurt aaa een stakkert, die geen verbeelding Levi. De hemel beware me; 'k heb enkel mijn eerewoord maar gegeven 1 OOK EEN NUMISMATICUS. Heer. Schaam je kerel om zoo je leven met bedelen door te brengen, kun je niet werken of heb je geen bedrijf aan de hand? Bedelaar. Zeker, mijnheer, ik ben verzamelaar van rijksmunten. ORITIEK. Een jong „auteur" zond aan Dingeistedt eens twee blijspelen tegelijk. -„Hebt ge ze al eens ingezien?" vroeg bij, toen hij hem een paar dagen later op straat ontmoette: „Eén pas!" was het antwoord. „En hoe bevalt het u? „Nu" zeide Dingektedt „het andore be valt mij beter!'' VREEMDE TALEN. „Hier worden vreemde talen gesproken leest men ergens voor een winkel. Een En- gelschman komt binnen vraagt iets, maar krijgt telkens in 't Hollandsch antwoord. „Maar wie dit en dat spreekt hier dan toch die vreemde talen?" vraagt hij eindelijk nijdig. „Wel, Mijnheer? de vreemdelingen die hier komen koopen!" is het leuke antwoord. 't BESTE BEWIJS. Vrouw. Nu zeggen ze, manlief, dat het vleeseh van ons geslacht varken niet gezond is. trichinen zouden er in zijn en wij mogen het niet eten. Man. Weet je wat, laten wij morgen aan den schoolmeester een paar oarbonaden zenden. Schaden ze hem niet dan kunnen ook wij het vleeseh wel eten. BIJ DE KEURING. Dokter. Heb je ook gebreken? Recruut. Ja, ik kan het schieten niet hooren. Dokter. Nu, maak je dienaangaande niet on- er op nahield. Hij vertelde met weinig woorden gerust, ze zullen wel zoo hard schieten dat je hoe hij eens een geduchten kaakslag had ge-1 't hooron zult. kregen en zweeg toen stil, daar hü n*e+« <vjgor VOOR DE HUISKAMER Het was in de maand Juli van 't jaar 1814. Het geheele huisgezin van den heer M-, een groot fabrikant in ijzerwaren, zat bijeen in n heerlijke tuinkamer; de open vensters lieten het oog over eene bekoorlijke landstreek dwalen, aan welke de Alaas, met hare menigvuldige slingeringen een zoo schilderachtig aanzien verschaft. De familie bestond uit twee dochters en drie lieve nichtjes, die de heer M. tot zich bad genomen. Ofschoon elk van haar naar het scheen, met het meest geliefkoosde handwerk bezig was wisten zij nochtans van tijd tot tijd flink deel te nemen aan. een vroolijken en vrij luiden twist, want men was onderling bezig met vooruit te bepalen, aan welke soort van vermaak men zich dien avond zou over geven; de een wilde een tochtje op het meer, de ander gaf de voorkeur aan een rijtoertje, en allen legden zóóveel ijverzucht aan den dag, dat ieder gaarne hare eigén keuze gevolgd wil de zien dat inderdaad de goede verstandhouding er door bedreigd scheen te worden. Mevrouw M., die aan het hoofd stond van deze kleine republiek van vrouwen, had er gewis de eens gezindheid kunnen herstellen, door slechts haar oordeel uit te brengen, hetwelk niet zou afge keurd zq'n, maar zij scheen niets te hooren; haar blik was gevestigd op de jongste barer dochters, die, voor de piano gezeten, geen deel had genomen aan. den kleinen twist. De vingers der musicienne dwaalden onwil lekeurig over het klavier, en de tonen, welke zij er aan ontlokte, waren even somber als de gedachten, die deze voortbrachten. Lasthenie dus was haar naam, was nauwelijks zestien jaren oud, en toch drukte hare fijne en bekoor lijke gelaatstrekkeu eenig lijden uit, waaneer men.dien sohoonen maar tengeren hals be schouwde die eenigszins gekromde en toch nog elegante houding, vooral wanneer men acht sloeg op den gloed harer groote zwarte oogen, schitterende van geest en van eene koortsach tige opgewektheid, dan zou men tegelijkertijd door gedachten van vergankelijkheid en on sterfelijkheid overweldigd zijn geworden. Carolina M. begreep de onrustige blikken harer moeder, en zij sloeg hare gezellinnen voor om van plan te veranderen, dewijl Lasthenie veel te zwak was, om aan de door haar voorge stelde plannen deel te nemendaarop werd de kamerdeur geopend en de heer M. trad binnen, vergezeld door een jong man, die de uniform der keizerlijke garde droeg. Hij stelde dezen voor aan zijn vrouw, en voegde erbij, dat zij beiden de fabrieken bezocht hadden, en thans inderdaad uitgehongerd waren. Mevrouw M. lachte ongeveinsd, zij stond op, gaf bevelen dat er een of ander werd opgediend, kwam vervolgens terug en ging naast den jeug digen officier zitten, wiens beminnelijk en bleek gelaat haar reeds belangstelling inboezemde. Hij verhaalde dat hij, de baden te Yiohy moetende gaan gebruiken, welke hem waren aanbevolen, ter genezing eener vrij ernstige wond, was opgehouden vóór de ijzerfabriek, die hij nieuwsgierig opnam, toen juist mijnheer M. verscheen. Ik kon het niet van mij zelf verkrijgen, voegde hij er bij, het aanbod te weigeren om een paar uren van uw gastvrij huis gebruik te ma ken, na een zóó verschrikkelijke hitte als ik daar ondervond. Terwijl hij zoo sprak, had hij een snellen en steelsgewijzen blik geworpen op de schoone kop- j jes, die zich allen naar hem heengewend hadden. Alleen Lasthenie had hare eenzame plaats be houden; hij bemerkte haar en vroeg de jonge juffrouw M. of zij mede tot de familie behoor-, - Zij is mijn jongste zuster of lievor de helft eener zuster, antwoordde deze lachende want Lashenie is altijd zoo geheel onder het beheer harer gedachten en droomerijen dat zij, met wie zij verkeert haar nimmer geheel, maar slechts ten halve bezitten. Maar waarom toch die arme kleine weer zoo gelasterd zei mevrouw M. met zachten dwang; het, is niet mooi, Caroline! Daarna riep zij Lasthenie, die plaats nam en weer in mijmering verviel, zoo afgetrokken en kwijnend als zij was. Mevrouw M. had met haar gast een zeer le vendig gesprek aangeknoopt; hij sprak over den grooten man, die langen tijd de wereld aan zijn wil had onderworpen gehouden. De jeug dige krijgsman sprak over dit onderwerp met eene dweepzieke geestdrift; zijne uitdrukkingen waren krachtig, overredend en vol vuur. Las thenie werd er door getroffen; vervolgens ge roerd en bevende, begon zij met enthousiasme naar hem te luisteren, hetwelk hij aanvankelijk niet bespeurde. Eindelijk ontmoetten zich eikaars blikken; Lasthenie sloeg hare blikken niet neer, maar drukte zachtjes die hand harer moeder. Gij moest ons dezen geheelen dag schen ken, zei de gulle gastheer tot den vreemdeling; zie eens met hoeveel genoegen men u aanhoort. Er bestaat sympathie in ieders hart wanneer gij spreekt van dien man dien. wij allen bewon deren Komblijf, ik bid u er om. In den beginne werd er beleefdheidshalve voor deze hartelijke uitnoodiging bedanktmaar toen Lasthenie hare stem bij die harer moeder voegde, vond de jongeling op zijn lippen slechts een „ja," dat hem met een uitdrukking van dankbaarheid ontsnapte. Caroline spreidde te vergeefs al de edelste gaven baars geestes ten toon; de schoone of ficier beantwoordde deze met eene in 't oog loopende afgetrokkenheid; een ander beeld was in zijn ziel binnengeslopen: het was dat van Lasthenie. Na het middagmaal verlieten de jonge dames den salon. De heer M. gaf zijn gast een wenk om hem te volgen, zoo hij daarin genoegen nam. Hij vond de dames dartel en lachende weer, maar Lasthenie had er zich niet bijgevoegd. Hij zag haar op een soort van heuveltje geze ten, en ging naast haar plaats nemen. Peinzen de en nadenkende, beefde zij toen hij hem be merkte, en toch had zij hem ook verwacht. Betreurt gij het niet, aan dat spel geen deel te kunnen nemen? vroeg hij. Somwijlen, was haar antwoord, nochtans, ik smaak andere genoegens, sedert mijn geboor te, heb ik altijd zien beven voor mijn leven, en dikwijls is in mijn kinderaevhtig verstand deze zelfzuchtige gedachte opgekomen, dat eene zwakke gezondheid voor het teederst beminde wezen het zekerste middel is, om bemind te blijven. Een glimlach zweefde om de lippen van den jonkman. Ja, vervolgde Lasthenie, dan vereischt onze zwakheid een steun en iedereen beijvert zich ons dien op te dringen. Gelukkig, duizendwerf gelukkig zei hij met vuur "die man, die voor immer de steun van Lasthenie zijn mocht Op den schoot der schoone zieke lagen eenige veldbloemjes. Wellicht werden hare vingers cloor een louter instinct gedreven, want zij vlocht ze in kransen, gelijk aan die, waarmede men de graftomben siert. Ziedaar nu, zeide zij, een mijner méést geliefkoosde vermaken deze bloemen duren wel kort, maar terwijl mijn lijden mij verbiedt aan de toekomst te denken, betreur ik toch mijn werk nimmer. - D» toefcomstf mompelde de jongeling, zijne eigen gedachten beantwoordende, wie weet wat zij mijn vaderland oplevert?.... Geef mij die bloemen, voegde hij er bijzij zullen mij steeda herinneren aan den gelukkigsten. dag mijns levens. Gij moet lauweren inoogsten, antwoordde zijvervolgens voegde zij er, hare schoone, van teederheid schitterende oogen ten hemel slaan de, bijmijne verwachtingen zijn hieT, en de uwe daar ginds zij wees met hare hand naar een punt waar zij dacht dat het leger den vij and te gemoet moest gaan wij zullen beiden naar ons doel streven, niet waar? Gezamen lijk, maar gescheiden De schoone stralen der ondergaande zon drongen door de doornhaag, tegen welke zij leunde, haar maagdelijk hoofd was omgeven met licht, men zou gezegd hebben met een stra lenkrans, zulk een „weerschijn van glansen' vertoonde zich om haar hoofd. Aldus gestreeld door deze warme en purperkleurige tinten, was zij inderdaad schoon en dichterlijk, dde overspannen maagd van zestien jaren en de eer bied deed den krijgsman zijne knieën voor haai buigen. - Neen, o neenl zeide hij, mijne verwachtin gen zijn verdeeld; thans vertrouw ik u de helft er van toe; bewaar ze voor mjj, Lasthenie; wan neer hij mijn arm niet meer zal behoeven, kom ik u rekenschap vragen, Lasthenie wilde hem antwoorden, toen myn< heer en mevrouw M. voor hen stonden. Het meisje rustte, gelukkig en vertrouwelijk, op den arm des vreemdelinge; zoo naast hem, onder de hoede zijner zorg, scheen zij sterk en bemoe digd. Mevrouw M., die het bemerkte, zuchtte,' Maar hij moet ens morgen verlaten. Och! kom toch terug, beloof ons terug te zullen komen, herhaalden allen tegen den krijgsman, toen hij afscheid nam van de familie. Hij beloofde en verzekerde zulks, terwijl bij de hand der moeder drukte, die in zichzelf wensch te: Ochl ja dat hij toch wederkeere; dan zie ik mijne Lasthenie nog weer glimlachen!.... Hij zocht haaT met zijn blik; zij was verdwe nen; maar toen hij zich in den zadel had ge worpen en 'n laatsten blik richtte op dat zoo gastvrije huis, toen bemerkte hij voor een der vensters van de kamer die hij gebruikt had, de witte gedaante van Lasthenie. Yoor haar bestond er een afgrond tusschen heden en gisteren. Zij was vrouw geworden, zij beminde Lasthenie, wist den naam nog niet van hem, aan wien zij thans al hare gedachten had tovertTOUwd, aan wiens droomen zij de hare verbonden had. Een naamkaartje was op den fauteuil blijven liggen; zij maakte zich daarvan met gretigheid meester. De Saint Paul! riep zij uit, na gelezen te hebben, als ik dezen naam slechts één uur moet dragen zou ik overgelukkig eterven. Vervolgens werd het pand van deze innige en geheimzinnige verbintenis nabij het hart der maagd, geborgen't was haar een schat, het eenige tastbare teeken van die bartsvereering welke eenmaal geboren, zich in steeds toene mende mate verheft. Reeds waren er eenige maanden verloopen: de officier keerde niet weder en Lasthenie ge voelde hare krachten snel afnemen. Zij had naar al de bijzonderheden onderzoek gedaan be treffende den noodlottigen strijd te Mont-Saint- Jean en zij had geweend over de gesneuvelden aldaar, want de welsprekendheid van hem, dien zy beminde had in haar hart voor die strijder* een diep» en verheven sympathie deen ontstaan. En hem self verbeeldde zij zich altijd bleek en gekwetst voor zieh te ziem; sombere dreembeel- de» zweefden steed* voer hsar gee*t. Bedroefd in den fauteuil gezeten, dien zij niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 19