ALLERLEI.
De generaal en zijn
secrearis.
p i®t?| jg
5 f J
Ph>><3 I
f S H
g-s-gja-J
meer venïet, net z(j ztelf ïefleren morgen voor
een veneter dragen, waardoor zij den gTooten
landweg van Sedan overzien kon. Eens ontdekte
zij in de verte eene zich bewegende massa, een
wolk van stof. Het was een ruiter die in vollen
'en den weg afkwam. Lasthenie herkent de
aniform, het is de zijne, de uniform van de
oosterfelijke garde, waarvan zij al de ongeluk
ken kent. Haar hart klopt, haar gezicht ver
duistert, en toch wil zij opstaan, hem tegemoet
ijlen, want zij is alleen en zij kan hem met dat
ééne woord: „Ik bemin u!" het geluk uitdruk
ken, dat zijne komst haar verschaft .Maar hare
beenen wankelen. Zij valt weer machteloos,
uitgeput neder. Daar treedt een man binnen,
hij nadert haar, in zijne hand draagt hij een
erans van verdorde duizendschoonen en ver-
jgeet-mij-nietjes. Het is Saint-Paul niet, on een
zwartkrippen strik is op den arm van den
vreemdeling vastgehecht.
Ziedaar eene erfenis, sprak hij, zich tot
het meisje wendende. De laatste zucht van
Saint-Paul was het lispelen van uw naam; zoo
het waarheid is, dat gij een engel zijtween dan
niet, maar bid voor hem.
Wjj gaan te zamen bidden, zeide zij met
een doffe stem, want ik voel het, mijn droom is
ten einde
En het hoofd van Lasthenie viel néfcr, om zich
nimmer weer op te heffen.
Op zekeren dag zat de regeerings-secre-
caris Lorenz te Stargardt, in Pommeren, in
zijn nederige woning achter een berg van
akten begraven. Niettegenstaande al zijn
vlijt en de tevredenheid van zijn chefs kwam
de ijverige en bekwame man maar niet voor
uit. Zijn gering inkomen was op verre na
niet voldoende om zich met zijn talrijk ge
zin te onderhouden. Meer dan een jonger
collega was hem voorbij gestreefd en reeds
lang regeeringsraad met een aanzienlijk trac-
tement. De reden was daarin gelegen, dat
de secretaris al te bescheiden en te be
schroomd was, en het hem ook aan invloed
rijke begunstigers en bloedverwanten ont
brak. In zulk een staat van zaken moest
hij zich zoo veel mogelijk bekrimpen. Hij
droeg altijd den ouden rok van blauw la
ken en een versleten hoed. Zelfs de pruik,
welke in dien tijd door ieder fatsoenlijk
man gedragen werd, had hij uit spaarzaam
heid afgelegd. Hij liet daarvoor zijn haar
lang groeien en tot een stijven staart sa
menbinden, zooals in die dagen alleen hij de
soldaten gebruikelijk was.
Hij had reeds langer dan drie uren ge
schreven, toen zijne vrouw hem bij zijn
mouw trok.
Wat is het? vroeg hij, nauwelijks op
ziende.
Lorenz; het is tijd om uit te scheiden.
Wij zouden nog met de kinderen gaan wan
delen.
Ik kom dadelijk; laat mij nog maar
één bladzijde schrijven; gij kunt u misschien
aankleeden.
Ja, daar valt ook wat aan te kleeden,
hernam de vrouw klagende. Ik heb sights
mijn mantel om te slaan, opdat niemand
mijn versleten kleed ziet.
Zoo veel te beter, mompelde de secre
taris, ijverig voortwerkende. Dan verliest
gij, zoo als andere vrouwen, geen tijd voor j dende bediende een flesch rijnwijn en twee
den spiegel. Zoo als gij daar zijt, bevatt gij I glazen te brengen. Ondanks alle tegenstre-
mij best. i ving moest Lorenz naast den heer von Blan-
Deze vleierij beviel echter de vtouw van kensee plaats nemen en hem bescheid 4pen.
gereea" om uit te gaan, maar juist op dat
oogenblik werd er eerst zachtjes, daarna
luider, aan do deur geklopt,
Binnen, riep de secretaris-
Het was de bode van het stadhuis. Lo
renz verschrikte bij zijne verschijning, om
dat de man altijd met nieuwe akten placht
te komen.
—•Wat is het, Kiliaau? vroeg hij.
Mijnheer de secretaris, hernam deze
op een deftigen toon, moet ©ogenblikkelijk
bij den president komen. Ben generaal uit
Berlijn hier aangekomen, wil mijnheer Lo
renz spreken.
Mij? zeide Lorenz ongeloovig. Dat is
zeker een vergissing. Gij hebt alweer slecht
gehoord, Ei liaan.
Waarlik niet. Het moet bovendien zeer
pressant zijn, want ik heb in last u op
staanden voet mee te nemen.
Wat kan de generaal van mij verlan-,
gen?
Ja, dat weet ik niet-. Ga maar dadelijk j
mee, want zulk een groot heer verliest al-
licht het geduld.
Met een zucht,d ie de voorgenomen wan-
deling en het kruikje bier gold, volgde Lo
renz den bode naar het stadhuis. Deze gaf
hem nauwelijks tijd van zijn vrouw af
scheid te nemen en haar met de zaak be-
kendt e maken.
Wat zal het zijn? zei de vrouw genie-j
lijk'. Men zal u een nieuwe commissie op-
dragen, want gij zijt en blijft een geduldige
ezel, die alles draagt-, wat de anderen niet
willen dragon, en tot loon moet gij u met
distelen vergenoegen.
Met een kloppend hart trad Lorenz de j
woning van den president binnen. Daar vond
hij een deftig heer in generaals-uniform, met j
een zwaren, grijzen knevelbaard en een lan-
gen staart in den nek.
De generaal zag Lorenz een geruimen tijd
met een onderzoekenden blik aan, en wend-
zich daarop tot den president.
Is dat de man? vroeg hij met grimmig J
gelaat.
Het is een van mijne bekwaamste amb
tenaren, merkte de president aan.
Maar hij heeft nauwelijks de maat. j
bromde de generaal, verachtelijk de schou- j
ders ophalende.
Bij de zaak, waarvoor Uwe Excellen-
tie hem noodig heeft-, komt het toch voor-
namelijk op het hoofd aan. Ik zal i met
hem alleen laten; dan kunt gij ongestoord
met hem over de zaak spreken.
Daarop verwijderde zich de president, cn
Lorenz bleef alleen mot den vreemdeling
die niemand anders was dan de generaal-1
majoor Peter von Blankensee.
Deze legde zijn krachtige handen op de
zwakke schouders van den secretaris en zag
hem lang met een onderzoekenden blik aan.
Kunt gij rekenen, vroeg hij na een
pauze.
Ja, uwe Excellentie, antwooi'dde Lo- j
renz op bedeesden toon.
Goed! Gij gaat heden nog met mij
mede om uit te cijferen wat Pommeren on
zen allergenadigsten koning opbrengen kan.
Zijne Majesteit wil dat weten, en wij moe
ten dadelijk aan het werk.
Zeer wet. Uwe Excellentie.stotterde de
secretaris. Uw wil is mij zooveel als een
bevel, en ik zal alles in het werk stellen
wat in mijn vermogen is om uw gunst en
tevredenheid te verwerven.
Bravo! zei de generaal. Gij zijt een
hupsch man en gij bevalt mij.
Lorenz maakte eene diepe buiging. De
generaal schelde en beval don binnentre
den secretaris niet. Zij verliet het vertrek
met een diepen zucht, welke haar vendelen
toilet gold. Lorenz zag haar bedenkelijk na,
nam een snuifje, zoo behoedzaam echter,
Onder het drinken ging den ouden snorre-
baard het hart nu en dan open; dan legde
hij zijn streng militair uitzicht of en ver- j
anderde in de boste ziel der wereld. Wei
dat er geen korreltje op zijn geplooid over-'dra had hij voord en bescheiden secreta-
hemd viel en werkte rustig voort. ris geen geheim meer en klaagde hem zijn
Eindelijk wa-s hij klaar. Hij legde de akten
zorgvuldig ter zijde, trok de grijze, mou
wen uit. die hij, om zijn ouden rok te sparen,
had aangetrokken, haalde zijn hoed van bo
ven en borstelde hem luchtig en zachtjes
op, om de weinige haren, die me» er op
zien kon, niet geheel weg te borstelen.
Hij wierp nog eon blik op de klok.
Dat noem ik eens werken, zei hij met
zelftevredenheid. Dat doet mij niemand na;
daarvoor wil ik nu dan ook eene uitspan
ning hebben; ik heb vandaag mijn kruikje
bier wel verdiend; dat zal mij smaken.
In deze vroolijke luim haalde hij zijn
wandelstok uit den hoek en maakte zich
jrooten nood. Koning Frederik Willem I
had den eerlijken Peter van Blankensee een
hoogst moeilijke last opgedragen. De gene- j
raai moest namelijk de provincie Pommeren
schatten en de verdeeling dor noodigc be
lastingen regelen. Vruchteloos was zijn te
genspraak end e voorstelling, dat hij zich
nooit met het finantiewezen had opgehou
den. Naar het gevoelen van den koning
moest een braaf soldaat alles verstaan en
in geval van nood ook financier zijn.
Wat zou de generaal doen? Hij moest zich
naar den koninklijken wil voegen en de reis
aanvaarden, ofschoon hij van het belasting
stelsel zooveel verstond als van koorddan
sen. In deze verlegenheid had hij zich' ge
wend tot den president^ zijn ouden vriend,
end eze had hem Lorenz als een geschikt
persoon aangewezen. Dit vertelde de gene
raal onder het ledigen van een glas wijn
aan den secretaris, die langzamerhand, naar
mate, de ongewone drank hem naar het hoofd
steeg, zijne schroomvalligheid aflegde, het
geen hem in het oog van zijn nieuwen chef
in waarde deed rijzen. Zij scheidden als vrien
den, en Lorenz moest beloven den volgen
den morgen terug te komen en den generaal
in zijn moeilijk werk te ondersteunen.
Reeds den volgenden dag begaven zij zich
op reis en maakten een begin met de schat
ting der onderscheiden© landstreken, dorden
en riddergoederen. Lorenz arbeidde met den
meesten vlijt, terwijl de generaal op het werk
even vlijtig toezag en daarbij zijn glaasje ge
bruikte. Het werk was echter niet zoo spoe
dig afgeloopen als de ongeduldige koning ver
langde en verwachtte.
Hij zond daarom den eenen bode na den
anderen naar Blankensee, teneinde den uitslag
der zaak te vernemen. De generaal van zijD
kant spoorde den ijverigen Lorenz gedurig
aan; maar deze zag zich buiten staat aan alle
eischen te voldoen. Het werk was voor één
mensch te groot. De wakkere secretaris nam.
nog do nachten te baat. maar in weerwil van
den grootsten vlijt en inspanning? kon hij het,
onmogelijke toch niet mogelijk maken. Toen
de generaal daarvan overtuigd was, besloot
hij zelf naar Berlijn te gaan, om den koning
een voorioopig verslag van den loop dor zaak
te geven. Te dien einde het bij Lorenz een
klein uittreksel uit de stukken opmaken, het
welk ook voldoende was. Met. dezen talisman,
die zijn zwak geheugen te hulp moest komen,
uitgerust, begaf Peter von Blankensee zich
op weg naar de residentie.
Ongelukkigerwijze verloor de generaal het
dierbare geschrift, dat zijn eenige steun was,
op de reis naar Berlijn, en tot zijn grooten
schrik ontwaarde hij zijn smartelijk verlies
niet eer voordat het te laat was om het te
herstellen. Klagen en kennen kon hem ech
ter niets baten, en daar hij het stuk verschei
dene malen had gelezen en herlezen, hoopte
hij ook zónder dit er door te worstelen en
den koning 't, verlangde rapport te kunnen
geven.
Om echter volkomen zeker te zijn van zijne
zaak, wilde hij vooraf eene proef nemen. In de
nabijheid van Berlijn begon hij in zichzelf
van zijne zending verslag te geven. Maar ach'
reeds bij de eerste woorden bleef hij steken,
want, behalve dat hij geen groot redenaar was,
liet zijn zwak geheugen hem in den steek.
Hij gaf daarom deze ongelukkige proef op
en vervolgde met een beklemd hart zijne
reis naar Berlijn. Zoodra hij van kleederen
verwisseld had. begaf hij zich naar het slot.
waar hem de koning met de grootste vreug
de .ontving en vurig naai- zijn rapport vér
langde.
De generaal, die niet zoo heel dom was, had
intusschen een uitvlucht gevonden. Hij ver
zocht den koning, zijn rapport schriftelijk te
mogen indienen, en verlangde daarvoor een
bekwaam schrijver, aan wien hij zijn relaas
zou kunnen dicteereu. Oogenblikkelijk werd
naar het departement van financiën het bevel
gezonden om een daartoe geschikt persoon
ter beschikking van den generaal te stellen.
Tob dat einde begaf zich von Blankensee zelf
naar het ministerie en liet de voorgestelde
ondergeschikte beambten formeel de revue,
passeeren. Eindelijk koos hij den grootsteD
(langsten) schrijver, die naar zijne meening
ook de vlugste en geschikste moest wezen.
Toen de generaal zich met dezen alleen be
vond, richtte hij tol den grooten schrijver deze
zonderlinge vraag:
Kunt gij schrijven?
En du aangesprokene boog zich voorover.
Uwe Excellentie! ik ben geheim-corres'
pondent bij bet departement van financiën.
Nu, dat verheugt mij, hernam de gene
raal op vrieridelijken toon: gij schijnt ook
oen braaf man te zijn; gij zult wel 6 voet
meten. Welnu, ga zitten en schrijf. Ik moet
den koning zeggen wat Pommeren kan op
brengen.
Uwe Excellentie heeft slechts te beve
len, hernam de schrijver, zich weder voor
over buigende.
Daarop begon hij inet den datum en de
titulatuur van den koning te schrijven.
De generaal zag hem verwonderd en opmer-
zaam aan.
Wat doet gij daar? vroeg hij den schrij
ver.
Ik schrijf den gebruikelijken vorm.
O, gij zijt een knappe vent; ga voort
De schrijver had intusschen de pen neer
gelegd en zag Blankensee vol verwachting
ïan. Ook de generaal zag aem vol verwachting op het papier uit, maar ook over den nieu-
wen galarok.
Blankensee en Lorenz zagen elkaar gedu
rende eenige minuten ontzet en sprakeloos
aan. De generaal kwam het eerst weer tot
bezinning. Bij een nauwkeurig onderzoek
bleek het, dat de schade niet zoo beduidend
Het ver-
blad
zijde was beklad; do galarok, daarentegen
was geheel onbruikbaar geworden.
Neem een ander vel, zeide Blankensee,
en herstel de schade. Wij moeten ons zoo goed
goed mogelijk helpen. Ik zal u een van mijne
uniformen geven; gij trekt die aan; de ko
ran.
Nu waarom schrijft gij niet voort?
vroeg deze.
Ik wacht toflat Uwe Excellentie mij dic
teert.
Wat? Dicteeren? schreeuwde do gene
raal met- een grimmig gelaat. Ik geloof tochiwas a*s z"ms aanvankelijk scheen. He
dat gij schrijven kunt; schrijf, of ik zal uweinig bedorven; een enkple
De ontstelde beambte greep dadelijk naar
zijne pen.
De generaal daarentegen stapte wanhopig
in het vertrek op en neder.
O mijn God! mijn God! jammerde hij.
Ik ben zoo oud geworden en nu zou er een
blaam op mij kleven? Wat za,l de kon ine nmg zal het niet kwalijk nemen; gij zijt een
eerlijk man en zult mijn generaalsuniform
niet onteeren.
Daarop begaven zich beiden naar bed cn
sliepen rustig tot des middags twaalf uur.
De generaal kleedde zieh aan en Het uit zijne
garderobe een fraaie, splinternieuwe uniform
voor Lorenz krijgen. De rok was den kleinen
zoggen, wanneer Blankensee den hem opge
dragen last niet volbrengt? O Lorenz! Lo
renz! Waart gij maar hier, gij zoudt mij
uit den nood helpen. Dat is een man! die
kan nog wat!
De schrijver had zich intusschen - gehaast
hét bevel van den generaalóp te volgen
-Hij schreef zijn komische klacht woordelijk j secretaris veel te groot; hij zag er uit als een
ter neer.
vogelverschrikker. Er was echter niets aan
Blankensee, die hem nu weder aanzag be- fce doenJ men moest van den nood eene deugd
vnejfkte wat hij deed.
j maken. Onderweg gaf de generaal zijn
be-
Kerel! schreeuwde hij hem toe, wat £Chermeling nog menigen goeden wenk en
verbeeldt gij u?
Uwe Excellentie! stotterde de beamb
te, ik schrijf wat Uwe Excellentie mij dic
teert.
Ezel! riep de generaal, van gramschap
hijgende, terwijl i^ij naar den ontstelden
schrijver toeschoof en het aangevangen rap
port verscheurde. Daarbij maakte hij een be-
onderrichtte hem hoedanig hij zich aan de
vorstelijke tafel gedragen moest. Hij beval
hem bovenal streng aan niet te veel wijn
te drinken, terwijl hij alsdan licht vergeten
kon waar hij was.
Lorenz beloofde zijn raad stipt op te vol
gen, en zcso kwamen zij weldra in het slot
aan.
Toen de koning den secretaris in de geno-
weging met zijn stok, waarvan de schrijver „„o)c.
het .gevolg niet afwachtte. Zoo snel als zijn 'f hem veel te wijd en te
beenen het toelieten, ontvlood hij de nabij-'! ?ar! 5P
beid van den gevreesden man. I g 1 1\eei?-luid -°fclater mt-
Nog geheel ontstemd door dat tooncel ijlde j f-oninï r J V f CD Ï°T
Blankensee naar den koning zekerde dep koning, dat zijn beschermeling
- Welnu men beste Blankensee! riep hem g e» bekwaam man was, wien luj
deze genadig toe. zijt gij reeds met het werk! msen uniform gegeven had. omdat de
gereed' secretarisgeen galarok bezat. Ook Lorenz
- Ach! Uwe Majesteit! hernam de gene- Xïïn tt'dt £ad,°P"
raai op klagenden toon, onder al do beambten
bij het departement van financiën is er niet ÏS °n.8Prak baarbij zoo
één, die wat verstaat. Uwe Majesteit gelieveF'bevattelijk dat de koning hem hoogst
Lorenz te ontbieden. Hij heeft wel niet del '*'V
maat, maar hij weet alles op een haar. OI Blai-ken.sfe heef? ?elPk' zei genadigde
dat is een man, die uwe Majesteit; .zeker be- 'V i ,f13JLvf" en geschikt mars,
vallen zal. u Treten beloouen. Gij doet de
suniform, welke gij draagt, eer aan.
Blankensee verhief de bekwaamheid van Lo- .De overgelukkige Lorenz boog zich diep
renz zoo hoog, dat de koning inderdaad j ter aarde. Duizelig van vreugde, was hij bij-
nieuwsgieng werd zulk een wonder van ken-na op den gladden vloer neergestort, indien
nis en geleerdheid te leeren kennen. Hy zonddc generaal hem niet gelukkig bij de lange
oogenblikkelijk een bodo naar Pommeren met panden gegrepen en hem terug gehouden had
bevel om Lorenz onmiddellijk naar Berlijn Dit deed den koning opnieuw lachen, en het
te ontbieden. De bescheiden secretaris was geheele hof lachte mee
door deze boodschap niet weinig verrast. Hij j Aan tafel werd de' generaal van zijn be,
verzamelde zijn akten en rapporten en be
gaf zich met een kloppend hart uaar de
residentie. Zoodra hij te Berlijn was aango
oien, werd zulks den koning bericht. Deze
gaf daarop bevel, dat hij met Blankensee het
verlangde rapport zou opmaken en hem daar
van verslag doen. Beiden werden buitendien
bij Zijne Majesteit aan tafel genoodigd.
De generaal was ten hoogste verheugd zijn
ouden Lorenz weder té zien.
Kerel! riep hij in een vroolijke luim,
wat zijt gij gelukkig! gij zult morgen bij
den koning eten.
Onmogelijk! hernam de oude secretaris
op verlegen toon. Ik moet het versiag nog
opmaken, en ik kom er niet mede klaar, al
bleef ik ook den geheelen nacht opzitten.
schermeiing gescheiden. Hij verloor hem ech
ter geen oogenblik uit het oog, en zoo dik
wijls Lorenz bet glas aan den mond bracht,
gaf hem Blankensee een wonk, om hem zijne
belofte te herinneren. De secretaris proefde
dan even van den heerlijken rijnwijn, die voor
hem stond. Plotseling stond de koning van
zijn zetel op en liet zich een vollen bokaal
brengen.
Leve de geheimraad Lorenz! sprak de
goede vorst.
Deze toast bracht den gelukkigen secre
taris geheel in verwarring. Hij was nauwelijks
in staat eenige woorden van dankbetuiging
te stamelen; hij was geheel bedwelmd door
die onverwachte verheffing.
Toen de tafel was afgenomen, begaf zich
f konl"f nwrto rUz.,1
Aan een lange, eenvoudige houten tafel zaten
daar generaals en ministers als eenvoudige
burgerlieden bij een glas wijn of bier. Men
Ik bezit niets anders dan den ouden blau
wen, rok, dien ik hier aan heb.
Dat heeft niets te beduiden zeide zijn
begunstiger. De kleermaker zal u terstondonderhield zich op een vrijen, ongedwongen
de maat nemen en u nog heden een galarok toon; zelfs bijtende scherts werd niet kwalijk
maken, waarmede gij voor den dag kunt ko- genomen. Een van hen moest het nieuwsblad
men. Maar ga zitten en schrijf, opdat wij j voorlezen, en men twistte la-ng en breed over
met eere voor den koning kunnen vorschi.j- j oorlog en vrede. In den loop van den avond
nen. j richtte de koning meermalen het woord tot
De kleermaker werd ontboden en nam Lo-Rm nieuwen geheimraad, en deze deed zijn
renz de maat voor een rok, die op bevel van best om steeds een bevredigend antwoord te
den géneraal rijk met goud gegalonneerd geven, zoodat Lorenz al meer en meer in des
moest worden. Tegen den avond was de rek konings gunst steeg. Daar men hem iutus-
reeds klaar. De secretaris moest hem aan- schen van alle kanten toesprak en de gene-
passen, en daar hij geen oogenblik bij zijn r^al het wenken vergat, dronk hij meer dan
werk mocht verliezen, hield hij den galarok j bij we! verdragen kon. Door de vermoeiende
aan. Zoo schreef hij zonder ophouden tot na r°is en den nachtelijken arbeid afgemat, sliep
middernacht. Blankenset: za-st naast hem en hij eindelijk in en viel, tot schrik van den
had als naar gewoonte voor eene flesch goeden I generaal, in tegenwoordigheid des konings
wijn gezorgd om zijn beschermeling te ster-i van zijn stoel
O Lorenz! riep de ontstelde Blanken
see. Welk.een schande dóet gij mij aan! Uwe
Majesteit neme het niet kwalijk; de man kan
niets verdragen.
Mijn beste Blankensee! hernam de ko
ter meer op zijn gemak zij,, zullen wij hem
naar uwe woning laten brengen.
Op het bevel des konings mossten twee be
dienden Lorenz opnemen en in een draagstee!
naar de woning van den generaal brengen
Daar het echter reeds laat was en niemand oj
hun kloppen wilde openen legden zij hur
last voorzichtig voor de huisdeur neer. Daar
lag nu de* nieuwe geheimraad in generaals
uniform en snorkte om hef hardst
Kort daarop verliet ook Blankensee het
paleis. Hoe verbaasd zag hij op. toen hij zijn
beschermeling in zulk een toestand aan
schouwde. De fraaie uniform was, helaas erg
bomodderd en zag er vrij morsig uit De ge
nebaal was er een weinig ontstemd over.
O, Lorenz! riep hij op klagenden toon,
wat hebt gij gedaan? Zijt gij geheimraad?
Gij zijt een!
Daar echter de aangesprokene vast sliep,
en hem niet hooren kon, bleef den goeden
Blankensee niets anders over, dan zijn be
schermeling zelf naar bed te brengen.
Den volgenden morgen geloofde Lorenz
slechts gedroomd te hebben. Eerst toen zijl
oog op het genadig handschrift des konings
viel, dat zijn benoeming tot geheimraad in
hield, herinnerde hij zich het gebeurde van
den vorigen dag en de gunst der fortuin. De
generaal wenschtc hem van harte geluk.
Maar mijne uniform leen ik u nooit Weer
zei hij met een verzoenend lachje.
Lorenz moest nog eenige dagen in Berlijr
verblijven. Hij werd ook weder op 't paleis ge
noodigd, waar hij zich beter hield dan de
eerste maal. De koning gaf hem herhaalde
bewijzen van zijn genade. Eindelijk keerde hi,
naar Stargardt terug, waar zijn vrouw hem
nieuwsgierig tegemoet kwam.
Welnu?
mee van Berlijn? Gij hebt zeker voor al uwe
moeite niets gekregen? Gij zijt en blijft een
geduldige ezel en zult nooit verder bren
gen.
Ditmaal hebt gij het mis, zei Lorenz
bedaard. Ik heb onzen genadigen koning ge
zien, en hij heeft mij tot geheimraad be
ncemd.
Gij geheimraad? Gij wilt den spot met.-
mij drijven.
Na haalde Lorenz zijn diploma voor den
dag en zijne vrouw zonk weenend aan zijne
borst.
Aan wien hebt gij dat te danken? vroeg
zij nog altijd ongeloovig.
Aan mijne beide neven.
Daar hebt gij nooit te voren van ge
sproken.
Gij kent ze toch reeds zoo lang als gij
mij kent.
Eu hoe lieoten zij dan?
Vlijt en rechtschapenheid.
Voor deze beide koesterde de vrouw van
den geheimraad sedert clien tijd den diepsten
eerbied. Zij voorkwam alle wenschen van
haar man, en twistte niet meer met hem,
wanneer hij werkte. Lorenz hand haafde zich
door zijn vlijt cn rechtschapenheid niet al
leen in zijn post, maar verkreeg later nog
een hoogere betrekking. De koning bleef gé
negen en verhief hem zelfs tot den adel
stand.
Ook de generaal vergat zijn schrijver niet
en zond hem ieder jaar tegen Kerstmis oen
vat ouden rijnwijn, opdat hij er zich aan
gewennen mocht. Dit gelukte Lorenz dan ook
zoowel, dat na verloop vari eenigen tijd de
wijn hem evenmin naar het hoofd steeg als
zijn welverdiend geluk. L.K.
vroeg zy, wat nieuws brengt gi.
ken. Met behulp van dezen tcoverdrank kwam
het werk ook gelukkig tot stand. De ijverige
secretaris had tegen het aanbreken van den
dag den laatsten regel op het papier gezet,
maar meer dau vermoeid en slaperig, nam hij
in verstrooiing, in plaats van den zandkoker, ning, wie zooveel voor mij gewerkt heeft, mag
den inktkoker op, en stortte dezen niet alleen in mijn bijzijn gerest slapen. Opdat hij ech- perkend 'had-
HOE KONINGIN VICTORIA VAN ENGE
LAND GEFOPT WERD.
De dezer dagen overleden 80-jarige Sir
William Preece was in zijn vaderland, En
geland, een beroemdheid op electrisch ge
bied. Eens zou hij koningin Victoria op de
hoogte brengen van de pas uitgevonden te-
fonie. Tot dat doel werden Osborne, het,
verblijf van de koningin, en Londen telefo
nisch verbonden. De l^oningin zou dan in
haar paleis een muziekkorps, dat te Londen
speelde, kunnen hooren. Maar de koningin
kwam wat laat en daardoor werd het korps
muzikanten naar huis gezonden. Maar even
daarna kreeg Preece bericht, dat de konin
gin wensen te te luisteren. Wat zou hij doen?
Hij besloot zelf maar als orkest op te tre
den en begon het Engelsche volkslied in
de telefoon te neuriën. Toen hij gedaan had,
vroeg hij aan de koningin, of zij de melodie
u
L, C tv'
S O
■M I
<r« c r. i r- »- to- M H w
<H S rA W Irt -S CD «-.OW
*6# 0
ornntor» nnnrl k'oninrr TtVorlWillAm T
i i n*i •-» l.-.-in Aii 1* a i t.
i t i ai^ aL 1-1-a K 1, J l_ 1. 1