ALLERLEI. De generaal en zijn secrearis. p i®t?| jg 5 f J Ph>><3 I f S H g-s-gja-J meer venïet, net z(j ztelf ïefleren morgen voor een veneter dragen, waardoor zij den gTooten landweg van Sedan overzien kon. Eens ontdekte zij in de verte eene zich bewegende massa, een wolk van stof. Het was een ruiter die in vollen 'en den weg afkwam. Lasthenie herkent de aniform, het is de zijne, de uniform van de oosterfelijke garde, waarvan zij al de ongeluk ken kent. Haar hart klopt, haar gezicht ver duistert, en toch wil zij opstaan, hem tegemoet ijlen, want zij is alleen en zij kan hem met dat ééne woord: „Ik bemin u!" het geluk uitdruk ken, dat zijne komst haar verschaft .Maar hare beenen wankelen. Zij valt weer machteloos, uitgeput neder. Daar treedt een man binnen, hij nadert haar, in zijne hand draagt hij een erans van verdorde duizendschoonen en ver- jgeet-mij-nietjes. Het is Saint-Paul niet, on een zwartkrippen strik is op den arm van den vreemdeling vastgehecht. Ziedaar eene erfenis, sprak hij, zich tot het meisje wendende. De laatste zucht van Saint-Paul was het lispelen van uw naam; zoo het waarheid is, dat gij een engel zijtween dan niet, maar bid voor hem. Wjj gaan te zamen bidden, zeide zij met een doffe stem, want ik voel het, mijn droom is ten einde En het hoofd van Lasthenie viel néfcr, om zich nimmer weer op te heffen. Op zekeren dag zat de regeerings-secre- caris Lorenz te Stargardt, in Pommeren, in zijn nederige woning achter een berg van akten begraven. Niettegenstaande al zijn vlijt en de tevredenheid van zijn chefs kwam de ijverige en bekwame man maar niet voor uit. Zijn gering inkomen was op verre na niet voldoende om zich met zijn talrijk ge zin te onderhouden. Meer dan een jonger collega was hem voorbij gestreefd en reeds lang regeeringsraad met een aanzienlijk trac- tement. De reden was daarin gelegen, dat de secretaris al te bescheiden en te be schroomd was, en het hem ook aan invloed rijke begunstigers en bloedverwanten ont brak. In zulk een staat van zaken moest hij zich zoo veel mogelijk bekrimpen. Hij droeg altijd den ouden rok van blauw la ken en een versleten hoed. Zelfs de pruik, welke in dien tijd door ieder fatsoenlijk man gedragen werd, had hij uit spaarzaam heid afgelegd. Hij liet daarvoor zijn haar lang groeien en tot een stijven staart sa menbinden, zooals in die dagen alleen hij de soldaten gebruikelijk was. Hij had reeds langer dan drie uren ge schreven, toen zijne vrouw hem bij zijn mouw trok. Wat is het? vroeg hij, nauwelijks op ziende. Lorenz; het is tijd om uit te scheiden. Wij zouden nog met de kinderen gaan wan delen. Ik kom dadelijk; laat mij nog maar één bladzijde schrijven; gij kunt u misschien aankleeden. Ja, daar valt ook wat aan te kleeden, hernam de vrouw klagende. Ik heb sights mijn mantel om te slaan, opdat niemand mijn versleten kleed ziet. Zoo veel te beter, mompelde de secre taris, ijverig voortwerkende. Dan verliest gij, zoo als andere vrouwen, geen tijd voor j dende bediende een flesch rijnwijn en twee den spiegel. Zoo als gij daar zijt, bevatt gij I glazen te brengen. Ondanks alle tegenstre- mij best. i ving moest Lorenz naast den heer von Blan- Deze vleierij beviel echter de vtouw van kensee plaats nemen en hem bescheid 4pen. gereea" om uit te gaan, maar juist op dat oogenblik werd er eerst zachtjes, daarna luider, aan do deur geklopt, Binnen, riep de secretaris- Het was de bode van het stadhuis. Lo renz verschrikte bij zijne verschijning, om dat de man altijd met nieuwe akten placht te komen. —•Wat is het, Kiliaau? vroeg hij. Mijnheer de secretaris, hernam deze op een deftigen toon, moet ©ogenblikkelijk bij den president komen. Ben generaal uit Berlijn hier aangekomen, wil mijnheer Lo renz spreken. Mij? zeide Lorenz ongeloovig. Dat is zeker een vergissing. Gij hebt alweer slecht gehoord, Ei liaan. Waarlik niet. Het moet bovendien zeer pressant zijn, want ik heb in last u op staanden voet mee te nemen. Wat kan de generaal van mij verlan-, gen? Ja, dat weet ik niet-. Ga maar dadelijk j mee, want zulk een groot heer verliest al- licht het geduld. Met een zucht,d ie de voorgenomen wan- deling en het kruikje bier gold, volgde Lo renz den bode naar het stadhuis. Deze gaf hem nauwelijks tijd van zijn vrouw af scheid te nemen en haar met de zaak be- kendt e maken. Wat zal het zijn? zei de vrouw genie-j lijk'. Men zal u een nieuwe commissie op- dragen, want gij zijt en blijft een geduldige ezel, die alles draagt-, wat de anderen niet willen dragon, en tot loon moet gij u met distelen vergenoegen. Met een kloppend hart trad Lorenz de j woning van den president binnen. Daar vond hij een deftig heer in generaals-uniform, met j een zwaren, grijzen knevelbaard en een lan- gen staart in den nek. De generaal zag Lorenz een geruimen tijd met een onderzoekenden blik aan, en wend- zich daarop tot den president. Is dat de man? vroeg hij met grimmig J gelaat. Het is een van mijne bekwaamste amb tenaren, merkte de president aan. Maar hij heeft nauwelijks de maat. j bromde de generaal, verachtelijk de schou- j ders ophalende. Bij de zaak, waarvoor Uwe Excellen- tie hem noodig heeft-, komt het toch voor- namelijk op het hoofd aan. Ik zal i met hem alleen laten; dan kunt gij ongestoord met hem over de zaak spreken. Daarop verwijderde zich de president, cn Lorenz bleef alleen mot den vreemdeling die niemand anders was dan de generaal-1 majoor Peter von Blankensee. Deze legde zijn krachtige handen op de zwakke schouders van den secretaris en zag hem lang met een onderzoekenden blik aan. Kunt gij rekenen, vroeg hij na een pauze. Ja, uwe Excellentie, antwooi'dde Lo- j renz op bedeesden toon. Goed! Gij gaat heden nog met mij mede om uit te cijferen wat Pommeren on zen allergenadigsten koning opbrengen kan. Zijne Majesteit wil dat weten, en wij moe ten dadelijk aan het werk. Zeer wet. Uwe Excellentie.stotterde de secretaris. Uw wil is mij zooveel als een bevel, en ik zal alles in het werk stellen wat in mijn vermogen is om uw gunst en tevredenheid te verwerven. Bravo! zei de generaal. Gij zijt een hupsch man en gij bevalt mij. Lorenz maakte eene diepe buiging. De generaal schelde en beval don binnentre den secretaris niet. Zij verliet het vertrek met een diepen zucht, welke haar vendelen toilet gold. Lorenz zag haar bedenkelijk na, nam een snuifje, zoo behoedzaam echter, Onder het drinken ging den ouden snorre- baard het hart nu en dan open; dan legde hij zijn streng militair uitzicht of en ver- j anderde in de boste ziel der wereld. Wei dat er geen korreltje op zijn geplooid over-'dra had hij voord en bescheiden secreta- hemd viel en werkte rustig voort. ris geen geheim meer en klaagde hem zijn Eindelijk wa-s hij klaar. Hij legde de akten zorgvuldig ter zijde, trok de grijze, mou wen uit. die hij, om zijn ouden rok te sparen, had aangetrokken, haalde zijn hoed van bo ven en borstelde hem luchtig en zachtjes op, om de weinige haren, die me» er op zien kon, niet geheel weg te borstelen. Hij wierp nog eon blik op de klok. Dat noem ik eens werken, zei hij met zelftevredenheid. Dat doet mij niemand na; daarvoor wil ik nu dan ook eene uitspan ning hebben; ik heb vandaag mijn kruikje bier wel verdiend; dat zal mij smaken. In deze vroolijke luim haalde hij zijn wandelstok uit den hoek en maakte zich jrooten nood. Koning Frederik Willem I had den eerlijken Peter van Blankensee een hoogst moeilijke last opgedragen. De gene- j raai moest namelijk de provincie Pommeren schatten en de verdeeling dor noodigc be lastingen regelen. Vruchteloos was zijn te genspraak end e voorstelling, dat hij zich nooit met het finantiewezen had opgehou den. Naar het gevoelen van den koning moest een braaf soldaat alles verstaan en in geval van nood ook financier zijn. Wat zou de generaal doen? Hij moest zich naar den koninklijken wil voegen en de reis aanvaarden, ofschoon hij van het belasting stelsel zooveel verstond als van koorddan sen. In deze verlegenheid had hij zich' ge wend tot den president^ zijn ouden vriend, end eze had hem Lorenz als een geschikt persoon aangewezen. Dit vertelde de gene raal onder het ledigen van een glas wijn aan den secretaris, die langzamerhand, naar mate, de ongewone drank hem naar het hoofd steeg, zijne schroomvalligheid aflegde, het geen hem in het oog van zijn nieuwen chef in waarde deed rijzen. Zij scheidden als vrien den, en Lorenz moest beloven den volgen den morgen terug te komen en den generaal in zijn moeilijk werk te ondersteunen. Reeds den volgenden dag begaven zij zich op reis en maakten een begin met de schat ting der onderscheiden© landstreken, dorden en riddergoederen. Lorenz arbeidde met den meesten vlijt, terwijl de generaal op het werk even vlijtig toezag en daarbij zijn glaasje ge bruikte. Het werk was echter niet zoo spoe dig afgeloopen als de ongeduldige koning ver langde en verwachtte. Hij zond daarom den eenen bode na den anderen naar Blankensee, teneinde den uitslag der zaak te vernemen. De generaal van zijD kant spoorde den ijverigen Lorenz gedurig aan; maar deze zag zich buiten staat aan alle eischen te voldoen. Het werk was voor één mensch te groot. De wakkere secretaris nam. nog do nachten te baat. maar in weerwil van den grootsten vlijt en inspanning? kon hij het, onmogelijke toch niet mogelijk maken. Toen de generaal daarvan overtuigd was, besloot hij zelf naar Berlijn te gaan, om den koning een voorioopig verslag van den loop dor zaak te geven. Te dien einde het bij Lorenz een klein uittreksel uit de stukken opmaken, het welk ook voldoende was. Met. dezen talisman, die zijn zwak geheugen te hulp moest komen, uitgerust, begaf Peter von Blankensee zich op weg naar de residentie. Ongelukkigerwijze verloor de generaal het dierbare geschrift, dat zijn eenige steun was, op de reis naar Berlijn, en tot zijn grooten schrik ontwaarde hij zijn smartelijk verlies niet eer voordat het te laat was om het te herstellen. Klagen en kennen kon hem ech ter niets baten, en daar hij het stuk verschei dene malen had gelezen en herlezen, hoopte hij ook zónder dit er door te worstelen en den koning 't, verlangde rapport te kunnen geven. Om echter volkomen zeker te zijn van zijne zaak, wilde hij vooraf eene proef nemen. In de nabijheid van Berlijn begon hij in zichzelf van zijne zending verslag te geven. Maar ach' reeds bij de eerste woorden bleef hij steken, want, behalve dat hij geen groot redenaar was, liet zijn zwak geheugen hem in den steek. Hij gaf daarom deze ongelukkige proef op en vervolgde met een beklemd hart zijne reis naar Berlijn. Zoodra hij van kleederen verwisseld had. begaf hij zich naar het slot. waar hem de koning met de grootste vreug de .ontving en vurig naai- zijn rapport vér langde. De generaal, die niet zoo heel dom was, had intusschen een uitvlucht gevonden. Hij ver zocht den koning, zijn rapport schriftelijk te mogen indienen, en verlangde daarvoor een bekwaam schrijver, aan wien hij zijn relaas zou kunnen dicteereu. Oogenblikkelijk werd naar het departement van financiën het bevel gezonden om een daartoe geschikt persoon ter beschikking van den generaal te stellen. Tob dat einde begaf zich von Blankensee zelf naar het ministerie en liet de voorgestelde ondergeschikte beambten formeel de revue, passeeren. Eindelijk koos hij den grootsteD (langsten) schrijver, die naar zijne meening ook de vlugste en geschikste moest wezen. Toen de generaal zich met dezen alleen be vond, richtte hij tol den grooten schrijver deze zonderlinge vraag: Kunt gij schrijven? En du aangesprokene boog zich voorover. Uwe Excellentie! ik ben geheim-corres' pondent bij bet departement van financiën. Nu, dat verheugt mij, hernam de gene raal op vrieridelijken toon: gij schijnt ook oen braaf man te zijn; gij zult wel 6 voet meten. Welnu, ga zitten en schrijf. Ik moet den koning zeggen wat Pommeren kan op brengen. Uwe Excellentie heeft slechts te beve len, hernam de schrijver, zich weder voor over buigende. Daarop begon hij inet den datum en de titulatuur van den koning te schrijven. De generaal zag hem verwonderd en opmer- zaam aan. Wat doet gij daar? vroeg hij den schrij ver. Ik schrijf den gebruikelijken vorm. O, gij zijt een knappe vent; ga voort De schrijver had intusschen de pen neer gelegd en zag Blankensee vol verwachting ïan. Ook de generaal zag aem vol verwachting op het papier uit, maar ook over den nieu- wen galarok. Blankensee en Lorenz zagen elkaar gedu rende eenige minuten ontzet en sprakeloos aan. De generaal kwam het eerst weer tot bezinning. Bij een nauwkeurig onderzoek bleek het, dat de schade niet zoo beduidend Het ver- blad zijde was beklad; do galarok, daarentegen was geheel onbruikbaar geworden. Neem een ander vel, zeide Blankensee, en herstel de schade. Wij moeten ons zoo goed goed mogelijk helpen. Ik zal u een van mijne uniformen geven; gij trekt die aan; de ko ran. Nu waarom schrijft gij niet voort? vroeg deze. Ik wacht toflat Uwe Excellentie mij dic teert. Wat? Dicteeren? schreeuwde do gene raal met- een grimmig gelaat. Ik geloof tochiwas a*s z"ms aanvankelijk scheen. He dat gij schrijven kunt; schrijf, of ik zal uweinig bedorven; een enkple De ontstelde beambte greep dadelijk naar zijne pen. De generaal daarentegen stapte wanhopig in het vertrek op en neder. O mijn God! mijn God! jammerde hij. Ik ben zoo oud geworden en nu zou er een blaam op mij kleven? Wat za,l de kon ine nmg zal het niet kwalijk nemen; gij zijt een eerlijk man en zult mijn generaalsuniform niet onteeren. Daarop begaven zich beiden naar bed cn sliepen rustig tot des middags twaalf uur. De generaal kleedde zieh aan en Het uit zijne garderobe een fraaie, splinternieuwe uniform voor Lorenz krijgen. De rok was den kleinen zoggen, wanneer Blankensee den hem opge dragen last niet volbrengt? O Lorenz! Lo renz! Waart gij maar hier, gij zoudt mij uit den nood helpen. Dat is een man! die kan nog wat! De schrijver had zich intusschen - gehaast hét bevel van den generaalóp te volgen -Hij schreef zijn komische klacht woordelijk j secretaris veel te groot; hij zag er uit als een ter neer. vogelverschrikker. Er was echter niets aan Blankensee, die hem nu weder aanzag be- fce doenJ men moest van den nood eene deugd vnejfkte wat hij deed. j maken. Onderweg gaf de generaal zijn be- Kerel! schreeuwde hij hem toe, wat £Chermeling nog menigen goeden wenk en verbeeldt gij u? Uwe Excellentie! stotterde de beamb te, ik schrijf wat Uwe Excellentie mij dic teert. Ezel! riep de generaal, van gramschap hijgende, terwijl i^ij naar den ontstelden schrijver toeschoof en het aangevangen rap port verscheurde. Daarbij maakte hij een be- onderrichtte hem hoedanig hij zich aan de vorstelijke tafel gedragen moest. Hij beval hem bovenal streng aan niet te veel wijn te drinken, terwijl hij alsdan licht vergeten kon waar hij was. Lorenz beloofde zijn raad stipt op te vol gen, en zcso kwamen zij weldra in het slot aan. Toen de koning den secretaris in de geno- weging met zijn stok, waarvan de schrijver „„o)c. het .gevolg niet afwachtte. Zoo snel als zijn 'f hem veel te wijd en te beenen het toelieten, ontvlood hij de nabij-'! ?ar! 5P beid van den gevreesden man. I g 1 1\eei?-luid -°fclater mt- Nog geheel ontstemd door dat tooncel ijlde j f-oninï r J V f CD Ï°T Blankensee naar den koning zekerde dep koning, dat zijn beschermeling - Welnu men beste Blankensee! riep hem g e» bekwaam man was, wien luj deze genadig toe. zijt gij reeds met het werk! msen uniform gegeven had. omdat de gereed' secretarisgeen galarok bezat. Ook Lorenz - Ach! Uwe Majesteit! hernam de gene- Xïïn tt'dt £ad,°P" raai op klagenden toon, onder al do beambten bij het departement van financiën is er niet ÏS °n.8Prak baarbij zoo één, die wat verstaat. Uwe Majesteit gelieveF'bevattelijk dat de koning hem hoogst Lorenz te ontbieden. Hij heeft wel niet del '*'V maat, maar hij weet alles op een haar. OI Blai-ken.sfe heef? ?elPk' zei genadigde dat is een man, die uwe Majesteit; .zeker be- 'V i ,f13JLvf" en geschikt mars, vallen zal. u Treten beloouen. Gij doet de suniform, welke gij draagt, eer aan. Blankensee verhief de bekwaamheid van Lo- .De overgelukkige Lorenz boog zich diep renz zoo hoog, dat de koning inderdaad j ter aarde. Duizelig van vreugde, was hij bij- nieuwsgieng werd zulk een wonder van ken-na op den gladden vloer neergestort, indien nis en geleerdheid te leeren kennen. Hy zonddc generaal hem niet gelukkig bij de lange oogenblikkelijk een bodo naar Pommeren met panden gegrepen en hem terug gehouden had bevel om Lorenz onmiddellijk naar Berlijn Dit deed den koning opnieuw lachen, en het te ontbieden. De bescheiden secretaris was geheele hof lachte mee door deze boodschap niet weinig verrast. Hij j Aan tafel werd de' generaal van zijn be, verzamelde zijn akten en rapporten en be gaf zich met een kloppend hart uaar de residentie. Zoodra hij te Berlijn was aango oien, werd zulks den koning bericht. Deze gaf daarop bevel, dat hij met Blankensee het verlangde rapport zou opmaken en hem daar van verslag doen. Beiden werden buitendien bij Zijne Majesteit aan tafel genoodigd. De generaal was ten hoogste verheugd zijn ouden Lorenz weder té zien. Kerel! riep hij in een vroolijke luim, wat zijt gij gelukkig! gij zult morgen bij den koning eten. Onmogelijk! hernam de oude secretaris op verlegen toon. Ik moet het versiag nog opmaken, en ik kom er niet mede klaar, al bleef ik ook den geheelen nacht opzitten. schermeiing gescheiden. Hij verloor hem ech ter geen oogenblik uit het oog, en zoo dik wijls Lorenz bet glas aan den mond bracht, gaf hem Blankensee een wonk, om hem zijne belofte te herinneren. De secretaris proefde dan even van den heerlijken rijnwijn, die voor hem stond. Plotseling stond de koning van zijn zetel op en liet zich een vollen bokaal brengen. Leve de geheimraad Lorenz! sprak de goede vorst. Deze toast bracht den gelukkigen secre taris geheel in verwarring. Hij was nauwelijks in staat eenige woorden van dankbetuiging te stamelen; hij was geheel bedwelmd door die onverwachte verheffing. Toen de tafel was afgenomen, begaf zich f konl"f nwrto rUz.,1 Aan een lange, eenvoudige houten tafel zaten daar generaals en ministers als eenvoudige burgerlieden bij een glas wijn of bier. Men Ik bezit niets anders dan den ouden blau wen, rok, dien ik hier aan heb. Dat heeft niets te beduiden zeide zijn begunstiger. De kleermaker zal u terstondonderhield zich op een vrijen, ongedwongen de maat nemen en u nog heden een galarok toon; zelfs bijtende scherts werd niet kwalijk maken, waarmede gij voor den dag kunt ko- genomen. Een van hen moest het nieuwsblad men. Maar ga zitten en schrijf, opdat wij j voorlezen, en men twistte la-ng en breed over met eere voor den koning kunnen vorschi.j- j oorlog en vrede. In den loop van den avond nen. j richtte de koning meermalen het woord tot De kleermaker werd ontboden en nam Lo-Rm nieuwen geheimraad, en deze deed zijn renz de maat voor een rok, die op bevel van best om steeds een bevredigend antwoord te den géneraal rijk met goud gegalonneerd geven, zoodat Lorenz al meer en meer in des moest worden. Tegen den avond was de rek konings gunst steeg. Daar men hem iutus- reeds klaar. De secretaris moest hem aan- schen van alle kanten toesprak en de gene- passen, en daar hij geen oogenblik bij zijn r^al het wenken vergat, dronk hij meer dan werk mocht verliezen, hield hij den galarok j bij we! verdragen kon. Door de vermoeiende aan. Zoo schreef hij zonder ophouden tot na r°is en den nachtelijken arbeid afgemat, sliep middernacht. Blankenset: za-st naast hem en hij eindelijk in en viel, tot schrik van den had als naar gewoonte voor eene flesch goeden I generaal, in tegenwoordigheid des konings wijn gezorgd om zijn beschermeling te ster-i van zijn stoel O Lorenz! riep de ontstelde Blanken see. Welk.een schande dóet gij mij aan! Uwe Majesteit neme het niet kwalijk; de man kan niets verdragen. Mijn beste Blankensee! hernam de ko ter meer op zijn gemak zij,, zullen wij hem naar uwe woning laten brengen. Op het bevel des konings mossten twee be dienden Lorenz opnemen en in een draagstee! naar de woning van den generaal brengen Daar het echter reeds laat was en niemand oj hun kloppen wilde openen legden zij hur last voorzichtig voor de huisdeur neer. Daar lag nu de* nieuwe geheimraad in generaals uniform en snorkte om hef hardst Kort daarop verliet ook Blankensee het paleis. Hoe verbaasd zag hij op. toen hij zijn beschermeling in zulk een toestand aan schouwde. De fraaie uniform was, helaas erg bomodderd en zag er vrij morsig uit De ge nebaal was er een weinig ontstemd over. O, Lorenz! riep hij op klagenden toon, wat hebt gij gedaan? Zijt gij geheimraad? Gij zijt een! Daar echter de aangesprokene vast sliep, en hem niet hooren kon, bleef den goeden Blankensee niets anders over, dan zijn be schermeling zelf naar bed te brengen. Den volgenden morgen geloofde Lorenz slechts gedroomd te hebben. Eerst toen zijl oog op het genadig handschrift des konings viel, dat zijn benoeming tot geheimraad in hield, herinnerde hij zich het gebeurde van den vorigen dag en de gunst der fortuin. De generaal wenschtc hem van harte geluk. Maar mijne uniform leen ik u nooit Weer zei hij met een verzoenend lachje. Lorenz moest nog eenige dagen in Berlijr verblijven. Hij werd ook weder op 't paleis ge noodigd, waar hij zich beter hield dan de eerste maal. De koning gaf hem herhaalde bewijzen van zijn genade. Eindelijk keerde hi, naar Stargardt terug, waar zijn vrouw hem nieuwsgierig tegemoet kwam. Welnu? mee van Berlijn? Gij hebt zeker voor al uwe moeite niets gekregen? Gij zijt en blijft een geduldige ezel en zult nooit verder bren gen. Ditmaal hebt gij het mis, zei Lorenz bedaard. Ik heb onzen genadigen koning ge zien, en hij heeft mij tot geheimraad be ncemd. Gij geheimraad? Gij wilt den spot met.- mij drijven. Na haalde Lorenz zijn diploma voor den dag en zijne vrouw zonk weenend aan zijne borst. Aan wien hebt gij dat te danken? vroeg zij nog altijd ongeloovig. Aan mijne beide neven. Daar hebt gij nooit te voren van ge sproken. Gij kent ze toch reeds zoo lang als gij mij kent. Eu hoe lieoten zij dan? Vlijt en rechtschapenheid. Voor deze beide koesterde de vrouw van den geheimraad sedert clien tijd den diepsten eerbied. Zij voorkwam alle wenschen van haar man, en twistte niet meer met hem, wanneer hij werkte. Lorenz hand haafde zich door zijn vlijt cn rechtschapenheid niet al leen in zijn post, maar verkreeg later nog een hoogere betrekking. De koning bleef gé negen en verhief hem zelfs tot den adel stand. Ook de generaal vergat zijn schrijver niet en zond hem ieder jaar tegen Kerstmis oen vat ouden rijnwijn, opdat hij er zich aan gewennen mocht. Dit gelukte Lorenz dan ook zoowel, dat na verloop vari eenigen tijd de wijn hem evenmin naar het hoofd steeg als zijn welverdiend geluk. L.K. vroeg zy, wat nieuws brengt gi. ken. Met behulp van dezen tcoverdrank kwam het werk ook gelukkig tot stand. De ijverige secretaris had tegen het aanbreken van den dag den laatsten regel op het papier gezet, maar meer dau vermoeid en slaperig, nam hij in verstrooiing, in plaats van den zandkoker, ning, wie zooveel voor mij gewerkt heeft, mag den inktkoker op, en stortte dezen niet alleen in mijn bijzijn gerest slapen. Opdat hij ech- perkend 'had- HOE KONINGIN VICTORIA VAN ENGE LAND GEFOPT WERD. De dezer dagen overleden 80-jarige Sir William Preece was in zijn vaderland, En geland, een beroemdheid op electrisch ge bied. Eens zou hij koningin Victoria op de hoogte brengen van de pas uitgevonden te- fonie. Tot dat doel werden Osborne, het, verblijf van de koningin, en Londen telefo nisch verbonden. De l^oningin zou dan in haar paleis een muziekkorps, dat te Londen speelde, kunnen hooren. Maar de koningin kwam wat laat en daardoor werd het korps muzikanten naar huis gezonden. Maar even daarna kreeg Preece bericht, dat de konin gin wensen te te luisteren. Wat zou hij doen? Hij besloot zelf maar als orkest op te tre den en begon het Engelsche volkslied in de telefoon te neuriën. Toen hij gedaan had, vroeg hij aan de koningin, of zij de melodie u L, C tv' S O ■M I <r« c r. i r- »- to- M H w <H S rA W Irt -S CD «-.OW *6# 0 ornntor» nnnrl k'oninrr TtVorlWillAm T i i n*i •-» l.-.-in Aii 1* a i t. i t i ai^ aL 1-1-a K 1, J l_ 1. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 20