Het geheim der oude Abdij
Brieven uit het Donkere
Werelddeel.
"~B ÜTtTn L A N D
BINNENLAND.
Au Bon Marché. „Moyons.
7** I1™1» a™1 "SS. SSi «7
Haar>leiH"Brii9sel. Handschoenen voor alle gelegenheden?
HOOFDSTUK II.
MR. SMYLY MAPLETON.
HIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™£?gJ!£P
Eenige weken geleden kon ik mn met weer
houden een brief te zenden aan de Roosendaal-
sche annalen over de veelvoudige werkzaam
heden van een missionaris in Oeganda.
Het is welbekend, dat een missionaris van alle
markten thuis moet zijn en zich zeiven onder
alle omstandigheden moet kunnen helpen, maar
als men bij al die werkzaamheden nog 'n drukke
parochie heeft, dan weet men soms niet, wat het
eerst aan te vangen en wat uit te stellen tot
een lateren daturn. Brieven komen in het ge
drang, en weken en maanden vliegen voorbij,
totdat men ten laatste tot bezinning komt en
zich verbaast dat het zoo lang geleden is, sedert
de laatste brief op den post ging.
De maand Juni was voor mij een ongeluks
maand, even hard, zoo niet harder dan voor
het katholieke Haarlem. Evenals men in Hol
land met leede oogen de omverwerping der
christelijke regeeritig moest aanzien, zoo moest
ik ook zelf de treurige getuige zijn van den val
mijner kerk. Wel wist ik, dat de kerk vroeger of
later hernieuwd moest worden, maar evenals de
zuinige huisvrouw zorgvuldig met haar gebars
ten melkkannetje omgaat en altijd maar hoopt,
dat het dierbare voorwerp het nog wel eenigen
tijd zal uithouden, zoo had ik ook zelf de stille
hoop dat onze kerk het nog wel een paar jaren
zou uithouden, lang genoeg, om het nieuwe
bouwwerk te beginnen met deopbrengst
van de koffie.
In 1912 was men zoo slim geweest om de
muren en het dak te stutten met goede sterke
palen. Dat moest en zou helpen, maar de ele
menten dachten er anders over. Het was een
mooie zomersche morgen, 21 Juni, 1913. Mooi
weer noemt men dat in Holland, maar slecht
weer wordt het genoemd door den neger, die
altijd graag regen heeft. Het was een Zaterdag
en om acht uren in den morgen kwamen de
eerste mensclien om te biechten. Gaan die zoo
maar dadelijk in de biechtbanken zitten? En
dan even drukken op het knopje van de elec-
trische schel?
Wat zou dat hier baten in dit duistere land?
Zelfs al was er een electrische schel! Wellicht
zijn pastoor en kapelaan met hun waterlaarzen
aan het bosch ingegaan om het werk van de
houtzagers na te zien. Of misschien zijn ze
steenen zoeken voor de fundeeringen van de
kerk, of wandelen ze rond in de koffieplantage,
of zien ze de bruggen na over de greppels en
moerassen. Zelfs te raden waar die missionaris
sen zijn en wat ze uitvoeren op zoo'n Zaterdag
morgen, is nutteloos. Men spreekt van zeven
wereldraadsels, maar er zijn er veel meer.
De Zaterdagmorgen is een geheel bijzondere
morgen hier, want op Zaterdag staat het ge
wone missiewerk stil. In Holland spreekt men
van zes werkdagen in de week, doch hier in
Afrika hebben we-er vijf, want nummer zes is
waschdag of menagedag. 's Zondags prijkt de
neger gaarne met een schoone broek en schoon
linnen, al is het ook maar een dun doorschij
nend katoentje, en wijl hier ieder zijn eigen
waschbaas is, is Zaterdag de algemeene wasch
dag en wordt op Zaterdag geen catechismus
gegeven.
Daarenboven hebben we hier veel menschen
jit afgelegen dorpen, die gedurende de week
hier te Namyliango wonen om den catechismus
te volgen en Vrijdagsavonds naar hun dorpen
terugkeeren om voedsel te halen voor de vol
gende week. Vandaar dat er geen catechismus
of school is op den Zaterdag en de missionaris
sen zich onverdeeld kunnen wijden aan het
biccht-hooren.
Tegen acht uren komen de eerste biechtelin
gen, en hun eerste, werk is, een kaartje te be
machtigen. Een kaartje? Ja een kaartje de
neger noemt het een „briefje" dat den hou
der het recht geeft om de II. Sacramenten te
Ontvangen.
Maar zult ge zeggen, wat doen nu die men
schen met dat kaartje? En waar zijn nu die
kaartjes voor?? Dat is toch niet „secundum
Lucam Zacht wat, we zijn hier niet in de
prachtige kathedraal aan de Leidsche Vaart.
De negers hier zijn gek op kaartjes, en in
Afrika gaat ailes met kaartjes. Heeft een man
zijn belasting betaald, dan krijgt hij een kaartje,
wordt hij gedoopt of gevormd, dan krijgt hij
een kaartje met zijn naam er op. Is de dagtaak
dan krijgt de werkman een
workman -is ïle maa"d voorbij, dan brengt de
werkloon cri ™lt ze in voor zijn
vroeger in Haarlem mci ,vcrgls' rui'den we
'igwaar blijft
catechismus 10 kleine kaartjes voor een groote
en 5 groote kaarten voor een plaat!
Zoo gaat het ook met het werkloon van tien
neger-werkman, 't Is de beste controle, en liegen
is uitgesloten.
Daarenboven zijn de negers gek op kaartjes,
a! staat er ook niets op. Ik herinner me nog
goed, dat een missionaris zijn schoolkinderen
wat werk liet verrichten voor ongeveer 1 uur en
hun daarna ieder een cent gaf, maar ofschoon
het werk voldoende betaald was, waren de kin
deren toch niet tevreden. Den volgenden dag
verrichtten de kinderen weer wat werk en ont
vingen toen ieder 1 kaartje met het gevolg dat
allen ook de missionaris zeer tevreden en
voldaan naar huis gingen. Vreemd, die Afri-
kaansche zeden!
Wat er op zoo'n kaartje staat! Die kaartjes
voor de biechtelingen? Er staat niets op, heele-
maal niets. Gewoonlijk gebruik ik daar de
„Nieuwe Haarlemsche Courant" voor. Vroeger,
toen het blad uit 6 bladzijden bestond, sneed
ik er 96 kaartjes uit, maar de uitbreiding van
het blad was koren op mijn molen, want nu
heb ik niet alleen meer te lezen, maar krijg ik
er ook 128 kaartjes uit.
Ge moest eens weten, hoe fel ze hier op die
„Nieuwe Haarlemsche Courant" zijn, fel, in den
goeden zin van het woord. Maar die poppetjes
in de advertentiën, zooals die jongen in die
reusachtige laarzen, dat begrijpen ze niet. Ze
vragen me altijd, of ze zoo rondloopen in mijn
„dorp".
Maar laten we niet al te veel afdwalen. Laten
we terugkomen op de kaartjes voor de biechte
lingen, zoo netjes gesneden uit die mooie cou
rant. Zoodra de biechtelingen te Namilyango
komen, is hun eerste werk een kaartje te krijgen.
Sommigen brengen stroo voor het dak van de
kerk, anderen gras voor den vloer, want kniel
of bidbanken zijn er niet. Anderen vegen het
kerkplein, terwijl eenigen aan het wieden gaan.
4 Is niet zoozeer dat we dat werk noodig
hebben als wel, dat de menschen moeten leeren
om wat voor de kerk over te hebben en den
priester te helpen.
Ook op dien mooien Zaterdagmorgen van 21
Juni, 1913 waren de menschen aan het werk
voor hun kaartjes, toen op eens een vrouw mij
kwam waarschuwen: „Sebo, de kerk dreigt in
te storten." De schrik sloeg mij om het hart en
terstond begaf ik mij naar de plaats des onheils.
Wat ik daar zag was treurig om te aan
schouwen. De voormuur der kerk helde over
naar binnen, de deur stond geheel scheef en
stukken aarde vielen uit de muren. Overal ver
toonden zich bedenkelijke scheuren, die ieder
oogenblik grooter werden, terwijl een onheilspel
lend gekraak ons het ergste deed vreezen.
Het was half negen in den morgen. Aan stut
ten was geen denken, alles moest worden weg
gehaald, en onze eenige hoop was, dat dc muur
niet geheel en al zou invallen. In vijf minuten
tijcis was alles uit de kerk. Dat voordeel heeft
men altijd in de missie, dat alles in zoo'n mini
mum van tijd kan worden weggesleept in ééne
enkele kamer kan worden opgeborgen.
't Was een armzalig boeltje, zooals het daar
buiten de kerk in het open daglicht lag. Arm
zalige platen, die den Kruisweg vormden, een
paai- verkleurde vaantjes en verbleekte papieren
bloemen vormden het milieu.
Het eenige, dat waarde had, waren otize pa
ramenten, het tabernakel, beeld van het H. Hart
en de 6 koperen kandelaars, die ik ruim een
jaar geleden had ontvangen van de afdeeling
Haarlem van de Vereemging van het H. Sa
crament.
't Was een drukke Zaterdag, want terstond
moest het voornaamste schoollokaal worden in
gericht voor kerk. Een tafel op vier steenen
vormde het altaar. Daarna wat lappen goed
tegen deii muur en wat matten op den grond
en het priesterkoor was klaar. Daarna werd de
Godslamp opgehangen en de Kruiswegstaties.
Ten slotte hier en daar nog een plaat en wat
kleurig katoen en een vaantje en alles was ge
reed voor de H. Mis op Zondag.
Doch ofschoon alles gereed was, toch was het
een lastige geschiedenis. Wij zijn hier gewend
aan eene opkomst van ongeveer 800 menschen
in een gewonen Zondagschen Hoogmis en 250
communicanten in de Vroegmis, en het groot
ste schoollokaal kan nauwelijks 200 menschen
bevatten. Ge kunt u dus wel voorstellen hoe
propvol het was in de Zoiidagsche Missen.
Daarenboven zijn onze kerken aliijd zóó ge
bouwd, dat er overvloedige doorstrooming is van
frissche lucht. Afrikaansdie hitte en Afrikaan-
sche menschen maken dezen bouwstijl noodza
kelijk. En ons schoollokaal met lage zoldering
is ver van frisch en luchtig.
Terstond moest de hand aan het werk wor
den geslagen en een noodkerk worden gebouwd,
die even groot zou zijn als de oude kerk. Al
onze negerwerklieden werden opgeroepen ten ge
tale van 60, en onder leiding van onze 15 cate
chisten nam het werk een aanvang op den len
Juli.
Terwijl een gedeelte onzer mannen bezig was
met het graven van kuilen voor het planten der
palen van de nieuwe kerk, begonnen de overi
gen met het aftakelen der oude kerk. Het oude
stroo en gras werd netjes in bundels gebonden
en opgeborgen, daar het nuttig zou zijn voor het
dak der nieuwe kerk. Daarna verzamelde men
al de rieten, stokken en palen die nog gebruikt
konden worden, en werd alles overgedragen
naar het terrein voor de nieuwe noodkerk. Allen
hielpen een handje, tot zelfs dc schoolkinderen,
waardoor de bouwkosten belangrijk verminderd
werden.
In vier weken tijds was de kerk weer opgesla
gen voor den prijs van ongeveer 160 gulden.
Als ik op de Botermarkt stond, zou ik gezegd
hebben: geen 16 millioen, geen 16 honderddui
zend, geen 16 duizend, geen 1600, maar hon
derd en zestig Hollandsche guldentjes, zooals de
kerk daar staat, kant en klaar, 86 voet lang bij
32 voet breed!
Zoo'n Afrikaansche kerk in Oegandeescheu
bouwstijl is wel goedkoop, maar heeft Het nadeel
dat zij het niet langer clan 8 jaren uithoudt, De
vorige kerk was zeer zorgvuldig gebouwd en
viel in na negen jaren. De palen, die het zware
strooien dak ondersteunen, rotten in den grond
en worden ondermijnd door de witte mieren. Het
stroo is altijd een groot gevaar bij onweer, en
muren van rieten en klei zijn niet al te sterk,
vooral niet als zij de woonplaatsen gaan worden
van ratten en slangen.
Vandaar, dat onze Bisschop, Monseigneur
Biennaiis, het raadzaam acht om eene nieuwe,
flinke kerk te bouwen, die beter overeind zal
blijven dan haar voorganger. Namilyango heeft
eene flinke kerk noodig. 't Is eene gezonde,
bloeiende missie, en hoe ruimer de kerk, des te
beter de menschen opkomen, om hun godsdien
stige plichten te vervullen.
Den ten Augustus is het bouwwerk begon
nen. De fundeering zal van steen zijn, de muren
van in de zon gebakken steenen en het dak van
gegalvaniseerd plaatijzer.
Het is eene groote onderneming, maar wie
niet waagt, die niet wint, zegt een bekend Hol-
landsch spreekwoord. En wat baat al ons praten
over de Goddelijke Voorzienigheid, als wij ons
vertrouwen niet in daden toonen?
Onze Bisschop heeft beloofd, ongeveer een
derde der onkosten zelf te bestlijden, zoodat
twee derden voor rekening van de Namilyango-
missie komen. Het leek mij billijk toe, om eerst
te beginnen met onze zwarte parochianen. En
ofschoon de menschen niet veel hebben en mijn
rijkste menschen niet meer dan een gulden per
week verdienen, toch hebben allen hun hulp
toegezegd. Eenigen komen een maand voor niets
werken, terwijl anderen een gift brengen voor
de kerken. De meeste mannen geven drie gulden,
de groote jongens en meisjec twee gulden, de
getrouwde vrouwen een halven gulden, de ouden
van dagen een kwartje terwijl de kinderen een
dubbeltje of een stuiver geven. Daar is nie
mand in mijne geheele parochie of hij helpt mee.
Twintig mijner ijverigste christenen zijn overal
bezig met gelden in te zamelen.
Natuurlijk is dit eene belangrijke steun, en
ofschoon het verre van voldoende is, toch ben ik
mijn menschen dankbaar, dat zij van hun ar
moede wat over hebben voor de Kerk.
Mijn hoop stel ik op de koffie van 1914 en
den steun van goede vrienden, die, niettegen
staande de slechte en dure tijden, toch nog wel
altijd een kleinigheid over hebben voor de goede
zaak.
De meeste steenen voor de fundeering zijn nu
in den grond, zoodat de metselaars tegen
Januari 1914 beginnen kunnen met het metsel
werk der muren. Ik hoop voor dien tijd nog eens
een gelegenheid te hebben om een maatje te
maken over ons „groote bouwwerk"
G. SCHOF.MAKER.
Namilyango, Kampala, Uganda.
1 November 1913.
DE MISDADIGHEID ONDER DB
FRANSCHE JEUGD.
Bedroevende staaltjes worden nu en dan be
kend van de criminaliteit der jeugd in Frankrijk,
welke misdadigheid onrustbarende verhoudingen
aanneemt.
Aan een brief uit Parijs van „Aiglon" in cle
Resb. ontkenen wij hierover het volgende:
„Dat de criminaliteit hier meer en meer to%
neemt en dit vooral onder de, jeugd begint een
afgezaagde deun te worden. Maar er begint een
kentering te komen in de publieke opinie. Enkele
anticlericale schrijvers komen er rondweg voor
uit, dat de „nieuwe zedenleer" wat hier wil
zeggen de ongodsdienstige opvoeding op een
fiasco uitloopt.
Moeten we dan de Broeders en Zusters
terugroepen of den Catechismus laten onderrich
ten door de neutrale onderwijzers? vraagt de
anticlericale doch openhartige Urbain Gohier.
Hij zelf antwoordt er met „Neen" op, zich
beperkend te zeggen: „We zullen dit niet doen."
Dat staat anders nog te bezien. Er zijn steden
een vijftigtal reeds waar de Gemeenteraad
anticlericaal is en waar men toch officiéél vraagt
de Zusters-verpleegsters terug te laten komen.
Er zijn hoe langer hoe minder leekeverpleegsters
en twee scholen, waar men de leerlingen tot dit
vak opleidt, zijn in de laatste maanden gesloten
bij gebrek aan leerlingen. Mogelijk dus, dat men
ook eenmaal de Zuster-onderwijzeressen terug
roepen wil en men het ook zal doen.
In afwachting daarvan begint men leelijk
ongerust te worden. Was men nog niet heel lang
geleden er niet verontwaardigd over, misdadi
gers aan te treffen van achttien, zeventien of
zestien jaar, thans ziet men kinderen van vijf
tien jaar, zelfs van veertien en dertien koelbloe
dig een moord begaan.
En zij, die zeer anticlericaal zijn, waarschu
wen ons vooraf, dat hun geschrijf absoluut geen
clericaal tintje heeft, dat zij zelf heelemaal niet
reactionnair zijn, om dan te eindigen met dc
vraag: „Is er dan tegenwoordig iets meer of
iets minder in de hersenen eii de harten van onze
kinderen dan vroeger?"
En overal, dat wil zeggen tot in de meest
fanatiek anti-clericale geschriften stelt men de
vraag: Wat moeten we doen, om daar veran
dering in te brengen?
Wat doen? Iedereen weet het; niemand durft
het zeggen.
Het zou overdreven zijn te zeggen, dat alle
kinderen thans bedorven zijn, maar er zijn onder
heil vele monsters. Kort geleden doodt de vijf
tienjarige Redureau zeven personen, omdat zijn
patroon hem een verwijt had gedaan. Hij ver
moordde diens heele famalie, behalve een klei-
jongen, omdat hij dien „vergeten had". Maurice
rayolle trachtte dezer dagen twee kinderen te
vermoorden, omdat ook hij gekwetst was door
een opmerking van hun vader, zijn weldoener.
De werkelijkheid is, dat onder de bewonde
raars van Bönnot Garnier we kinderen aantref
fen. En niet weinig. Dezer dagen is een meisje
aangehouden van twaalf en een half jaar,, kind
van gefortuneerde ouders, een blond meisje, met
een mooi en schrander kopje. Letterlijk heelt ze
verklaard aan de rechters:
„Indien ge ontdekt wie ik ben en me naar huis
terugvoert of waar ook. zal ik opnieuw ontvluch
ten. Ik wil vrij zijn. Ik heb er genoeg van als
kind behandeld te worden. Je veux, moi aussi,
vivre ma vie". (Ook ik wil mijn leven uitleven.)
Vivre sa vie. Zijn eigen leven uitleven. Het is
de vreeselijke formule der beruchte autobandie
ten.
De jonge Fayolle was trouwens in betrekking
met vrienden van Bonnot. Die kleine monster
achtige moordenaars zijn geen kinderen meer,
zijn niet onverantwoordelijk. Men rilt er van,
als men ziet. hoe koelbloedig ze tot in de détails
hun misdaad voorbereiden.
Wat er veranderd is in onze kinderen? Wel,
mplaats van hen te leeren bidden, leert men hen,
dat ieder vrij is zijn eigen leven uit te leven! En
men begint thans te oogsten wat men gezaaid
heeft."
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij K. B. is aan H. Diuwchmarin vorguruning
verleend de geneeskunst uit te oefenen op Ned.
zeeschepen, met uitz. van oorlogsvaartuigen.
DE S. D. A. P. EN DE BIJZ. SCHOOL.
Reeds eer gaf mi\ Troelstra in „Het Volk"
te verstaan, dat de voorstanders der open
bare school, inclusief de 7000 bondsmannen,
er op den duur aan zouden geloovhn moeten,
dal de wensehen der rechterziide op het stuk
van onderwijs worden ingewilligd-
Zoo pas heeft nu de bekende Enka, van
christelijk onderwijzeres verdoold tot partij
gangster der Soc.-Dem. Arbeiders Partij
een tweetal hoofdartikelen in „Het Volk" mo
gen publiceeren, waarin den rooden broederen
wordt aangeraden, aan de eindelijko beëindi
ging van het sehoolconflict mede te werken,
niet. alleen omdat uit billijkheidsoogpunt voor
de werselien van rechts wat te zeggen valt,
maar vooral omdat de rechtsche schoolstrijd
een sta in-den-weg is, om de geloovige arbei
ders onder de roode vaan te brengen.
Is de finaneieele gelijkstelling eenmaal een
feit,en hebben daartoe de sociaal-demo
craten meegewerkt dan is, volgens Enka.
een aanzienlijke versterking van het roode
leger met de tot nu zich afzijdig houdend*
geloovige elementen der arbeidersklass*
slechts een kwestie van tijd.
Misschien is deze nieuwe manoeuvre, blijk
baar uit het roode hoofdkwartier gecominan
deerd, bijzonder tactisch; al kunnen wij ons
voorstellen, dat bet minder revisionistisch
deel der parlijgerooten, zich herinnerend d«
duizend en één scheldwoorden, welke ooit iit
„Het Volk" op het bijzonder onderwijs zijn
losgelaten, ook met dezen draai zich weinig
ingenomen zal betoonen.
Wat er van zij, tegen één uitlating van
Enka in de betrokken artikelen moet onzer',
zi^ls een krachtig protest worden ingelegd;
tegen bare bewering ril., dat de reclilerzijd*
wel zeer ongaarne deze ongevraagde mede!
werking der S. D. A. P. zoude zien, omdat
haar daarmede haar voornaamste agitatie
middel uit de hand zou geslagen worden.
Wij begrijpen, zegt de Msb., dat deze be
kcerlinge der S. D. A. P. zich in de mentali
teit der roode broederen heeft ingeleefd, en
bet is daarom misschien verklaarbaar, dat
zij ook bij anderen motieven veronderstelt;
welke in bare party den doorslag plegen t«
geven.
Het laat ons ten slotte koud, of de S. D
A. P. zich met politieke slimmigheden wij
compromitteeren, maar wij dulden niet, dal
de intentie der rechterzijde bii haren strijd
van meer dan 50 jaren voor de vrije school
wordt neergehaald tot een banale laag-bij
den - grondsehe berekening.
Wie iets dergelijks insinueert, toont daar
mede meteen, wat al zijn mooie woorden
over liet goed recht der rechtsche onderwij#
politiek waard zijn.
WELKE GEESTESGESTELTE
Onder dezen titel schrijft hot, „Hbli. v".
Antw."
Wij hebben gemeld dat pater Dela.ha.ye,
Bollandist; de heer E. Vandervelde, volksver-
genwoordiger, en dom Ursmer Berlière, O.
8. B., tot leden der Academie gekozen wer
den.
Onze lezers zullen heel natuurlijk vinden
dat een onderscheiden en geleerd socialist
lid der Academie wordt; 't schijnt dat de le
zers der Etoile liet veel minder natuurlijk)
kunnen vinden dat twee paters tot die een
worden geroepen.
Voor do Etoile is er maar één benoeming
geweest; die des heeren Vandervelde.
Vreesde liet blad eene al te groote emo
tie te berokkenen aan de lezers, die gewoon
zijn onze geestelijken te hooren uitmaken
voor dompers, geestverstompers, vijanden van
licht en wetenschap?
De katholieken schijnen dan van een ander
deeg te zijn; ia alle geval wij hebben hoege
naamd geen behoefte-gevoeld om de benoe
ming van Vandervelde te verzwijgen en, wat
onze lezers betreft, die hebben er hoegenaamd
geen geraaktheid van gekregen,
VERGELIJKEND ONDERZOEK VOOR OP-
ZICHTER RIJKSWATERSTAAT.
In Februari en, zoo noodig, Maart 1914. zal
oen vergelijkend onderzoek plauts bobben van
Candida ten, dingende naar een getuigschrift
van voldoend afgelegd examen vj r opzichter
van don Rijkswaterstaat.
Tot dec neming worden alleen toegelaten zij
dto op 1 Jan. 1914 het 21ste levensjaar reeds
en hoi 30ste levensjaar nog niet zijn ingetreden.
Aanmelding op zegel vóór 1 Jan. bii liet
Min. van Waterstaat.
Voor bijzonderheden zie „St. Ct." No. 287
Brutale aanranding. Een loopor van de
Ontvang- en Betaalkas bad Zaterdag te half
drie geld geind bij de firma OrmoDdit en Van
Senden, com in i ssion ni rs in effecten, Spui
23/29 te Amsterdam. Toen hij met zijn porte
feuille, waarin zich een bedrag van plm. ƒ20,000
bevond, de trap af ging, werd hij plotseling
aangevallen door ecu man, die hem met eer
hard voorwerp een slag op het achterhoofd toe
bracht, waardoor oen bloedende wonde ont
stond. De looper riep om hulp, doch dc aanran
der, die het blijkbaar o.p de portefeuilles voor
zien had, wist tc ontkomen.
De looper kon zooals het „A. II." verneemt
van zijn aanvaller een uitvoerig signalement
aan do politie opgeven-
Dn verdwenen diamanten Uit goede bron
kaai het „A. II." thans mododeolcn, dit tot das.
ver van de verdwenen diamanten voor 'n waarde
van ƒ54000 terecht is. Dinsdag werd door mr.
Herin, J. Keyzar, dien raadsman van de erodi-
teuren, aan den curator in het faillissement v«#
99
ir tlllLL t I IC
Er«ringen vau Cen Journalist uit de 20o eeuw
door HEADON HILL.
(Oorspronkelijke vertaling nSt het EngeUoh)
2>
Eenige menschen van het dorp, twee mijten
landwaarts achter Purbeek Abbey, hadden
ar werk gfckregen, iuflflr d© ineesten waren
vreemdelingen, die van elders gekomen wa
ren en die woonden in eenige hutten, welke
dicht bij den hoofdingang van de groeve ge
bouwd waren.
Lord Purbeek doet dit zeker uit aardigheid,
veronderstel ik," zfcide Hector, „want ik heb
«ehoord dat hij zeer rijk is, en dus zal hij
tot werk niet ondernomen hebben om er voor
al van te trekken, want dan zou het er
47* met hem uitzien,
ylhjf'r°uw Calloway schudde berispend haar
tor," ge niet zeggen, mynheer Hec-
I meisje uit het rijk, zooals go zelf zult moeten
ontmoeten8'lneer ^aar soms hier mocht
Hector ontkende lachend- alle werkelijke
overwegingen betreffende de beweegredenen
van Lord Purbeek en toen hij zijn thee ge
dronken'en zijn naar lavendel riekende slaap
kamer lie kek en had, ging hij uit om de om
geving eens te gaan opnemen.
Nadat hij het tuinhek was doorgegaan,
wendde hij zich naa? nechtar achter den hen-
vel brug om naar de zee en zoo kwam hij
spoedig op een smal stukje hellend strand,
aan elk einde begrensd door steile klippen,
waartegen de golven van den opkomenden
vloed zachtjes klotsten.
Hier werd zijn aandacht getrokken door de
MviVa r.en van de niarmerwerken. On-
knst af m!'!> """I61 Van een eincle van de
ware ^ZhteVui, ,7aar dC kli"I>en al« hl t
een imiIo steeu i'm iZeo op,,ezon. vormde
ste gezicht was bet gebruik ervan moeilük
te begrijpen, evenals dat van de wagentjes
Idie op de smalle rails stonden, dio daarheen
leidden, wijl er meer of minder water omheen
stond en landwaarts het eind uitkwam bij
den bodem van een driehonderd voet diep
ravijn.
Maar toen hij zijn oogen opsloeg, bemerkte
Hector een gapende opening in don rots
wand, juist boven den steen met een groote
er- lady Madge, is het liefste ijzeren kraan erin. Waarschijnlijk was dit de
ior, so niet zeggen, mynueta j «<-*■-
man, dien ik k e 'ord do edelmoedigste
En zijn doehte- e-u hij' is gocd en vriendeJw)J-
toegang van do zeezijde tot de groeve, waar
uit het marmer in schepen geladen werd, die
niet dichter bij konden komen, dan het einde
van do vooruitstekende klippon.
Op het oogenblik waren er geen schepen on
het werk in de groeve was voor dien dag
geëindigd. Dc zon was reeds onder on west
waarts was de zee in een goudglans gehuld,
j Het tafereel was kalm en schoon en rustig,
doch Hector gevoelde dat hij begluurd werd. j
Hij richtte zijn blikken naar boven en zag
boven op de rots een dikken man en een
meisje, die naar hem keken-
Hij kon hunne gelaatstrekken op dien af
stand niet, onderscheiden, maar uit hun hou
ding maakte bij op, dat de man reeds op leef
tijd en bet meisje nog zeer jong was.
Toen zij zagen dat zij ontdekt waren, gin
gen zij weg van den rand van de klip en
verdwenen uit bet gezicht.
Hij zette zijn wandeling naar het einde van
hot. strand voort en omdat hij niet naai' huis
wilde voordat de dag geheel om was, stak
hij zijn pijp aan en ging hij op een vooruit
stekend rotspunt zitten.
Hij wilde wel naar den ingang van de groe
ve klimmen, maar die was niet te bereiken
dan door over te zwemmon of minstens te
waden.
Hij rookte zijn pijp leeg en stak een andere
-aan, terwijl hij de brandende lucifer weg
wierp. Dan bleef zijn blik rusten op iets, dat
in elkaar en half verborgen lag tnsschen het
zeewier, waarmede de peel dichtgegroeid
was. Hij stond op en ging er voorzichtig hoen
over de glibberende rotsen.
Terwijl bij het zeewier verwijderde met zijn
stok, bespeurde hij dat een gruwzaam voor
werp zijn aandacht getrokken bad. n.l. het
lichaam van een man, die reeds eenigen tijd
dood was en geheel onherkenbaar, doch met
twee kogelwonden in den geheel bloedloozen
schedel.
Hector Yeldham's ontdekking op den eer
sten avond van zijn vacantie was een onplei-
zierige ondervinding, omdat hierdoor zijn
hulp noodig was bij het onderzoek, dat op
den morgen van den tweeden dag gehouden
werd in de dorpsherberg, twee mijlen land
waarts gelegen.
Maar behalve dezen aanslag op zijn tijd
en het vervelende om zijn zonderlinge ont
dekking te moeten beschrijven, was er niets,
dat in staat was om het vooruitzicht van
rust en vrede gedurende zijn verblijf aan de
kust te verduisteren.
Er was geen enkele aanwijzing, hetzij bij
politie of justitie betreffende det lijk, dat
gevonden was, om do eenvoudige reden, dat
niemand iu de buurt vermist werd.
De eerste gedachte was geweest, dat de
doode man een van de vreemde werklieden
was, die werkten in de steengroeven van Lord
Purbeek, docli John Budge, de opzichter van
de groeven betuigde, dat niemand ontbrak.
Men nam aan, dat do man ongetwijfeld was
doodgeschoten, maar dat de misdaad of wat
het dan was, op zee bedreven was, waarna
het lichaam uit voorbijgevaren schip ever-
boord was geworpen en hierheen gesp<*elt1.
Hector, die zich bevrijd zag van een aanval
lop zijn vacantie, waarvoor hij gevreesd had,
besloot na het onderzoek door den heerlijken
zonneschijn van dezen Septemberdag, naa?
zijn landhuis terug te wandelen.
Van het standpunt bezien van een Trpixx
date-journalist, gewend aan oplossingen va*'
ingewikkelde kwesties van wereldbeteeltenia
was deze gebeurtenis, waarbij bii bii toeval;
betrokken was, eenvoudig tijdverlies. DoclJ
dan had hij niet verlangd gedurende zijn va.
cantie door zijn beroepsplichten in beslag gei
nomen te worden en het was een troost voo»
hem niet met iets dergelijks te maken 1*
hebben.
I Terwijl hij de tuinhekken van do Abbey
passeerde en langs den langen duinrand af
daalde, had hij deze akelige kleine tragedi*
van zich afgezet en zijn geest weer geheel ge
richt op de genoegens die hij thans smaakte
Zijn gedachten werden nu afgeleid door deü
klank van bellen, die in rythmischen cadeirt
klingelden en luider klonken toen het. spail
J van drie groote paarden, welke deze belletje»
droegen', in het gezicht kwam.
De paarden trokken een grooten wagen, bé-
daden met marmerblokken eu kwamen iuisl