Het geheim der oude Abdij Brieven uit het Donkere Werelddeel. "~B ÜTtTn L A N D BINNENLAND. Au Bon Marché. „Moyons. 7** I1™1» a™1 "SS. SSi «7 Haar>leiH"Brii9sel. Handschoenen voor alle gelegenheden? HOOFDSTUK II. MR. SMYLY MAPLETON. HIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™£?gJ!£P Eenige weken geleden kon ik mn met weer houden een brief te zenden aan de Roosendaal- sche annalen over de veelvoudige werkzaam heden van een missionaris in Oeganda. Het is welbekend, dat een missionaris van alle markten thuis moet zijn en zich zeiven onder alle omstandigheden moet kunnen helpen, maar als men bij al die werkzaamheden nog 'n drukke parochie heeft, dan weet men soms niet, wat het eerst aan te vangen en wat uit te stellen tot een lateren daturn. Brieven komen in het ge drang, en weken en maanden vliegen voorbij, totdat men ten laatste tot bezinning komt en zich verbaast dat het zoo lang geleden is, sedert de laatste brief op den post ging. De maand Juni was voor mij een ongeluks maand, even hard, zoo niet harder dan voor het katholieke Haarlem. Evenals men in Hol land met leede oogen de omverwerping der christelijke regeeritig moest aanzien, zoo moest ik ook zelf de treurige getuige zijn van den val mijner kerk. Wel wist ik, dat de kerk vroeger of later hernieuwd moest worden, maar evenals de zuinige huisvrouw zorgvuldig met haar gebars ten melkkannetje omgaat en altijd maar hoopt, dat het dierbare voorwerp het nog wel eenigen tijd zal uithouden, zoo had ik ook zelf de stille hoop dat onze kerk het nog wel een paar jaren zou uithouden, lang genoeg, om het nieuwe bouwwerk te beginnen met deopbrengst van de koffie. In 1912 was men zoo slim geweest om de muren en het dak te stutten met goede sterke palen. Dat moest en zou helpen, maar de ele menten dachten er anders over. Het was een mooie zomersche morgen, 21 Juni, 1913. Mooi weer noemt men dat in Holland, maar slecht weer wordt het genoemd door den neger, die altijd graag regen heeft. Het was een Zaterdag en om acht uren in den morgen kwamen de eerste mensclien om te biechten. Gaan die zoo maar dadelijk in de biechtbanken zitten? En dan even drukken op het knopje van de elec- trische schel? Wat zou dat hier baten in dit duistere land? Zelfs al was er een electrische schel! Wellicht zijn pastoor en kapelaan met hun waterlaarzen aan het bosch ingegaan om het werk van de houtzagers na te zien. Of misschien zijn ze steenen zoeken voor de fundeeringen van de kerk, of wandelen ze rond in de koffieplantage, of zien ze de bruggen na over de greppels en moerassen. Zelfs te raden waar die missionaris sen zijn en wat ze uitvoeren op zoo'n Zaterdag morgen, is nutteloos. Men spreekt van zeven wereldraadsels, maar er zijn er veel meer. De Zaterdagmorgen is een geheel bijzondere morgen hier, want op Zaterdag staat het ge wone missiewerk stil. In Holland spreekt men van zes werkdagen in de week, doch hier in Afrika hebben we-er vijf, want nummer zes is waschdag of menagedag. 's Zondags prijkt de neger gaarne met een schoone broek en schoon linnen, al is het ook maar een dun doorschij nend katoentje, en wijl hier ieder zijn eigen waschbaas is, is Zaterdag de algemeene wasch dag en wordt op Zaterdag geen catechismus gegeven. Daarenboven hebben we hier veel menschen jit afgelegen dorpen, die gedurende de week hier te Namyliango wonen om den catechismus te volgen en Vrijdagsavonds naar hun dorpen terugkeeren om voedsel te halen voor de vol gende week. Vandaar dat er geen catechismus of school is op den Zaterdag en de missionaris sen zich onverdeeld kunnen wijden aan het biccht-hooren. Tegen acht uren komen de eerste biechtelin gen, en hun eerste, werk is, een kaartje te be machtigen. Een kaartje? Ja een kaartje de neger noemt het een „briefje" dat den hou der het recht geeft om de II. Sacramenten te Ontvangen. Maar zult ge zeggen, wat doen nu die men schen met dat kaartje? En waar zijn nu die kaartjes voor?? Dat is toch niet „secundum Lucam Zacht wat, we zijn hier niet in de prachtige kathedraal aan de Leidsche Vaart. De negers hier zijn gek op kaartjes, en in Afrika gaat ailes met kaartjes. Heeft een man zijn belasting betaald, dan krijgt hij een kaartje, wordt hij gedoopt of gevormd, dan krijgt hij een kaartje met zijn naam er op. Is de dagtaak dan krijgt de werkman een workman -is ïle maa"d voorbij, dan brengt de werkloon cri ™lt ze in voor zijn vroeger in Haarlem mci ,vcrgls' rui'den we 'igwaar blijft catechismus 10 kleine kaartjes voor een groote en 5 groote kaarten voor een plaat! Zoo gaat het ook met het werkloon van tien neger-werkman, 't Is de beste controle, en liegen is uitgesloten. Daarenboven zijn de negers gek op kaartjes, a! staat er ook niets op. Ik herinner me nog goed, dat een missionaris zijn schoolkinderen wat werk liet verrichten voor ongeveer 1 uur en hun daarna ieder een cent gaf, maar ofschoon het werk voldoende betaald was, waren de kin deren toch niet tevreden. Den volgenden dag verrichtten de kinderen weer wat werk en ont vingen toen ieder 1 kaartje met het gevolg dat allen ook de missionaris zeer tevreden en voldaan naar huis gingen. Vreemd, die Afri- kaansche zeden! Wat er op zoo'n kaartje staat! Die kaartjes voor de biechtelingen? Er staat niets op, heele- maal niets. Gewoonlijk gebruik ik daar de „Nieuwe Haarlemsche Courant" voor. Vroeger, toen het blad uit 6 bladzijden bestond, sneed ik er 96 kaartjes uit, maar de uitbreiding van het blad was koren op mijn molen, want nu heb ik niet alleen meer te lezen, maar krijg ik er ook 128 kaartjes uit. Ge moest eens weten, hoe fel ze hier op die „Nieuwe Haarlemsche Courant" zijn, fel, in den goeden zin van het woord. Maar die poppetjes in de advertentiën, zooals die jongen in die reusachtige laarzen, dat begrijpen ze niet. Ze vragen me altijd, of ze zoo rondloopen in mijn „dorp". Maar laten we niet al te veel afdwalen. Laten we terugkomen op de kaartjes voor de biechte lingen, zoo netjes gesneden uit die mooie cou rant. Zoodra de biechtelingen te Namilyango komen, is hun eerste werk een kaartje te krijgen. Sommigen brengen stroo voor het dak van de kerk, anderen gras voor den vloer, want kniel of bidbanken zijn er niet. Anderen vegen het kerkplein, terwijl eenigen aan het wieden gaan. 4 Is niet zoozeer dat we dat werk noodig hebben als wel, dat de menschen moeten leeren om wat voor de kerk over te hebben en den priester te helpen. Ook op dien mooien Zaterdagmorgen van 21 Juni, 1913 waren de menschen aan het werk voor hun kaartjes, toen op eens een vrouw mij kwam waarschuwen: „Sebo, de kerk dreigt in te storten." De schrik sloeg mij om het hart en terstond begaf ik mij naar de plaats des onheils. Wat ik daar zag was treurig om te aan schouwen. De voormuur der kerk helde over naar binnen, de deur stond geheel scheef en stukken aarde vielen uit de muren. Overal ver toonden zich bedenkelijke scheuren, die ieder oogenblik grooter werden, terwijl een onheilspel lend gekraak ons het ergste deed vreezen. Het was half negen in den morgen. Aan stut ten was geen denken, alles moest worden weg gehaald, en onze eenige hoop was, dat dc muur niet geheel en al zou invallen. In vijf minuten tijcis was alles uit de kerk. Dat voordeel heeft men altijd in de missie, dat alles in zoo'n mini mum van tijd kan worden weggesleept in ééne enkele kamer kan worden opgeborgen. 't Was een armzalig boeltje, zooals het daar buiten de kerk in het open daglicht lag. Arm zalige platen, die den Kruisweg vormden, een paai- verkleurde vaantjes en verbleekte papieren bloemen vormden het milieu. Het eenige, dat waarde had, waren otize pa ramenten, het tabernakel, beeld van het H. Hart en de 6 koperen kandelaars, die ik ruim een jaar geleden had ontvangen van de afdeeling Haarlem van de Vereemging van het H. Sa crament. 't Was een drukke Zaterdag, want terstond moest het voornaamste schoollokaal worden in gericht voor kerk. Een tafel op vier steenen vormde het altaar. Daarna wat lappen goed tegen deii muur en wat matten op den grond en het priesterkoor was klaar. Daarna werd de Godslamp opgehangen en de Kruiswegstaties. Ten slotte hier en daar nog een plaat en wat kleurig katoen en een vaantje en alles was ge reed voor de H. Mis op Zondag. Doch ofschoon alles gereed was, toch was het een lastige geschiedenis. Wij zijn hier gewend aan eene opkomst van ongeveer 800 menschen in een gewonen Zondagschen Hoogmis en 250 communicanten in de Vroegmis, en het groot ste schoollokaal kan nauwelijks 200 menschen bevatten. Ge kunt u dus wel voorstellen hoe propvol het was in de Zoiidagsche Missen. Daarenboven zijn onze kerken aliijd zóó ge bouwd, dat er overvloedige doorstrooming is van frissche lucht. Afrikaansdie hitte en Afrikaan- sche menschen maken dezen bouwstijl noodza kelijk. En ons schoollokaal met lage zoldering is ver van frisch en luchtig. Terstond moest de hand aan het werk wor den geslagen en een noodkerk worden gebouwd, die even groot zou zijn als de oude kerk. Al onze negerwerklieden werden opgeroepen ten ge tale van 60, en onder leiding van onze 15 cate chisten nam het werk een aanvang op den len Juli. Terwijl een gedeelte onzer mannen bezig was met het graven van kuilen voor het planten der palen van de nieuwe kerk, begonnen de overi gen met het aftakelen der oude kerk. Het oude stroo en gras werd netjes in bundels gebonden en opgeborgen, daar het nuttig zou zijn voor het dak der nieuwe kerk. Daarna verzamelde men al de rieten, stokken en palen die nog gebruikt konden worden, en werd alles overgedragen naar het terrein voor de nieuwe noodkerk. Allen hielpen een handje, tot zelfs dc schoolkinderen, waardoor de bouwkosten belangrijk verminderd werden. In vier weken tijds was de kerk weer opgesla gen voor den prijs van ongeveer 160 gulden. Als ik op de Botermarkt stond, zou ik gezegd hebben: geen 16 millioen, geen 16 honderddui zend, geen 16 duizend, geen 1600, maar hon derd en zestig Hollandsche guldentjes, zooals de kerk daar staat, kant en klaar, 86 voet lang bij 32 voet breed! Zoo'n Afrikaansche kerk in Oegandeescheu bouwstijl is wel goedkoop, maar heeft Het nadeel dat zij het niet langer clan 8 jaren uithoudt, De vorige kerk was zeer zorgvuldig gebouwd en viel in na negen jaren. De palen, die het zware strooien dak ondersteunen, rotten in den grond en worden ondermijnd door de witte mieren. Het stroo is altijd een groot gevaar bij onweer, en muren van rieten en klei zijn niet al te sterk, vooral niet als zij de woonplaatsen gaan worden van ratten en slangen. Vandaar, dat onze Bisschop, Monseigneur Biennaiis, het raadzaam acht om eene nieuwe, flinke kerk te bouwen, die beter overeind zal blijven dan haar voorganger. Namilyango heeft eene flinke kerk noodig. 't Is eene gezonde, bloeiende missie, en hoe ruimer de kerk, des te beter de menschen opkomen, om hun godsdien stige plichten te vervullen. Den ten Augustus is het bouwwerk begon nen. De fundeering zal van steen zijn, de muren van in de zon gebakken steenen en het dak van gegalvaniseerd plaatijzer. Het is eene groote onderneming, maar wie niet waagt, die niet wint, zegt een bekend Hol- landsch spreekwoord. En wat baat al ons praten over de Goddelijke Voorzienigheid, als wij ons vertrouwen niet in daden toonen? Onze Bisschop heeft beloofd, ongeveer een derde der onkosten zelf te bestlijden, zoodat twee derden voor rekening van de Namilyango- missie komen. Het leek mij billijk toe, om eerst te beginnen met onze zwarte parochianen. En ofschoon de menschen niet veel hebben en mijn rijkste menschen niet meer dan een gulden per week verdienen, toch hebben allen hun hulp toegezegd. Eenigen komen een maand voor niets werken, terwijl anderen een gift brengen voor de kerken. De meeste mannen geven drie gulden, de groote jongens en meisjec twee gulden, de getrouwde vrouwen een halven gulden, de ouden van dagen een kwartje terwijl de kinderen een dubbeltje of een stuiver geven. Daar is nie mand in mijne geheele parochie of hij helpt mee. Twintig mijner ijverigste christenen zijn overal bezig met gelden in te zamelen. Natuurlijk is dit eene belangrijke steun, en ofschoon het verre van voldoende is, toch ben ik mijn menschen dankbaar, dat zij van hun ar moede wat over hebben voor de Kerk. Mijn hoop stel ik op de koffie van 1914 en den steun van goede vrienden, die, niettegen staande de slechte en dure tijden, toch nog wel altijd een kleinigheid over hebben voor de goede zaak. De meeste steenen voor de fundeering zijn nu in den grond, zoodat de metselaars tegen Januari 1914 beginnen kunnen met het metsel werk der muren. Ik hoop voor dien tijd nog eens een gelegenheid te hebben om een maatje te maken over ons „groote bouwwerk" G. SCHOF.MAKER. Namilyango, Kampala, Uganda. 1 November 1913. DE MISDADIGHEID ONDER DB FRANSCHE JEUGD. Bedroevende staaltjes worden nu en dan be kend van de criminaliteit der jeugd in Frankrijk, welke misdadigheid onrustbarende verhoudingen aanneemt. Aan een brief uit Parijs van „Aiglon" in cle Resb. ontkenen wij hierover het volgende: „Dat de criminaliteit hier meer en meer to% neemt en dit vooral onder de, jeugd begint een afgezaagde deun te worden. Maar er begint een kentering te komen in de publieke opinie. Enkele anticlericale schrijvers komen er rondweg voor uit, dat de „nieuwe zedenleer" wat hier wil zeggen de ongodsdienstige opvoeding op een fiasco uitloopt. Moeten we dan de Broeders en Zusters terugroepen of den Catechismus laten onderrich ten door de neutrale onderwijzers? vraagt de anticlericale doch openhartige Urbain Gohier. Hij zelf antwoordt er met „Neen" op, zich beperkend te zeggen: „We zullen dit niet doen." Dat staat anders nog te bezien. Er zijn steden een vijftigtal reeds waar de Gemeenteraad anticlericaal is en waar men toch officiéél vraagt de Zusters-verpleegsters terug te laten komen. Er zijn hoe langer hoe minder leekeverpleegsters en twee scholen, waar men de leerlingen tot dit vak opleidt, zijn in de laatste maanden gesloten bij gebrek aan leerlingen. Mogelijk dus, dat men ook eenmaal de Zuster-onderwijzeressen terug roepen wil en men het ook zal doen. In afwachting daarvan begint men leelijk ongerust te worden. Was men nog niet heel lang geleden er niet verontwaardigd over, misdadi gers aan te treffen van achttien, zeventien of zestien jaar, thans ziet men kinderen van vijf tien jaar, zelfs van veertien en dertien koelbloe dig een moord begaan. En zij, die zeer anticlericaal zijn, waarschu wen ons vooraf, dat hun geschrijf absoluut geen clericaal tintje heeft, dat zij zelf heelemaal niet reactionnair zijn, om dan te eindigen met dc vraag: „Is er dan tegenwoordig iets meer of iets minder in de hersenen eii de harten van onze kinderen dan vroeger?" En overal, dat wil zeggen tot in de meest fanatiek anti-clericale geschriften stelt men de vraag: Wat moeten we doen, om daar veran dering in te brengen? Wat doen? Iedereen weet het; niemand durft het zeggen. Het zou overdreven zijn te zeggen, dat alle kinderen thans bedorven zijn, maar er zijn onder heil vele monsters. Kort geleden doodt de vijf tienjarige Redureau zeven personen, omdat zijn patroon hem een verwijt had gedaan. Hij ver moordde diens heele famalie, behalve een klei- jongen, omdat hij dien „vergeten had". Maurice rayolle trachtte dezer dagen twee kinderen te vermoorden, omdat ook hij gekwetst was door een opmerking van hun vader, zijn weldoener. De werkelijkheid is, dat onder de bewonde raars van Bönnot Garnier we kinderen aantref fen. En niet weinig. Dezer dagen is een meisje aangehouden van twaalf en een half jaar,, kind van gefortuneerde ouders, een blond meisje, met een mooi en schrander kopje. Letterlijk heelt ze verklaard aan de rechters: „Indien ge ontdekt wie ik ben en me naar huis terugvoert of waar ook. zal ik opnieuw ontvluch ten. Ik wil vrij zijn. Ik heb er genoeg van als kind behandeld te worden. Je veux, moi aussi, vivre ma vie". (Ook ik wil mijn leven uitleven.) Vivre sa vie. Zijn eigen leven uitleven. Het is de vreeselijke formule der beruchte autobandie ten. De jonge Fayolle was trouwens in betrekking met vrienden van Bonnot. Die kleine monster achtige moordenaars zijn geen kinderen meer, zijn niet onverantwoordelijk. Men rilt er van, als men ziet. hoe koelbloedig ze tot in de détails hun misdaad voorbereiden. Wat er veranderd is in onze kinderen? Wel, mplaats van hen te leeren bidden, leert men hen, dat ieder vrij is zijn eigen leven uit te leven! En men begint thans te oogsten wat men gezaaid heeft." UIT DE STAATSCOURANT. Bij K. B. is aan H. Diuwchmarin vorguruning verleend de geneeskunst uit te oefenen op Ned. zeeschepen, met uitz. van oorlogsvaartuigen. DE S. D. A. P. EN DE BIJZ. SCHOOL. Reeds eer gaf mi\ Troelstra in „Het Volk" te verstaan, dat de voorstanders der open bare school, inclusief de 7000 bondsmannen, er op den duur aan zouden geloovhn moeten, dal de wensehen der rechterziide op het stuk van onderwijs worden ingewilligd- Zoo pas heeft nu de bekende Enka, van christelijk onderwijzeres verdoold tot partij gangster der Soc.-Dem. Arbeiders Partij een tweetal hoofdartikelen in „Het Volk" mo gen publiceeren, waarin den rooden broederen wordt aangeraden, aan de eindelijko beëindi ging van het sehoolconflict mede te werken, niet. alleen omdat uit billijkheidsoogpunt voor de werselien van rechts wat te zeggen valt, maar vooral omdat de rechtsche schoolstrijd een sta in-den-weg is, om de geloovige arbei ders onder de roode vaan te brengen. Is de finaneieele gelijkstelling eenmaal een feit,en hebben daartoe de sociaal-demo craten meegewerkt dan is, volgens Enka. een aanzienlijke versterking van het roode leger met de tot nu zich afzijdig houdend* geloovige elementen der arbeidersklass* slechts een kwestie van tijd. Misschien is deze nieuwe manoeuvre, blijk baar uit het roode hoofdkwartier gecominan deerd, bijzonder tactisch; al kunnen wij ons voorstellen, dat bet minder revisionistisch deel der parlijgerooten, zich herinnerend d« duizend en één scheldwoorden, welke ooit iit „Het Volk" op het bijzonder onderwijs zijn losgelaten, ook met dezen draai zich weinig ingenomen zal betoonen. Wat er van zij, tegen één uitlating van Enka in de betrokken artikelen moet onzer', zi^ls een krachtig protest worden ingelegd; tegen bare bewering ril., dat de reclilerzijd* wel zeer ongaarne deze ongevraagde mede! werking der S. D. A. P. zoude zien, omdat haar daarmede haar voornaamste agitatie middel uit de hand zou geslagen worden. Wij begrijpen, zegt de Msb., dat deze be kcerlinge der S. D. A. P. zich in de mentali teit der roode broederen heeft ingeleefd, en bet is daarom misschien verklaarbaar, dat zij ook bij anderen motieven veronderstelt; welke in bare party den doorslag plegen t« geven. Het laat ons ten slotte koud, of de S. D A. P. zich met politieke slimmigheden wij compromitteeren, maar wij dulden niet, dal de intentie der rechterzijde bii haren strijd van meer dan 50 jaren voor de vrije school wordt neergehaald tot een banale laag-bij den - grondsehe berekening. Wie iets dergelijks insinueert, toont daar mede meteen, wat al zijn mooie woorden over liet goed recht der rechtsche onderwij# politiek waard zijn. WELKE GEESTESGESTELTE Onder dezen titel schrijft hot, „Hbli. v". Antw." Wij hebben gemeld dat pater Dela.ha.ye, Bollandist; de heer E. Vandervelde, volksver- genwoordiger, en dom Ursmer Berlière, O. 8. B., tot leden der Academie gekozen wer den. Onze lezers zullen heel natuurlijk vinden dat een onderscheiden en geleerd socialist lid der Academie wordt; 't schijnt dat de le zers der Etoile liet veel minder natuurlijk) kunnen vinden dat twee paters tot die een worden geroepen. Voor do Etoile is er maar één benoeming geweest; die des heeren Vandervelde. Vreesde liet blad eene al te groote emo tie te berokkenen aan de lezers, die gewoon zijn onze geestelijken te hooren uitmaken voor dompers, geestverstompers, vijanden van licht en wetenschap? De katholieken schijnen dan van een ander deeg te zijn; ia alle geval wij hebben hoege naamd geen behoefte-gevoeld om de benoe ming van Vandervelde te verzwijgen en, wat onze lezers betreft, die hebben er hoegenaamd geen geraaktheid van gekregen, VERGELIJKEND ONDERZOEK VOOR OP- ZICHTER RIJKSWATERSTAAT. In Februari en, zoo noodig, Maart 1914. zal oen vergelijkend onderzoek plauts bobben van Candida ten, dingende naar een getuigschrift van voldoend afgelegd examen vj r opzichter van don Rijkswaterstaat. Tot dec neming worden alleen toegelaten zij dto op 1 Jan. 1914 het 21ste levensjaar reeds en hoi 30ste levensjaar nog niet zijn ingetreden. Aanmelding op zegel vóór 1 Jan. bii liet Min. van Waterstaat. Voor bijzonderheden zie „St. Ct." No. 287 Brutale aanranding. Een loopor van de Ontvang- en Betaalkas bad Zaterdag te half drie geld geind bij de firma OrmoDdit en Van Senden, com in i ssion ni rs in effecten, Spui 23/29 te Amsterdam. Toen hij met zijn porte feuille, waarin zich een bedrag van plm. ƒ20,000 bevond, de trap af ging, werd hij plotseling aangevallen door ecu man, die hem met eer hard voorwerp een slag op het achterhoofd toe bracht, waardoor oen bloedende wonde ont stond. De looper riep om hulp, doch dc aanran der, die het blijkbaar o.p de portefeuilles voor zien had, wist tc ontkomen. De looper kon zooals het „A. II." verneemt van zijn aanvaller een uitvoerig signalement aan do politie opgeven- Dn verdwenen diamanten Uit goede bron kaai het „A. II." thans mododeolcn, dit tot das. ver van de verdwenen diamanten voor 'n waarde van ƒ54000 terecht is. Dinsdag werd door mr. Herin, J. Keyzar, dien raadsman van de erodi- teuren, aan den curator in het faillissement v«# 99 ir tlllLL t I IC Er«ringen vau Cen Journalist uit de 20o eeuw door HEADON HILL. (Oorspronkelijke vertaling nSt het EngeUoh) 2> Eenige menschen van het dorp, twee mijten landwaarts achter Purbeek Abbey, hadden ar werk gfckregen, iuflflr d© ineesten waren vreemdelingen, die van elders gekomen wa ren en die woonden in eenige hutten, welke dicht bij den hoofdingang van de groeve ge bouwd waren. Lord Purbeek doet dit zeker uit aardigheid, veronderstel ik," zfcide Hector, „want ik heb «ehoord dat hij zeer rijk is, en dus zal hij tot werk niet ondernomen hebben om er voor al van te trekken, want dan zou het er 47* met hem uitzien, ylhjf'r°uw Calloway schudde berispend haar tor," ge niet zeggen, mynheer Hec- I meisje uit het rijk, zooals go zelf zult moeten ontmoeten8'lneer ^aar soms hier mocht Hector ontkende lachend- alle werkelijke overwegingen betreffende de beweegredenen van Lord Purbeek en toen hij zijn thee ge dronken'en zijn naar lavendel riekende slaap kamer lie kek en had, ging hij uit om de om geving eens te gaan opnemen. Nadat hij het tuinhek was doorgegaan, wendde hij zich naa? nechtar achter den hen- vel brug om naar de zee en zoo kwam hij spoedig op een smal stukje hellend strand, aan elk einde begrensd door steile klippen, waartegen de golven van den opkomenden vloed zachtjes klotsten. Hier werd zijn aandacht getrokken door de MviVa r.en van de niarmerwerken. On- knst af m!'!> """I61 Van een eincle van de ware ^ZhteVui, ,7aar dC kli"I>en al« hl t een imiIo steeu i'm iZeo op,,ezon. vormde ste gezicht was bet gebruik ervan moeilük te begrijpen, evenals dat van de wagentjes Idie op de smalle rails stonden, dio daarheen leidden, wijl er meer of minder water omheen stond en landwaarts het eind uitkwam bij den bodem van een driehonderd voet diep ravijn. Maar toen hij zijn oogen opsloeg, bemerkte Hector een gapende opening in don rots wand, juist boven den steen met een groote er- lady Madge, is het liefste ijzeren kraan erin. Waarschijnlijk was dit de ior, so niet zeggen, mynueta j «<-*■- man, dien ik k e 'ord do edelmoedigste En zijn doehte- e-u hij' is gocd en vriendeJw)J- toegang van do zeezijde tot de groeve, waar uit het marmer in schepen geladen werd, die niet dichter bij konden komen, dan het einde van do vooruitstekende klippon. Op het oogenblik waren er geen schepen on het werk in de groeve was voor dien dag geëindigd. Dc zon was reeds onder on west waarts was de zee in een goudglans gehuld, j Het tafereel was kalm en schoon en rustig, doch Hector gevoelde dat hij begluurd werd. j Hij richtte zijn blikken naar boven en zag boven op de rots een dikken man en een meisje, die naar hem keken- Hij kon hunne gelaatstrekken op dien af stand niet, onderscheiden, maar uit hun hou ding maakte bij op, dat de man reeds op leef tijd en bet meisje nog zeer jong was. Toen zij zagen dat zij ontdekt waren, gin gen zij weg van den rand van de klip en verdwenen uit bet gezicht. Hij zette zijn wandeling naar het einde van hot. strand voort en omdat hij niet naai' huis wilde voordat de dag geheel om was, stak hij zijn pijp aan en ging hij op een vooruit stekend rotspunt zitten. Hij wilde wel naar den ingang van de groe ve klimmen, maar die was niet te bereiken dan door over te zwemmon of minstens te waden. Hij rookte zijn pijp leeg en stak een andere -aan, terwijl hij de brandende lucifer weg wierp. Dan bleef zijn blik rusten op iets, dat in elkaar en half verborgen lag tnsschen het zeewier, waarmede de peel dichtgegroeid was. Hij stond op en ging er voorzichtig hoen over de glibberende rotsen. Terwijl bij het zeewier verwijderde met zijn stok, bespeurde hij dat een gruwzaam voor werp zijn aandacht getrokken bad. n.l. het lichaam van een man, die reeds eenigen tijd dood was en geheel onherkenbaar, doch met twee kogelwonden in den geheel bloedloozen schedel. Hector Yeldham's ontdekking op den eer sten avond van zijn vacantie was een onplei- zierige ondervinding, omdat hierdoor zijn hulp noodig was bij het onderzoek, dat op den morgen van den tweeden dag gehouden werd in de dorpsherberg, twee mijlen land waarts gelegen. Maar behalve dezen aanslag op zijn tijd en het vervelende om zijn zonderlinge ont dekking te moeten beschrijven, was er niets, dat in staat was om het vooruitzicht van rust en vrede gedurende zijn verblijf aan de kust te verduisteren. Er was geen enkele aanwijzing, hetzij bij politie of justitie betreffende det lijk, dat gevonden was, om do eenvoudige reden, dat niemand iu de buurt vermist werd. De eerste gedachte was geweest, dat de doode man een van de vreemde werklieden was, die werkten in de steengroeven van Lord Purbeek, docli John Budge, de opzichter van de groeven betuigde, dat niemand ontbrak. Men nam aan, dat do man ongetwijfeld was doodgeschoten, maar dat de misdaad of wat het dan was, op zee bedreven was, waarna het lichaam uit voorbijgevaren schip ever- boord was geworpen en hierheen gesp<*elt1. Hector, die zich bevrijd zag van een aanval lop zijn vacantie, waarvoor hij gevreesd had, besloot na het onderzoek door den heerlijken zonneschijn van dezen Septemberdag, naa? zijn landhuis terug te wandelen. Van het standpunt bezien van een Trpixx date-journalist, gewend aan oplossingen va*' ingewikkelde kwesties van wereldbeteeltenia was deze gebeurtenis, waarbij bii bii toeval; betrokken was, eenvoudig tijdverlies. DoclJ dan had hij niet verlangd gedurende zijn va. cantie door zijn beroepsplichten in beslag gei nomen te worden en het was een troost voo» hem niet met iets dergelijks te maken 1* hebben. I Terwijl hij de tuinhekken van do Abbey passeerde en langs den langen duinrand af daalde, had hij deze akelige kleine tragedi* van zich afgezet en zijn geest weer geheel ge richt op de genoegens die hij thans smaakte Zijn gedachten werden nu afgeleid door deü klank van bellen, die in rythmischen cadeirt klingelden en luider klonken toen het. spail J van drie groote paarden, welke deze belletje» droegen', in het gezicht kwam. De paarden trokken een grooten wagen, bé- daden met marmerblokken eu kwamen iuisl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5