ALLERLEI.
EEN TROOST VOOR OUDE HEEREN.
Tk antwoorïWe, 'dal fk natnurlyk seen recht
had, om hem datgene te vragen waarop hij
geen antwoord wilde geven, maar dat dew;
vraag zonder bepaald doel en zonder oogmerk
om hem te beleedigen gedaan was. Lancre-
ville maakte een stijve buiging, nam zijn hoed
en ging met de woorden: Deze verklaring is
voldoende, de deur uit. Zijne handelwijze be
viel mij niet; ook was ik ontevreden over mij
zelf, dat ik aan het verzoek van Becroy ge
hoor gegeven en mij alzoo aan het gevaar
van Lancreville te beleedigen blootgesteld
had. Dadelijk begaf ik mij naar mijn vriend
en verhaalde hem de uitslag zijner zending.
Beoroy lachte mij uit, dat ik door Lanerevil-
le's toon en antwoord zoo ontsteld was, en
riep uit:
Ik weet het reeds ik ben zeker van
mijn zaak, ik kan mij niet vergissen hij is
het het moet Leitsen zijn!
Wat meent gij Becroy? Drijft gij den
spot met mij?
Luister, beste vriend, nn zal ik n alles
vertellen.
Zoo deelde hij mij het volgende mede:
In de maand Augustus van het jaar 1812
stond Becroy, na afloop van den Moedigen
slag bij Smolensk, als kapitein van de greno-
diers der garde, met een deel van zijn regi
ment, aan het einde der stad, waar de meesten
gevallen waren, om den gewonden weg te
doen brengen. Het was bijna donker en tal
loos gespuis plunderde op het slagveld. Be
croy bemerkte tot zijne verwondering op eeni-
gen afstand een man in de nniform van een
Franseh luitenant, die op den grond geknield
lag en ijverig bezig was om een gesneuvelde
den zak te ledigen. Becroy was verontwaar
digd, dat een - officier zoo schandelijk han
delde, doch deze was zoo ijverig met plunde
ren bezig, dat hij niet bemerkte, hoe men hem
waarnam. Beeroy nam hem nauwkeurig op:
zijn ranke gestalte, zijne in het oog loopende
gelaatstrékken, eene versche, nog bloedende
wond in de rechter wang, dit alles vereenigde
zich, om hem den booswicht onvergetelijk te
maken. Zoo Becroy in dit oogenhlik een ge
weer bij de band had gehad, zn bij zonder be.-
denken op hem geschoten hebben; doch hij
bad slechts zijn degen bij zich en was zelf aan
het been gewond. Toen hii luid begon te
schreeuwen om zijn soldaten te roepen, sprong
de plunderaar op en liep zoo snel mogelijk
weg. Becroy gaf zijn soldaten bevel hem te
achtervolgen, doch te vergeefs, de man ont
snapte. Daar bij hem echter aan anderen be
schreven had. werd hij in den nacht gevangen
genomen en aan een wacht in bewaring ge
geven. Het kwam uit dat deze mensch wer
kelijk een RKtenant der Fransche armeé was.
met name Antoine- Leitsen; dat hü, hoewel
nog zeer jong, niet slechts in dezen veldslag
dapper gevochten, maar ook hii vele vroege
re gelegenheden uitgemunt had. Becoroy's ge
tuigenis was zoo bepaald en zoo nauwkeurig.
dat Leitsen zonder twijfel den volgenden
morgen zou gefusilleerd zijn, zoo hii met in
denzelfden naobt ontvlucht was- Daarna hoor
de men niets meer van Leisen, totdat mijn
vriend in Eugène Lancreville den plunderaar
van Smolensk bad herkend.
Ik verhaalde daarop miin vriend zonder
bedenken, wat ik van den diefstal in het
huis van de Merac wist. Wij kwamen tot de
gevolgtrekking dat Lancreville aan de mis
daad deelgenomen had. Wii hielden het dus
voor onzen plielit, om den heer de Merac he
kend te maken met het ware karakter van
dezen huichelaar, dien hii op een zoo onbe
dachte wijze in zijn huis had opgenomen, om
daarna Lancreville aan de politie over te Ie.
veren. Derhalve begaven wii ons naar de
Merac's huis, dien wij over de langdurige, on
verklaarbare afwezigheid van zijn zoon
eenigszins ongerust vonden. Voor wij hem de
reden van onze komst blootlegden, deelde hij
on6 mede, dat de gendarmes iemand hadden
aangehouden, die zich Pierre Bresse noemde,
en die hii het eerste verhoor reeds bekend
bad. dat hii aan den diefstal had deel gehad.
Obrist verhaalde daarop aan mijnheer de
Merac zijne geschiedenis, en deelde hem de
gronden mede, waarom hij meende dat Lan
creville en Leitsen één en dezelfde persoon
was, waarna ik bericht gaf van alles, wat ik
van den diefstal wist. Dit scheen den heer
de Merac in zijn geloof aan Lancreville's on
schuld te doen wankelen; en tooh was hij niet
geregen, om hem bepaald schuldig te noe
men; hoewel hii geen gronden voor zijn ver-
(lediging kon aanvoeren, verzocht bü ons toch
geen stap tegen Lancreville te doen, vóór
dat hij met hem gesproken had._
Wij stonden in twijfel of wii deze bede
moester afslaan of opvolgen ,toen Lanore-
vjlle zelf binnentrad. Dit verrastto ons alten;
Lancreville alleen bleef rustig en koek Hij
wendde zich tot mijnheer de Merac en zei:
Ik hoor dat Pierre Bresse is gevangen
gezet; gii moet mij nu dadelijk een gesprek
onder vier oogen toestaan.
De Merae verliet terstond de kamer. In
zijne afwezigheid riep Obrist uit:
Voorwaar! de. onbeschaamdheid van de
zen mensch is onuitstaanbaar en mijnheer de
Merac ie zeer te beklagen!
De Merae en Lancreville keerden tot ons
terug; de eerste was zeer bedroefd.
Ik ben een ongelukkig vader! waren zijn
eerste woorden.
Wii wisten niet wat te zeggen.
Miine beeren, ging de Merae voort, het
zou nutteloos zijn, tegen n stilzwijgen te be
waren: mijn zoon heeft my beroofd. Dezen
vriend, zich tot Lancreville wendend, was ik
vroeger de redding der eer van mijn onge-
lukkigen zoon verschuldigd en ook nu beeft
hjj al bet mogelijke gedaan om hem te weer
houden. Kan ik derhalve uwe beschuldigin
gen gelooven?
Obrist zweeg besluiteloos, Lancreville ech
ter zei langzaam en met waardigheid:
Ja, mijne heer en,* ik ben Antoine Leitsen
en was in den slag bü Smolensk. Ja. Obrist
Becroy, gii zaagt mij inderdaad den zak van
een gesneuvelden makker ledigen, doch niet
om hem te plunderen, maar om mij meester
te maken van eenige papieren, die mijn le
ven en dat van veler mijner makkers in ge
vaar hadden kunnen brengen. De tijd van ge
vaar is vóorbü- en ik kan gerust verklaren,
dat ik toen lid was van een samenzwering,
waarvan de plannen en ontwerpen door den
officier dien ik plunderde en die onze secre
taris was. meegedragen werden. Tot mijne
vlucht waren eenige mede-saamgezworenen
behulpzaam. Ik keerde niet naar Frankrijk
terug, maar heb onder een valsfhen naam
nagenoeg geheel Europa doorreisd. Eindelijk
kwam ik in mijn vaderland weer. doeli ik
vreesde in den beginne onder mün waren
naam op te treden: kort geleden reisde ik
na.ar Darijs, waar bet mij door bemiddeling
mijner vrienden vergund werd te bliïveu,zoo
dat ik weder als Antoine Leitsen zal optre
den. Wat al het overige betreft, zoo kan ik
n naar mijn vriend, mijnbeer de Merac ver
wijzen, Alleen verzeker ik u, dat ik n uwe
krenkende, boewei ouverdiende achterdocht
van harte vergeef.
Becroy was zeer verwonderd, en ik gevoel
de mii zeer beschaamd. Mijnheer de Merac
had zich intusschen hersteld en deelde- ons
mede, dat zijn zoon een speler was, maar te-
yens een aangenaam man in gezelschap. Een
jaar te voren had hij in Parijs een groote som
verloren en daarop een beduidend aantal
goudstukken, het eigendom der bank van de
speeltafel genomen. Leitsen, die als August's
mentor daar tegenwoordig was, betaalde het
geld terug en voorkwam daardoor alleen de
openlijke schande van den jongen spe
ler. Bij Leitsen's terugkomst van zijn laatste
reis naar Parijs had deze toevallig gehoord
dat men een berucht speler en gauwdief,
Pierre Bresse. hii August de Merac had ge
zien: daarom had hii argwaan gekregen om
trent beider oogmerken.
Óp den avond van zijn terugkomst was hii
door meerdere kleine omstandigheden in zijn
vermoeden bevestigd geworden, en daarom
naar de Merac's huis gelild. om dat kwaad
af te wenden. Zoo was bij van den diefstal
getuige geweest en had hii August de Merae
door gebeden en voorstellingen, en Pierre
Bresse door bedreigingen willen overhalon
om den roof op te geven, maar door bet ge-
druiscb dat ik aan het venster maakte, werd
hii genoodzaakt, zich ijlings uit de voeten te
maken. Tevens waren de beide misdadigers
ontvloden, zonder hem te bemerken. Voordat
Leitsen maatregelen ten beste der familie
kon nemen, bad August het land verlaten en
was Bresse gevangen gezet.
Aan het slot van dit verhaal erkende Be
croy zijn onrecht en verzocht lui Leitsen om
zijn vriendschap. Er werd afgesproken om
de aanklacht tegen Bresse niet te vervolgen,
maar hem te doen beloven, dat hij het land
verlaten zon. Angust vertrok naar Amerika,
en over den diefstal werd niet meer gespro
ken. Obrist en ik bleven nog eenigen tijd in
deze omstreken en woonden de bruiloft van
Leitsen en de schoone Josephine bü.
U. C.
Onlangs betoogde een Amerikaansch ge
leerde, dat de werkkracht van de meeste man
nen in het veertigste levensjaar het maxi
mum bereikt beeft en dat men van een man,
die langer dan veertig jaar in dit tranendal
vertoeft heeft, niets groots meer heeft t*
verwachten. Volgens den Amerikaan zou hel
dan ook maar het beste zyn, dat alle heertjes,
die de vier kruisjes reeds achter den rug
hebben, maar gaan rentenieren.
Tot troost van het veertigjarig „mannen
geslacht", dat de Amerikaan zoo meedoogen
loos als „onbruikbaar" aan den dijk wil zei
ten, publiceerde een Franseh tijdschrift dezei
dagen een interessante „statistiek", waarin di
schrijver aantoont, in welk jaar een man zijl
geestelyk hoogtepunt bereikt heeft. Misschim
is de schrijver reeds de periode van „peper
en zout" gepasseerd?
De geschiedenis bewijst, dat de helden van
het verleden hun grootste daden verricht heb.
ben tnsschen het 40ste en 56ste levensjaar. De
chemici en physici hebben de belangrijkste
ontdekkingen gedaan toen zij den leeftijd van
40 jaar bereikt hadden. De dichters maken
hun meesterstukken pas als ze 44 jaar tellen.
De romanschrijver heeft twee jaar meer non-
dig om tot volle ontwikkeling te komen. Wil.
men eeu groot veldheer worden,, dan moet
men tot zijn 47ste jaar geduld hebben; de mu
sicus schrijft zijn. beste toondiehten als hü
zijp 43sten verjaardag reeds gevierd heeft, en
voor den leeftijd van 48 .iaar bereikt gewoon
lijk geen tooneelepeler zijn hoogtepunt. Heeft
men zich in het hoofd gezet als moralist ot
philosoof zi.in medemenscbeu uit „den poel dm
verderfelijkheid" te redden, dan raoet men 5?
jaar op dit oAdermaansche hebben doorgr-
bracht. Dc origineels schrijver van de statis
tiek beweert zelfs, dat een arts pas in ziir
50ste levensjaar mee-ster in zijn knust wordt.
.Een diplomaat moet 53 „lentes" tellen. Wat
den humorist betreft, ware humor ontplooi*
zich pas na 56 jaar in al haar glans. De kuns'
om zijn medemensehen te amuseeren, leer*
men schijnbaar bet moeilijkst.
EEN BEZOEK BIJ TAGORE.
Zelden heeft de toekenning van een Nobel-
prijs zooveel verwondering gewekt als dit
iaar. toen een Indiër, wiens naam men tot
nog toe nauwelijks geboord had, de groote eer
te beurt viel. terwijl er alom aan Rosegger
gedacht werd. Het raadsel lost zich op, als
men hoort, dat de groote Indische dichtei
éen warm bewonderaar heeft in Prins Wil
lem van Zweden. Deze tweede zoon van ko
mug Gustaaf bezocht op een wereldreis ooi
de stad Calcutta. In zijn reisbeschrijving, du
onlangs is verschenen onder den titel „Waai
de zon schijnt", vertelt hi.i van zün kennis
making met Tagore. Toevallig bracht de Prins
een bezoek aan de Technische School te Cal
cutta, opgericht door Tagora, die thans nog
president is. Dit was de eerste ontmoeting.
Prins Willem interesseerde zich onmiddellijk
voor den Indiër, en nam dan ook de uitnoo
diging, dien avond in den familiekring var
Tagore door te brengen, met graagte aan. Hei
waren uren van stemming en verheven genot
DE CITROEN OP SICILIë.
Sicilië produceert ten naastenbij 450.000 ton
citroenen, waarvan warden uitgevoerd 260.000
ton. .Voor plaatselijke consumptie worden nog
20.000 ton vereis cht en dam worden nog 10.001
ton jaarlijks gebruikt voor ingelegde artikelen
als visoh en dergelijke. De rest van de oogs^
ongeveer 160.0C6 ten gaat naar de fabrieken
die citroensap bij de fabricage gebruiken.
Merkwaardig is, dat de Vereenigde Staten
niettegenstaande de concurrentie vam de Cab
fornische citroenen, nog altijd de grootste afne
mers zijn. Verder verbruikt- zoo goed ah ge
heel Europa Siciliaamsche citroenen. Er gaar
zelfs bezendingen naar Argentinië en Australië
De citroencampagne duurt het geheels jaar
daar de citroenboom onafgebroken vruchter
voortbrengt. Het voorname centrum van die in
dustrie is Messina en de provincie van dier
naain. Te Palermo merkt men er weinig vam.
Daarentegen leggen zich daar te Palermo we.
oenige huizen toe op de bereiding van citroen
zuur, waarmee zoo good als de geheele produo
tie, met uitzondering van alleen van een 300 tor
voor plaatselijk gebruik gemoeid is.
MET DEN TREIN.
Zc woonde in een gehucht, niet ver van
de hoofdstadZou een reis maken voor het
eerst van haar leven; ondanks haar veertig
jaren. Naar een nicht in Rotterdam. Op eer
„pampiertje", hetwelk ze zorgvuldiglijk onder
in haar berrebies bewaarde, stond 't adres.
Half één 's middags ging ze van huis om
toch vooral niet te laat te komen. De open
zandweg naar de „Stoomtram" had ze binnen
'thalf uur afgelegd. Met die spoor mot je
zoo oppassen. Kan je nooit te vroeg bij zijn.
Met een stoombootje was ze verder over het
IJ naar de hoofdstad gevaren. Was toen de
stroom van mensehen gevolgd. En daar
stond ze nou voor een groot gebouw. Ze werd
bekans doof van 't lawaai van auto's grie
zelige dingen -toch en trams en wagens.
Ze werd er hang van. Voelde zich zoo heel
klein.».. Wou toen maar dat ze kalm op
boerderijtje was geblevenDaar stond ze
non in d'r wijde schoudermantel met heur
kerrebies aan de arm, een saam geknoopte
roode zakdoek, waarin een Edammer kaasje
aan de eene, en een groote handkoffer aan de
andere hand. De mooie zwarte veeren van d'r
opgetuigde hoed wapperden in de wind en ze
had moeite bet vorigeeuwscb gevaarte op d'r
dunne haartoetje te houden. En och wat bad
ze een last van die zware koffers.
Daar stond ze nou en wist niet waar ze heen
moest. Slachtoffer van de Amsterdamsche
verkeersdrukte. O. wat was ze ellendig. Zag
ze nou maar 'n diender, want oome Klaas,
die bekans elke maand naar de stad ging,
had gezegd, dat die mensc-hen je helpen moe
ten.
Ha, daar had je d'r een. Met levensgevaar
stak ze de straat over. Vroeg meneer de agent
die d'r heel vriendelijk aankeek bedeesd,
maar niettemin met vrouwelijke overvloed
van woorden naar Centraal Station. En móest
tot d'r schaamte en schrik vernemen dat ze
d'r net voor stond. Maar hoe zon ze ooit den
weg vinden in dat groote gebouw? En over
een half uur gmg de trein al.Agent bleef
heel vriendelijk. lachte meelijdend en wees
dat ze door den hoofdingang moest.
Zoo kwam ze in de lial. Zag allemaal hok
jes waar de mensehen kaarten kochten. Ging
ook naar zoo'n loket zonder te zien dat daar
kaarten voor Uitgeest te krijgen waren. Vroeg
biljet naar Rotterdam„Derde loket
rechts" zei stugge beambte en bromde iets
van stom vee, dat niet uit oogen ziet.
Eindelijk had ze een kaart Kwam met
hulp van vrindeliïke mensehen op perron.
Vroeg aan drie conducteurs en twee reizigers
naar den trein voor Rotterdam. Vond einde-
Kik een derde klas coupé waar ze heelemaal
alleen zat.... Zette den zwaren koffer en het
kerrebies in 't net. Maakte met de roode zak
doek, die ze even ontknoopte, de bank wat
schoon, zette zich neer en knoopte zorgvul
dig bet Edammer kinderhoofdje weer in de
zakdoek. Pakte toen d'r pak levensmiddelen
uit. Morgens had ze niet kunnen eten, maar
nou bad ze toch honger gekregen. Begon met
smaak aan een flink snee brood dik belegen
met worstWat je toch honger krijgt van
dat reizen...,
Intusschen had de trein schel gefloten
was vertrokken van drukke statio.
Nog was ze bezig aan d'r tweede boterham,
toen de trein al stilstond. Op een groot per
ron waar veel mensehen door elkaar liepen.
Net als op het Centraal Station. Vrouwtje
verbaasde zicb. Wat die treine toch gauw
gingen. Nou al in Rotterdam
En ze haalde d'r koffers hü elkaar en stapte
nitLiep naar den uitgang. Vroeg aan een
man van de spoor naar den weg en moest
vernemen dat ze nog in Amsterdam was,
maar op bet ander stationArm vrouwtje
reudo zoo ving haar bagage en groote hoed
met veeren het toelieten naar t.rein terug.
Zag die nog net om den boek van perron
verdwüneu. Riep en schreeuwde om nog even
stil to houden. Ze moest nog naar Rotterdam.
Grinnekende treinmannenMeewarig la
chende Teizïgers.Goedaardige chef vroeg
haar wat er gebeurd was. Half huilend liet
ze 'tkaartje zienNaar Rotterdam
„Nog niet geknipt", zei chef goedigernstig,
„moet u maar wachten op volgenden trein.
Vier uur precies. U hebt den tijd nog een
beetje."
„En dan meneer de chef?"
„Dan over Utrecht. Daar overstappen naar
Rotterdam."
Chef haastig af.Bang voor nieuwe woor
denvloed en zee van bedankjes
'kWeet niet boe 't haar iu de Rottestad is
gegaan. Maar wel, dat ze krampachtig ba
gage-dragend heeft gewacht.... tot vier uur.
O. N.
VISITEKAARTJES MET
EEN PLATTE-G-ROND.
In Londen, Parijs en Berlijn verbreidt zievh
oen nieuwigheid, die voor bewoners van een
groote stad wel aan te bevelen is: visitekaar
tjes waar op den achterkant de plek van het
huis van de betreffende persoon aangegeven
stiaat, de trams, die er in de buurt loopen, het
raast bijzijnde stad- of ondergrondstat-ion. Het
wordt in die seden meer en meer gewoonte by
bezoeken, waar men een tegenbezoek verwacht,
dergelijke kaartjes af te geven. Het is te be
grijpen, dat zulk een kaartje veel tijd bespaart
bij het zoeken naar de woning der te bezoeken
personen, vooral in groote steden. Een lid van
het Engeleche Lagerhuis, wiens Londensche wo
ning in ten gewirwar van straten en stegen
ligt, is het eerste op het denkbeeld gekomen op
den achterkant van zijn kaartje een plategrond
aan e brengen. Dat practise he iedee werd spoe
dig door anderen in Londen opgevolgd en niet
lamg daarna volgde Parijs en Berlijn het voor
beeld, waar het reeds algemeen verspreid is.
ZIEKE OLIFANTEN.
Wie had ooiit gedacht, diat een olifant zoo'n
dikhuid, zoo'n „kalf" van een olifant in staat
was te simuleeren en z'n bewakers voor 't ootje
te houden met een talent dat niet onder hoeft
te doen voor dat van een op afkeuring-azend-
miUtair-hosplfcaal-klantEen olifant, verboeven-
de in den dierentuin te New-York, leed aan
maagpijn. Dit is een zeer gewoon verschijnsel
bij geimporeerdie olifanten, die nog niet aan het
klimaat gewend zijn. De kwaal wordt genezen
met een wollen deken-verband en mosterdpleis-
ters uitwendig en ©en flinke dosis brandewijn
inwendig. Deze remedie schijnt den dieren te
bevallen en werkt altijd bijzonder gunstig. Het
verwonderde de artsen van den New-Yorkschen
„Artis" dan ook naet- weinig, toen een olifant
die reeds meermalen de kuur had ondergaan,
maar steeds over maagpijn bleef „klagen".
Eensklaps bedikéht een van hen, dat de brande
wijn de dieren altijd goed smaakte en dat men
van een olifant geen anti-aloaholistisohe nei
gingen mag verwachten. Hij stelde daarom voor,
de kuur een toe te passen zonder brandewijn.
Het succes was verrassend
Toen een andere olifant in denzelfden die>-
rentuin eens ziek was, had men alle gelegenheid
hem eens te reinigen, en z'n voetjes in een badje
t e stoppen. En 't was heuscb niet overbodig!
Bij grondge reiniging kwam niet minder dan
een dobbelsteen, de helft van ©en theelepeltje,
het handvat van een zakmes en een ijzeren spij
ker te voorschijn. Al deze voorwerpen zaten
vast in het eelt onder de pooten. Onnoodig te
vertellen, dat men het gebruikelijke waschma
teria al moest uitbreiden met eenige stevige in-
menten.
ARTIKEL 369,
Gard, du Tour schrijft in de „Msb." de volgen
de korte schetsje.
Opgevangen nit een gesprek van een „tus-
schenpereoon" en een oud Moediertje, dat recht
op rente meende te hebben.
Heb je de laatste 10 jaar ook gewerkt, voor
andieren?
Wè-blief?.
Hè de ok gewerkt vut andere? i
Mier juffrouw, hoe ku,n de de vraogen;
m'n bil leven lamg; ik ha dertien kinder; nog
zeuven in leve; een is er 't veurig joar nog ge-
steurven en zo brocht al veul in; en.
Zoo; maar voor wie heb je dan gewerkt?
Moe te ze dé ok ol webe? Wa bebbc ze daor
toch aan, zoude zegge; dè wit toch hil de stad
wie kent nou de ouw Bet nie; ik geleuf....
Ja, jamiaar vertel 't och nog maar eens.
Hu?? Ik beur nie goed mir, juffrouw, ik
ben al van jaotr '41
Waar heb je gewerkt I
In dieë winkel bij 't postkantoor.
In welke winkel?
Daar op den hoek, waar ze beeldjes ver
kópen.
Maar diaar is geen winkel.
Neen, dé wit ik wed; mor vruugvr was er
iinna
Waar wonen die raenechen danen hoe
heetten ze
Hoe of zie hièten?
Bé, dè wit ik nie mir; mèr ze zulle me
tooh wel geleuve, as ik dè zeg; ik hè, zoo oud
as ik ben, nog nooit gelogen; behalve inne
keer, toen
Goed; waar wonen die mensehen nou?
In Amerika: ze zijn verhuisd; ze hadden
veul kleine kinder, en 't gaat er alle-mao! zoo
nie.
Heb je don nog elders gewerkt?
Wa is dó!
Of je dan nog elders.... ergens anders,
oewerkt hebt?
Elke merrese by wé! twintig menscbe die
stnaot geveegd, jaor in, ja-ar uit. Mer dè hi die
ander jufrouw, die gisteren hier waar al'lemaol
precies 't zelfde gevraogd. En die hi mo toen
opschrive, om te kunnen trekke
Maar wouw, waarom heb je dat niet aan
stonds gezegd, dan had ik 't toch niet behoeven
te vragen.
Gy het goed praoten juffrouw, mer ik wou
is weta, of gij 't zelfde zieedt as dde ander. Want
elke week, twee guide trekke vut niks, dè ge-
leuft een o-uw vrouw nie geirekkelijk, zie de.
Toen is de luisteraar gegaan, beklagende die
juffrouw, die nu nog haar „tusschenpeieoon",
premie missen moest.
't Volgen dè gesprek naar waarheid weerge
geven; t werd gevoerd in 't dorpje N.
Trek jij niet van de pensioen-wet
Wel nee; ik ben altyd m'n eige baas ge
woest.
Mar hè de zoo niks gediaom vur andere
in oewe legen tijd?
Neen; nie van beteekenJs.
Jaweljawelmij een kedoo,- als ik oe de
2 laot trekke.
Verdikke; wa witte gij dan?
Een kedoo vur mij; beleufdie 't?
-Jaas i'k trek, trakteer ik.
Hoera! dan zulde moerte over <9e brug
komime; ge zijt koorzanger en da.ar verdiende
25 mi per jaar. Dè is tooh loondienst vur de
de Pastoor zou ik zegge. Kom we gaon oe op-
geve en dan trakteere.En.hij is opge
geven de lijst is nog in Amsterdam.
EEN FRADIE VERGISSING.
Dat het in elkander zetten van een oorwara*
ook niet ieders werk is bleek eens in een
Parijzer blad, waar twee berichtjes, die door
een streep van elkander afgescheiden moeten
zijn, aldus geplaatst waren
„Dokter X is benoemd tot eersten geneesheer
in het nieuwe hospitaal."
„De Gemeenteraad heeft besloten het berk-
hof te vergrootcn en onverwijld met de werk
zaamheden een aanvang te nemen."
DE ZEVEN WERELDWONDEREN.
De zeven wereldwonderen zijn gebleken „kam-
derspel" te zijn, bij de wonderen der tegenwoor
dige wetenschap. Zoo heeft de „Eleotr.iciem,'
een blad dat te Chicago verschijnt, een prijs
vraag voor alle geleerden dier wereld ultgeschre,
ven, wat zij als hedendaagsche wereldwonderer-
beschouwen. Uit alle antwoorden, en het ware»
er zeer veel, blijkt dat men de telegrafie zom
der draad eenparig als het grootste wonder dei
tegenwoordige uitvindingen aanmerkt. D«
meeste geleerden gaven de zeven wereldwonde
ren in deze volgorde: 1 die draadlooze telegrafie
2. de telefoon, 3. de vliegmachine, 4. het ra
dium, 5 de serum, 6 die ontleding van het zon
licht, 7 de X-stralen.
BONTEN SLOBKOUSEN.
Een nieuw modesnufje voor de Ameri'baam-
sche vrouwen voor dezen winter zal het dragen
van slobkousen van bont zijn. Deze mode aal
groote piaetisch nut hebben, daar vele dames
ook by de strengste koude dunne zijde housen
en lage schoenen dragen.
TURKSOHE GERECHTIGHEID.
Een arme leidekker in Oonstantinopel viel.
terwijl hij bezig was een dak te herstellen, on
gelukkig juist op iemand, die voorbijkwam.
De voetganger werd onmiddellijk gedood; do
onschuldige oorzaak van die ramp daarenteger -
kwam er met den sohrik af.
De zoon vam den overledteme klaagde den
leidekker aan, die dadelijk gevangen genomen
werd. De kadi hoorde met Oostersche gelaten
heid de aanklacht aan en vroeg ten slotte aar
den beklaagde, wat deze tot zijne verontschuldi
ging had aan e voeren.
„Heer der gerechtigheid," antwoordde de be
schuldigde, „het is volkomen zoo, als uw die
naar zegt; maar Allah weet, dat ik onschuldig
ben en er niets kwaad in mijn hart woont Ik
hen een arme man en wéét niet, hoe ik eene
schadevergoeding betalen kan."
Desniettemin verlangde de aanklager, dat de
ongelukkige zou worden terdoodigebraebt. De.
kadi bleef, met gekruiste beenen een tijdlang
nadenken; daarop begon hij: „Het zij zoo,"
waarna hij zich tót den leidekker wendde en
sDrak
„Je begeeft je naar de straat, en gaat staan