BinneFlTnIT"
M geheim der oude Abdij
BUITENLAND.
f
Misdadigheid en haar
diepste oorzaak.
Au Bon iarché,
„üoyems,
9taai*Beyn-Bi*ussel. Handschoenen woor alle nelegenhesSeeiSi
Men behoeft nog niet bepaald een „laudator
temporis acti" te zijn, iemand dus, die altijd hoog
opgeeft van „den goeden ouden tijd", toen alles
veel beter en veel geregelder was dan tegen
woordig, om uit hetgeen tegenwoordig geschiedt
de conclusie te maken, dat er moge dan op
velerlei, vooral sociaal gebied, veel, zeer veel
veranderd en verbeterd zijn het aanzien van
de wereld er niet op verbeterd is.
Wanneer men de „Gevangen Poort" in den
Haag bezoekt, wordt men met afgrijzen vervuld
door de folterwerkhiigen. die in „den goeden
ouden tijd" gebruikt werden om de misdadigers
tot bekentenis te brengen of te straffen voor
hunne wandaden.
Bij zulk een bezoek maakt men dan de ge
volgtrekking, dat er vroeger toch blijkbaar veel
geschiedde wat niet door den beugel kon en
waarvoor zulke zware lijfstraffen gegeven
werden.
Dat was ook inderdaad zoo.
't Valt niet te ontkennen.
Doch daarbij moet toch niet uit het
og worden verloren, dat dergelijke straffen in
nis oog veel barbaarscher zijn dan ze in dien
tijd in werkelijkheid waren en ook dat over het
algemeen de straffen in verhouding tot de ge
pleegde overtredingen oneindig veel zwaarder
waren dan in. onzen modernen tijd.
Wij hebben geen schavotten meer, geen pijn
banken en foltertuigen en toch de misdadigheid
',s in onze dagen zeer veel grooter dan in die
tijden van harde en zware straffen.
Wat is daarvan de oorzaak?
't Valt niet zeer moeilijk die aan te wijzen en
't is dan ook reeds dikwijls gedaan.
Men ziet aan den eenen kant hoe het getal
misdaden, zelfs van de ergste soort, op een on
rustbarende wijze toeneemt en daartegenover
wordt van den anderen kant een vermindering
waargenomen van den godsdienstzin en het ge
loof der menschen.
Is 't niet begrijpelijk, dat men tusschen deze
niet te loochenen verschijnselen een oorzakelijk
verband legt en concludeert, dat de achteruit
gang van het geloofsleven een der oorzaken,
doch zeker de voornaamste is, van het toenemen
der misdadigheid?
Men zal misschien hier willen wijzen op de
statistieken, die zouden aangeven, dat een groot
percentage der veroordeelden wegens verschil
lende misdrijven moet gezocht worden onder de
icatholiekén.
En ziedaar juist een klaar bewijs voor de stel
ling, dat achteruitgang in geloof voert tot groo-
tere misdadigheid.
't Is mogelijk dat velen onder de veroordeel
den als katholieken te boek staan, doch hoe
moeien dezulken als katholieken beschouwd
worden
Juist doordat zij hun geloof geheel of gedeel-
eliik over boord wierpen en braken met de H.
Kerk of althans er volmaakt onverschillig voor
werden, kwamen zij ertoe hunne wandaden te
Gaat men toch de leer der H. Kerk na, dan
zal het blijken, dat het een ongerijmdheid zijn
zcu, wanneer iemand, die geloovig katholiek is
en dus leeft overeenkomstig de geboden Gods
en der H. Kerk, zich zou schuldig maken aan
daden, waardoor iiij met den strafrechter in aan
raking zou komen.
Wordt ons niet geleerd onze vijanden te be
minnen, zoodat iemand, die waarlijk godsdien
stig is, er niet toe komen zal uit, wraak zijn
evenmensch te dooden of te mishandelen; leert
Gods gebod ons niet: gii zult niet stelen, en is
het dan niet vanzeïf sprekend, dat een geloovig
katholiek, die leeft in en door zijn -geloof, zal
doen wat hem door God geboden en nalaten
wat hem verboden wordt?
Het zijn slechts enkele voorbeelden, die met
z er vele aan te vullen zijn.
Neen, wanneer het waar is dat onder de mis
dadigers vele katholieken gevonden worden, dan
is het ook en nog meer waar dat zij zoo zijn
omdat zij feitelijk geen katholieken meer zijn,
tiaar zij gebroken hebben met de H. Kerk door
hare geboden met voeten te treden.
En gaat men de beweegredenen en den aard
der gepleegde misdaden na de sensatiepers
geeft dagelijks de meest uitgesponnen verhalen
van moorden en zelfmoorden, dan blijkt de
Aaarheid der bewering, dat de godsdienstloos-
™lid i Cin niet m'nder de vermindering van het
wnniin;r^fv?el..der menschen welke twee ge
varen tot dl nfur '"nnuw verband staan
-/ l iiulprpn'krtHhi "''smaden waaraan
zelfs kmdeien koelbloedig zich schuldig maken
Hoe men het wend of keert, welke sfort mis
daden men ook beschouwt, steeds zal men tot
dezelfde conclusie moeten komen.
Voorbeelden aanhalen is niet noodig, doch we
willen slechts wijzen op Frankrijk, waar van het
geloofsleven zoo bitter weinig is overgebleven.
Hoe treurig het daar is gesteld wat de mis
dadigheid betreft, is kort geleden in dit blad
helder aangetoond, waarbij vooral gewezen werd
op de moorden, door kinderen bedreven.
We hebben natuurlijk niet willen betoogen dat
ieder, die niet geloovig is, misdadig zijn zou,
doch eerder het omgekeerde, n!. dat ieder die
misdadig is, gewoonlijk ook niet-geloovig is.
Wil men dus het kwaad in den wortel aan
grijpen, clan trachte men het geloof, het leven
dig, kinderlijk geloof den menschen weer bij te
brengen.
DE WERELDLIJKE MACHT VAN DEN
PAUS.
Z. D. H. Mgr. Rossi, aartsbisschop van
Udine, heeft bij de opening van de Sociale Week
te Milaan een redevoering gehouden, die door
de krachtige longen, waarover de liberale en
anti-katholieke pers in Italië beschikt, tot een
evenement van buitengewone beteekenis is aan
geblazen.
We hebben er reeds enkele malen over gespro-
ken en ontlcenen betreffende deze kwestie het
volgende aan een correspondentie van den Maas
bode-redacteur te Rome, die een brief wijdt aan
deze rede en de commentaren erop door de libe
rale pers gemaakt.
„Welke merkwaardige dingen nu heeft de
aartsbisschop van Udine gezegd, dat de niet-
katholiekc pers zich gerechtigd acht haar lezers
zulke curieuse beschouwingen voor te zetten?"
vraagt bedoelde correspondent.
„Op de eerste plaats heeft Z. D. H. een zin
losgelaten, die in liberale bladen geheel verdon
keremaand is en die dus als tegenwicht in Ka
tholieke kranlen wel op den voorgrond mag wor
den gesteld. Z. D. H. dan, heeft uitdrukkelijk
gezegd, dat hij er niet aan dacht een oordeel te
vellen over het probleem, dat hij onderhanden
had, dat hij daartoe geen machtiging had beko
men, er zelfs de bekwaamheid toe miste.
Wat de herder van Udine zijn toehoorders ver
teld heeft is den lezers in hoofdzaak reeds voor
gelegd. De aartsbisschop begon het verschil te
ontleden tusschen de begrippen: Vrijheid van
de Kerk, dulden van de Kerk, onverschilligheid
tegenover de Kerk en scheiding van Kerk en
Staat, waarna hij uiteenzette, waarom de Kerk
alleen met vrijheid tevreden kan zijn.
De vrijheid van de Kerk, aldus de redenaar,
sluit ook de vrijheid van haar Opperhoofd in,
en deze vrijheid moet verschillende eigenschap
pen bezitten, als bijv. werkelijk en waarachtig
bestaand, volkomen, duidelijk tot uitdrukking
komend, stabiel, onaantastbaar en beschermd
door een garantie met internationaal karakter.
De spreker merkte wijders op, dat gedurende
meer dan duizend jaren het bezit van wereld
lijke macht den Pausen de vrijheid waarborgde,
die zij voor de uitoefening van hun ambt noodig
hadden, maar dat sedert een eeuw de wereld
weer grooiendeels tot een soort heidendom is
vervallen en de Kerkelijke staten meer dan vijf
tig jaar door Italiaansche troepen zijn bezet. De
vrijheid der Kerk lijdt onder die omstandighe
den geducht en daar uitkomst schijnbaar lang
op zich zal laten wachten, vraagt de aartsbis
schop zich af, of er misschien ten andere weg
is, om den Stedehouder Christi de richtige uit
oefening van zijn ambt te verzekeren. Hij meent
nu volstrekt niet een oplossing gevonden te heb
ben, want hij acht. zich zelf onbekwaam in deze
een oordeel uit te spreken en heeft er ook de
machtiging niet toe, maar hij suggereert toch
een idee: F.ene internationale garantie, alle mo
gendheden, zich verbindend de geheele, volko
men, stabiele, onaantastbare vrijheid van den
Paus te waarborgen.
Tot zooverre de aartsbisschop van Udine.
Nu de liberale bladen.
Deze hebben in hun beschouwingen het „im
mer hooger" voor oogen gehad en zijn, onder
ling elkaar aanvurer d, er tenslotte toe gekomen,
Pius X aan het hoofd te stellen van de „poli
tieke modernisten". Het proces was zeer een
voudig. Men heeft eerst de aandacht laten val
len op het gezegde van mgr. Rossi, omtrent een
internationale garantie. Om blijken te geven
„goed ingelicht" te zijn, heeft men daarna ver
klaard, dat dc redevoering van den prelaat van
buitengewone beteekenis was. Den volgenden
chig wist men te vertellen, dat de Paus zich
voor de aangelegenheid bijzonder interesseerde.
Daarna had men vernomen, dat het Vaticaan
van de redevoering kennis had genomen, alvo
rens ze uitgesproken werd, en tenslotte had men
een paar dagen geleden zeer duidelijk Mgr.
Rossi uit de „Bronzen Deur" zien stappen met
een groot papier onder zijn arm, dat niets
anders kon bevatten dan de door Pius zelf op-
.nieuwe richting", die het Vaticaan staan en moet dus de G. G. ook op dien grond
over een groote mate van vrijheid beschikken."
„Wat de samenwerking tusschen u en den heer
Idenbrug zeker niet in den weg heeft gestaan?"
„Neen, wij hebben altijd heel goed kunnen sa
menwerken. In den regel was het ioo, dat wan
neer hij de een of andere zaak wenschelijk acht
te, ik dat ook vond, en omgekeerd. Onze brieven
hebben elkander meermalen gekruist terwijl ze
gestelde
uit wil.
De conclusie is nu verder voor ieder duidelijk.
De Paus wil van zijn aanspraken op wereld
lijk gezag afstand doen, zoodra de mogendhe
den hem de vrije uitoefening van zijn stedehou
derschap willen waarborgen
De schrijver zegt dan zich niet gerechtigd te
achten de beweringen der liberale bladen tegen
te spreken. Het kan heel goed mogelijk zijn, zegt
hij, dat de Paus met het idee van Mgr. Rossi
sympathiseert en eene internationale garantie-
wet in de tegenwoordige tijdsomstandigheden
als een evengoeden vrijheidswaarborg beschouwt
als het bezit van wereldlijke macht, doch de
liberale pers redeneert verkeerd, wanneer zij
„uitgaat van het standpunt dat de oplossing
van de Roiueinsche kwestie een zuiver Italiaan
sche aangelegenheid is. Niets is minder waar
dan dat. De Paus is een „internationale" vorst
en heeft zijn geestelijke onderdanen over alle
vijf de werelddeelen verspreid. Hiermede moet
hij rekening houden en Italië eveneens. Een
Chinees, een Engelschman, of een Hollander
hoeft volstrekt geen vertrouwen in het Italiaan
sche gouvernement te hebben, en alles wat dit
gouvernement aan hun kerkeijk opperhoofd mag
beloven, mag door hem gereedelijk in twijfel ge
trokken worden. Daar het nu gaat om een zoo
belangrijk ding als de vrije uitoefening van het
oppergezag iu geestelijke zaken, is het dien
Chinees, dien Engelschman, of wat hij ook
zijn moge, volstrekt niet kwalijk te nemen, dat
hij zijn éigen regeering iu deze een woordje wil
laten meespreken, en haar het recht wil toeken
nen, toe te zien, dat de belofte, door een, hem
totaal vreemd gouvernement aan den Paus ge
daan, behoorlijk worde nageleefd.
Wil Italië daar niet van hooren, dan neemt
het een vijandige houding aan tegenover alle
Katholieken van de geheele wereld en tegen alle
keizerrijken, koninkrijken en republieken, waar
Katholieken wonen, incluis.
Wijders is de Paus tegenover Italië nog altijd
het hoofd van een buitenlandsche mogend
heid, met wen men ehn oorlog is begonnen,
maar niet wien men nog nooit vrede heeft ge
sloten. I n waarom zou Italië zoo het eens op
vrede sluiten aankwam, anderen mogendheden
het recht ontzeggen, zich met de bepalingen van
het vredesverdrag te bemoeien, terwijl het zich
zelf toch wel mengt iu je geschillen van tal
van andere staten?
Nogmaals, zegt de schr. ten slotte, we durven
er niet over redetwisten, of de Paus in de
internationalisatie van de garantiewetten een
equivalent ziet van het bezit van wereldlijke
macht, we willen ons alleen verzetten tegen de
voor ons onverdraaglijke idee, dat Z. H. erin
belemmerd zou worden een internationale rege
ling te treffen, die hij voor het belang van de
Kerk noodig mocht achten.
OUD-MINISTER DE WAAL MALEEMT
OVER DE BEHANDELING DEK
INDISCHE BEG KOOTING
Zooals men weet is van de Rechterzijde pu
blicatie gevraagd van de telegrammen, die tus-
scben den minister en den Gouverneur-generaal
zijn gewisseld, v.aaraan evenwel geen gevolg is
gegeven. Van de andere zijde werd beweerd dat
de kersteningspolitiek van het vorige ministerie
onze koloniën in gevaar bracht.
Naar aanleiding van een en ander heeft het
Centrum een onderhoud gehad met Oud-Minis
ter de Waal Malefijt, waarvan wij den inhoud
hier laten volgen:
Onze eerste vraag betrof den gouverneur-ge
neraal Ideiiburg en de van de overzijde geuite
veronderstelling, dat deze zijn koers zou hebben
gewijzigd.
„Uit heigeen de minister in de gewisselde
stukken en in de Kamer gezegd heeft, kan m i.
niet w orden opgemaakt," zei de de oud-minister,
„dat de heer ldenburg zou hebben verklaard, op
eenig punt een andere gedragslijn te willen
volgen, dan hij tor dusver gedaan heeft. Ik acht
zoo iets met mijn kennis van Idenburg's karakter
ook geheel uitgesloten."
„Hoe denkt u in het algemeen de verhouding
tusschen Minister en Gouverneur-Generaal?"
„Ik deel niet het standpunt van sommige hee-
ren, dat de Gouverneur-generaal in hoofdzaak
ais een ambtenaar is te beschouwen, die zich
eenvoudig beeft te schikken naar de inzichten
van den Minister. De G. G. heeft een zelfstan
dige werkkring en verantwoordelijkheid, al zal
over de hoofdpunten van het te voeren beleid
overeenstemming moeten bestaan. Hier te lande
kan men op zoo verren afstand ook niet alles
terstond beoordeelen, en waar wij nu eenmaal
zoo snel leven tegenwoordig, kan men in korten
tijd voor een geheel anderen toestand komen te
ciezgjfde gedachten of meeningen inhielden."
De heer de Waal Malefijt wees dan op het
frappante en veelzeggende feit, dat niemand
van Links op het heengaan van ldenburg heeft
aangedrongen.
„Het is bovendien een onjuist idee," ging de
oud-minister voort, „dat een Gouverneur-gene
raal slechts voor vijf jaar zou worden benoemd.
Dat is '11 misvatting. Verschillende landvoogden
zijn zes jaren aangebleven. Een bepaalde grens
van tijd is niet gesteldDe koloniën en
het koloniale beleid moeten m.i. buiten den strijd
der partijen worden gehouden. Daarnaar moet
ernstig worden gestreefd. Ik acht het zeer wel
mogelijk dat men ook bij verschil van begin
sel, toch op kolouiaal terrein eenzelfde gedrags
lijn volgt."
Men heeft ook buiten de kamer in de pers,
met name in een Haagsche correspondentie der
Zutfensche Courant" beweerd, dat onder liet
vorig bewind op slinksche wijze pogingen worden
aangewend, om de kersteningspolitiek te bevor
deren en het gouvernementsonderwijs te fnuiken
ten bate der bizonderc svhool. De Rechtsche Re
geering zou daarom de oprichting van een Hoo-
gere Burgerschool te Bandoeng hebben tegen
gehouden, ofschoon de behoefte aan zulk'een
school steeds nijpender werd, wijl zij tot de op
richting cener bizonderc H. B. S. wilde ko
men.
De hcci' de Waal Malefijt wees deze voor
stelling van zaken met nadruk af.
„De quacstie van de school te Bandoeng is
meermalen bij de bcgrooting besproken. Ik heb
daarbij echter kunnen aantoonen, dat er meer
behoefte bestond aan Muloscholen clan aan een
H. B. S. in plaatsen als deze. Het was toch een
feit, dat op de bestaande H. B. scholen verre
weg de meeste leerlingen niet verderkwamen
dan de derde klas. De oprichting eener H. B. S.
te Bandoeng werd derhalve uitgesteld, omdat
men eerst wilde zien, of een Muloschcol niet
voldoende was. Dc heer Bogaardt heeft dit ook
betoogd. Van plannen om te Bandoeng een bi
zonderc Hoogere Burgerschool (e vestigen was
mij ten yorigen jare nog niets bekend.'De ver
wijten, die daaromtrent zijn gedaan van bedoe
lingen om het bizonder onderwijs te bevoordee-
ien, raken dus kant noch wal. Wat niet weg
neemt dat ik van oordeel ben, dat het gouver
nement de oprichting van bijzondere onderwijs
inrichtingen steeds met ingenomenheid behoort
te begroeten. De bizonderc school waar moge
lijk, de openbare school, waar noodig, acht ik
een uitstekenden regel."
Men heeft ook aan het vorig bewind verwe
len, de gouvernenients kweekschool op Ambon te
hebben willen doen uitsterven door geen nieuwe
leerlingen toe te laten, terwijl de Kamer daar
van in onwetendheid werd gelaten.
De heer de Waal Maliefijt zette uiteen, dat
ook deze grieven totaal ongegrond zijn.
„Ik heb verleden jaar deze zaak nog bespro
ken in de Tweede Kamer, naar aanleiding van
een door den heer de Meester gedane vraag,"
zeide hij. „U kunt dat vinden in de Handelin
gen van 29 November. Ik heb toen meegedeeld
de zaak was in de stukken niet behandeld
dat wat de kweekschool te Amboina betrof, aan
vankelijk het plan bestond om de opleiding vaiy
onderwijzers voor het Oostelijk deel van den
Archipel le doen geschieden (e Makassar. De G.
G. had daar echter bezwaar legen, omdat
Makassar ligt in een sterk geprononceerde
Mahomedaausche streek. Hij achtte het niet
gewensclit, dat jongelieden uit gekerstende
streken van den Archipel to. Makassar, werden
opgeleid. Toen is in overweging genomen om
hetzij te Amboina. hetzij elders een school enkel
voor Christen-leerlingen op te richten. Natuur
lijk was de bedoeling dat dit een gouvernements-
school zou zijn. Over de oprichting van een
"Particuliere school heeft het gouvernement niets
te zeggen. Genoemd denkbeeld is in beraad
gehouden totdat na de totstandkoming van
reorganisaties van het inlandsch onderwijs in de
zoogenaamde Groote Oost de behoefte aan op
die school op te leiden onderwijzers beter kon
worden overzien. Uitdrukkelijk heb ik toen er
bij gezegd, dat aangezien voorloopig nog over
ten voldoende aantal op de kweekschool te
Ambon opgeleide onderwijzers kon worden be
schikt, om in de behoefte te voorzien, gedurende
twee jaren de verdere toelating tot die school
stop was gezet. Christen onderwijzers gaan niet
naar Mohammedaansche streken. Dabde school
einde Augustus van dit jaar zou worden geslo
ten, was bij het opmaken der begrooting blijk-
99
baar ook in Indië nog niet bekend. Doch cry
behoeft geen oogenblik twijfel te bestaan of eene
andere gouvemementsinricliting komt er voor in
de plaats. Niet onwaarschijnlijk zal deze tege
lijk ook dienstbaar gemaakt worden aan de op
leiding van inlandsche ambtenaren. Wanneer
de school uitsluitend voor Christen inlanders
zou worden bestemd, zou dit niet iets geheel
vreemds zijn. In 1911 zijn te Koeta-Radja, Mn-,
galang en Tjiinahi ook gouvernementssdiolen
alleen voor Christen kinderen opgericht."
Met nadruk kwam de oud-minister op tegen
de verklaring van mr. van Deventer, dat aan de
bizondere school eerst subsidie zou mogen wor
den toegekend, indien er in de plaats waar die
school gevestigd wordt, een bepaald aantal
christenen wonen, en wel in verhouding tot huil
getal.
„Dit is een geheel onjuiste wetsuitlegging,"
verklaarde de oud-minister. „Nooit is zulk een
standpunt door eenig bewindsman ingenomen.
De heer Rutgers heeft het dan ook terecht met
klem aangewezen. De adviseur voor de Buiten-
bezittingen, de heer Lulofs, verklaart dan ook
in zijne brochure over de Soemba-regeling met
betrekking tot deze bepaling, dat voor de sub-
si die wel moet worden aangetoond, dat dc
school in eene werkelijk bestaande behoefte voor
ziet, maar dat deze bij een voldoend aantal leer
lingen bezwaarlijk kan worden ontkend.
Ten slotte weersprak de heer de Maal Male
fijt nog eens met nadruk de ook nu nog her
haalde verzekering van Links, dat hij als minis
ter van koers zou zijn veranderd," zeide hij, co
er bestond daartoe voor mij ook geen de minste'
reden."
„Trouwens," ging de oud-minister voort, „hoe
zonderling de beweringen zijn, welke men zooal'
hoort, daarvan zal ik u nog één staaltje geien.
De heer Tydeman heeft in de Kamer erop gewe-
.zen, dat de koersverandering, die nu zou zijn
ingetreden, 0. a. bleek uit het faeulfnficf-stellen
der bijwoning van 't godsdienst-onderwijs. Nu
is het echter een feit, dat deze maatregel juist
door ldenburg en mij voor het eerst is inge-1
voerd. De vraag kan natuurlijk zijn, hoever men
daarbij gaan wil. Maar de zaak zélve heeft haar 1
beslag gekregen onder het Rechtsche bewind eif 1
de lieer Tydeman beriep zich daarop dus ten 1
onrechte, ais op een teeken van een nieuwen
koers.
Fk voor mij aldus besloot de heer de Waal
Malefijt zie juist in het feit dat die faculla-
tief-stelling aan beide zijden dér'Kamer instem
ming heeft gevonden, het bewijs clat eensgezind- 1
beid ten aanzien van de in Indië te volgen M
schoolpolitiek geenszins onbereikbaar is.
Ik zou er mij zeer in verheugen als die eens
gezindheid onder mijn opvolger werd verkregen.
OUDERDOMSRENTE.
Dat zich zelfs aangeslagenen in de ver
mogensbelasting of daaronder behoorendo
hebben opgegeven, 0111 in het gonot te tre<
don van de ouderdomsrente en een bewijs
van toekenning dier rente hebben ontvan
gen, komt werkelijk in het ressort Dordi
recht voor.
Aan de „Dordfc. Ct." is een 8-tal geval
len van dien aard bekend: een gepension-
neerde, een oer, die eeu paar weken ge
leden voor f 12.000 aan paarden had ge- j
kocht en een juffrouw; die het lastig vond,-
zélf dc uitkeering iu ontvangst te komen
nemen en vroeg of zij haar dienstmeisje
mocht zonden!
DE SPIJKER OP DEN KOP.
Een driestar iu de „Standaard" onder bo- 1
venstaand opschrift luidt als volgt:
..Nog eer do week sloot, heeft onze poli
tieke toestand, zooals die door het beginsel
loos spel van Links ontzenuwd is, ten slot-
te dan toch zijn rechter gevonden.
Do lieer Loeft heeft, namens de Roomsch-
Katholieke Kamerclub, eeri staatsrechtelijk'
vonnis over dit inconstitutioneel bedrijf go-
slagen, waarin elke partij in do Kamer aan
stonds don meester herkende, en dat niet
alleen de vier groepen van Links, maar 1
evenzoo liet Kabinet heugen zal.
Er school geen bitterheid in zijn klem
mend betoog. Neiging om het Kabinet to
steunen, kwam veeleer in elk deel zijner
architectonische opgebouwde redo uit. Met j
elke redelijke verontschuldiging werd gerc-
kend. In niets werd overvraagd. Maar het
Uoiist.itution.eele Staatsrecht mocht niét mis- I
handehl en aau flarden gescheurd worden.
Voor de vierschaar van dat Staatsrecht
kou noch do Concentratie, noch de Olub
der Sociaal-doniocraton, noch liet Kabinet
bestaan.
Tegen bet eerste beginsel van ons Cori-
slitutioneolo Staatsrecht was door ho d Links
en door het Kabinet op nio.t te verschoone^
wijze gezondigd. 9,
Gratie kwam hier niet te pas."
itusLLfc i
ringen van een journalist uit de 20e eeuw
d°or HEADON HILL.
(Oorspronkelijke vert«ii„g uit het Engolsch).
4-)
„Dio ben ik, maar ik moet die k>fprijzinw
afwijzen," zeide Hector een weinig verlegeif.
„Ja, Helen is mijn zuster en zij heeft haar
opleiding genoten bij Madame Ronblot. Mag
ik....??"
„Zeker gij hebt recht op een introductie
wegens hetgeen u gedaan hebt en om uw
zuster Helen. Ik ben Madge St. Adkelm. Mijn
vader is Lord Purbeck en ik woon op Pur
beck Abbey, twee mijlen landwaarts gelegen.
I»en ik zoo even u die vraag deed, was ik
meening nw welwillendheid tegenover
Ben" ggie"te vergelden, door n de tui-
niet de Abbey te laten zien. Ik zal dit
mer: bcZ(Li "ioet ale vriend ons eene ko-
dineeren te vri. Ji* 7,a' vader opdragen 11 te
Ion wat Heloif nu Tjm
Vooi dat Hector kon antwoorden, hoorde hil
stappen in de richting «van ,]e afsluiting van
de groeve ea toen hij omkeek, zag hf een
dikken man op leeftijd langs het pad aan
komen. Hij herkende in hem terstond don-
gene, die eenige avonden geleden met Lady
Madge op do rots gestaan had en het viel
niet moeilijk in hem Lord Purbeck te zien,
een groot landeigenaar, amateur-inarmor-
koopman en vóór alles de man bij het publiek
1 bekönd als degene, die zoo onafgebroken cn
I onvermoeid gestreden had tegen de afschaf
fing van de kustwacht.
Ook Lady Madge had hem gehoord en keer
de zich tot hem.„Vader, deze heer heeft met
eigen levensgevaar „Doggie" geied en hij is
de broeder van mijn schoolvriendin Helen
ehlham", zeide zij. „Hij brengt zijn vacantie
ipor bij juffrouw Calloway. U moet hem te
diiieeren. vragen."
'wen0 ?,pro?!gné»gl Ü"0!46 -en Stak haar niei1-
hand toe. Hij had een^t' verweerde
doordringende oogen en een sUachffin lik
om den mond, wat Hector op het eerste g^
zicht opviel.
Zijn opmerkingsgave als journalist zeide
liem, dat hij geen dwaze koopman was, zoo-
als de regecringsorganen bem hadden afge-j
sehilderd, maar dat Lord Purbeck behalve 1
een edelman, een man was met wien reke-1
ning viel te houden bij een of andere onder-
i neming, waarin hij de hand had.
i „Natuurlijk moeten wij mijnheer Yeldham
- d« gastvrijheid van d« Abbey toonen." zeide
hij, „en hoe eerder hoe beter. Kunt gij van
avond met ons komen dineeren, mijnheer, te
acht uur, zonder een officieele uitnoodiging
mijnerzijds, daar ik het heden zeer druk heb."
Hector zeide, dat dit hem des te meer ge
noegen zou zijn en dit was geen gewone be
leefdheidsvorm om dfe uitnoodiging aau t.e
nemen.
j „Ik hoop, dat gij ecu lange vacantie hebt,"
zeide Lord Purbeck hoffelijk. „Wanneer ik
u goed beoordeel naar uw uiterlijk, dan ■zijt
jgo eeu advocaat, en hebt gij waarschijnlijk
jeen maand of twee voor u, ofschoon het niet
1 waarschijnlijk is, dat gij die geheel in deze
j eenzaamheid zult doorbrengen."
„Uwe lordschap vleit mij, maar ik maak
geen aanspraak op zulk een ouderscheiding,"
antwoordde Hector. „Ik ben slechts een hard-
j werkend journalist -- een bijzonder verslag
gever van de „Daily Lynx", wien twee moei-
lijlre gevallen ter onderzoeking wachten na
een vacantie van drie weken. Een daarvan is
een geval, waarin uw lordschap wel belang
zal stellen. Gij hebt dit onderwerp speciaal
tol uw eigendom gemaakt de opleving van
de smokkelarij tengevolge van de verminde
ring en zooals in deze streken, vau de ge
heele afschaffing van de kustwacht."
JEIct effen gelaat van den lord vertrok even
bij deze mcdedoeling van den vreemdeling.
De hartelijkheid verdween, doch Hector kon
niet uitmaken, of dit kwam door de ontdek
king dat hij een „krantenman" op de Abboy
genoodigd had ,of door het feit, dat bü den
maatregel van de regeering had aangeroerd,
die door den Lord zoo heftig was bestreden.
Doch hij bemerkte, dat de atmospheer, die'
tot; nu .toe zoo warm geweest was tusschen
hen. plotseling verkoeld was. Ook zag hij, dat
zich een zekere ernst op Lady Madges ge
laat had afgeteekend.
De stilte, die gevolgd was op de zoo luchtig
uitgesproken mededeellng, werd verbroken
door een hartelijk gelach van Lord Purbeck,
eeu lach,'zoo hartelijk, dat hij niet ongedwon
gen kon zijn.
„Ja," zeide de edelman, „ge zi.it wel terecht
gekomen bij den goeden man voor wal be
treft de theorie, doch op de verkeerde plaats
0111, zooals, naar ik meen, gij mensehen van
de pers dat noemt, een „mooie vangst" te
doen. Het moet al een handige smokkelaar
zijn, die kans ziet smokkelwaar op groote
schaal in te voeren bij deze marnierindustrie,
die ik, zooals ge ziet, hier heb doen herleven.
Zulke gevallen zouden niet onopgemerkt
blijven voor mijne arbeiders of door de sche-
pen, die hierheen komen om marmer te la
den. Misschien hebt ge bemerkt, dat er een
stoomschip voor de haven ligt, dat op last
wacht."
„O ja, dat heb ik gezien," zeide Hector.
„Maar uwe lordschap moet niet meenen, dat
1 bier kom als een verspieder of met de hoop i
ontdekkingen te doen. Ik kom voor rust en
kalmte, als een voorbereiding voor hot- werk
dat me weer wacht."
„Nu. tot vanavond dan, mijnheer Yeldham.
Miju dochter en ik zullen met genoegen u to
aelit uur ontvangen."
Hierna begaf Lord Purbeck zich naar do
steengroeve, vergezeld van Lady Madge.
Hector ging op weg om de oimn vlakto
achter de heuvels te bereiken. Meerdere din
gen hadden hem slof tot overweging ver
schaf!, sommige bijzonder aangename, an
dere meer raadselachtig.
„Wat kan de melk plotseling zuur gemaakt
■hebben?'' mompelde Hector bij zich zei ven.
„Ik geloof, dat de Lord nooit min Lady
Madge's uitnoodiging had gehoor gegeven
als li ij tevoren had geweten, dat ik iemand
van de „Daily Lynx" was.
Ik moet in het vervolg meer diplomatiek
zijn. al» ik dat meisje meer wil ontmoeten."
Hij wandelde een ei ml weegs pei nzem! voort
en sprak weer in zichzelf:
„Zij veranderde ook, toe!, ik sprak over va
cantie Dom ook, om over werk to praten
cn todenkeu, terwijl ik niets te doen heb, dan
mij te ontspannen cn to vermaken. Ik mm t
dat niet meer doen."
Hij liep ongeveer een mijl ver door be.t
hooge gras, voordal zijne gedachten zich weer
op een bepaald punt vestigden.
„Zwaar bevracht," mompelde lui. ,AVat is
het, ballast of koopwaar?"
Onbewust bleef hij stilstaan en teekomlo
met zijn wandelstok figuren in het zand.
Zijn gelaatsuitdrukking gaf te kennen, dat
hij zeer afgetrokken was. Ten slotto schudde
hij zich als een houd, die uit hef water komt
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™EP5_«£®
bedrijven.