BinneFlTnIT" M geheim der oude Abdij BUITENLAND. f Misdadigheid en haar diepste oorzaak. Au Bon iarché, „üoyems, 9taai*Beyn-Bi*ussel. Handschoenen woor alle nelegenhesSeeiSi Men behoeft nog niet bepaald een „laudator temporis acti" te zijn, iemand dus, die altijd hoog opgeeft van „den goeden ouden tijd", toen alles veel beter en veel geregelder was dan tegen woordig, om uit hetgeen tegenwoordig geschiedt de conclusie te maken, dat er moge dan op velerlei, vooral sociaal gebied, veel, zeer veel veranderd en verbeterd zijn het aanzien van de wereld er niet op verbeterd is. Wanneer men de „Gevangen Poort" in den Haag bezoekt, wordt men met afgrijzen vervuld door de folterwerkhiigen. die in „den goeden ouden tijd" gebruikt werden om de misdadigers tot bekentenis te brengen of te straffen voor hunne wandaden. Bij zulk een bezoek maakt men dan de ge volgtrekking, dat er vroeger toch blijkbaar veel geschiedde wat niet door den beugel kon en waarvoor zulke zware lijfstraffen gegeven werden. Dat was ook inderdaad zoo. 't Valt niet te ontkennen. Doch daarbij moet toch niet uit het og worden verloren, dat dergelijke straffen in nis oog veel barbaarscher zijn dan ze in dien tijd in werkelijkheid waren en ook dat over het algemeen de straffen in verhouding tot de ge pleegde overtredingen oneindig veel zwaarder waren dan in. onzen modernen tijd. Wij hebben geen schavotten meer, geen pijn banken en foltertuigen en toch de misdadigheid ',s in onze dagen zeer veel grooter dan in die tijden van harde en zware straffen. Wat is daarvan de oorzaak? 't Valt niet zeer moeilijk die aan te wijzen en 't is dan ook reeds dikwijls gedaan. Men ziet aan den eenen kant hoe het getal misdaden, zelfs van de ergste soort, op een on rustbarende wijze toeneemt en daartegenover wordt van den anderen kant een vermindering waargenomen van den godsdienstzin en het ge loof der menschen. Is 't niet begrijpelijk, dat men tusschen deze niet te loochenen verschijnselen een oorzakelijk verband legt en concludeert, dat de achteruit gang van het geloofsleven een der oorzaken, doch zeker de voornaamste is, van het toenemen der misdadigheid? Men zal misschien hier willen wijzen op de statistieken, die zouden aangeven, dat een groot percentage der veroordeelden wegens verschil lende misdrijven moet gezocht worden onder de icatholiekén. En ziedaar juist een klaar bewijs voor de stel ling, dat achteruitgang in geloof voert tot groo- tere misdadigheid. 't Is mogelijk dat velen onder de veroordeel den als katholieken te boek staan, doch hoe moeien dezulken als katholieken beschouwd worden Juist doordat zij hun geloof geheel of gedeel- eliik over boord wierpen en braken met de H. Kerk of althans er volmaakt onverschillig voor werden, kwamen zij ertoe hunne wandaden te Gaat men toch de leer der H. Kerk na, dan zal het blijken, dat het een ongerijmdheid zijn zcu, wanneer iemand, die geloovig katholiek is en dus leeft overeenkomstig de geboden Gods en der H. Kerk, zich zou schuldig maken aan daden, waardoor iiij met den strafrechter in aan raking zou komen. Wordt ons niet geleerd onze vijanden te be minnen, zoodat iemand, die waarlijk godsdien stig is, er niet toe komen zal uit, wraak zijn evenmensch te dooden of te mishandelen; leert Gods gebod ons niet: gii zult niet stelen, en is het dan niet vanzeïf sprekend, dat een geloovig katholiek, die leeft in en door zijn -geloof, zal doen wat hem door God geboden en nalaten wat hem verboden wordt? Het zijn slechts enkele voorbeelden, die met z er vele aan te vullen zijn. Neen, wanneer het waar is dat onder de mis dadigers vele katholieken gevonden worden, dan is het ook en nog meer waar dat zij zoo zijn omdat zij feitelijk geen katholieken meer zijn, tiaar zij gebroken hebben met de H. Kerk door hare geboden met voeten te treden. En gaat men de beweegredenen en den aard der gepleegde misdaden na de sensatiepers geeft dagelijks de meest uitgesponnen verhalen van moorden en zelfmoorden, dan blijkt de Aaarheid der bewering, dat de godsdienstloos- ™lid i Cin niet m'nder de vermindering van het wnniin;r^fv?el..der menschen welke twee ge varen tot dl nfur '"nnuw verband staan -/ l iiulprpn'krtHhi "''smaden waaraan zelfs kmdeien koelbloedig zich schuldig maken Hoe men het wend of keert, welke sfort mis daden men ook beschouwt, steeds zal men tot dezelfde conclusie moeten komen. Voorbeelden aanhalen is niet noodig, doch we willen slechts wijzen op Frankrijk, waar van het geloofsleven zoo bitter weinig is overgebleven. Hoe treurig het daar is gesteld wat de mis dadigheid betreft, is kort geleden in dit blad helder aangetoond, waarbij vooral gewezen werd op de moorden, door kinderen bedreven. We hebben natuurlijk niet willen betoogen dat ieder, die niet geloovig is, misdadig zijn zou, doch eerder het omgekeerde, n!. dat ieder die misdadig is, gewoonlijk ook niet-geloovig is. Wil men dus het kwaad in den wortel aan grijpen, clan trachte men het geloof, het leven dig, kinderlijk geloof den menschen weer bij te brengen. DE WERELDLIJKE MACHT VAN DEN PAUS. Z. D. H. Mgr. Rossi, aartsbisschop van Udine, heeft bij de opening van de Sociale Week te Milaan een redevoering gehouden, die door de krachtige longen, waarover de liberale en anti-katholieke pers in Italië beschikt, tot een evenement van buitengewone beteekenis is aan geblazen. We hebben er reeds enkele malen over gespro- ken en ontlcenen betreffende deze kwestie het volgende aan een correspondentie van den Maas bode-redacteur te Rome, die een brief wijdt aan deze rede en de commentaren erop door de libe rale pers gemaakt. „Welke merkwaardige dingen nu heeft de aartsbisschop van Udine gezegd, dat de niet- katholiekc pers zich gerechtigd acht haar lezers zulke curieuse beschouwingen voor te zetten?" vraagt bedoelde correspondent. „Op de eerste plaats heeft Z. D. H. een zin losgelaten, die in liberale bladen geheel verdon keremaand is en die dus als tegenwicht in Ka tholieke kranlen wel op den voorgrond mag wor den gesteld. Z. D. H. dan, heeft uitdrukkelijk gezegd, dat hij er niet aan dacht een oordeel te vellen over het probleem, dat hij onderhanden had, dat hij daartoe geen machtiging had beko men, er zelfs de bekwaamheid toe miste. Wat de herder van Udine zijn toehoorders ver teld heeft is den lezers in hoofdzaak reeds voor gelegd. De aartsbisschop begon het verschil te ontleden tusschen de begrippen: Vrijheid van de Kerk, dulden van de Kerk, onverschilligheid tegenover de Kerk en scheiding van Kerk en Staat, waarna hij uiteenzette, waarom de Kerk alleen met vrijheid tevreden kan zijn. De vrijheid van de Kerk, aldus de redenaar, sluit ook de vrijheid van haar Opperhoofd in, en deze vrijheid moet verschillende eigenschap pen bezitten, als bijv. werkelijk en waarachtig bestaand, volkomen, duidelijk tot uitdrukking komend, stabiel, onaantastbaar en beschermd door een garantie met internationaal karakter. De spreker merkte wijders op, dat gedurende meer dan duizend jaren het bezit van wereld lijke macht den Pausen de vrijheid waarborgde, die zij voor de uitoefening van hun ambt noodig hadden, maar dat sedert een eeuw de wereld weer grooiendeels tot een soort heidendom is vervallen en de Kerkelijke staten meer dan vijf tig jaar door Italiaansche troepen zijn bezet. De vrijheid der Kerk lijdt onder die omstandighe den geducht en daar uitkomst schijnbaar lang op zich zal laten wachten, vraagt de aartsbis schop zich af, of er misschien ten andere weg is, om den Stedehouder Christi de richtige uit oefening van zijn ambt te verzekeren. Hij meent nu volstrekt niet een oplossing gevonden te heb ben, want hij acht. zich zelf onbekwaam in deze een oordeel uit te spreken en heeft er ook de machtiging niet toe, maar hij suggereert toch een idee: F.ene internationale garantie, alle mo gendheden, zich verbindend de geheele, volko men, stabiele, onaantastbare vrijheid van den Paus te waarborgen. Tot zooverre de aartsbisschop van Udine. Nu de liberale bladen. Deze hebben in hun beschouwingen het „im mer hooger" voor oogen gehad en zijn, onder ling elkaar aanvurer d, er tenslotte toe gekomen, Pius X aan het hoofd te stellen van de „poli tieke modernisten". Het proces was zeer een voudig. Men heeft eerst de aandacht laten val len op het gezegde van mgr. Rossi, omtrent een internationale garantie. Om blijken te geven „goed ingelicht" te zijn, heeft men daarna ver klaard, dat dc redevoering van den prelaat van buitengewone beteekenis was. Den volgenden chig wist men te vertellen, dat de Paus zich voor de aangelegenheid bijzonder interesseerde. Daarna had men vernomen, dat het Vaticaan van de redevoering kennis had genomen, alvo rens ze uitgesproken werd, en tenslotte had men een paar dagen geleden zeer duidelijk Mgr. Rossi uit de „Bronzen Deur" zien stappen met een groot papier onder zijn arm, dat niets anders kon bevatten dan de door Pius zelf op- .nieuwe richting", die het Vaticaan staan en moet dus de G. G. ook op dien grond over een groote mate van vrijheid beschikken." „Wat de samenwerking tusschen u en den heer Idenbrug zeker niet in den weg heeft gestaan?" „Neen, wij hebben altijd heel goed kunnen sa menwerken. In den regel was het ioo, dat wan neer hij de een of andere zaak wenschelijk acht te, ik dat ook vond, en omgekeerd. Onze brieven hebben elkander meermalen gekruist terwijl ze gestelde uit wil. De conclusie is nu verder voor ieder duidelijk. De Paus wil van zijn aanspraken op wereld lijk gezag afstand doen, zoodra de mogendhe den hem de vrije uitoefening van zijn stedehou derschap willen waarborgen De schrijver zegt dan zich niet gerechtigd te achten de beweringen der liberale bladen tegen te spreken. Het kan heel goed mogelijk zijn, zegt hij, dat de Paus met het idee van Mgr. Rossi sympathiseert en eene internationale garantie- wet in de tegenwoordige tijdsomstandigheden als een evengoeden vrijheidswaarborg beschouwt als het bezit van wereldlijke macht, doch de liberale pers redeneert verkeerd, wanneer zij „uitgaat van het standpunt dat de oplossing van de Roiueinsche kwestie een zuiver Italiaan sche aangelegenheid is. Niets is minder waar dan dat. De Paus is een „internationale" vorst en heeft zijn geestelijke onderdanen over alle vijf de werelddeelen verspreid. Hiermede moet hij rekening houden en Italië eveneens. Een Chinees, een Engelschman, of een Hollander hoeft volstrekt geen vertrouwen in het Italiaan sche gouvernement te hebben, en alles wat dit gouvernement aan hun kerkeijk opperhoofd mag beloven, mag door hem gereedelijk in twijfel ge trokken worden. Daar het nu gaat om een zoo belangrijk ding als de vrije uitoefening van het oppergezag iu geestelijke zaken, is het dien Chinees, dien Engelschman, of wat hij ook zijn moge, volstrekt niet kwalijk te nemen, dat hij zijn éigen regeering iu deze een woordje wil laten meespreken, en haar het recht wil toeken nen, toe te zien, dat de belofte, door een, hem totaal vreemd gouvernement aan den Paus ge daan, behoorlijk worde nageleefd. Wil Italië daar niet van hooren, dan neemt het een vijandige houding aan tegenover alle Katholieken van de geheele wereld en tegen alle keizerrijken, koninkrijken en republieken, waar Katholieken wonen, incluis. Wijders is de Paus tegenover Italië nog altijd het hoofd van een buitenlandsche mogend heid, met wen men ehn oorlog is begonnen, maar niet wien men nog nooit vrede heeft ge sloten. I n waarom zou Italië zoo het eens op vrede sluiten aankwam, anderen mogendheden het recht ontzeggen, zich met de bepalingen van het vredesverdrag te bemoeien, terwijl het zich zelf toch wel mengt iu je geschillen van tal van andere staten? Nogmaals, zegt de schr. ten slotte, we durven er niet over redetwisten, of de Paus in de internationalisatie van de garantiewetten een equivalent ziet van het bezit van wereldlijke macht, we willen ons alleen verzetten tegen de voor ons onverdraaglijke idee, dat Z. H. erin belemmerd zou worden een internationale rege ling te treffen, die hij voor het belang van de Kerk noodig mocht achten. OUD-MINISTER DE WAAL MALEEMT OVER DE BEHANDELING DEK INDISCHE BEG KOOTING Zooals men weet is van de Rechterzijde pu blicatie gevraagd van de telegrammen, die tus- scben den minister en den Gouverneur-generaal zijn gewisseld, v.aaraan evenwel geen gevolg is gegeven. Van de andere zijde werd beweerd dat de kersteningspolitiek van het vorige ministerie onze koloniën in gevaar bracht. Naar aanleiding van een en ander heeft het Centrum een onderhoud gehad met Oud-Minis ter de Waal Malefijt, waarvan wij den inhoud hier laten volgen: Onze eerste vraag betrof den gouverneur-ge neraal Ideiiburg en de van de overzijde geuite veronderstelling, dat deze zijn koers zou hebben gewijzigd. „Uit heigeen de minister in de gewisselde stukken en in de Kamer gezegd heeft, kan m i. niet w orden opgemaakt," zei de de oud-minister, „dat de heer ldenburg zou hebben verklaard, op eenig punt een andere gedragslijn te willen volgen, dan hij tor dusver gedaan heeft. Ik acht zoo iets met mijn kennis van Idenburg's karakter ook geheel uitgesloten." „Hoe denkt u in het algemeen de verhouding tusschen Minister en Gouverneur-Generaal?" „Ik deel niet het standpunt van sommige hee- ren, dat de Gouverneur-generaal in hoofdzaak ais een ambtenaar is te beschouwen, die zich eenvoudig beeft te schikken naar de inzichten van den Minister. De G. G. heeft een zelfstan dige werkkring en verantwoordelijkheid, al zal over de hoofdpunten van het te voeren beleid overeenstemming moeten bestaan. Hier te lande kan men op zoo verren afstand ook niet alles terstond beoordeelen, en waar wij nu eenmaal zoo snel leven tegenwoordig, kan men in korten tijd voor een geheel anderen toestand komen te ciezgjfde gedachten of meeningen inhielden." De heer de Waal Malefijt wees dan op het frappante en veelzeggende feit, dat niemand van Links op het heengaan van ldenburg heeft aangedrongen. „Het is bovendien een onjuist idee," ging de oud-minister voort, „dat een Gouverneur-gene raal slechts voor vijf jaar zou worden benoemd. Dat is '11 misvatting. Verschillende landvoogden zijn zes jaren aangebleven. Een bepaalde grens van tijd is niet gesteldDe koloniën en het koloniale beleid moeten m.i. buiten den strijd der partijen worden gehouden. Daarnaar moet ernstig worden gestreefd. Ik acht het zeer wel mogelijk dat men ook bij verschil van begin sel, toch op kolouiaal terrein eenzelfde gedrags lijn volgt." Men heeft ook buiten de kamer in de pers, met name in een Haagsche correspondentie der Zutfensche Courant" beweerd, dat onder liet vorig bewind op slinksche wijze pogingen worden aangewend, om de kersteningspolitiek te bevor deren en het gouvernementsonderwijs te fnuiken ten bate der bizonderc svhool. De Rechtsche Re geering zou daarom de oprichting van een Hoo- gere Burgerschool te Bandoeng hebben tegen gehouden, ofschoon de behoefte aan zulk'een school steeds nijpender werd, wijl zij tot de op richting cener bizonderc H. B. S. wilde ko men. De hcci' de Waal Malefijt wees deze voor stelling van zaken met nadruk af. „De quacstie van de school te Bandoeng is meermalen bij de bcgrooting besproken. Ik heb daarbij echter kunnen aantoonen, dat er meer behoefte bestond aan Muloscholen clan aan een H. B. S. in plaatsen als deze. Het was toch een feit, dat op de bestaande H. B. scholen verre weg de meeste leerlingen niet verderkwamen dan de derde klas. De oprichting eener H. B. S. te Bandoeng werd derhalve uitgesteld, omdat men eerst wilde zien, of een Muloschcol niet voldoende was. Dc heer Bogaardt heeft dit ook betoogd. Van plannen om te Bandoeng een bi zonderc Hoogere Burgerschool (e vestigen was mij ten yorigen jare nog niets bekend.'De ver wijten, die daaromtrent zijn gedaan van bedoe lingen om het bizonder onderwijs te bevoordee- ien, raken dus kant noch wal. Wat niet weg neemt dat ik van oordeel ben, dat het gouver nement de oprichting van bijzondere onderwijs inrichtingen steeds met ingenomenheid behoort te begroeten. De bizonderc school waar moge lijk, de openbare school, waar noodig, acht ik een uitstekenden regel." Men heeft ook aan het vorig bewind verwe len, de gouvernenients kweekschool op Ambon te hebben willen doen uitsterven door geen nieuwe leerlingen toe te laten, terwijl de Kamer daar van in onwetendheid werd gelaten. De heer de Waal Maliefijt zette uiteen, dat ook deze grieven totaal ongegrond zijn. „Ik heb verleden jaar deze zaak nog bespro ken in de Tweede Kamer, naar aanleiding van een door den heer de Meester gedane vraag," zeide hij. „U kunt dat vinden in de Handelin gen van 29 November. Ik heb toen meegedeeld de zaak was in de stukken niet behandeld dat wat de kweekschool te Amboina betrof, aan vankelijk het plan bestond om de opleiding vaiy onderwijzers voor het Oostelijk deel van den Archipel le doen geschieden (e Makassar. De G. G. had daar echter bezwaar legen, omdat Makassar ligt in een sterk geprononceerde Mahomedaausche streek. Hij achtte het niet gewensclit, dat jongelieden uit gekerstende streken van den Archipel to. Makassar, werden opgeleid. Toen is in overweging genomen om hetzij te Amboina. hetzij elders een school enkel voor Christen-leerlingen op te richten. Natuur lijk was de bedoeling dat dit een gouvernements- school zou zijn. Over de oprichting van een "Particuliere school heeft het gouvernement niets te zeggen. Genoemd denkbeeld is in beraad gehouden totdat na de totstandkoming van reorganisaties van het inlandsch onderwijs in de zoogenaamde Groote Oost de behoefte aan op die school op te leiden onderwijzers beter kon worden overzien. Uitdrukkelijk heb ik toen er bij gezegd, dat aangezien voorloopig nog over ten voldoende aantal op de kweekschool te Ambon opgeleide onderwijzers kon worden be schikt, om in de behoefte te voorzien, gedurende twee jaren de verdere toelating tot die school stop was gezet. Christen onderwijzers gaan niet naar Mohammedaansche streken. Dabde school einde Augustus van dit jaar zou worden geslo ten, was bij het opmaken der begrooting blijk- 99 baar ook in Indië nog niet bekend. Doch cry behoeft geen oogenblik twijfel te bestaan of eene andere gouvemementsinricliting komt er voor in de plaats. Niet onwaarschijnlijk zal deze tege lijk ook dienstbaar gemaakt worden aan de op leiding van inlandsche ambtenaren. Wanneer de school uitsluitend voor Christen inlanders zou worden bestemd, zou dit niet iets geheel vreemds zijn. In 1911 zijn te Koeta-Radja, Mn-, galang en Tjiinahi ook gouvernementssdiolen alleen voor Christen kinderen opgericht." Met nadruk kwam de oud-minister op tegen de verklaring van mr. van Deventer, dat aan de bizondere school eerst subsidie zou mogen wor den toegekend, indien er in de plaats waar die school gevestigd wordt, een bepaald aantal christenen wonen, en wel in verhouding tot huil getal. „Dit is een geheel onjuiste wetsuitlegging," verklaarde de oud-minister. „Nooit is zulk een standpunt door eenig bewindsman ingenomen. De heer Rutgers heeft het dan ook terecht met klem aangewezen. De adviseur voor de Buiten- bezittingen, de heer Lulofs, verklaart dan ook in zijne brochure over de Soemba-regeling met betrekking tot deze bepaling, dat voor de sub- si die wel moet worden aangetoond, dat dc school in eene werkelijk bestaande behoefte voor ziet, maar dat deze bij een voldoend aantal leer lingen bezwaarlijk kan worden ontkend. Ten slotte weersprak de heer de Maal Male fijt nog eens met nadruk de ook nu nog her haalde verzekering van Links, dat hij als minis ter van koers zou zijn veranderd," zeide hij, co er bestond daartoe voor mij ook geen de minste' reden." „Trouwens," ging de oud-minister voort, „hoe zonderling de beweringen zijn, welke men zooal' hoort, daarvan zal ik u nog één staaltje geien. De heer Tydeman heeft in de Kamer erop gewe- .zen, dat de koersverandering, die nu zou zijn ingetreden, 0. a. bleek uit het faeulfnficf-stellen der bijwoning van 't godsdienst-onderwijs. Nu is het echter een feit, dat deze maatregel juist door ldenburg en mij voor het eerst is inge-1 voerd. De vraag kan natuurlijk zijn, hoever men daarbij gaan wil. Maar de zaak zélve heeft haar 1 beslag gekregen onder het Rechtsche bewind eif 1 de lieer Tydeman beriep zich daarop dus ten 1 onrechte, ais op een teeken van een nieuwen koers. Fk voor mij aldus besloot de heer de Waal Malefijt zie juist in het feit dat die faculla- tief-stelling aan beide zijden dér'Kamer instem ming heeft gevonden, het bewijs clat eensgezind- 1 beid ten aanzien van de in Indië te volgen M schoolpolitiek geenszins onbereikbaar is. Ik zou er mij zeer in verheugen als die eens gezindheid onder mijn opvolger werd verkregen. OUDERDOMSRENTE. Dat zich zelfs aangeslagenen in de ver mogensbelasting of daaronder behoorendo hebben opgegeven, 0111 in het gonot te tre< don van de ouderdomsrente en een bewijs van toekenning dier rente hebben ontvan gen, komt werkelijk in het ressort Dordi recht voor. Aan de „Dordfc. Ct." is een 8-tal geval len van dien aard bekend: een gepension- neerde, een oer, die eeu paar weken ge leden voor f 12.000 aan paarden had ge- j kocht en een juffrouw; die het lastig vond,- zélf dc uitkeering iu ontvangst te komen nemen en vroeg of zij haar dienstmeisje mocht zonden! DE SPIJKER OP DEN KOP. Een driestar iu de „Standaard" onder bo- 1 venstaand opschrift luidt als volgt: ..Nog eer do week sloot, heeft onze poli tieke toestand, zooals die door het beginsel loos spel van Links ontzenuwd is, ten slot- te dan toch zijn rechter gevonden. Do lieer Loeft heeft, namens de Roomsch- Katholieke Kamerclub, eeri staatsrechtelijk' vonnis over dit inconstitutioneel bedrijf go- slagen, waarin elke partij in do Kamer aan stonds don meester herkende, en dat niet alleen de vier groepen van Links, maar 1 evenzoo liet Kabinet heugen zal. Er school geen bitterheid in zijn klem mend betoog. Neiging om het Kabinet to steunen, kwam veeleer in elk deel zijner architectonische opgebouwde redo uit. Met j elke redelijke verontschuldiging werd gerc- kend. In niets werd overvraagd. Maar het Uoiist.itution.eele Staatsrecht mocht niét mis- I handehl en aau flarden gescheurd worden. Voor de vierschaar van dat Staatsrecht kou noch do Concentratie, noch de Olub der Sociaal-doniocraton, noch liet Kabinet bestaan. Tegen bet eerste beginsel van ons Cori- slitutioneolo Staatsrecht was door ho d Links en door het Kabinet op nio.t te verschoone^ wijze gezondigd. 9, Gratie kwam hier niet te pas." itusLLfc i ringen van een journalist uit de 20e eeuw d°or HEADON HILL. (Oorspronkelijke vert«ii„g uit het Engolsch). 4-) „Dio ben ik, maar ik moet die k>fprijzinw afwijzen," zeide Hector een weinig verlegeif. „Ja, Helen is mijn zuster en zij heeft haar opleiding genoten bij Madame Ronblot. Mag ik....??" „Zeker gij hebt recht op een introductie wegens hetgeen u gedaan hebt en om uw zuster Helen. Ik ben Madge St. Adkelm. Mijn vader is Lord Purbeck en ik woon op Pur beck Abbey, twee mijlen landwaarts gelegen. I»en ik zoo even u die vraag deed, was ik meening nw welwillendheid tegenover Ben" ggie"te vergelden, door n de tui- niet de Abbey te laten zien. Ik zal dit mer: bcZ(Li "ioet ale vriend ons eene ko- dineeren te vri. Ji* 7,a' vader opdragen 11 te Ion wat Heloif nu Tjm Vooi dat Hector kon antwoorden, hoorde hil stappen in de richting «van ,]e afsluiting van de groeve ea toen hij omkeek, zag hf een dikken man op leeftijd langs het pad aan komen. Hij herkende in hem terstond don- gene, die eenige avonden geleden met Lady Madge op do rots gestaan had en het viel niet moeilijk in hem Lord Purbeck te zien, een groot landeigenaar, amateur-inarmor- koopman en vóór alles de man bij het publiek 1 bekönd als degene, die zoo onafgebroken cn I onvermoeid gestreden had tegen de afschaf fing van de kustwacht. Ook Lady Madge had hem gehoord en keer de zich tot hem.„Vader, deze heer heeft met eigen levensgevaar „Doggie" geied en hij is de broeder van mijn schoolvriendin Helen ehlham", zeide zij. „Hij brengt zijn vacantie ipor bij juffrouw Calloway. U moet hem te diiieeren. vragen." 'wen0 ?,pro?!gné»gl Ü"0!46 -en Stak haar niei1- hand toe. Hij had een^t' verweerde doordringende oogen en een sUachffin lik om den mond, wat Hector op het eerste g^ zicht opviel. Zijn opmerkingsgave als journalist zeide liem, dat hij geen dwaze koopman was, zoo- als de regecringsorganen bem hadden afge-j sehilderd, maar dat Lord Purbeck behalve 1 een edelman, een man was met wien reke-1 ning viel te houden bij een of andere onder- i neming, waarin hij de hand had. i „Natuurlijk moeten wij mijnheer Yeldham - d« gastvrijheid van d« Abbey toonen." zeide hij, „en hoe eerder hoe beter. Kunt gij van avond met ons komen dineeren, mijnheer, te acht uur, zonder een officieele uitnoodiging mijnerzijds, daar ik het heden zeer druk heb." Hector zeide, dat dit hem des te meer ge noegen zou zijn en dit was geen gewone be leefdheidsvorm om dfe uitnoodiging aau t.e nemen. j „Ik hoop, dat gij ecu lange vacantie hebt," zeide Lord Purbeck hoffelijk. „Wanneer ik u goed beoordeel naar uw uiterlijk, dan ■zijt jgo eeu advocaat, en hebt gij waarschijnlijk jeen maand of twee voor u, ofschoon het niet 1 waarschijnlijk is, dat gij die geheel in deze j eenzaamheid zult doorbrengen." „Uwe lordschap vleit mij, maar ik maak geen aanspraak op zulk een ouderscheiding," antwoordde Hector. „Ik ben slechts een hard- j werkend journalist -- een bijzonder verslag gever van de „Daily Lynx", wien twee moei- lijlre gevallen ter onderzoeking wachten na een vacantie van drie weken. Een daarvan is een geval, waarin uw lordschap wel belang zal stellen. Gij hebt dit onderwerp speciaal tol uw eigendom gemaakt de opleving van de smokkelarij tengevolge van de verminde ring en zooals in deze streken, vau de ge heele afschaffing van de kustwacht." JEIct effen gelaat van den lord vertrok even bij deze mcdedoeling van den vreemdeling. De hartelijkheid verdween, doch Hector kon niet uitmaken, of dit kwam door de ontdek king dat hij een „krantenman" op de Abboy genoodigd had ,of door het feit, dat bü den maatregel van de regeering had aangeroerd, die door den Lord zoo heftig was bestreden. Doch hij bemerkte, dat de atmospheer, die' tot; nu .toe zoo warm geweest was tusschen hen. plotseling verkoeld was. Ook zag hij, dat zich een zekere ernst op Lady Madges ge laat had afgeteekend. De stilte, die gevolgd was op de zoo luchtig uitgesproken mededeellng, werd verbroken door een hartelijk gelach van Lord Purbeck, eeu lach,'zoo hartelijk, dat hij niet ongedwon gen kon zijn. „Ja," zeide de edelman, „ge zi.it wel terecht gekomen bij den goeden man voor wal be treft de theorie, doch op de verkeerde plaats 0111, zooals, naar ik meen, gij mensehen van de pers dat noemt, een „mooie vangst" te doen. Het moet al een handige smokkelaar zijn, die kans ziet smokkelwaar op groote schaal in te voeren bij deze marnierindustrie, die ik, zooals ge ziet, hier heb doen herleven. Zulke gevallen zouden niet onopgemerkt blijven voor mijne arbeiders of door de sche- pen, die hierheen komen om marmer te la den. Misschien hebt ge bemerkt, dat er een stoomschip voor de haven ligt, dat op last wacht." „O ja, dat heb ik gezien," zeide Hector. „Maar uwe lordschap moet niet meenen, dat 1 bier kom als een verspieder of met de hoop i ontdekkingen te doen. Ik kom voor rust en kalmte, als een voorbereiding voor hot- werk dat me weer wacht." „Nu. tot vanavond dan, mijnheer Yeldham. Miju dochter en ik zullen met genoegen u to aelit uur ontvangen." Hierna begaf Lord Purbeck zich naar do steengroeve, vergezeld van Lady Madge. Hector ging op weg om de oimn vlakto achter de heuvels te bereiken. Meerdere din gen hadden hem slof tot overweging ver schaf!, sommige bijzonder aangename, an dere meer raadselachtig. „Wat kan de melk plotseling zuur gemaakt ■hebben?'' mompelde Hector bij zich zei ven. „Ik geloof, dat de Lord nooit min Lady Madge's uitnoodiging had gehoor gegeven als li ij tevoren had geweten, dat ik iemand van de „Daily Lynx" was. Ik moet in het vervolg meer diplomatiek zijn. al» ik dat meisje meer wil ontmoeten." Hij wandelde een ei ml weegs pei nzem! voort en sprak weer in zichzelf: „Zij veranderde ook, toe!, ik sprak over va cantie Dom ook, om over werk to praten cn todenkeu, terwijl ik niets te doen heb, dan mij te ontspannen cn to vermaken. Ik mm t dat niet meer doen." Hij liep ongeveer een mijl ver door be.t hooge gras, voordal zijne gedachten zich weer op een bepaald punt vestigden. „Zwaar bevracht," mompelde lui. ,AVat is het, ballast of koopwaar?" Onbewust bleef hij stilstaan en teekomlo met zijn wandelstok figuren in het zand. Zijn gelaatsuitdrukking gaf te kennen, dat hij zeer afgetrokken was. Ten slotto schudde hij zich als een houd, die uit hef water komt NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™EP5_«£® bedrijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5