v&ehuilsem &arrei(or)ssi Slobkousen. Winteppantoffels. Staten-Generaal. ■to-i>iirri*«iniir<r-w^f|—i i ui in ■■,ii> ii i'WasH—tbs—«war—»-i<og»MCT—n kleine gemeenten in 't algemeen nog niet heeft laten gelden. In sommige streken is de sterfte nog even groot-als zij een halve eeuw geleden was op plaatsen, voor welke thans een aanmerkelijk gunstiger cijfer valt te boeken. De schrijver vau het artikel doet opmer ken, dat de sterfte in kleine gemeenten van jaar tot jaar,' door toevallige epidemiën of het uitblijven van deze, nogal uiteenloopt. Men moet over grootere aantallen beschik ken om aan zulke toevalligheden baar te 6terk naar voren komenden invloed op het sterftecijfer te ontnemen. „Alleen door sa menvoeging van reeksen van jaren verkrijgt men ook voor minder volkrijke gemeenten groote getallen, waaruit door deeling een juist gemiddelde kan worden verkregen. De gezondheidscommissie te Bodegraven heeft in haar laatste jaarvergadering zulk 'n overzicht gegeven van de sterfte over de 10 jaren 19031912 in elk der 18 gemeenten on der haar ressort; een overzicht, dat in ver schillende opzichten sterk afwijkende cijfers te zien geeft. Naast elkaar zijn gesteld de steld de sterftecijfers op 1000 personen voor 1912 en over de 10 genoemde jaren gemiddeld. Voor het rijk zijn deze cijfers 14.15 en 15.20 Voor de groote gemeente 12.78 en 1417 Voor de kleine gemeenten 15.70 en 15.43 Vror Zuid-Holland ll'ïfl er. 13.05 Uit het lijstje, opgemaakt voor de 18 ge neerden in het ressort der gezondheidscom missie te Bodegraven, zijn in 'tbijzonder op merkenswaard de volgende sterftecijfers, waarvan de vooropstaande wederom 1912, de üi dt tweede plaats genoemde 'het tijdperk t9(.'—1912 betreffen. Ba'-woutswaarder 18.41 20.58 Waarder 7.41 12.30 Bodegraven 11.99 16.38 Zwamnierdam 0.79 15.51 Fapekop 14.31 10.33 Oudewater 24.62 25.41 Nieuwveen 22.42 30.76 Opmerkelijk zijn in de eerste plaats de vcr- ichillen (voor Lageruiterweide, dat wij boven niet vermeldden, zijn de cijfers toevallig zeer weinig verschillend: 15.22 en 15.07) die do cij fers voor een en dezelfde plaats vertonnen. Wat de cijfers voor 1912 betreft, mocht met recht het volgende geconcludeerd worden: „Tien jaren lang is de sterfte derhalve in de eene gemeente twee tot driemaal hooger dan in een andere; men vergelijke Papekop en Barwoutswaarder. Oudewater eu Nieuw veen. In 5 (behnlve de boven aangeduide ook nog Boskoop en Zevenbergen) van de 18 ge meenten is de sterfte wol is waar lager dan in liet Rijk over dezelfde periode, maar in slechts 2 (Waarder en Papekop) is zij lager dan over het algemeen in de provincie Zuid- Holland, waartoe zij behooren; in al de ove rige is de toestand 'ongunstiger." „Het is zeker zoo besluit de schrijver van het artikel een verdienstelijk werk van een gezondheidscommissie duidelijk het licht, te doen vallen op zulke toestanden; de noodza kelijkheid van een onderzoek in te stellen naar de vermoedelijke oorzaken ligt daardoor voor de hand. „Waarschijnlijk zal het niet eens zoo heel moeilijk zijn deze oorzaken te ontdekken; de eerste weg ongetwijfeld om verbetering aan te brengen en de sterfte in kleine plaatsen terug te brengen tot dezelfde verhouding als in het overige deel van ons land." Voorzichtig! Onze stad (Den Haag) heeft zoo schrijft „De Residentiebode," het twijfel achtige genoegen van een instelling to zijn rijker geworden, waarop ze allesbehalve trotsch kan gaan. De instelling is internationaal, zoo wel wat personeel als wat relaties betreft. '/■t^ is gevestigd in een perceel op de Groot Markt en doet erg geheimz.innig, zoodat het zaak is deze instelling met den noodigen achterdocht te beschouwen. Meermalen reeds werden wij opmerkzaam ge maakt op deze instelling en werd ons om in lichtingen verzocht. Wat voor een instelling het is kan eenigszins blijken uit het volgende gedeelte van een brief van een jong meisje, dat er een week gearbeid heeft. We laten het hier volgen: „Ik ben namelijk gepasseerde week op een kantoor geweest, waar ik van 91 en van 2—6 niets anders moest doen dan couverten typen in alle mogelijke talen, behalve in 't Hol- landsch, 't geen erg vermoeiend was, want om 4 a 5 honderd stuks te typen, achtereenvolgens en dan nog in die idiote talen, zooals Hou- gaarsch en Russisch, valt niet mee. Maar. dit nog daar gelaten, doch hierbij komt, dat ik ei niet mocht blijven, daar het, volgens inlichtin gen, door het Stadhuis gegeven, geen goed kan toor was. Het kantoor, 't welk ik hier bedoel, is, zooals blijkt uit een brief, dien ik van daar uit ontving: „Office from S. E. Pralher, Groote Markt.... U zult dus wel merken, dat 'n een Engelsche boel is. Wat voor beroep er wordt uitgeoefend weet bijna niemand van de pl.m. 100 meisjes, die daar werkzaam zijn. Ik heb 't aan meer dan een meisje gevraagd, en zij schijnen alleen te weten, dat 't een soort waar zeggers-bureau is, maar meer konden ze me ook niet zeggen, totdat we dan van 't Stadhuis hoorden, 'dat 't een huwelijksbureau is, waar plm. 100 man personeel is, dat, ten 2e overal al geweest is, maar weggejaagd. lederen dag ko men er circa 100 postwissels binnen. De brieven worden er in zakken heen gebracht, Dan plaat sen ze nog in alle mogelijke couranten, ook in 't buitenland, annanees. Een luid o.a. zoo Een jonge Russin metMark, wenseht te huwen. Brieven enz. naar Berlijn. Nu schrij ven verscheidend personen daarop, en krijgen dan ten antwoord, een zekere som te moeten storten en doen ze dit, dan hooren ze verder niets meer. 't Is er een echte internationale bende. lo. Is er een Zwarte, vermoedelijk Mas ter Prather; hij schijnt van den een of anderen negerstam af te stammen. Dan is er nog t blonde, een Engelschman, een Hongaar enz. Onder 't personeel zijn ook erg veel Fr., Eng. en D. lui. Mannelijk personeel is er niet zoo veel. Vrouwelijke des te meer, maar er is erg veel plebs tusschen. Ik weet er ében anderen naam voor. Dus vond Moeder 't maar 't. beste, af te schrijven, omdat, al werd er goed bepaald en was de behandeling ook goed, ik toch in eene slechte omgeving was." Uit "deze gegevens blijkt, dat men inderdaad voorzichtig moet zijn? alvorens op een of andere wijze met dit kantoor in relatie te treden. Uit bc )v.en unagehaald schrijven blijkt tevens, dat. ook de autoriteiten de verdachte instelling in de gaten houden. Opgravingen. De laatste dagen hebben te Cuijk wederom opgravingen plaats onder lei ding van Prof. Holwerda uit Leiden. Verschei dene oudé munten, urnen, schalen, hoofdsiera den enz. zijn reeds gevonden. Gevaarlijke hcereu. We lezen in het „Dag blad vau N.-Br." een romantische geschiedenis over de aanhouding van «en bandiet „Klaver- vrouwko" van de „heikesmaunen," welk verhaal doet terug denken aan den tijd der Bokkenrij ders in ^uid-Limburg. „Klavervrouwke" is de bijnaam van een der genen, die voor en.kelo jaren het, zoogenaamde „Heike" zoo in opspraak hebben gebracht. Hij heet eigenlijk Geert Schrauwen en is enkele jaren geleden veroordeeld wegens dief stal van boter uit, een fabriek te Hilvarenbeck. „Klavervrouwke" iiefeft zijn tijd in de straf gevangenis te Arnhem uitgezeten, en is voor een week of vier te St. Willebrord terugge keerd, waar., hij zich heeft neergezet in zijn woning aan den Kucphenschen hoek. Daar woont een oude kennis van hem, ook een man met een bijnaam. Hij heet De Rijk en wordt in de wandeling „De Dekker gehceten. Spoedig kregen deze twee hoogloopende ruzie. „Klavervrouwke'' verweet „De Dekker hem te hebben verraden in die zaak van de boterfabriek. De Dekker begaf zich naar den brigadier der Kon. Maréchaussee te Sprundel en deed daar aangifte van de ondervonden beleediging. Naar wij vernemen, moet hij daar hebben gezegd: Klavervrouwke heeft me een verrader genoemd, ik zal hem nu laten blijken dat ik veel weet en hem verraden kan. Daarop kwam de be schuldiging los: In den nacht van 14 op 15 April 1008 is er onder Kuivezand ten huize vau O, Aarts een poging tot inbraak gepleegd. Door het geraas dat bij den inbraak werd gemaakt, werd Aarts wakker en stond op. Voor het raam gekomen, bevond hij zich op zeer korten afstand van den inbreker. Deze liep niet weg, doch schoot en trof Aarts in eon zijner boenen. De inbreker is Klavervrouwke geweest. Hij had van mij een revolver te leen ontvangen. Toen hij daags na de mislukte inbraak te St. Willebrord terugkeerde, bracht hij mij de re volver terug, zeggende; je zult er wel van hoo ren dat. ik er een goed gebruik van heb ge maakt, do lammeling had dan ook maar te bed moeten blijven. Behalve deze ernstige beschuldiging kwam er echter nog meer los. De „Dekker" moet dan verder hebben verteld, dat omstreeks denzelfden tijd in 1908 niemand minder dan de beruchte uitbreker Alfred Thomas met een Belg en Klavorvouwke ten zijnen huize zijn bijeenge komen en daar liet plan hebben besproken om in te breken in het postkantoor te Oudenbosch. Aan het plan is toen ook, naar zijn beweren een begin van uitvoering gegeven. Deze beschuldigingen hebben, 'wat te begrij pen is, wel eenigen indruk op den brigadier dea' maréchaussee gemaakt, hij heeft den „Dekker" laten gaan en de daarop volgende dagen een onderzoek ingesteld of doen instellen te Kuive zand en Oudenbosch. De inlichtingen over de poging tot inbraak te Kuivezand bleken vol komen juist en ook die betreffende de mislukte poging tot inbraak te Ouden bosch. De resultaten van dit onderzoek schijnen vol doende termen te hebben opgeleverd om „Kla vervrouwke" te doen arresteeren. En dat schijnt wel hoog noodig te zijn geweest ook. Te Eijsbergen is, naar men zich herinnert, voor eenige jaren een dubbele moord gepleegd, gevolgd door brandstichting. Twee bejaarde lieden die een hierhuisje hielden zijn er des nachts overvallen en vermoord, waarna het geld is geroofd en het huisje in brand gestoken. Alle spoor van de misdaad is daardoor uitge- wiseht. En als men in deze streken spreekt van geheimzinnige misdaden, waarvan de schuldigen nooit zijn gestraft, dan wijst men met huive ring naar de wreede moordgeschiedenis in Eijsbergen welke schrik en ontsteltenis in ver ren omtrek heeft teweeggebracht, terwijl van de aders nooi een spoor is gevonden. Of de „Dekker" in dezen nu licht brengen zal, is niet aan ons om uit te maken, maar toch willen we nog even het feit in herinnering brengen dat bij het onderzoek in zake deze gruwelijke moordgeschiedenis boven in de haansbalken der schuur naast de woning van „Klavervrouwke" een partijtje ganzenhagel werd gevonden, precies van dezelfde soort als die welke in dë lijken der bejaarde lieden is geconstateerd. „Klavervrouwke" is in den nacht van Vrij dag op Zaterdag uit zijn bed gelicht en naar Sprundel gebracht, waar hij gedurende twee dagen vastgehouden is. Later is hij, geboeid tusschen twee maré chaussees in naar Hoeven gebracht; twee maré chaussees te paard volgden om het volk af te houden. Van station Hoeven is hij per trein naar Breda vervoerd. Brand. Zondagmorgen werd er brand ont dekt in de Tegefeche kleiwarenfabriek van den heer A. Rnssel te Tcgelen. In het begin liet de brand zich zeer ernstig aanzien, doch door liet krachtig optreden vau de brandweer van het missiehuis te Steyl als mede van de Tegelsehe werklieden, werd deze tot een paar drooglokalen beperkt. Het fabrieecren der steenen gaat geregeld door, daar de machinerieën niets geleden heb ben en voldoende droogkamers en zolders nog aanwezig zijn. TWEEDE KAMER, GEWISSELDE STUKKEN. Memorie van Antwoord op de Oorlogsbegrooting. Aan de Memorie van Antwoord der regee ring betreffende de Oorlogsbegrooting wordt het volgende ontleend: De Minister verklaart, de uit zijne uiteenzet tingen ten aanzien van zijne verhouding tot de sociaal-democratische fractie in de Kamer te trekken conclusies voor rekening te laten van hen die ze wenschen te maken. Hoe die conclusies ook mogen zijn, nimmer zullen zij hem er toe brengen politieke overwegingen aan zijne voor stellen ten grondslag te leggen. Terecht mee- nen andere leden dat de Minister niet anders zal kunnen doen dan naar zijn eigen overtuiging zijn beleid bepalen. Zijne meening nader uiteenzettende, omtrent de ontwikkeling van onze weermacht in de rich ting van een volksleger, zegt de Minister, dat de vraag, of wij nu, bij het verder voortschrij den, ons het Zwiiserschc type zooals het thans nog is als einddoel voor oogen moeten stellen, door hem ontkennend wordt beantwoord. Daar toe acht hij in dat type denoefenstijd te kort, een gebrek dat door de talrijke herhalingsoefe ningen niet is te verbeteren. Daartoe acht hij de deugdelijkheid der aanvoering te weinig zeker gesteld. Mochten te eenigertijd blijken in ons volk de neiging tot militaire ontwikkeling, de beoefening der krijgswetenschap en bovenal het vertrouwen in eigen kracht zich opwerken tot het peil, dat in Zwitserland wel een historisch verschijnsel mag heeten, dan nog vermeent de minister dat ons legerstelsel nooit meer dan analogie met het tegenwoordige Zwitsersche zal mogen vertoonen. De Minister zou er niet aan denken het jaar contingent van 23000 man te verminderen, zelfs al ware hij de meening toegedaan, dat de wet tot die verlaging vrijheid gaf. In de wet, zooals die thans luidt, is juist het streven belichaamd om door contingentsuitbrei- ding een zoo groot doenlijk deel der mannelij- ke bevolking te laten mededragen aan den druk, dien de weerplicht oplegt. Evenmin laat naar de meening des Ministers de wet eene inkrimping van den eersten oefen- td toe. Doch ook hiertoe zou de Minister, zelfs al liet de wordingsgeschiedenis der wet deze interpretatie toe, niet wenschen over te gaan. Men zou er een weg mede betreden hij moge dan in de richting van een „volksleger" voeren onvoldoende getraceerd, onvoldoende geëf fend. Wat de reorganisatie van het leger betreft, herinnert de Minister eraan, dat hij, toen dit j vraagstuk aanhangig was, de toepassing van een verdubbelstelsel heeft bepleit. Ofschoon hij in deze aangelegenheid niet van i zienswijze is veranderd, mag daaruit niet het besluit getrokken worden dat hij, als Minister opgetreden, niet beter zou weten te doen, dan onmiddellijk het bestaande omver te werpen en zijn eigen stelsel daarvoor in de plaats te bren gen. Dat zou trouwens niet wel doenlijk zijn. .Het werk, dat hij zich had voorgesteld, was, evenals dat van Minister Colijn, werk uit één stuk. Fusie tusschen die stelsels is niet wel mo- j gelijk en evenmin zijn zij door een handom- draaien met elkander te verwisselen. De door minister Colijn toegezegde proef bij een der brigades infanterie is eerst met Oct. jl. aangevangen, weshalve omtrent de uitkomsten nog geen mededeelingen kunnen worden gedaan. De kracht onzer verdediging moet naar de meening van den Minister in de eerste en voor naamste plaats worden gezocht in de levende strijdkrachten. In het complex onzer verdedigingsmiddelen vormen intusschen de duurzame bevestigingen een onmisbaar element. Daaronder nemen de kustverdedigingen eene voorname plaats in. Na de voorgenomen ophef fing van 's Rijks Marinewerf te Amsterdam, zal Nieuwediep als oorlogshaven voor onze Marine eene verhoogde beteekenis verkrijgen. De Stel ling van Helder kan daarom niet worden gemist. Ten aanzien van de versterking der Wester- Schelde staat de minister op hetzelfde standpunt als zijn ambtsvoorganger. Voor het fort bij Vlis- singen is het contract voor het maken der fun- deeringspunten bereids gesloten en goedgekeurd. Aan de Stelling van Amsterdam moei in ons verdedigingsstelsel hoofdzakelijk het karakter van een centraal reduit worden toegekend. Als zoodanig heeft die stelling groote waarde. Hare verdere voltooiing, t.w. de geheele sluiting van den kring van werken, mag dan ook niet wor den uitgesteld. Het werd reeds bij de behandeling der be grooting voor het loopende jaar geconstateerd, dat wij een achterstand hebben in te halen. Er zal moeten worden voorzien in de behoefte aan: uitbreiding der veld-artillerie, modern geschut voor de vesting-artillerie, mitrailleurs voor het veldleger, materieel voor de luchtvaart, terwijl de voorzieningen met betrekking tot de aanvul ling van den munitievoorraad en de behoefte van den verplegingsdienst zullen moeten worden voortgezet. Van bezuinigingen, zooals die in het Voorloo- pig Verslag worden aangegeven, kan geen spra ke zijn. Als zeker mag wel worden aangenomen, dat stijging van het oorlogsbudget in de eerstvol gende jaren nog wel onvermijdelijk zal zijn. Eerst bij de intrede van het komende jaar zal de invloed der nieuwe organisatie zich ten volle doen gevoelen. De aangevraagde f 90.000 voor aanschaffing van mitrailleur-materiaal is te beschouwen als eerste termijn van een totaal van ongeveer 400.000, noodig .voor aanschaffing van mi trailleurs, daarbij behoorende voertuigen en tuigdeelen. Omtrent het plan voor aanschaffing van keu ken-automobielen is dezerzijds nog niets beslist. Vermoedelijk zullen de bereden wapens van een gewonen keukenwagen van licht model worden voorzien. Wordt aan dit voornemen gevolg gegeven, dan ligt het in de bedoeling, op de begrooting voor het jaar 1915 eene som van pl.m. f 144.000 uit te trekken. De Minister acht een goed ingerichte lucht vaart, eigenlijk vliegdienst, in onze dagen een onmisbaar element in de legerorganisatie. Voor kleine Staten is dit nog van meer beteekenis dan voor de groote. Allen die op dit oogenblik bij de Luchtvaart afdeeling zijn te werk gesteld, hebben zich daar voor vrijwillig aangeboden. Het ligt in de bedoeling de muzikanten ook voortaan in het genot te laten van de opbreng sten van muziekuitvoeringen. Ook in de toekomst zullen de meester-geweer- makers en zwaardvegers werkzaamheden mo gen verrichten welke tot bijverdiensten leiden. Een wetsontwerp tot nadere wijziging en aan Trüo'u V?xnw £ensioe,:wet vom de landmacht 1902 heeft het Departement vau Oorlog reeds verlaten en zal dus de Kamer spoedig bereiken. ooralsnog zal niet worden overgegaan tot vereertiging van alle cursussen ter opleiding voor den hoofdcursus.. In algemeenen zin heeft ook de omvormint van het instiuctie-bataljon tot een kaderschoo! j waarvan de leerlingen als sergeant bij het korp< I intreden, s Ministers instemming. Overigens kunnen de voorstellen welke in ver band met het kadervraagstuk aan de Volksverit- I genwoordigers zullen moeten worden aangek» den, zich bepalen tot de aanvrage van de gel eien welke voor het uitkeeren van de premiën aan militieplichtigen, die vrijwillig langer onder de wapenen blijven, zullen worden gevorderd „in, n>,et,.betrckkin£ tot de werking van de mo iewet te vori£en Jaie worden ver- Kiaara, dat teleurstelling in gekoesterde verwach- j tingen zich nog niet hadden voorgedaan, thanr 1 xan deze verklaring worden herhaald Van het stelsel van localiseering der militie is de Minister een beslist voorstander. Hel viaagstuk van wettelijke regeling der rechtspo sitie van de onderofficieren is nog niet rijp voor beraadslaging. Met de samenstelling van een nieuw regle- °p den inwendigen dienst zal eerlang een aanvang worden gemaakt. Nopens de vrijheid voor militairen om vereeni* gingsgebouwen van sociaal-democraten en ver- gadermgen van anarchisten te bezoeken, neemt de Minster hetzelfde standpunt in als ziio ambtsvoorganger. De Minister verklaart zich overtuigd van hel militaire nut der manoeuvres. De Minister wenseht niet te verhelen, dat it het orgaan der vereeniging „Ons Belang" nl het „Algemeen Militair Weekblad", welks re dactie bestaat uit het hoofdbestuur der vereeni ging, naast het goede, dat het bevat, soms stuk ken voorkomen, geschreven in een toon, die, zacht uitgedrukt, het ongepaste zeer dicht nadert. De Minister heeft in beginsel evenmin als zijne ambfgenooten van Marine en van Kolo niën tegen publicatie van het Krupp-rapport be zwaar, mits daarbij tevens worden openbaar ge- maakt de opmerkingen, waartoe dat rappor' destijds den ioenmaligen Ministers van Marine, Oorlog en Koloniën aanleiding heeft gegeven en vvelke indertijd bij gezamenlijk schrijven aai. den voorzitter der Tweede Kamer werden toe gezonden. Hoewel in 1914 geen veldoefeningen ot groote schaal zullen plaats hebben, zullen toch in verband met de schietoefeningen in de leger plaatsen bij Harskamp en Oldenbroek, de bri gades-, regiments- en bataljonsoefeningen, de oefeningen van het regiment genietroepen in de legerplaats bij Zeist, de landweeroefeningen in de stelling van Amsterdam en de marschen van afdeelingen op oorlogssterkte, een betrekkelijl groot aantal veldrations worden verstrekt. Dit aantal wordt in verband met de sterkte der troepen en den duur der oefeningen geraamd op 500,000 vierk. De Minister acht het tijdstip niet gekomen om den postduivendienst af tc schaffen. Bij Nota van Wijzigingen is alsnog f 1460 aangevraagd om in de legerplaats van Hars kamp een gelegenheid te döen maken voor het drogen van natte kleercn, en f 2300 voor eeii autobrancard in het vliegkamp te Soesterberg Ook de Minister kan geen gevolg gegeven aan den wensch tot subsidiëering der Vereeni ging „Weduwenzorg". Bij Nota van Wijzigingen is f 67,000 uit getrokken als 2e termijn voor het uitbreiden van het schietterrein op de legerplaats bij Olden broek. Van het totaal bedrag van f 340,000 voor dt verbetering van de kazerneering te Amsterdam ■is bijna f 310,000 bestemd voor het maken van nieuwe gebouwenhet overige is bestemd om het nog hechte hoofdgebouw zoodanig te wijzigen dat een aan billijke eischen voldoend kazerne- ment wordt verkregen. Het afbreken van dc kazernegebouwen en het opbouwen van geheel nieuwe zouden uit den aard der zaak met be langrijk hooger kosten gepaard gaan, ook al mocht het mogelijk zijn elders minder kostbaar doch goed gelegen bouwterrein te vinden Aan de Memorie van Antwoord is behalve verschillende bijlagen een gewijzigd wetsont werp toegevoegd met een Nota van Wijzigingen, waaruit blijkt, dat het eindcijfer, thans f 34,965,377, wordt f 35,032,788. Be proofing der Artillerie-inrichtingen. Blijkens de Memorie van Antwoord nopens het wetsontwerp tot vaststelling van de begroo- tingvan inkomsten en uitgaven van het Staats bedrijf der Artillerie-Inrichtingen voor het dienstjaar 1914, werden noch worden door de Artillerie-Inrichtingen projectielen vervaardigd voor een reeds vervallen geschutsoort. Het ligt in het voornemen, in het verslag over 1913 omtrent het Staatsbedrijf der Artillerie Inrichtingen eenige overzichten betreffende de loonen, uiikeeringen e. d. te geven en deze over zichten in volgende jaren geleidelijk vollediger de „ballast geen ballast was in de eigenlij ke beteekenis vati het woord, maar koopwaar, welke liet van belang was te verbergen, en die daarom alleen veilig des nachts aan land kon worden gebracht? Wat hem ook in de hoogste mate bedenke lijk voorkwam, was de moeilijk bedwongen teleurstelling van Lord Purbeck, zoodra deze wist, dat hij een journalist was die wellicht met een sterken speurzin kon begaafd zijn. De koelheid van den lord was nog meer na drukkelijk, toen hij vernam, dat hij heiast was, een onderzoek in te stellen naar de her leving van den smokkelhandel, en hij had niet enkel een zichtbare weerzin getoond om te spreken over zijn welbekende politieke i overtuiging aangaande de afschaffing der kustbewaking, maar had ook slechts met blijkbare moeite over de marmerindustrie ge sproken. „Indien het niet de nachtmerrie van een 'krankzinnige scheen, dan zou ik zeggen, dat zijn Lordschap, uit wraak, dat zijn advie zen niet werden opgevolgd, smokkelaar op groote sc-haul was geworden, en dat hij alleen mij den sleutel kon geven tot dé taak, die vóór mij ligt, dit was de eindconclusie, waartoe Hector's overwegingen hem voerden. En deze conclusie overviel hem als een sing, die hem deed wankelen, want indien zijn liefde voor lady Madge er reeds uitzag als een liopelooze genegenheid, hoeveel ho- peloozer zou die dan nog zijn, indien het zijn haud moest wezen, die da$ sluier oplichtte van baar's vaders kwade s§raktüken® Want kwade praktijken_waren het, wat er ook de beweegreden van was. Maar neen, zoo sprak liij hij zich zelf; hij moest lijden aan een begoocheling, die het gevolg was van zijn ingespannen werk. De gedachte was een en al dwaasheid. Afgezien nog van de on waarschijnlijkheid zijner vermoedens, kon toch het noodlot nimmer op zoo'n afschuwelij ke wijze de omstandigheden hebben doen samenvallen, om hem zoo'n lage streek te spelen. Er viel hem een manier in. waardoor hij aanstonds kon beproeven zijn eigen theorie te weerleggen, en dit was door het stoomschip te bespieden, dat de vorige nacht aan het ha venhoofd was geland. leis zou er toch zeker moeten worden uitgenomen, om ruimte te maken, indien het een lading marmer moest vervoeren, en indien dat „iets" ballast bleek te zijn, of zelfs, goederen van onschuldiger! aard, zooals machinerieën ten dienste der steengroeve, dan zon hij in staat ziin zichzelf een ezel te schelden, omdat hii zulk een on zinnig vermoeden gekoesterd had. Slechts in dien het stoomschip ontlast zou worden van bedenkelijke waren, zooals wijn, likeur of ta bak, in dat geval zou hii zich van aangezicht tot aangezicht bevinden met het dilemma, dat hij in zijn geest had opgeroepen. De deur van Martha Colloway's huis was nooit op slot, ook des nachts niet, zoodat Hec tor, toen hü het omstreeks half twaalf be reikte, in ziju slaapkamer kon gaan, zonder iemand te moeten storen. De totale afwezig heid van alle geluid in bet achterhuis was voor hem een bewijs dat Martha en haar dochter zich te bed hadden begeven. Wat Mr. Smyly Mapleton aanging, om trent dezen was. hij niet zoo zeker. De zitka mer van die heer was open en de kamer in duisternis gehuld, maar er was geen door slaand bewijs, dat bij ia zÜn slaapkamer daar boven was. Hector's lamp bad men laten branden, te- geu dal hij terugkwam, en daar hii een paar gewone schoenen en een oud colhert in de zit kamer had, behoefde hij niet de trappen op te gaan. Hij verwisselde ziin avondtoilet met een meer eenvoudig costuum en verliet het. huis, na eerst de lamp te hebben uitgedraaid, als voorzorg legen eenige minder vriendelijke belangstelling, die Mr. Smyly Mapleton, in geval deze heer nog niet naar bed was ge gaan, wellicht tegenover zijn doen en laten kon aan den dag leggen. Hij maakte zich vol strekt geen ilusies omtrent de gezindheid, die de i'os si el en jager jegens hem koesterde. Toen hij buiten was in de laan, die de rots doorsneed, ging hij benedenwaarts naar de zee daar hij zich begeven wilde naar de kreek, die hem zulk eene gruwelijke ontmoeting bad bezorgd op den avond van zijn aankomst. Op het oogenblik, dat bij het strand bemerkte, wist hij, dat indien hij voorzichtig was, hij 't doel van zijn middernachtelijke excursie kon ten uitvoer brengen. De vage omtrekken van het stoomschip, dat bij het havenhoofd lag, waren zichtbaar in bet sterrelieht en, of schoon er geen lichten op waarneembaar wa ren bewezen toch sommige geluiden en een gesmoorde stem uu en dan, dat men aan boord aan 't werk was. En met zijn eigen oogen kon hij dit bevstigd vinden bij het ha venhoofd zelf. Een wagentje werd door vier spookachtige gedaanten voortgestuwd langs de rails tot den eoet van de rots, waarin dertig voet hooger, de naar zee gekeerde toegang der groeve zich vertoonde. Dit alles nam hij waar, vóór hij zes schreden langs het strand gedaan had, en toen zag hij iets anders, dat hem haastig de terugweg deed aannemen rond den hoek der rots. Op geen tien passen afstand stonden, met hun rug gen naar hem toegekeerd en half verborgèn door een tamarindenboscbje, twee mannen. Hun tegenwoordigheid op die plaats deed op nieuw zijn vrees ontwaken, dat het niet rieh- tig was met dat marmervervoer. De plek, waar de twee mannen stonden, kon niet be ter gekozen zijn als een strategische positie, van waaruit zij de wacht kondpn houden en rondspeuren, terwijl die geheimzinnige „bal last" nit het, stoomschip werd geladen en j langs het havenhoofd gerold, om in de groeve j te worden verborgen. Van de andere zijde van het havenhoofd kon men onmogelijk te i land de kreek bereiken. Het strand aan gene zijde ervan was maar een rand en eindigde bij den voet van een steilcn rotswand, vier- honderd voet hoog. Iemand, die verlangde getuige te zijn van het nachtelijk gedoe op i het stoomschip, kan de kreek alleen naderen langs den weg, dien Hector zelf liad genomen, dat was langs de rots naar heneden. En ten- einde dicht genoeg hii het havenhoofd te ko men,' om voldoende zekerheid te verkrijgen, zou een spion het tamarindeboschje moeten passeer en. Hector was benieuwd wat er zou gebeureu, indien hii probeerde het te passeereu, toen eensklaps een der twee mannen tot zijn gezel sprak met de onmiskenbare stem van Lord Purbeck: „Wel, ik geloof, dat nu alles geregeld is, Budge. Je zult vannacht met het lossen ge reed komen, en de ballast erin brengen vooï de terugreis naar Bordeaux morgennacht Maar ik wilde je nu even een kleine waar schuwing geven met betrekking tot die echerpzienden jonge man van de „Daily Lynx", die zijn vacantie doorbrengt in 'thuis van juffr. Calloway. Hij heeft toevallig ken nis gemaakt met Lady Madge en daar zite zusje toevallig met haar op school is weest, moest ik hem te öineeren vragen. Diep in zijn hersens schijnt er iets te zijn. dat zich wel eens tot achterdocht zou kunnen ontwik- kelen. Gelukkig is hij een gentleman, maar de netste journalist zou voor een regel nieuws in de bekoring komen, z'n moeder te verkoo pen. We moeten voorzichtig zijn, hem niet in verzoeking te brengen door hem toe tp staan, iets te onderzoeken. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 6