Anecdoten.
Een van de onde qarde.
n.
Zjjn geheele huisgezin was in de huiska- J Jaanijks wora™ een groot aantal prijzen
mer, behalve de jongste dochter, die in de verdeeld. Daar is de Coneourt-prijs, die frs.
weiden nog werkzaam wa6. Stoere, krachtige 5000 beloopt, en de eveneens zeer hoog te
zonen, schoone, flinke dochters, kortom een schatten prijs der „Vie heureuse", pas kort
aartsvaderlijk gezin. Op aller gelaat lag eer- j geleden uitgeloofd ten bedrage van fr. 1000.
lijkheid en rechtschapenheid te lezen, allen De „Société des Gens de Lettres" verdeelt
ook hadden dat lichte waas van droefgees-j jaarlijks 18,000 frs. aan dichters en schrijvers,
tigheid over zich, dat zoovele verbannen] Bovendien nog de officieele prijzen van de
Ieren bezitten. i Académie fran?aise. De Académie beschikt
Men zette mij een eenvoudig maar degelijkjaarlijks over de „Groote Literatuurprijs" van
avondmaal voor, het beste nog wat de men-1 frs. 10,000. Verder de Montyonprijs van frs.
séhen hadden; daarna gingen we naar buiten j 18,000, de groote Broquette-Goninprijs van fr.
om nog wat van de milde lucht te genieten.10,000, de Bergerprijs van 15,000 frs, de Go-
We zetten ons allen neer op eenige houten bertprijs van frs. 10,000 en de Jean Reynard-
banken en stoelen, onder de schaduw van prijs van frs. 10,000; nog een groot aantal ge-
eenige hoogere dennen, van waar wij een ringere prijzen, voor het grootste deel afkom-
prachtig vergezicht hadden op de onmetelijke stig van legaten en dergelijke, ten bate der
blauwe zee voor ons, terwijl links en rechts letterkunde,
do rotsen zich tot bonderden meters hoog j De Académie franpaise reikt dus jaarlijks
verhieven, steil afbellend naar het achter-een 170,000 francs uit. In het geheel valt de
land, dat uit prachtige bosechen en weiden Fransche literatuurswereld ieder jaar eene
bestond. Dit alles werd bestraald door den toelage van ruim frs. 210,000 ten deel.
gloed der ondergaande zon, die niet als hier
HET SERUM TEGEN DIPHTERITIS.
De volgende proefnemingen met het bekende
te lande in zee verdween, maar juist tegen
overgesteïd daalde achter de bergtoppen, die ML H,
heel in de verte als grijze wolken zichtbaar serum van Bebring tegen diphteritis hebben
waren. goede resultaten gehad bij patiënten in het zie-
De onde was een spraakzaam man en wel- kenhuis te Maagdenburg. Den artsen in Saksen
dra verhaalde hij van de onderdrukking der is verzocht, bij een eventueele epidemie de proef
Teren in hun geboorteland, en van hunne te nemen met het serum. Twee assistent-artsen
verschrikkelijke ellende. Met woede sprak Van het Behring-Instituut te Maagdenburg heb-
hij over de Engelsche onderdrukkers, de land- ben nu een 500-tal kinderen ingeënt, met het
heeren. Hij zelf was ook, nu dertig jaren gevolg, dat geen der kinderen na den tienden
geleden, voor de vervolging gevlucht en had dag, wanneer dus het serum over zijn volle
ha jaren van omzwerving lner een veilige kracht beschikt, een diphtlieritis-patiënt werd,
rustplaats gevonden, waar hij met zijn acht
kinderen (zijn vrouw was al jaren dood) een
.rezegenden ouden dag had; alleen echter
terwijl de epidemie nog lang niet geëindigd was.
Er zijn nog meer kinderen ingeënt, doch door
oorzaken van anderen aard, heeft men de behan-
i roef geestig gestemd somwijlen door de ge- i deling niet kunnen doorzetten. Enkelen van de
ilachte, dat hij nooit weer zijn vaderland te- patiëntjes werden ziek binnen de tien dagen, dus
rug zou zien. ioen het serum nog niet den vollen weerstand
Hei was intusscheu donker geworden; ie bood. Waarschijnlijk was het aan het aanwezige
zon vas achter de bergen verdwenen. Van serum te danken, dat deze kinderen de diphthe-
achter eenige rotsen boorden wij nu eensklaps ritisch slechts in zeer lichten graad kregen. Na
ren heldere meisjesstem, die zong. Zij nader- deelige gevolgen werden absoluut niet waarge-
rle en de woorden kon ik nu heter verstaan, j nomen
Hef was een oud, mooi Iersch lied, over den j Hiermee is de waarde van het serum voor de
Iepsenen held Robin Ad-air, een groote figuur j praktijk bewezen,
jaren geleden. j
De zangeres, naderde, zette hare melkem- j EEN VERZAMELING OUDE HOUTSNIJ-
mers weg en na een vriendelijke buiging voor WERKEN,
mij gemaakt te hebben, voegde zij zich hij j T
het gezelschap. In Zuid-Khong-sang een provincie van Ko-
Het werd nu duister, de schaduwen van den den, S^vmmeur Sasaki in den
nacht spreidden zich uit over het landschap u00 1S c tempel Haunsa een buiten
en omhulden alles. Wij gingen in huis om geween oude collectie houtsnijwerken ontdekt,
ons ter ruste te leggen. Zoo eindigde den tcrnPel 1100 Jaar °ud> Gn de kulL?t-
voorwerpen hebben een ouderdom van min
stens 800 jaar. De verzameling bestaat uit
86 686 stuks en is ondergebracht in een hou
ten gebouw, dat ook al uit de grijze oudheid
dagteekent.
In den tempel Haiïnsa zijn op het oogenblik
De stad Florence, die in rijkdom aan j nog 200 monniken. Er is een school aan ver-
xvond, die ik om zijn eigenaardige schoon
heid niet. licht zal vergeten.
WAT VERDIENT ITALÏë AAN ZIJN
KUNSTSCHATTEN 1
«ehoone kunsten zijn gelijke niet heeft, no
teert jaarlijks de hoogste inkomsten aan en
treeprijzen voor musea; in 1913 bedroeg deze
som niet minder dan 275.179h> lire. Boven
aan staat natuurlijk de TJfficie-Galerij met
bijna 76,999 lire, daarop volgens Palatina, de
Kapel van Medici, het Nationaal Museum, de
Caller ia antiea moderna, het San-Maroo-Mu-
seum en het Arehaeologisch Museum. Het
huishouden van de stad Pompeji wordt ook
danig gesteund door de penningen, die de
museum-portiers ineasseeren. Een kostwin
ner, die eventjes 200,000 lire inbrengt, is niet.
voor de poes
Rome komt in de derde plaats; hierbij ie
het Vaticaan niet meegerekend. Aan het Fo
rum Romannm verdient -de staat alleen al
42,000 lire aan toegangsprijzen. Het Palatino
brengt meer dan 30,000 lire op; de moderne
kunstgalerij daarentegen niet meer dan 5000
lire.
Venetië boekte aan dezelfde inkomsten in
het vorig jaar 222.548 lire; daarvan waren
niet minder dan 159,538 lire afkomstig van
het Doge-Paleis. De antieke kunstschatten
van Napels leveren 88.000 lire op, die van
Milaan 45.000 lire. De Villa Hadriano brengt
14,417 lirfe op, Monreale 9000 lire, de Tempel
te Paestum ruim 4000 lire.
De waarde en daarmede ook de rente der
oude kunstschatten stijgt nog steeds. In het
boekjaar 1912—13 werd 300,000 lire meer ont
vangen dan het vorige jaar-
FRANSCHE LTTTERATUTTRPRLTZEN
Een der grootste uitgevers in Frankrijk is
dezer dagen te voorschijn gekomen met het
plan voor een nieuwen grooten Franschen
literatuurprijs. Hij wil de benoodigde som
bonden ter opleiding tot Boeddhistisch pries
ter,
TEGEN DE VLIEGENPLAAG,
Volgens „FLoralia" is het hieronder staande
een probaat middel tegien de vliegenplaag- Het
receipt is vervaardigd met het oog op stallen,
maar zal, naar wij vermoeden, ook in meneehe-
lijke woningen wel helpen.
Dat één© afdoende middel is, de vliegen
vangen en doodien. Maar hoe vangen? Wel, op
de onde, beproefde manier onzer voorouders.
Men snijdt mn een knotwilg een tiental takjes,
bindt deze tot een boscbje bij elkaar (de bladeren
er aan latende) en hangt dit bosje op in den stak
zoodanig, dat mien er niet tegen aa nloopen of
stooten kan. Zoodra de a/vomd gevallen is, zit
ten alle vliegen in het boschje. Nu gaan 2 per
sonen naar den stal, en brengen op een stoel
of bank staande een ruimen aak om *t
bosje, knijpen de zak van boven diohtalle vlie
gen zijn gevangen, en het vee heeft rust. Wien
de zorg voor zijne dieren ter hiartt gaat,, zal dit
middel toepassen en de daaraan verbonden ge
ringe moeite zich getroosten.
Men onthioude het tegen den volgenden zomer,
Een millionair-postzegelverzamelaar. Den
14den October jl. is in een klein plaatsje in
Califomië de man overleden, die als een philate-
listisch pionier is te beschouwen, 's Mans naam
was Poor (d. i. „arm") maar arm was de kerel
om den drommel niet Tenminste niet in zijn
levensavond.
Poor werd in 1840 in Ierland geboren. Z'n
ouders ging het niet voor den wind, en zoo
1 proeven op de ouae, oeproeide memoae: nil werd
kantoorbediende. Na een paar jaren sloot hij
vriendschap met een ouden katholieken geeste
lijke. De priester was een hartstochtelijke ver
zamelaar. Hij bewaarde letterlijk alles. Zoo had
hij ook een uitgebreide collectie postzegels, die
toen nog niet zoo populair waren. De meeste
landen hadden ze nog in 't geheel niet. De pries
ter was de meening toegedaan, dat de post-
I zegels er nooit zouden inkomen. Ook de afstem
pel-methode zou op den duur geen succes zijn,
beweerde de priester. Immers, men zou steeds
meer gaan correspondeeren. Inmiddels zou de
drukkunst vooruitgaan. Spoedig zou men dus
met betrekkelijk weinig moeite alle postzegel?
kunnen namaken. En daarom, zoo redeneerde de
priester, bewaar ik alle postzegels, die er uitko
men. Als alle postzegels over tien, twintig jaar
ingetrokken zijn, heeft mijn collectie waarde.
Spoedig was Poor ook een aartsverzamelaar
geworden. Wel zag hij, dat de postzegel er nooit
meer uit zou gaan, maar er kwamen voortdurend
nieuwe drukken, en hij begreep zeer goed, dat de
niet meer verkrijgbare zegels waarde zouden
krijgen. Toen de priester overleed, kreeg Poor
zijn collectie, en. trad hij tevens op als de eerste
postzegel-handelaar.
Poor bleek een uitstekend organisator te zijn.
In alle landen had hij zijn vertegenwoordigers,
endoor zijn propaganda had men weldra
overal ter wereld postzegel-verzamelaars. Ook
was hij de uitgever van de eerste postzegel
albums.
Naarmate het aantal philatëlisten toenam, ste
gen de prijzen. De aller-oudste zegels uit de
eerste collectie van den priester werden sooedig
voor 5 pond en meer verkocht. Doch ook de an
dere zegels hadden soms veel waarde. V/ie die
waarde bepaalde? De postzegel-handelaars na
tuurlijk! Er kwam een werkelijke, postzegelmarkt.
Poor deed zaken onder verschillende firma
namen. Z'n hoofdkantoor werd eindelijk naai
Londen verplaatst. Daar trad hij op als een
ware philatelistische dictator. Wanneer hi; ordi
neerde, dat een gestempelde zegel meer waardt
had dan een ongestempelde, dan was dat zoo!
Wannéér hij in z'n vakbladen neerschreef, da
Japansche briefkaarten veel te duur werden ver
kocht, omdat er zooveel valsche in omloop wa
ren, die van de echte niet waren te onderschei
den, dan daalden de prijzenEn de handige ro\
speculeerde a la hause en a la baisse, en ver
diende enorm.
Het phiiatelistisch hoogtepunt werd omstreeks
1900 bereikt. Poor was toen zestig jaar, en aan
het rookerige Londen had hij gruwelijk het land.
Hij verkocht de aandeelen van z'n verschillende
vennootschappen, hij verkocht al z'n particuliere
verzamelingen, hij verkocht z'n laatste Japansche
briefkaart, alles, alles, alles. Toen telde hij z'n
geld en hij kwam tot de som van 2,300,000 dol
lar. Dat was genoeg om van te gaan rentenieren-
Op een groot landhuis heeft hij de laatste ja
ren van zijn leven gesleten. Hij was moe en af
gemat. Het zakendoen had hem alle kracht ont
nomen. Z'n eenige liefhebberij was, af en toe
eens een zeereisje te maken, of in z'n muziekzaal
te luisteren naar een concert.
Poor kocht de postzegels voor z'n correspon
dentie bij drie stuks tegelijk. Want z'n verzamel
woede had hij botgevierd.
in zijn geheel laten opbrengen door de uit- moest de familie Poor in het jaar 1855 naar
geverswereld, terwijl de jury moet bestaan Amerika oversteken. Hun oudste zoon in het
uit een aantal onpartijdige critici en uit- geheel waren er twaalf kinderen de vijftien
gevers. De Temps haalt hierbij aan. hoe goed jarige George, had goed geleerd, en, in de nieu-
Franlcrijik toch zorgt voor zijn literatoren. I we wereld gekomen, besloot hij. z'n geluk te be-
ONTVANGEN EN GEVEN.
Meneer Zuinig (tot zrich-zelf, terwijl zijn
vrouw damesvisite 'heeft). ,Z© geeft z» licht
z» geeft ze muziek, ze geeft ze thee, koekjes,
boen bone.en diat noemt 25e haar ontvoinigdia-g
THEORIE.
Sergeant„Als jullie in den oorlog eien ko-gei
hooren fluiten, behoef je geen angst meer te
hebben, wamt dam is de kogel al lang voorbij.
Maar als je den kogel niet -hoort fluiten, dian
moet je oppassen, diat je niet genaakt wordt."
AANNEMEN, MEVROUW!
MevrouwWat is dat nu .lansje, heb je je
eeneelfden hoed gekocht als ik? Is er dam in
't geheel geen verschil meer tusschen de me
vrouw en de meid?
Jansje: Ik denk het wel mevrouw, want de
mjjne is betaald.
ZOO ZIJN DE VRIENDINNEN.
Berta: Zij zeggen, dat ik mijn moeders neus
heb.
Mina; Nu. die ban ook blij zijn, dat zij hem
kwiit i®
T v I
DINSDAG 16 DECEMBER I9?3.
38ste JAARGANG fto. 8316
BIJVOEGSEL VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
ren paar wagens rolden m ore duisternis
voort.
Nu en dan kwam de maan, van achter
de wolken te voorschijn en bescheen zij de
wit bevroren kappen der voertuigen.
Eustache wreef zich in de verkleumde han
den, terwijl Huddlestone, zij'n tochtgenoot, sla
perig doorstrompelde. Overal lag de sneeuw
als een lijkkleed over Frankrijk's verloren
hoop, behalve ver voor hen uit, waar het
dennenwoud van Marly zich uitstrekte. In het
oosten zag men een roode lijn van kamp
vuren en hooide men een zwak geweervuur.
Het waren scherpschutters die op de kolon-
ne van generaal von Zieden schoten, en de
liniën tusschen Soissons en Parijs ophielden.
Vijf lange weken waren Eustache en Hudd
lestone door de sneeuw voortgetrokken met
Roode Kruisvoorraden, bestemd voor Parijs.
Zij waren half bevroren, doodelijk afgemat
en' ziek van den honger. Een verblindende
sneeuwstorm had kort na het vallen van den
aivonid in het dal gewoed en, voor zoover
zij zien konden, was er geen woning in het
gezicht-
Zij moesten wel voorttrekken, of zij wil
den of niet. Hier stil te blijven in deze
feouide #ou doodelijk zijn geweest.
„Word wakker Huddlestone I" riep Eu
stache: „Je kunt hier niet slapen!"
„Dat is waar!" antwoordde de ander. „Welk
een dwaas was ik ooit hier te komen!"
Eustache dacht ongeveer hetzelfde en toch
hadden beiden zich vrijwillig met die taak
belast. Plotseling hief eene gedaante zich op
van. achter de donkere massa van een- dood
paard. Er volgde een knal en een flikke
ring en een revolverkogel drong in het hout
van den eersten wagen.
„Kom te voorschijn, mam!" Hep Eustache.
„Wilt gij op het Roode Kruis schieten?"
De toegesproken» rees overeind en liet zijn
wapen zinken. "Hij was jong, heel blond en
nog baardeloos. Een versleten kapotjas reik
te hem tot aan de knieën, zijn beenen waren
met zelfkant omwonden; maar zij'n gelaat
was mannelijk en vol geestkracht, zijn blik
had de uitdrukking van iemand, die gewoon
is gehoorzaamd te worden.
„Vergeef mijl" zeide hij op schorren toon;
„Ik dacht dat gij Duitschers waart. In geen
twee dagen heb ik iets geproefd. Geef mif
in 's hemelsnaam te eten, al is het maar een
korst brood."
Eustache antwoordde hem, dat hij zelfs niets
had dan wat brandewijn in zijn veldflesch.
De jonge man nam een teug daaruit en scheen
te herleven. Hij wees qp een weg in het
woud.
„Daarginds zult gij een wijkplaats vinden"
fluisterde hij. „Het is maar drie mijlen ver.
Voor u beteekent dat niets, voor mij is het
onbereikbaar. Luister, mijnheer. Mijn vader,
graaf Robert de Fleury, woont daar. Ik tracht
te tot hem te komen, toen de kracht mij be
gaf. Breng mij daarheen en ik beloof u stalling
voor uw paaiden en vuur en voèdsel voor u
beiden. Ik moet u echter waarschuwen, dat
er gevaar aa-n verbonden is."
„Geen gevaar kan erger zijn dan onze toe
stand nu," mompelde Huddlestone.
„Dat verbeeldt gij u; maar gij hebt hen
mis, want ik ben een spion. Ik was het,
die in de liniën van von Zieden doordrong
en mijn berichten brachten de nederlaag der
Duitschers te Laon te weeg. Twee dagen ge
leden ontsnapte ik uit Saint Dinant. Thans
zoekt men mij overal. Men heeft een prijs
op mijn hoofd vastgesteld. Indien ik orft-
dekt werd 'in uw gezelschap, heeren
„Ik waag het er op," zeide Eustache. „Wij
kunnen ons nog altijd houden als wisten wij
niet wie gij waart."
Een paar minuten later zat Armand de
Fleury op den bok van den eersten wagen,
den weg aan te duiden. Zwijgend, sleepten de
Roode Kruisleden zich verder. Het werd steeds
kouder, maar ten- slotte toch konden zij het
groote sneeuwveld verlaten, om een laan in
te slaan, aan het eind waarvan zij de spook
achtige omtrekken van een oud kasteel zagen
uitkomen.
Men bereikte, langs omvergehaalde poorten
een met puin bedekten binnenhofLichten wa
ren er niet te zien, het oord scheen uitgestor
ven tot, op een eigenaardig gefluit van Ar
mand, twee van lantaarns voorziene boeren
uit 'de duisternis te voorschijn kwamen. Zij
waren buiten zichzelf van vreugde, bij het
zien van den jongeling.
„Genoeg! Genoeg!" riep deze. „Zorgt al
lereerst voor deze paarden. Twee van u moe
ten naar de oude kapel gaan en daar tot
den morgen de wacht houden. Zoodra men een
Duitschen helm ontdekt, wil ik zonder uit
stel gewaarschuwd worden. Gij weet wat er
met mij gebeuren zal, als zij mij weer in
hand-en krijgen."
„Ja, ja, jonker", mompelde een der man
nen, „Jean en ïfc zullen er heengaan. Kapi
tein Marchelle en een regiment scherpschut
ters liggen vijf mijl van hier in het would
van Lorelle. Als gij u bij hen mocht voe
gen
„Dat zal üfc morgen doen, als ik uitgerust
ben. Thans zon ik niet verder kunnen."
De oogen van den boer stonden vol tranen.
Zijne eenvoudige trekken droegen een roe
rende uitdrukking van vreugde, Armand stak
hem de hand toe.
„Slaap wel, meestertje," klonk het zacht,
„van nacht zal u geen kwaad overkomen."
De jongeling wankelde voorwaarts. Hij
klopte aan een deur en, toen deze zich open
de, viel hij in de armen van een grijsaard, die
hem verhinderde ineen te zinken.
De Engels chen waren sis verblind kSooir hét
licht, dat hen tegenstroom.de. Zij bevonden
zich thans in een groote, vierkante zaal,
waarvan het geboende parket gedeeltelijk be
dekt was met dierenvellen. Hoe heerlijk warm
was het hier na dien strijd om het leven in
die sneeuw daarbuiten.
„Heeren, gij zijt driemaal welkom. Hebt
dank dat gij mij mijn jongen terugbracht.
Eustache staarde den spreker aan, als kon
hij zijn oogen niet gelooven.
„Vergeef mij", mompelde hij, „ik werd ver
blind door het plotselinge licht."
Maar thans kon hij zien. Voor hem stond
een hoog 'bejaard man die zich nog recht
hield als een eik. Zijn witte lokken golfden
hem over de schouders en waren met een
zwart zijden strik bijeen gevat. Zijn fijnbe-
sneden gelaat was waskleurig. De blauwe
oogen schenen die van een kind. De lange,
witte handen droegen kostbare ringen.
Hij had een fluweelen perziccleurige jas.
aan, juweelen op de knoopen. Zijn verder cos-
tuum bestond uit een japon van echte kant,
een korte broek, zijden kousen en lage schoe
nen met gespen. Aan z'n linkerheup had hij
een dagen hangen. Graaf Robert de Fleury
zag er uit als een tot het leven teruggekeerd
beeld uit de achttiende eeuw.
De grijsaard had zich thans weer naar zijn
zoon gekeerd, die op een sofa neergezonken
was.
„Ik vrees dat hij het bewustzijn heeft ver
loren," zeide hij bedaard, maar met "beven
de lippen. De jongen is dapper tot in het
overmoedige toe. Dat was altijd het gebrek
van ons geslacht."
Armand sloeg de oogen op.
„Het gaat al beter," sprak hij mét in
spanning, „maar eten, eten, spoedig!"
Op bevel van den graaf, brachten twee
bedienden den jongeling weg. Hij zelf ging
zijn gasten een kamer aanwijzen en een
kwartier later kwam een knecht tot hen,
om hen naar de eetzaal te geleiden. Behalve
de beide zalen, welke zij thans gezien had
den, en een paar slaapvertrekken, was er
weinig bewoonbaars in het gansche gebouw
overgebleven. Ook hier hadden de granaten
huisgehouden.
'Aan de welvoorziene tafel stond graaf de
Fleury de vreemdelirigen op te wachten.
„Gij zult hongerig zijn," zei hij, „zoo
dra mijn dochter komt, zuilen wij begin
nen.."
Op dat oogenblik werd een der deuren
geopend en trad een jong meisje binnen. Ze
was lang en slank en blond als een lelie.
Haar trekken waren even fijn als die van
haar broeder, haar oogen droegen dezelfde
moedige uitdrukking.
„Mijn dochter Louise," zeide de graaf met
geoorloofden trots, „majoor Eustache en zijn
vriend, de heer Huddlestone."
„Ik ben u dankbaar mijn broeder te hebben
gered" zeide zij, hun de hand reikende.
„Er blijft nog gevaar bestaan," zei Ar
mand, die reeds zijn honger gestild had en
in een leuningstoel gezeten was.
„Hoe kan dat, nu gij hier zijt?" vroeg
Louise, nog bleeker wordend.
„Zij weten alles. Niets schijnt er voor hen
verborgen te blijven. Misschien zullen zij van
nacht niet komen; maar komen zullen zij.
Morgen hoop ik mij bij Marchelle te voegen."
Zij zuchtte even en wierp hem een blik
vol liefde en bezorgdheid toe. Reeds schee©
hij geheel bij te komen.
„Gij zult mij wel wille© toestaan hier to
blijven, zeide het jonge meisje, toen het maal
afgeloopen was. Uwe sigaren zullen mij niet
hinderen. Mijn slaapvertrek is in salon ver
anderd, sedert alles hier verwoest werd."
De oogen van den gastheer flikkerden
plotseling van toorn.
„Ja, de tijden zijn voor Frankrijk veran
derd," sprak hij. „Toen ik jong was hadden
wjj veldheeren en ee>n man om hen aan te
voeren. Thans hebben wij marionetten, die
er niet tegen opzien hun vaderland te ver
fcoopen. O! dat ik den dag beleven moest,
waarop ik bijna een half nüllioen Franschen
zonder slag of stoot zag vallen 1
Tranen van trots en smart welden op ïn
Zijne oogen, toen hij daarop een op zijn borst
bevestigd kruis aanraakte.
„Napoleon, de Groote speldé nrij dat met
eigen handen op de borst," zeide hij op tril
lenden toon.
Hij was een der weinige pvergebïevenen,
van de Ou£j,e Garde. Er waren bijna zestig
jaren verloopen, sedert Bonaparte's zon was
ondergegaan en hier zat nog, kaarsrecht, een
zijner krijgslieden.
„En toch!" riep hij, overeind rijzende uit,
„toch zijn wij niet verdorven; het hart van.
het volk klopt even moedig en trouw ala
voorheen. Het is de gouddoTst en lafheid
onzer aanvoerders. Napoleon IH werd al
tijd omlringd door avonturiers. O! zoo ik
nog slechts één enkelen slag voor Frankrijk
mocht slaan!"
Op hetzelfde oogenblik werd de deur open
geworpen en snelde eon doodsbieeke boer
de zaal binnen.
„De Duitschers!" riep hij. „Zij zjjn al bij
huis. Vlucht, jonker, vlucht!"
Armand was overeind gesprongen, maar
bleef toen stilstaan.
„Het zou niet baten of ik al vluchtte,"
zeide hij kalm. „Als het kasteel omsingeld
is, kan ik niet ontkomen.
Louise naderde hem, mei een vreemden
gloed in de oogen. Zij had den bovenden
boer iets gevraagd.
„Ei" is geen oogenblik -te verliezen," zei
de zij. „Zij zullen hier pas binnen twintig
minuten zijn. Gij hebt nog één kans, wacht
even."
Zij snelde weg en keerde bijna aanstonds
terug met een bundel kleeren.
„Zijt gij thans in 'staat u bij kapitein Mar-
cheile te voegen?"
„Ja, ik ben weer een ander mensch, en met
Jean tot gidsBij Marchelle zou ik veilig
zijn."
„Trek dan deze kleeren aan, wij zijn van
dezelfde lengte. Gij zult voor mij doorgaan.
Gij zegt u naar het dorp te begeven, om eene
dame te helpen, die plotseling ziek gewor
den is. Haast u«"
VOOR DE HUISKAMER