NIEUWE.
COURANT tweede blad
Het geheim der oude Abdij
Kieswere TaalwsfBuschap.
BINNENLAND.
t ii Ben üflareiié.
HaaHetw*®tHisseS. ^anffsettfieneii voor sÜ©
W W H IS 1 i OIHSDAG 30 DEGEÜBESS 39!4
Tg? - -
"MHiu—i tw—n i ui irr
III. (Slot).
'Aan de behandeling van de jongens- en
meisjestaai is hoofdstuk XVI gewijd.
Merkwaardig zijn de hier aangehaalde op
stellen van vijftienjarige hoogereburgerscho-
liereu. Er volgt dan op kunstdrukpapier een
serie voortreffelijke fotografieën, die de voor
dracht weergeven van P. L. Hemkes' ontroe
rend gedicht „Het Kindeke van den I>ood
door Van Ginneken's vijftienjarigen leerling
A. He ij ma ns. Deze fotoos zijn menigmaal van
aesthetische bekoring en steeds do voor
dracht is blijkbaar goed ingestudeerd be
langrijk voor de psychologie van gelaatsmi
miek en gebaren bij een onvolwassen verzen-
egger. Toch hangen ze met den inhoud van
net hoofdstuk wat losjes samen: dit handelt
immers over jongenstaal, en het blijkt ove-'
rigens nergens nit, dat de schrijver hiermede
ook gebarentaal heeft bedoeld. Ik vestig
do opmerkzaamheid op het fijne proza, waar
mede Van Ginneken de beelden verduidelijkt.
Over het temperament van jongens en meis
jes hoven de vijftien, zestien jaar vinden
we belangwekkende dingen. Op blz. 486—488
vinden we ruim tweehonderd Neder
landsehe jongersnitdrnkkingen voor opzet
telijk schoolverzuim. Op blz. 489—502
worden een aantal schooltermen voor een
aantal steden en dorpen stelselmatig verge
leken. Er volgen dan nog drie opstellen van
zeventien- en achttierjarigeu. Het opstel
„Schilderen" op blz. 503 is heel schoon. De
schrüvcr zet dan zijn beschouwingen over de
ouder wordende jongens en meisjes voort.
In het zevertiende hoofdstuk krijgt des tu
len ten taal hare beurt, en het achttiende
hoofdstuk "'s aan de vrouwentaal gewijd.
Er zü uit dit laatste ren enkele zinsnede aan
gehaald. „Door het enger maar des te ge
concentreerder bewustzijn is de vrouw ge
woonlijk zeer praktisch, suggestibel, seherp-
zinn'g, intuïtief, ja divinatorisch! maar niet
breed: heeft zij een aanschouwelijke verbeel
ding en concrete gedachtep, verdiept, zij zich
graag in bijzonderheden en détails, heeft zij
veel talent voor talen, maar weinig voor wis
kunde, en zelfs afkeer voor afgetrokken denk
beelden. In de daarmee werkende meer be
spiegelende wetenschappen, is zij niet zoo
wiis als de man, maar impulsief in haar han
delen en zeer handig in beweging, maar heeft
- sii ook aanlegvoorfanatisme,wreedheid.over
drijving, heersehzucht, zielestoringen. Daarte
genover staan oprecht medelijden, eerlijkheid,
vertrouwbaarheid zoolang ze niet in het nauw
gebracht wordt, religcuze zin, spaarzaam
heid, onuitputtelijk geduld, moed in groote
moeilijkheden, onbaatzuchtigheid, weinig nei
ging tot tafelgenot en geldzucht, meer naas
tenliefde, heldhaftige moederliefde, zonder
zich wegens al die mooie en groote eigen
schappen ook maar iets te laten voorstaan, en
dit v.aarschijnlhk hierom, dat, heel in Tiet al
gemeen, het onbewuste in de vrouw een veel
grooter rol speelt dan in den man." „Zel
den yr.<s 51? (echter) rle typisch vrouwelijke,
eigenaardigheden fijner en vollediger ge tee-
'k.'eivl dan door Margo SchairtenAntink
Uit een der hoeken van deze schrijfster geeft
Van G. dan een- lang en schoon citaat. Ten
zeerste te roemen is hier ook de wijze van
oHeeren, die alle alinea's weet te behouden.
Daarna krijgen we een lijst van woorden en
uitdrukkingen nit de meisjes- en vrouwen
taal (keuken en huishonden, nuttige hand
werken, fijn borduur- en knoopwerk, mode
taal der dames). Nog volgt een nomenclatuur
van Engelsche stoffen, dameshoeden, kinder
jurken. ki n derm ant els, j.ongemeisjesjapons,
blouses en mantels.
Het laatste hoofdstuk van het hoek is ge
wijd aan de ou d er e-m ensch e n taal. Ge
brek aan ruimte belet mij, hieruit aanhalin
gen te doen. Op de laatste bladzijde zegt de
schrijver:
„Met alle eerste deeleu van grootere wer
ken deelt dit boek het ongerief, dat er zoo
vele god ach t end radën ih begonnen zijn, die
pas in de volgende doelen verder kunnen af-
ge-sponnen worden. En zelfs doet zich hier
meen ik. die leemte nog pijnlijker voelen dan
elders, wijl de sociologische taalbeschouwing
nog zoo weinig is ingeburgerd. Want inder
daad, er is hier al veel meer aangelegd dan
de lezer vermoedt." En vertier ontwikkelt hij
een grootsch perspectief van Nederlandsche-
taal studie. „Als eenmaal hot Groote Woor
denboek der Ncderlandsehe Taal zijn volein
ding nadert, als dat museum, door Matthias de
Vries ontworpen, dank zij zijn trouwen op
volgers, in keur van geordende zalen,» alle
Nederlandsehe woordjuweeltjes te kijk zal
hebben gezet voor allen die belang stellen in
het Ncderlandsehe volk, zijn geschiedenis, zijn
psyche en zijn taal, als dan de catalogus ge
schreven is, waarin alle bijzonderheden afzon
derlijk zijn vermeld, en alle details gemak
kelijk een voor een zijn te vinden, rest ons
dan misschien nog niet de taak om na de
uitvoering dezer analytische bewerking, ook
een synthese te beproevenf Zou het dan niet
gewenscht zijn, met medewerking van vele
geschoolde krachten, en subsidie der Neder-
landscho staten, het reuzenwerk te onderne
men: de voortdurende wording van het Al
gemeen-beschaafd Ncderlandsehe uit. de or
ganisch sa meu werkende locale, familiale en
sociale taalgroepen in een hiërarchische reeks
van organisch samengroeiende boekdoelen te
schetsen? De schrijver werkt dit plan verder
nit en eindigt aldus:
„En nu overvalt mij weer ten slotte het
zelfde gevoel, waarmee ik de voorrede he-
gon: verlegenheid en schaamte met blije fier-
beid dooraderd. Is het'te verwonderen? Neen.
Maar laat do anderen, die in de gelegenheid
zullen komen om medelijden met me te krij
gen, dit dan positief toonen door het aan
dragen van veel materiaal. Het ligt overal
voor het grijpen. En zoover ik zie. spreekt
alles slechts ééne tale: Overal moet dn geest
strijden, met de stof, maar
DE ZIEL OVERWINT!
Ook het tweede deel van het werk zal nog
gewijd zijn aan de sociologische structuur on
zer taal, en wel aan de derde categorie vau
taalkringen: de sociale taalgroepen.
Daarin zuilen behandeld worden „Jodentaal,
Rargoensch, Eoomsehe taal, Proteslanten-
taal, rechtstaal, handelstaal, ambachtstalen,
soldatentaal, sporttaal, söcialieche-arbeiders-
taal, enz. enz., en hnnno verhoudingen onder
ling, tot ze alle samen medewerken aan de
totstandkoming onzer algemeene tale: de
Nederlandsehe boekentaal en het algemeen-
hesch a a f d Ned erl a ndscli
In de drie of vier volgende deelen wordt
de psychologische structuur van ons Neder-
landsch in ai haar blijvende en wisselende dé
tails uitvoerig nagegaan.
Het derde deel handelt over de klank- en
accentleer, de mimiek en de gebaren.
Het vierde deel gaat na, hoe uit die klan
ken nu woorden en constructies worden op
gebouwd: van de interjectie af, tot den enkel-
voudigen zin toe. „Hierbij komen ook uitvoe
rig de semasiologie en de onomntologie ter
spréke, en worden verder al de oude gram
matische indeelingen aan een kritiseh-psy-
chologieeh onderzoek onderworpen; wat ten
gevolge heeft dat, menige oude term en bijbe-
hoorerde categorie verworpen, en uit de goede
overblijfselen van het oude, en de resultaten
der nieuwere psychologische taalwetensehap-
een nieuw grammatisch systeem wordt op
gebouwd."
Het vijfde (en eventueel) zesde deel zetten
dit onderzoek voort over den samen ges telden
zin, eii de letterkundige genres.
Pater Van 01 n n e k e ti Pelioort tot de
geleerden der eerste keur. Hij is van hetzelf
de ras als een Pasteur en een Darwin, een
Lorentz en een Hugo de Vries. -Aan al de
véreischten, die Me rei er aan den geleer-
d e stelt, wil hij dien naam ten volle waardig
zijn, vinden we in Van Ginneken's werk over
vloedig voldaan. Nog stralender zal dat na
tuurlijk blijken, als bet hoek compleet voor
ons ligt. Inderdaad is de schrijver oneindig
meer dan „un homme instruit, un érudit, une
encyclopédie vivante"; hij bèm vinden we „la
sagasité et le penetration qui. an dela du fait
observe, visont A l* explication des oho-
ses." Zijn werk is oneindig meer dan „l'obser-
vation, même attentive, réfléchie, des événe
merits", meer dan „leur description minutieu-
se, precise, leur coordination méthodique dans
des cadres nettement tracés". Dat alles kan
hoogst verdienstelijk werk zijn, maar het is
niet de wetenschap. Het menschel ijk
verstand heeft er behoefte aan „de com-
prendre ce que la chose est- de s'ex-
pliquer la regularité de la succession des
événements qui passent, l'barmonie de
leur ensemble; elle chcrche irrésistihlement
le poiirquoi et le comment de leur
liaison, la nature in time do l'être qui
les manifeste et doit pouvoir les expliquer."l)
In die sfeer beweegt zieh de geestesarbeid
van dezen Jezuiet.
Op hem is van toepassing, hetgeen eens ge
schreven werd over denzelfden Morcier,
den Kardinaal-wijsgeer:
„Wie zóó zijn gedachten regeert, is aan hun
schoonheid toe; boven het weten ontbloeit de
liefde voor het gewetene."2)
!HB
Er musiceert door dit hoek een rustige,
vreugdevolle vrijmoedigheid, die nimmer pre
tentieus wordt. Dit laatste kan den kleinen
geesten worden overgelaten.
Van Ginneken neemt onder de taalgeleer
den een zeer geprononceerde plaats in, en, als
zijn werk eens compleet is, zal de critiek der
eorypheeën-vau-het métier niet uitblijven-
De vermaarde Miinchensche hoogleeraar
Prof. Dr. Herm. Paul, die in 1909 den vierden
druk van zijn wereldberoemd standaardwerk
over do princiepen dor taalgeschie
denis het licht deed zien, vermeldt van de
sedert den derden druk van zijn hoek ver
schenen werken over algemeen© taalweten
schap er slechts heel enkele, en daaronder
wordt van Ginneken's dissertatie met eere
genoemd. Na vooral gewezen te hebben op
Van Ginneken's ontzaglijke belezenheid op
taalwetenschappelijk terrein, gaat hij voort;
„Ieh kann ihm (Van Ginneken nl.) aber nicht
folgen in dem Bestrcben die Sprachentwick-
lung hds wenigen allgemeinen Grundsatzen
restlos abznkiten". 3) Daargelaten nu, of de
groote Duitsehe geleerde hier Van Ginneken's
streven juist weergeeft, zoo blijkt toch ook
hieruit, (lat het nadrukkelijk op den voor
grond stellen der psychologie nog niet ieders
welgevallen kan wegdragen. Het lijdt ech
ter geen twijfel, of men zal eenstemmig zijn
in den lof van de geesteskwnliteiten des
schrijvers, wiens pas verschenen werk met ge
rustheid het evenement kan genoemd wor
den in de Nederlandsehe beschavingsgeschie
denis van het afgeloopen jaar.
C. v. S.
1) Merci®r, Logiquö, éd. 3 a no. 149.
2) L. J. M. Feber, in het Annuarinm der
Roomseh-Kath. Studenten in Nederland, 1908,
blz. 178.
3) HermannPaul, Prinzipiën der Sprach-
geschichte. Vierte Aufl. (Haile a. S„ Max Nie-
meyer 1909) S. VU.
DE PROV. BOND VAN R. K. K1ESVEREE-
NIGINGEN IN ZUTD-IIOLLAND.
(Van oen bizonderen verslaggever.)
In do „Leesvereeniging" te Delft vergader-
do Zondag, des middags 2 uur, de Prov. Bond
van R. K. kfcsvereenigi n ge n in Zuid-Holland.
Een dertigtal aangesloten kies vereen i gin gen
was aanwezig.
Mgr. Dr. Nolens, voorzitter van don Bond,
opende de vergadering, en nadat da notulen
waren goedgekeurd, werd het woord verleend
aan don beer Mr. Aalbsrse, die een pol it ie-
ke rede zou houden.
Rede van Mr. Aalberse.
Spreker herinnerde eraan, dat wij op dit mo
ment in een belangrijke politieke sfeer leven.
Wanneer over 25 jaar een historicus de
geschiedenis beschrijft, zal hij met 1913 een
nieuw deel, of althans een nieuw hoofdstuk
moeien aanvangen. Wanneer we ons inden
ken in de politieke, verhoudingen van ons
vaderland, en nagaan welke gevolgen er
voor de toekomst uit die verhoudingen kun
nen voortvloeien, dan voelt ieder, die ge
roepen is leiding te geven in de politiek,
de belangrijkheid van den tegenwoordigen
tóestand.
Spreker heeft dan ook als onderwerp voor
zijne bespreking genomen: „Het groote be
lang van het stadium van ontwikkeling, het
welk onze Vaderlandsche politiek is inge
treden."
Daarvoor is noodig in korte trekken een
overzicht te geven van het gebeuren van
den- laatsten "tijd. Nooit is ér een verkie
zingsstrijd gevoerd met zoo felle heftigheid
als de laatste. Allerlei redenen zijn er aan
te geven voor die verscherping. Spreker
noemt als een der voornaamste het ontstaan
Jvan de vrijzinnige Concentratie. Nadat de
vrijzinnige partij, na de oprichting der Li
berale Unie, zich Itod gescheiden in drie
groepen, die, zij het ook door nood gedwon
gen, samenwerken, zoo moeten we nu toch
erkennen dat er werkelijk toenadering tus-
schen die partijen is gekomen.
Spreker is van meerling, dat de meeste
opofferingen bij die toenadering gebracht
zijn door den Vrijzinnig-Democratischen
bond, die naar aanleiding van het kiesrecht-
vraagstuk, maar vooral op grond van prin-
cipieele verschilpunten afgescheiden, bereid
is gevonden saam te werken op het Con
centratie-program, waarin de grondslag niet
is Vrijzinnig-Democratisch, maar liberaal in
de oude beteekenis.
Zien we in de toekomst, dan vragen we
ons af: Wat zal daaruit geboren worden? Zal
daaruit voortkomen een liberale partij, die
zooals de vroegere de alles beheerschende
zal zijn?
Laten we ons, aldus spreker, daarover
niet al te bezorgd maken. Want men is tot
eenheid gekomen niet op de eerste plaats
door principieele concessies, maar door haat
tegen het rechtsche politiek bewind.
't Is cr mee zooals Dr. Sehaepman over
de oprichting van de Liberale Unie eens ge
zegd heeft: ,,'t Is een cadaver, het blijft
een cadaver, en al wordt het begoten met
nog zooveel politieke eau-de-cologne om den
reuk weg te nemen, het zal een cadaver
blijven."
Was dus do Concentratie de voorbereiding
voor den verkiezingsstrijd, toch was zij niet
de eenige oorzaak voor de felheid van dien
strijd.
De grootste'Oorzaak was wel, dat de vrij
zinnige concentratie haar zwakheid voelde;
voelde, dat er voor de liberale politiek in
't Nederlandsehe volk geen meerderheid te
vindon was. En daarom zijn do allerschan
delijkste middelen gebruikt.
Daar is niet gestreden voor positieve libe
rale beginselen of een liberaal program,
maar de strijd was alleen een negatieve te
gen de Christelijke coalitie.
De vraag van het grootste bolaug is nu:
Hoe heeft het Nederlandsehe volk zich uit
gesproken? Eu dan antwoordt links: over
twee punten, n.l. algemeen kiesrecht en
staatspensionneering.
Troelstra heeft deze bewering gestaafd
door een allerzonderlingste rèdeneering. Hij
erkent, dat de verandering, die in do poli
tieke constellatie heeft plaats gehad, ver
oorzaakt te door een verschuiving in de
kleurlooze middenstof, die geen gepronon
ceerde politieke overtuiging heeft, maar al
leen geleid wordt door hare grieven tegen
het zittende kabinet. Bovendien constateert
hij 't feit, dat die middenstof werkt als een
slinger, nu rechts dan links.
Behalve bij de voorlaatste verkiezing heeft
die middenstof zich altijd uitgesproken te
gen liet beleid van het regeerend kabiuet,
en steeds gestemd op candidaten van de
oppositie, 't Gevolg was dat den eenen keer
rechts won en de volgende maal links.
Maar als dat zoo is, wat bewijst dat dan,
vraagt spreker, voor de positieve uitspraak
voor kiesrecht en staatspensioen? De mid
denstof voert de politiek van de gesloten
portemonnaie, d.w.z. zij stemt tegen sociale
hervormingen, die voel geld kosten. Hoe kan
men dan meeuen, dat die middenstof zich
heeft uitgesproken voor staatspehsionnoe-
ring, die hij de minimum-eischen van f 2.50
voor één persoon, en f 4 voor man en vrouw
op 65-jarigen leeftijd, 20 a 25 millicen per
jaar kost?
't Is duidelijk, dat het argument mank
gaat. Troelstra heeft dan ook toegegeven,
dat er allerschandelijkst gewerkt te met an
ti- pap 1st.Lscho t,endenzen en ecu treurige ac
tie tegen de aanhangige Tariefwet. Maar
toch is er volgens hem een klaar geluid te
liooren gegeven, doordat de socialisten zoo
sterk zijn vooruitgegaan.
Doch ook dat zegt niet veel, meent spr.,
want ook de arbeidersklasse heeft jbreede
scharen van politiek-neutralen, kieurloozen,
die ontevreden gemaakt door scheevo voor
stellingen, zich laten opruien tegen een zit
tend ministerie, en dan' uit protest stemmen
op een sociaal-democraat.
De conclusie te dan ook niet le trokken,
dat liet Nederlandsehe volk zich duidelijk
zou hebben uitgesproken.
Inderdaad, de verkiezingen hebben wel veel
gedruis, doch geen enkele positieve uit
spraak gegeven, 't Was alles zuiver nega
tief, tegen rechts, tegen de Roomscben, te
gen de Tariefwet, Maar uit de naverkiezin-
gen blijkt, dat een eventueele Kamerontbin
ding, volgens ieders overtuiging een veel
klaarder geluid zou geven, n.l. vóór rechts,
tegen links. (Applaus).
Vliegen heeft dat in 'het socialistische „Mo-
natsheft" voor enkele weken dan ook on
omwonden verklaard.
Spr. komt nu op de kabinetsformatie.
Na de verkiezingen heeft het Ministerie-
Heemskerk zijn portefeuilles ter beschik
king gestold. Dr. Bos kwam met opdracht
tot het formeeren van een kabinet uit de
geheele linkerzijde. De socialisten durfden
de verantwoordelijkheid niet op zich nemen.
De liberalen wilden niet zonder hen. Zoo
waren er nog' maar twee mogelijkheden: óf
een zakenkabinet óf het aanblijven van het
Ministerie-Heemskerk. In het laatste geval
zou er spoedig een botsing gekomen zijn
die geleid zou hebben tot Kamerontbinding,
waarbij het Nederlandsehe volk' gelegenheid
zou hebben gehad zich uit te spreken over
het beleid van de concentratie en de snocia-
lteten.
Als een „deus ex machina" te toen Gort
v. d. Linden gekomen met een extra-parle
mentair kabinet.
Voordat spreker er toe overgaat hierover
nader uit te weiden, geeft hij als zijn moe-
ning te kennen, dat- op 't oogenhlik elk
partijverschil dient te vervallen, waar dez?
Minister als vader dezer dagen zoo smarte
lijk getroffen is; en wij moeten bidden tot
God, dat zijn vaderhart de kracht moge
vinden zijn kruis met gelatenheid te dra
gen. (Met plechtige instemming werd dit
„in memoriam" ontvangen). Spr. ging daar
na voort
Reeds de Troonrede toonde aan, dat het
kabinet niet extra-parlementair was in de
tot nu toe gangbare beteekenis.
De twee hoofdpunten van het vrijzinnige
program kwamen ook op zijn program voor.
Maar dit word verdedigd met de bewering,
dat men wel niet moest zien naar de Kamer,
maar dat dan toch hot volk zich in dien zin
had uitgesproken.
Maar hier draaide men in een cirkel rond.
Want die uitspraak van hot volk blijkt juist
uit den uitslag van de verkiezingen, op wel
ken uitslag een extra parlementair kabinet
niet letton mag. Hier blijkt dus uit op wel
ken zwakken grondslag het kabinet berust..
Maar, volgens spreker ligt in die zwakheid
zijn kracht. In de Twe-ede Kamer is toch
de linksche meerderheid bang voor hot ge
val, dat het kabinet zou heengaan, daar een
Kamerontbinding een rechtsche meerderheid
zou brengen, terwijl vau .deze minderheid,
een. oppositie zonder obstructie, voor het
kabinet geen gevaar brengt.
Do rechtsche partijen staan echter op 't
oogenbük nog sterk door de rechtsche n> te
derheid iu .de Eerste Kamer. Wel kan rechts
niet veel po-i' 'ef werk verrichten, maar
rechts kan veel kwaads verhoeden door die
Eers t, e Kamer - m e e rd erh e id
Van buitengewoon be'ang acht spreker in
verband hiermede, de eerstvolgende Staten
verkiezingen.
Uit al het voorgaande concludeert spreker
twee belangrijke zaken: gezien de toenade
ring der vrijzinnige groepen, die besloten
hebben de concentratie te doen Voortduren,
Jen de krachtige positie van rechts, ondanks
de minderheid in de Tweede Kamer, moeten
wij, Roomscben, alles in het werk stellen
om onze eenheid te bewaren, omdat geen
water zulke verraderlijke kuren vertoont
als de zee vau het parlement, en ten andere
moet ook do coalitie van de drie Christe
lijke partijen in stand blijven.
Daarom moeten wij vasthouden aan onze
beproefde politiek van principieele zelfstan
digheid van onze Eoomsehe partij, maar met
de overtuiging, dat wij een vertrouwvol sa
menwerken met de go'oovige Protestanten
niet kunnen missen.
Daarin ligt, volgens spreker, onze toe
komst.
Gezegd is, naar aanleiding van sprekers
rode in de Tweede Kamer over den prin-
cipiee'en teruggang der vrijzinnig-democra
ten, dat hij er anders over dacht. Spreker
kan zich niet voorstellen hoe men uit zijn
woorden tot die opvatting is gekomen cn
qualificeert haar als een misvatting.
Dé samenwerking der Christelijke"party-en;
het erfdeel van Schaepman, moet 'gehand
haafd blijven, zoolang als 't mogelijk is.
Die samen w e r k i n g is onze politiek niet
alleen van het verleden, niet alleen van het
oogenhlik, maar ook van de toekomst! Zoo
zij het!
Met luid applaus word deze rode, die ook
telkens door toejuichingen wits onderbroken,
begroet.
De voorzitter, Mgr. Nolens, dankte in
hartelijke woorden den heer Aalberse, waarna
de rondvraag volgde.
Gesproken werd o.a. door den heer W b b e
uit Rijswijk, die opkwam voor den Bond van
R. K. Gemeenteraadsleden, door don heer
van der Helm uit Delft, die vroeg, of
den hoer Aalberse niet van meaning is, dat
de actie der rechtse,hen voor de verkiezingen
te laat is aangevangen, dat er te weinig
voorlichting gegeven "is omtrent de Tarief,
wet en de Bakkerswet onder de arbeiders-
klasse, en voorts of het bekend is, hoe mi
nister Treub denkt «ver het ontwerp-Bak-
kerswet-Aalberse.
Do heer Aalberse antwoordde, dat er mis.
schien nog harder had kunnen gewerkt wor
den, dan er gedaan is. Er is een commissie
benoemd om te onderzoeken, welke fouten
door recht3 begaan zijn bij de verkiezingen.
f icÜILLt i U
Ervaringen van een journalist uit de 20e eeuw
door HEADON HILL.
(Oorspronkelijke vertaling uit het Engelsch).
18)
Zónder z'n sigaar uit den mond te nemen,
Hehtte Lord Purbeck zijn kijker, en tuurde
Jang nanr de kustlijn in de verte. Toen wierp
nij een blik naar boven op de brug, en gaf
een wenk met zijn hand. Oogen.blikkeli.ik
Raakte de kapitein het seintoeslel aan, dat
*>em met de machinekamer verbond en Hec
tor hoorde het seherpe geluid der bel, waar-
Moor een vermindering van vaart werd aan
gekondigd. ITet was hem aanstonds duide-
thk. Ze hadden een to groote vaart gehad.
e man, „die geen initiatief had," had er een
rong ingezet, die hen bij Devil's Gap zou
gebracht hebben, vóór het donker was. En
lm)- mocht niet. Blijkbaar moest de landing,
toiien die al zou plaats hebben, in even
^to>t,e geheimzinnigheid gehuld worden als
bun naar-boord-gaan het geval was ge-
„Is do eerste plaats onzer bestemming al
in t zicht? Is dat de Dorset-kust?" zeide hij,
benieuwd naar een kleine aanwijzing aan
gaande hetgeen men met hem voorhad.
„Ja, we bevinden ons nu recht tegenover
de kreek. Neem dezen kijker, en zie, of je de
kust kunt onderscheiden. Je moet een beëtje
buiten de richting kijken, waar ik op *t oogen
hlik heenzie."
Hector nam den kijker, dien Lord Purbeck
hem overhandigde, en, na de lens op de juiste
1 plaats tie hebben gesteld, tuurde bii naar de
kust „Dat is een uitstekende kijker," zei hij,
toen hü hem aan den eigenaar teruggitf.
„Niet alleen kan ik de kust onderscheiden,
maar ook den ingang der groeve in de rots
vlak ervoor."
i „We zijn er nu ongeveer twaalf mijlen van
daan," antwoordde Lord Purbeck. „Binnen
het uur moeten we aan de kust zijn."
j „We zouden er binnen het half uur geweest
zjjti, indien u net just de vaart hadt laten
verminderen," waagde Hector op te merken.
Do Graaf wierp een ietwat schichtigen blik
op hem, maar deed of hij niet bemerkte, dat
Hector indirect om eeri verklaring vroeg.
„Dat zouden we ook," gng hü snel voort. „En
van den toegang tot de groeve vóór aan de
rots gesproken 'daór wensch ik juist te
landen. Ik ben dat zoo gewoon, want vandaar
heb ik den koristen weg naar de Abdij, en
spaar ik mij do rotslaan uit. Ga met me mee,
dan hebt ge meteen een goede gelegenheids1
mijn beseheiden marmer-industrie eens van
nabij gade te slaan."
„Dat is heel vriendelijk van u, mijnheer,"
gaf Hector ten bescheid. „Ik was al bang,
dat ik nooit zou worden toegelaten tot wat
ik meende, dat verboden terrein was."
Dit was diplomatiek uitgedrukt, want hij
had volstrekt geen plan om gebruik te ma
ken van het welwillende verlof, binnen te
gaan in zijn Lordscbap's rotsige spreekkamer
op de kust. Hij was er in niet geringe mate
verwonderd over dat een man, zoo schrander
als zijn adellijke gastheer, zoo ontijdig den
voor hem gespannen strik zou geopenbaard
hebben, en hij kon het alleen verklaren uit
een verlangen van den Lord, om geweld te
'vermijden bij zijn overbrenging naar den
door hem bestemde onderaardsehe gevange
nis. Van zijn Lordeehap's standpunt uit ge
zien, zon het zeker aangenamer zün, de rollen
van gastheer en gast te laten voortduren, zoo
lang tot, ze aangeland waren binnen de groe
ve, waarover de woeste John Budge den
scepter zwaaide en waar zijn gevangenne
ming kon worden bewerkstelligd, zonder dat
de bemanning van het yacht- er iets van
merkte.
Hy behoefde zieh immers niet langer meer
in gissingen te verdiepen met betrekking tot
de redenen, waarom hü met zooveel behoed
zaamheid op de „Najade" was gelokt en waar
om men hein belet had, in verbinding te tre-
den met het land. Het was gebleken, dat hy J
gevaarlijk was voor de onwettige onderne-
ining des Peers, en nu zou hü opgesloten
worden in de ingewanden der aarde, totdat
het zyn belager goed toescheen, hem los te
laten vellicht langs denzelfden weg, waar
langs de Ier Cassidy was losgelaten. In ieder
geval Hector kon wel vermoeden, dat, in
dien hii aanstonds binnen de toegang vóór
aan de rots werd gebracht, het heel problema
tisch was, wanneer mep hem zou'toelaten de
groeve te verlaten langs den toegang in de
omsluiting, indien dat dan al ooit gebeurde.
En wat de uitslag zou zün van zijn sentimen-
teele dwaasheid, die liü begaan had door te
pogen den smokkelaar te hesehermen oindat
by Madge St. Aldhelni's vader was daar
over verkeerde hij in absolute onzekerheid.
Hü zou verdwijnen zonder een spoor van zich
achter te laten. Niemand van zijn vrienden
of collega's zou wefen dat bij werd opgesloten
gehouden op 'n kleinen afstand van de plaats,
waar hij de rest zyner vaeantie had willen
dorbrengen in het gezellige huis op de rots.
Men veronderstelde dat hij daarheen den vo-
rigen namiddag per spoor was teruggekeerd,
en zoodra men hem te Londen vermiste, wat
nog heel wat dagen zou aa nloopen, zou men
om inlichtingen gaan bij Martha Calloway,
en deze zou raar waarheid zeggen, dat hij
niet naar het huis was teruggekeerd, dat
niets meer van hem gezien was, sinds hy weg
reed op de motorfiets naar het station te
Dorchester.
Het was een prettig toekomstbeeld, doch
Mi lachte in zichzelf bii do gedachte, dat de
voorname weerzin van mylortl tegen een
onverkwikkelijke scène, waarbü wellicht een
half dozyn werklui der groeve en hijzelf een
rol zouden hebben gespeeld, het reeds zoo goed
als verijdeld had. Er waren wolken opge
komen in het westen, die de duisternis ver
haastten, en door een heimelijk toeken aan
den kapitein op de brug, had Lord Purbeck
de vaart van het jacht weer doen vermeerde
ren. De kust was niet zoo duidelijk meer, maar
ze vertoonde zieh nu over een breeder opper
vlakte en naderde by elke omwenteling der
schroef,
„Wandelen we langs het strand naar den
voet der rots, of rijden we met een der moto
ren?" vroeg Hector quasi onverschillig en
verborg het zeer groote gewicht, dat hij aan
het antwoord op deze vraag hechtte.
„De motoren zyn niet te zindelijk; ik wan-
del meestal," was Lord Purbeck's antwoord.
De „Najade" landde bii het oude 6teenen
hoofd, en toen ze geankerd lag, werd de brug
neergelaten, 't Was nu stikdonker, zelfs de
gekantelde omtrek der rots was nauwe
lijks zichtbaar vanaf het dek vau het jacht,
maar een gele schijn kwam uit een lantaarn
by den toegang waar waarschijnlijk eenige
werklui der groeve gereed stonden.
„Nu, Yeldham, volg me en kyk goed, waar
je gaat. „De vloed is op en een misstap zou
je kopje onder doen duikelen, hoewel dat mis.
schien niet zoo erg 7X>u ziin als een val tus.
schen de rotsen."
(Wordt vervolgd).