NIEUWE. COURANT tweede blad Het geheim der oude Abdij Kieswere TaalwsfBuschap. BINNENLAND. t ii Ben üflareiié. HaaHetw*®tHisseS. ^anffsettfieneii voor sÜ© W W H IS 1 i OIHSDAG 30 DEGEÜBESS 39!4 Tg? - - "MHiu—i tw—n i ui irr III. (Slot). 'Aan de behandeling van de jongens- en meisjestaai is hoofdstuk XVI gewijd. Merkwaardig zijn de hier aangehaalde op stellen van vijftienjarige hoogereburgerscho- liereu. Er volgt dan op kunstdrukpapier een serie voortreffelijke fotografieën, die de voor dracht weergeven van P. L. Hemkes' ontroe rend gedicht „Het Kindeke van den I>ood door Van Ginneken's vijftienjarigen leerling A. He ij ma ns. Deze fotoos zijn menigmaal van aesthetische bekoring en steeds do voor dracht is blijkbaar goed ingestudeerd be langrijk voor de psychologie van gelaatsmi miek en gebaren bij een onvolwassen verzen- egger. Toch hangen ze met den inhoud van net hoofdstuk wat losjes samen: dit handelt immers over jongenstaal, en het blijkt ove-' rigens nergens nit, dat de schrijver hiermede ook gebarentaal heeft bedoeld. Ik vestig do opmerkzaamheid op het fijne proza, waar mede Van Ginneken de beelden verduidelijkt. Over het temperament van jongens en meis jes hoven de vijftien, zestien jaar vinden we belangwekkende dingen. Op blz. 486—488 vinden we ruim tweehonderd Neder landsehe jongersnitdrnkkingen voor opzet telijk schoolverzuim. Op blz. 489—502 worden een aantal schooltermen voor een aantal steden en dorpen stelselmatig verge leken. Er volgen dan nog drie opstellen van zeventien- en achttierjarigeu. Het opstel „Schilderen" op blz. 503 is heel schoon. De schrüvcr zet dan zijn beschouwingen over de ouder wordende jongens en meisjes voort. In het zevertiende hoofdstuk krijgt des tu len ten taal hare beurt, en het achttiende hoofdstuk "'s aan de vrouwentaal gewijd. Er zü uit dit laatste ren enkele zinsnede aan gehaald. „Door het enger maar des te ge concentreerder bewustzijn is de vrouw ge woonlijk zeer praktisch, suggestibel, seherp- zinn'g, intuïtief, ja divinatorisch! maar niet breed: heeft zij een aanschouwelijke verbeel ding en concrete gedachtep, verdiept, zij zich graag in bijzonderheden en détails, heeft zij veel talent voor talen, maar weinig voor wis kunde, en zelfs afkeer voor afgetrokken denk beelden. In de daarmee werkende meer be spiegelende wetenschappen, is zij niet zoo wiis als de man, maar impulsief in haar han delen en zeer handig in beweging, maar heeft - sii ook aanlegvoorfanatisme,wreedheid.over drijving, heersehzucht, zielestoringen. Daarte genover staan oprecht medelijden, eerlijkheid, vertrouwbaarheid zoolang ze niet in het nauw gebracht wordt, religcuze zin, spaarzaam heid, onuitputtelijk geduld, moed in groote moeilijkheden, onbaatzuchtigheid, weinig nei ging tot tafelgenot en geldzucht, meer naas tenliefde, heldhaftige moederliefde, zonder zich wegens al die mooie en groote eigen schappen ook maar iets te laten voorstaan, en dit v.aarschijnlhk hierom, dat, heel in Tiet al gemeen, het onbewuste in de vrouw een veel grooter rol speelt dan in den man." „Zel den yr.<s 51? (echter) rle typisch vrouwelijke, eigenaardigheden fijner en vollediger ge tee- 'k.'eivl dan door Margo SchairtenAntink Uit een der hoeken van deze schrijfster geeft Van G. dan een- lang en schoon citaat. Ten zeerste te roemen is hier ook de wijze van oHeeren, die alle alinea's weet te behouden. Daarna krijgen we een lijst van woorden en uitdrukkingen nit de meisjes- en vrouwen taal (keuken en huishonden, nuttige hand werken, fijn borduur- en knoopwerk, mode taal der dames). Nog volgt een nomenclatuur van Engelsche stoffen, dameshoeden, kinder jurken. ki n derm ant els, j.ongemeisjesjapons, blouses en mantels. Het laatste hoofdstuk van het hoek is ge wijd aan de ou d er e-m ensch e n taal. Ge brek aan ruimte belet mij, hieruit aanhalin gen te doen. Op de laatste bladzijde zegt de schrijver: „Met alle eerste deeleu van grootere wer ken deelt dit boek het ongerief, dat er zoo vele god ach t end radën ih begonnen zijn, die pas in de volgende doelen verder kunnen af- ge-sponnen worden. En zelfs doet zich hier meen ik. die leemte nog pijnlijker voelen dan elders, wijl de sociologische taalbeschouwing nog zoo weinig is ingeburgerd. Want inder daad, er is hier al veel meer aangelegd dan de lezer vermoedt." En vertier ontwikkelt hij een grootsch perspectief van Nederlandsche- taal studie. „Als eenmaal hot Groote Woor denboek der Ncderlandsehe Taal zijn volein ding nadert, als dat museum, door Matthias de Vries ontworpen, dank zij zijn trouwen op volgers, in keur van geordende zalen,» alle Nederlandsehe woordjuweeltjes te kijk zal hebben gezet voor allen die belang stellen in het Ncderlandsehe volk, zijn geschiedenis, zijn psyche en zijn taal, als dan de catalogus ge schreven is, waarin alle bijzonderheden afzon derlijk zijn vermeld, en alle details gemak kelijk een voor een zijn te vinden, rest ons dan misschien nog niet de taak om na de uitvoering dezer analytische bewerking, ook een synthese te beproevenf Zou het dan niet gewenscht zijn, met medewerking van vele geschoolde krachten, en subsidie der Neder- landscho staten, het reuzenwerk te onderne men: de voortdurende wording van het Al gemeen-beschaafd Ncderlandsehe uit. de or ganisch sa meu werkende locale, familiale en sociale taalgroepen in een hiërarchische reeks van organisch samengroeiende boekdoelen te schetsen? De schrijver werkt dit plan verder nit en eindigt aldus: „En nu overvalt mij weer ten slotte het zelfde gevoel, waarmee ik de voorrede he- gon: verlegenheid en schaamte met blije fier- beid dooraderd. Is het'te verwonderen? Neen. Maar laat do anderen, die in de gelegenheid zullen komen om medelijden met me te krij gen, dit dan positief toonen door het aan dragen van veel materiaal. Het ligt overal voor het grijpen. En zoover ik zie. spreekt alles slechts ééne tale: Overal moet dn geest strijden, met de stof, maar DE ZIEL OVERWINT! Ook het tweede deel van het werk zal nog gewijd zijn aan de sociologische structuur on zer taal, en wel aan de derde categorie vau taalkringen: de sociale taalgroepen. Daarin zuilen behandeld worden „Jodentaal, Rargoensch, Eoomsehe taal, Proteslanten- taal, rechtstaal, handelstaal, ambachtstalen, soldatentaal, sporttaal, söcialieche-arbeiders- taal, enz. enz., en hnnno verhoudingen onder ling, tot ze alle samen medewerken aan de totstandkoming onzer algemeene tale: de Nederlandsehe boekentaal en het algemeen- hesch a a f d Ned erl a ndscli In de drie of vier volgende deelen wordt de psychologische structuur van ons Neder- landsch in ai haar blijvende en wisselende dé tails uitvoerig nagegaan. Het derde deel handelt over de klank- en accentleer, de mimiek en de gebaren. Het vierde deel gaat na, hoe uit die klan ken nu woorden en constructies worden op gebouwd: van de interjectie af, tot den enkel- voudigen zin toe. „Hierbij komen ook uitvoe rig de semasiologie en de onomntologie ter spréke, en worden verder al de oude gram matische indeelingen aan een kritiseh-psy- chologieeh onderzoek onderworpen; wat ten gevolge heeft dat, menige oude term en bijbe- hoorerde categorie verworpen, en uit de goede overblijfselen van het oude, en de resultaten der nieuwere psychologische taalwetensehap- een nieuw grammatisch systeem wordt op gebouwd." Het vijfde (en eventueel) zesde deel zetten dit onderzoek voort over den samen ges telden zin, eii de letterkundige genres. Pater Van 01 n n e k e ti Pelioort tot de geleerden der eerste keur. Hij is van hetzelf de ras als een Pasteur en een Darwin, een Lorentz en een Hugo de Vries. -Aan al de véreischten, die Me rei er aan den geleer- d e stelt, wil hij dien naam ten volle waardig zijn, vinden we in Van Ginneken's werk over vloedig voldaan. Nog stralender zal dat na tuurlijk blijken, als bet hoek compleet voor ons ligt. Inderdaad is de schrijver oneindig meer dan „un homme instruit, un érudit, une encyclopédie vivante"; hij bèm vinden we „la sagasité et le penetration qui. an dela du fait observe, visont A l* explication des oho- ses." Zijn werk is oneindig meer dan „l'obser- vation, même attentive, réfléchie, des événe merits", meer dan „leur description minutieu- se, precise, leur coordination méthodique dans des cadres nettement tracés". Dat alles kan hoogst verdienstelijk werk zijn, maar het is niet de wetenschap. Het menschel ijk verstand heeft er behoefte aan „de com- prendre ce que la chose est- de s'ex- pliquer la regularité de la succession des événements qui passent, l'barmonie de leur ensemble; elle chcrche irrésistihlement le poiirquoi et le comment de leur liaison, la nature in time do l'être qui les manifeste et doit pouvoir les expliquer."l) In die sfeer beweegt zieh de geestesarbeid van dezen Jezuiet. Op hem is van toepassing, hetgeen eens ge schreven werd over denzelfden Morcier, den Kardinaal-wijsgeer: „Wie zóó zijn gedachten regeert, is aan hun schoonheid toe; boven het weten ontbloeit de liefde voor het gewetene."2) !HB Er musiceert door dit hoek een rustige, vreugdevolle vrijmoedigheid, die nimmer pre tentieus wordt. Dit laatste kan den kleinen geesten worden overgelaten. Van Ginneken neemt onder de taalgeleer den een zeer geprononceerde plaats in, en, als zijn werk eens compleet is, zal de critiek der eorypheeën-vau-het métier niet uitblijven- De vermaarde Miinchensche hoogleeraar Prof. Dr. Herm. Paul, die in 1909 den vierden druk van zijn wereldberoemd standaardwerk over do princiepen dor taalgeschie denis het licht deed zien, vermeldt van de sedert den derden druk van zijn hoek ver schenen werken over algemeen© taalweten schap er slechts heel enkele, en daaronder wordt van Ginneken's dissertatie met eere genoemd. Na vooral gewezen te hebben op Van Ginneken's ontzaglijke belezenheid op taalwetenschappelijk terrein, gaat hij voort; „Ieh kann ihm (Van Ginneken nl.) aber nicht folgen in dem Bestrcben die Sprachentwick- lung hds wenigen allgemeinen Grundsatzen restlos abznkiten". 3) Daargelaten nu, of de groote Duitsehe geleerde hier Van Ginneken's streven juist weergeeft, zoo blijkt toch ook hieruit, (lat het nadrukkelijk op den voor grond stellen der psychologie nog niet ieders welgevallen kan wegdragen. Het lijdt ech ter geen twijfel, of men zal eenstemmig zijn in den lof van de geesteskwnliteiten des schrijvers, wiens pas verschenen werk met ge rustheid het evenement kan genoemd wor den in de Nederlandsehe beschavingsgeschie denis van het afgeloopen jaar. C. v. S. 1) Merci®r, Logiquö, éd. 3 a no. 149. 2) L. J. M. Feber, in het Annuarinm der Roomseh-Kath. Studenten in Nederland, 1908, blz. 178. 3) HermannPaul, Prinzipiën der Sprach- geschichte. Vierte Aufl. (Haile a. S„ Max Nie- meyer 1909) S. VU. DE PROV. BOND VAN R. K. K1ESVEREE- NIGINGEN IN ZUTD-IIOLLAND. (Van oen bizonderen verslaggever.) In do „Leesvereeniging" te Delft vergader- do Zondag, des middags 2 uur, de Prov. Bond van R. K. kfcsvereenigi n ge n in Zuid-Holland. Een dertigtal aangesloten kies vereen i gin gen was aanwezig. Mgr. Dr. Nolens, voorzitter van don Bond, opende de vergadering, en nadat da notulen waren goedgekeurd, werd het woord verleend aan don beer Mr. Aalbsrse, die een pol it ie- ke rede zou houden. Rede van Mr. Aalberse. Spreker herinnerde eraan, dat wij op dit mo ment in een belangrijke politieke sfeer leven. Wanneer over 25 jaar een historicus de geschiedenis beschrijft, zal hij met 1913 een nieuw deel, of althans een nieuw hoofdstuk moeien aanvangen. Wanneer we ons inden ken in de politieke, verhoudingen van ons vaderland, en nagaan welke gevolgen er voor de toekomst uit die verhoudingen kun nen voortvloeien, dan voelt ieder, die ge roepen is leiding te geven in de politiek, de belangrijkheid van den tegenwoordigen tóestand. Spreker heeft dan ook als onderwerp voor zijne bespreking genomen: „Het groote be lang van het stadium van ontwikkeling, het welk onze Vaderlandsche politiek is inge treden." Daarvoor is noodig in korte trekken een overzicht te geven van het gebeuren van den- laatsten "tijd. Nooit is ér een verkie zingsstrijd gevoerd met zoo felle heftigheid als de laatste. Allerlei redenen zijn er aan te geven voor die verscherping. Spreker noemt als een der voornaamste het ontstaan Jvan de vrijzinnige Concentratie. Nadat de vrijzinnige partij, na de oprichting der Li berale Unie, zich Itod gescheiden in drie groepen, die, zij het ook door nood gedwon gen, samenwerken, zoo moeten we nu toch erkennen dat er werkelijk toenadering tus- schen die partijen is gekomen. Spreker is van meerling, dat de meeste opofferingen bij die toenadering gebracht zijn door den Vrijzinnig-Democratischen bond, die naar aanleiding van het kiesrecht- vraagstuk, maar vooral op grond van prin- cipieele verschilpunten afgescheiden, bereid is gevonden saam te werken op het Con centratie-program, waarin de grondslag niet is Vrijzinnig-Democratisch, maar liberaal in de oude beteekenis. Zien we in de toekomst, dan vragen we ons af: Wat zal daaruit geboren worden? Zal daaruit voortkomen een liberale partij, die zooals de vroegere de alles beheerschende zal zijn? Laten we ons, aldus spreker, daarover niet al te bezorgd maken. Want men is tot eenheid gekomen niet op de eerste plaats door principieele concessies, maar door haat tegen het rechtsche politiek bewind. 't Is cr mee zooals Dr. Sehaepman over de oprichting van de Liberale Unie eens ge zegd heeft: ,,'t Is een cadaver, het blijft een cadaver, en al wordt het begoten met nog zooveel politieke eau-de-cologne om den reuk weg te nemen, het zal een cadaver blijven." Was dus do Concentratie de voorbereiding voor den verkiezingsstrijd, toch was zij niet de eenige oorzaak voor de felheid van dien strijd. De grootste'Oorzaak was wel, dat de vrij zinnige concentratie haar zwakheid voelde; voelde, dat er voor de liberale politiek in 't Nederlandsehe volk geen meerderheid te vindon was. En daarom zijn do allerschan delijkste middelen gebruikt. Daar is niet gestreden voor positieve libe rale beginselen of een liberaal program, maar de strijd was alleen een negatieve te gen de Christelijke coalitie. De vraag van het grootste bolaug is nu: Hoe heeft het Nederlandsehe volk zich uit gesproken? Eu dan antwoordt links: over twee punten, n.l. algemeen kiesrecht en staatspensionneering. Troelstra heeft deze bewering gestaafd door een allerzonderlingste rèdeneering. Hij erkent, dat de verandering, die in do poli tieke constellatie heeft plaats gehad, ver oorzaakt te door een verschuiving in de kleurlooze middenstof, die geen gepronon ceerde politieke overtuiging heeft, maar al leen geleid wordt door hare grieven tegen het zittende kabinet. Bovendien constateert hij 't feit, dat die middenstof werkt als een slinger, nu rechts dan links. Behalve bij de voorlaatste verkiezing heeft die middenstof zich altijd uitgesproken te gen liet beleid van het regeerend kabiuet, en steeds gestemd op candidaten van de oppositie, 't Gevolg was dat den eenen keer rechts won en de volgende maal links. Maar als dat zoo is, wat bewijst dat dan, vraagt spreker, voor de positieve uitspraak voor kiesrecht en staatspensioen? De mid denstof voert de politiek van de gesloten portemonnaie, d.w.z. zij stemt tegen sociale hervormingen, die voel geld kosten. Hoe kan men dan meeuen, dat die middenstof zich heeft uitgesproken voor staatspehsionnoe- ring, die hij de minimum-eischen van f 2.50 voor één persoon, en f 4 voor man en vrouw op 65-jarigen leeftijd, 20 a 25 millicen per jaar kost? 't Is duidelijk, dat het argument mank gaat. Troelstra heeft dan ook toegegeven, dat er allerschandelijkst gewerkt te met an ti- pap 1st.Lscho t,endenzen en ecu treurige ac tie tegen de aanhangige Tariefwet. Maar toch is er volgens hem een klaar geluid te liooren gegeven, doordat de socialisten zoo sterk zijn vooruitgegaan. Doch ook dat zegt niet veel, meent spr., want ook de arbeidersklasse heeft jbreede scharen van politiek-neutralen, kieurloozen, die ontevreden gemaakt door scheevo voor stellingen, zich laten opruien tegen een zit tend ministerie, en dan' uit protest stemmen op een sociaal-democraat. De conclusie te dan ook niet le trokken, dat liet Nederlandsehe volk zich duidelijk zou hebben uitgesproken. Inderdaad, de verkiezingen hebben wel veel gedruis, doch geen enkele positieve uit spraak gegeven, 't Was alles zuiver nega tief, tegen rechts, tegen de Roomscben, te gen de Tariefwet, Maar uit de naverkiezin- gen blijkt, dat een eventueele Kamerontbin ding, volgens ieders overtuiging een veel klaarder geluid zou geven, n.l. vóór rechts, tegen links. (Applaus). Vliegen heeft dat in 'het socialistische „Mo- natsheft" voor enkele weken dan ook on omwonden verklaard. Spr. komt nu op de kabinetsformatie. Na de verkiezingen heeft het Ministerie- Heemskerk zijn portefeuilles ter beschik king gestold. Dr. Bos kwam met opdracht tot het formeeren van een kabinet uit de geheele linkerzijde. De socialisten durfden de verantwoordelijkheid niet op zich nemen. De liberalen wilden niet zonder hen. Zoo waren er nog' maar twee mogelijkheden: óf een zakenkabinet óf het aanblijven van het Ministerie-Heemskerk. In het laatste geval zou er spoedig een botsing gekomen zijn die geleid zou hebben tot Kamerontbinding, waarbij het Nederlandsehe volk' gelegenheid zou hebben gehad zich uit te spreken over het beleid van de concentratie en de snocia- lteten. Als een „deus ex machina" te toen Gort v. d. Linden gekomen met een extra-parle mentair kabinet. Voordat spreker er toe overgaat hierover nader uit te weiden, geeft hij als zijn moe- ning te kennen, dat- op 't oogenhlik elk partijverschil dient te vervallen, waar dez? Minister als vader dezer dagen zoo smarte lijk getroffen is; en wij moeten bidden tot God, dat zijn vaderhart de kracht moge vinden zijn kruis met gelatenheid te dra gen. (Met plechtige instemming werd dit „in memoriam" ontvangen). Spr. ging daar na voort Reeds de Troonrede toonde aan, dat het kabinet niet extra-parlementair was in de tot nu toe gangbare beteekenis. De twee hoofdpunten van het vrijzinnige program kwamen ook op zijn program voor. Maar dit word verdedigd met de bewering, dat men wel niet moest zien naar de Kamer, maar dat dan toch hot volk zich in dien zin had uitgesproken. Maar hier draaide men in een cirkel rond. Want die uitspraak van hot volk blijkt juist uit den uitslag van de verkiezingen, op wel ken uitslag een extra parlementair kabinet niet letton mag. Hier blijkt dus uit op wel ken zwakken grondslag het kabinet berust.. Maar, volgens spreker ligt in die zwakheid zijn kracht. In de Twe-ede Kamer is toch de linksche meerderheid bang voor hot ge val, dat het kabinet zou heengaan, daar een Kamerontbinding een rechtsche meerderheid zou brengen, terwijl vau .deze minderheid, een. oppositie zonder obstructie, voor het kabinet geen gevaar brengt. Do rechtsche partijen staan echter op 't oogenbük nog sterk door de rechtsche n> te derheid iu .de Eerste Kamer. Wel kan rechts niet veel po-i' 'ef werk verrichten, maar rechts kan veel kwaads verhoeden door die Eers t, e Kamer - m e e rd erh e id Van buitengewoon be'ang acht spreker in verband hiermede, de eerstvolgende Staten verkiezingen. Uit al het voorgaande concludeert spreker twee belangrijke zaken: gezien de toenade ring der vrijzinnige groepen, die besloten hebben de concentratie te doen Voortduren, Jen de krachtige positie van rechts, ondanks de minderheid in de Tweede Kamer, moeten wij, Roomscben, alles in het werk stellen om onze eenheid te bewaren, omdat geen water zulke verraderlijke kuren vertoont als de zee vau het parlement, en ten andere moet ook do coalitie van de drie Christe lijke partijen in stand blijven. Daarom moeten wij vasthouden aan onze beproefde politiek van principieele zelfstan digheid van onze Eoomsehe partij, maar met de overtuiging, dat wij een vertrouwvol sa menwerken met de go'oovige Protestanten niet kunnen missen. Daarin ligt, volgens spreker, onze toe komst. Gezegd is, naar aanleiding van sprekers rode in de Tweede Kamer over den prin- cipiee'en teruggang der vrijzinnig-democra ten, dat hij er anders over dacht. Spreker kan zich niet voorstellen hoe men uit zijn woorden tot die opvatting is gekomen cn qualificeert haar als een misvatting. Dé samenwerking der Christelijke"party-en; het erfdeel van Schaepman, moet 'gehand haafd blijven, zoolang als 't mogelijk is. Die samen w e r k i n g is onze politiek niet alleen van het verleden, niet alleen van het oogenhlik, maar ook van de toekomst! Zoo zij het! Met luid applaus word deze rode, die ook telkens door toejuichingen wits onderbroken, begroet. De voorzitter, Mgr. Nolens, dankte in hartelijke woorden den heer Aalberse, waarna de rondvraag volgde. Gesproken werd o.a. door den heer W b b e uit Rijswijk, die opkwam voor den Bond van R. K. Gemeenteraadsleden, door don heer van der Helm uit Delft, die vroeg, of den hoer Aalberse niet van meaning is, dat de actie der rechtse,hen voor de verkiezingen te laat is aangevangen, dat er te weinig voorlichting gegeven "is omtrent de Tarief, wet en de Bakkerswet onder de arbeiders- klasse, en voorts of het bekend is, hoe mi nister Treub denkt «ver het ontwerp-Bak- kerswet-Aalberse. Do heer Aalberse antwoordde, dat er mis. schien nog harder had kunnen gewerkt wor den, dan er gedaan is. Er is een commissie benoemd om te onderzoeken, welke fouten door recht3 begaan zijn bij de verkiezingen. f icÜILLt i U Ervaringen van een journalist uit de 20e eeuw door HEADON HILL. (Oorspronkelijke vertaling uit het Engelsch). 18) Zónder z'n sigaar uit den mond te nemen, Hehtte Lord Purbeck zijn kijker, en tuurde Jang nanr de kustlijn in de verte. Toen wierp nij een blik naar boven op de brug, en gaf een wenk met zijn hand. Oogen.blikkeli.ik Raakte de kapitein het seintoeslel aan, dat *>em met de machinekamer verbond en Hec tor hoorde het seherpe geluid der bel, waar- Moor een vermindering van vaart werd aan gekondigd. ITet was hem aanstonds duide- thk. Ze hadden een to groote vaart gehad. e man, „die geen initiatief had," had er een rong ingezet, die hen bij Devil's Gap zou gebracht hebben, vóór het donker was. En lm)- mocht niet. Blijkbaar moest de landing, toiien die al zou plaats hebben, in even ^to>t,e geheimzinnigheid gehuld worden als bun naar-boord-gaan het geval was ge- „Is do eerste plaats onzer bestemming al in t zicht? Is dat de Dorset-kust?" zeide hij, benieuwd naar een kleine aanwijzing aan gaande hetgeen men met hem voorhad. „Ja, we bevinden ons nu recht tegenover de kreek. Neem dezen kijker, en zie, of je de kust kunt onderscheiden. Je moet een beëtje buiten de richting kijken, waar ik op *t oogen hlik heenzie." Hector nam den kijker, dien Lord Purbeck hem overhandigde, en, na de lens op de juiste 1 plaats tie hebben gesteld, tuurde bii naar de kust „Dat is een uitstekende kijker," zei hij, toen hü hem aan den eigenaar teruggitf. „Niet alleen kan ik de kust onderscheiden, maar ook den ingang der groeve in de rots vlak ervoor." i „We zijn er nu ongeveer twaalf mijlen van daan," antwoordde Lord Purbeck. „Binnen het uur moeten we aan de kust zijn." j „We zouden er binnen het half uur geweest zjjti, indien u net just de vaart hadt laten verminderen," waagde Hector op te merken. Do Graaf wierp een ietwat schichtigen blik op hem, maar deed of hij niet bemerkte, dat Hector indirect om eeri verklaring vroeg. „Dat zouden we ook," gng hü snel voort. „En van den toegang tot de groeve vóór aan de rots gesproken 'daór wensch ik juist te landen. Ik ben dat zoo gewoon, want vandaar heb ik den koristen weg naar de Abdij, en spaar ik mij do rotslaan uit. Ga met me mee, dan hebt ge meteen een goede gelegenheids1 mijn beseheiden marmer-industrie eens van nabij gade te slaan." „Dat is heel vriendelijk van u, mijnheer," gaf Hector ten bescheid. „Ik was al bang, dat ik nooit zou worden toegelaten tot wat ik meende, dat verboden terrein was." Dit was diplomatiek uitgedrukt, want hij had volstrekt geen plan om gebruik te ma ken van het welwillende verlof, binnen te gaan in zijn Lordscbap's rotsige spreekkamer op de kust. Hij was er in niet geringe mate verwonderd over dat een man, zoo schrander als zijn adellijke gastheer, zoo ontijdig den voor hem gespannen strik zou geopenbaard hebben, en hij kon het alleen verklaren uit een verlangen van den Lord, om geweld te 'vermijden bij zijn overbrenging naar den door hem bestemde onderaardsehe gevange nis. Van zijn Lordeehap's standpunt uit ge zien, zon het zeker aangenamer zün, de rollen van gastheer en gast te laten voortduren, zoo lang tot, ze aangeland waren binnen de groe ve, waarover de woeste John Budge den scepter zwaaide en waar zijn gevangenne ming kon worden bewerkstelligd, zonder dat de bemanning van het yacht- er iets van merkte. Hy behoefde zieh immers niet langer meer in gissingen te verdiepen met betrekking tot de redenen, waarom hü met zooveel behoed zaamheid op de „Najade" was gelokt en waar om men hein belet had, in verbinding te tre- den met het land. Het was gebleken, dat hy J gevaarlijk was voor de onwettige onderne- ining des Peers, en nu zou hü opgesloten worden in de ingewanden der aarde, totdat het zyn belager goed toescheen, hem los te laten vellicht langs denzelfden weg, waar langs de Ier Cassidy was losgelaten. In ieder geval Hector kon wel vermoeden, dat, in dien hii aanstonds binnen de toegang vóór aan de rots werd gebracht, het heel problema tisch was, wanneer mep hem zou'toelaten de groeve te verlaten langs den toegang in de omsluiting, indien dat dan al ooit gebeurde. En wat de uitslag zou zün van zijn sentimen- teele dwaasheid, die liü begaan had door te pogen den smokkelaar te hesehermen oindat by Madge St. Aldhelni's vader was daar over verkeerde hij in absolute onzekerheid. Hü zou verdwijnen zonder een spoor van zich achter te laten. Niemand van zijn vrienden of collega's zou wefen dat bij werd opgesloten gehouden op 'n kleinen afstand van de plaats, waar hij de rest zyner vaeantie had willen dorbrengen in het gezellige huis op de rots. Men veronderstelde dat hij daarheen den vo- rigen namiddag per spoor was teruggekeerd, en zoodra men hem te Londen vermiste, wat nog heel wat dagen zou aa nloopen, zou men om inlichtingen gaan bij Martha Calloway, en deze zou raar waarheid zeggen, dat hij niet naar het huis was teruggekeerd, dat niets meer van hem gezien was, sinds hy weg reed op de motorfiets naar het station te Dorchester. Het was een prettig toekomstbeeld, doch Mi lachte in zichzelf bii do gedachte, dat de voorname weerzin van mylortl tegen een onverkwikkelijke scène, waarbü wellicht een half dozyn werklui der groeve en hijzelf een rol zouden hebben gespeeld, het reeds zoo goed als verijdeld had. Er waren wolken opge komen in het westen, die de duisternis ver haastten, en door een heimelijk toeken aan den kapitein op de brug, had Lord Purbeck de vaart van het jacht weer doen vermeerde ren. De kust was niet zoo duidelijk meer, maar ze vertoonde zieh nu over een breeder opper vlakte en naderde by elke omwenteling der schroef, „Wandelen we langs het strand naar den voet der rots, of rijden we met een der moto ren?" vroeg Hector quasi onverschillig en verborg het zeer groote gewicht, dat hij aan het antwoord op deze vraag hechtte. „De motoren zyn niet te zindelijk; ik wan- del meestal," was Lord Purbeck's antwoord. De „Najade" landde bii het oude 6teenen hoofd, en toen ze geankerd lag, werd de brug neergelaten, 't Was nu stikdonker, zelfs de gekantelde omtrek der rots was nauwe lijks zichtbaar vanaf het dek vau het jacht, maar een gele schijn kwam uit een lantaarn by den toegang waar waarschijnlijk eenige werklui der groeve gereed stonden. „Nu, Yeldham, volg me en kyk goed, waar je gaat. „De vloed is op en een misstap zou je kopje onder doen duikelen, hoewel dat mis. schien niet zoo erg 7X>u ziin als een val tus. schen de rotsen." (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1913 | | pagina 5