De lijfkoetsier van
Karei den Vijfden
Oe geschiedenis van dsn Spijker.
banknoot tusscben de platen haar geldswaar
de verkondigt. Bij het andere toestel „spreekt"
het bankbiljet vanzelf, zoodra de rand tus
scben de beide platen wordt geschoven. Al
leen moet bij deze proeven de onderzoeker
zich bedienen van een bizonder soort horen,
welks opening in het oor wordt gestoken.
V. O. T.
De verknoping van een boek.
Een nieuw bewijs, line goed soms de aan
koop van een boek betaald wordt, leverde de
boekverkooping bij Sotheby. Toen Doktor John
Kaye, in zijn predikantstijd voor ongeveer 4.5
shilling een oud boek kocht, dat vijf stukken
van Jonson bevatte, vermoedde hij niet, dat
deze foliant zijn kleinkinderen een klein vermo
gen zou opbrengen. Het waren eerste uitgaven,
maar daar nam men toentertijd nog niet veel
nota van. Thans vond men het werk te kost
baar om het als geheel te verkoopen, men
schelde de verschillende stukken. Het resul
taat was, dat de vijf deelen ieder gemiddeld
2500 gulden opbrachten.
Van een dergelijken rentevoet hebben do
nazaten van den ouden Mr. Stevens geprofi
teerd, toen zij 12.000 gld. ontvingen voor een
boek van Eranklin, dat Mr. Stevens eens voor
zes gulden kocht.
Een „licht-pistool."
Een Berlijnsch wapen-technicus heeft een
pistool geconstrueerd, dat niet alleen de kogels
kan doen fluiten, doch dat ook een hel-lichten-
de stralenbundel kan uitzenden, die den per
soon, op wien gedoeld wordt, zoo plotseling en
zoo fel in het licht zet, dat hij zich letterlijk
een ongeluk schrikt. Het pistool is bedoeld
voor dieven, inbrekers, insluipers, of ander ge
spuis. De getroffene kan zelf niets zien. In
het midden van het lichtvlak is een zwart
stipje, dat het punt aanwijst, waar de kogel
zal raken.
De lichtbron is een sterke metaaldraadlamp,
gevoed door een droge batterij. De draag
wijdte van den lichtbundel is ongeveer 20 M.,
terwijl het gewicht van het apparaat slechts
200 G. bedraagt.
EEN NIEUWE UITVINDING VAN EDISON.
Volgens mededeelingen in de bladen heeft
de beroemde Amerikaansche uitvinder Thomas
A. Edison een zeer ingewikkeld toestel we
ten te vervaardigen waarmede men de toon-
sterkte en de geluidsgolven der menschelijke
stem kan meten.
DE HINGEN VAN SATURNUS.
Evenals in het afgeloopen jaar zullen ook
in 1S14 de ringen van Saturnus over een zoo
groot mogelijk oppervlak zichtbaar zijn. In
de kleinere kijkers zijn deze nu waar te ne
men: aanbevelenswaard is het daar eens de
aandacht aan te schenken. j
(Hemel en Dampkring).
Een merkwaardig candidaat. Binnenkort
zullen in den staat Oklahoma de verkiezingen
plaats vinden voor het gouverneurschap. De
Democraten zijn in dezen staat de machtigste
partij en het ligt voor de hand, te veronder-
stellen, dat hun candidaat er komen zal. Oeze
candidaat is zekere A. L. Jenningseen
oude bekende van de justitie.
In 1897 was Jennings tot vjjf jaar veroor
deeld wegens treindiefstal. Later had president
Mc Kinlea hem gratie geschonken; en onder
Roosevelt waren hem de volledige burger
rechten hergeven. Jennings zag af van het be
roep van dief, ging in de rechten studeeren en
allengs werd het gebeurde vergeven en ver
geten. Thans is hü candidaat voor het gouver
neurschap van den Staat. Hij zal mocht hij
worden gekozen een zuivering ondernemen
van de ambtenaarskringen. Stelen en andere
kwade praktijken in do ambtenaarswereld van
Oklahoma zullen door hem worden tegenge
gaan. Dan zal hü verbeteringen brengen in het
gevangenisstelsel
Reeds in 1912 was Jennings een candidaat
van de Democratische partij. Hij streefde toen
naar het ambt van procureur-genernalen het
scheelde maar weinig of hij was er toen ook
gekomen.
Een vreemde geschiedenis. Uit Baden-
wciler in Baden verneemt de Augsb. Postzei-
tung een zeer bedenkelijke' geschiedenis, dio
volgens de „Köln. Volkszeitung" niet zonder
gevolgen kan blijven-
Een katholieke vrouw, die voorzien van de
II. Sacramenten der Stervenden, overleden was,
werd trots de bemoeiing van de katholieke
geestelijkheid. Evangelisch begraven.
De Evangelische geestelijkheid poogde zich
in de bladen te rechtvaardigen met de opmer
king, dat da begrafenis was geschied op her
haald verzoek van de familie en om erger te
voorkomen; een confessioneele misstap was ver
buiten de bedoeling. Iloe de zaak zich heeft toe
gedragen, bericht de betreffende geestelijk
heid te Mülheim in de dagbladen, op de volgen,
de wijze.
Het overlijden van do katholieke mejuffrouw
Frida Gersbach te Badenweiler, werd namens
de familie door een boodschapper op Vrijdag
middag medegedeeld aan de katholieke pasto
rie met den wènsch dat de katholieke begrafe
nis zou plaats hebben op Zondagnamiddag om
2 uur (hetgeen in Duitschland meer voor
komt). Met het oog op de op Zondagmiddag 2
uur plaats hebbende godsdienstoefening werd
door de geestelijkheid voorgesteld de begrafe
nis te doen plaats hebben om 4 uur, na aan
komst van den lokaaltrein daar om 2 uur de
geestelijke, de koster en de misdienaars ver
hinderd waren om naar Badenweiler te komen.
Op Zaterdagavond eerst werd door de familie
per brief aan de pastorie de mededeeling ge
daan, dat die tijd hun niet voegde, daar zij
nog naar Zwitserland (zelfs naar Basel) moes
ten reizenzij hadden zich maar tot den gere
formeerden dominé te Badenweiler gewend die
de begrafenis op den gewenschten tijd zou
den plaats hebben.
Onmiddellijk werd door den katholieken gees
telijke een expresse-brief gezonden aan de na
bestaanden waarin tegen de evangelische be
grafenis geprotesteerd werd en waarin de be
grafenis werd toegezegd op Zondagmiddag
één uur, welke tijd ook was aangegeven in de
inmidd-ls verschenen doods-advertentie.
Tegelijkertijd werd ook bij de evangelische
geestelijkheid protest aangetcekend tegen een
evangelische begrafenis.
Den volgenden dag, Zondag, na de II. Mis
werden den pastoor de beide geopende ijlbvie-
ven teruggebracht, door denz dfden boodschap
per, met de mededeeling: „De pastoor heeft
zmh niet verder met de zaak te bemoeien."
Na deze korte uiteenzetting wordt het den
lezer overgelaten te beoordeelen, wie correcter
gehandeld heeft; de katholieke zielzorger, die
zijn overleden parochiaan met alle mogelijke
middelen wilde helpen, waardoor voor hare
zielerust aan het graf de zegeningen en de ge
beden, zouden hebben plaats gehad, of de
evangelische dominé die de ongerechte wen-
schen der Jansenistische familieleden uit Basel,
tegenover wie hij toch geen verplichtingen
had, trachtte na te komen, zoodat de overledene
verstoken bleef van het gebed haror Kerk. j
Dat de familie bij een weigering van een
I evangelische begrafenis het eenvoudig tot het
burgerlijke begrafenis zou hebben laten ko
men. achten personen die met de nabestaanden
en den toestand bekend zijn, vrijwel uitgeslo
ten.
Evenzoo laat de betrokken parochie-herder
Schweizer te Müllhcim in de door hem gepu-
blicec.rde regelen, aan den lezer over de con-
j clusie te stellen, of met reebt mag worden
gezegd, dat hier geen inbreuk is gemaakt op
de confessioneele gebruiken.
Een voordeelig zaakje. Een 17-jarige Rus,
j Max Arlowski, te Sint-Joost-ten-Noode wo-
1 nend, zoo vertelt het „H. v. A.", kwam bij een
zijner vrienden, de peltier K„ ook een Rus, die
i in zijne buurt woont, om te vertellen, dat hij
in de gelegenheid was een aantel pelsen te
j plaatsen; de liefhebber was zekere E„ ook een
peltier. wonende te Sint-Gilles.
K. vertrouwde aan Arlowski voor 5000 francs
pelsen, hem belovende dat, wat hij er moer
j van maakte voor hem was, plus een per cent
op de 500 fr.
Die voorwaarden werden aangehomen en de
tweo vrienden begaven zich naar Sint-Gilles,
waar Arlowski bij E, binnenging terwijl K.,
de eigenaar der pelsen, niet verre van daar het
'einde der onderhandelingen afwachtte.
Arlowski verkocht echter de pelsen, niet
voor 5000, maar voor 2500 fr. en verliet toen
1 haastig het huis van E., om naar het station te
snellen, Waar hij een kaartje nam voor den
sneltrein van Amsterdam.
om inlichtingen en vernam daar wat gebeurd
was. Zoo snel hij kon, liep hij naar het station,
waar hij juist bij tijds kwam om den jongen
„vriend" te doen aanhouden.
De bedrieger werd opgesloten.
Eigenaardige ven 1st. Een Duitsch blad
vertelt volgens O. N. een aardig voorval
waarmede een kerstfeestvierend geze'schap
in Halle verrast werd. Na een goed Kerst
maal werden aan het dessert nog noten ge
diend. Een van deze noten had een zeer
merkwaardige inhoud. Bij de opening bleek,
dat de noot vroeger open was geweest. De
beide helften warén zorgvuldig aan elkander
gemaakt. De pit er uit gehaald zonder dat
er iets van te zien was.
En in de noot werd een briefje gevon
den. Een briefje van keurig, zorgvuldig toe
gevouwen papier en geheel beschreven met
een sierlijke dameshand.
Het was geschreven in het Fransch. In
die schoone taal verzocht de schrijfster, Al-
fredine Maurand uit Eurenne, welke plaats
ligt in het Zuid-Westen van Frankrijk in
het departement Co rize, haar het genoegen
te doen om in vriendschappelijke corres
pondentie te tre ten. De jonge Fransche deel
de mede 16 jaar te zijn en verzocht ont-
vanger(ster) van het briefje haar toch voor
al een briefje.of ansichtkaart te zenden. Uit
het briefje kon men opmaken dat het de
jonge schoone niet onaangenaam zou zijn als
de ontvanger een zoon van Albion was. Want.
zij schree f dat ze graag En gelach zou wil
len correspondeeren, omdat ze veel van die
taal hield, maar er niet erg goed in was.
Mcj. Alfrécline Maurand vertelt ook nog dat
ze gestudeerd heeft in het „collége de Brieu"
(een bekend instituut voor jonge dames uit
den gegoeden stand te Frankrijk) en dat
ze thans in het ouderlijk huis is terugge
keerd. Het heeft er veel van dat de vroo-
'ijke Francaise de dochter is van een groot
handelaar in walnoten (en wellicht andere
zuidvruchten) en dat zijdaardoor eerder op
het idee is gekomen om op deze originecle
manier contract te krijgen met buitenlanders
om haar correspondeniieliefdè te kunnen bot
vieren.
Gevangen? skraf voor smokkelaars. He:
komt in New-Yorlc dikwijls voor dat zcl.'s
rijke personen trachten cle invoerrechten te
ontduiken. Hiervoor werd- hun tot nu toe
een geldboete opgelegd, maar in het ver
volg. zoo zegt de „Daily Mail", zal ook aan
deze rijke smokkelaars gevangenisstraf op
gelegd worden.
Rechter Hunt heeft n.l. tijdens het pro
ces van Mrs. Edna Mac Alexander, die ge
tracht heeft juwee'en te smokkelen, ver
klaard, dat het hém hinderde, dat rijke vrou
wen zoo gemakkelijk haar straf kunnen dra
gen.
„Zij komen hier, worden schulrlig bevon-
den, betalen haar boete, rijden weg in haar
automobielen en lachen den rechter uit",
zeide hij.
„Ik wil hier een einde aan maken, en
daarom zal iedere vrouw, rijk of arm, die
zich schuldig maakt aan het ontduiken der
invoerrechten, niet meer tot oen geldboeto
veroordeeld worden, maar tot gevangenis
straf."
Goedkoop gas.... als 't waar is!Te
Honolulu is dezer dagen een bedrog ontdekt,
dat ongetwijfeld origineel kan genoemd wor
den. De gasleverantie-maatscliappij in die stad
plaatst op verzoek in de huizen harer verbrui
kers een gasmeter, welke in doel en samenstel
ling ongeveer overeenkomt, met den muntmeter
1 in Nederland in gebruik. Bij een der gasver-
bruikers dier stad vond men bij de lichting geen
enkel muntstuk, ofschoon geconstateerd werd,
dat hij een zekere hoeveelheid gas had ver
bruikt. De controleurs vroegen den man her
haaldelijk om inlichtingen, maar zij kregen
steeds het cynische antwoord: „Ik heb nog
geen gebrek aan gas en zoolang dat het geval
is, behoef ik er ook geen muntstukken in te
werpen." Ten slotte bood men bom een belang
rijke som gelds, als hij zijn geheim wilde be
kend maken, daar men vreesde, dat ook andere
gasverbruikers achter zijn methode zouden ko
men. De abonné liet hun toen een ijsmachine
zien, waarmede hij handig en vlug eenigo
schijfjes ijs maakte, welke precies dezelfde af
meting haddon als de benoodigde munten. Een
dergelijk ijsschijfje in de gleuf van den gas
meter geworpen, leverde onmiddellijk de be
paalde hoecvellieid gas, terwijl het plakje ijs
spoedig smolt en geen enkel spoor achterliet.
Si non e vero.
K.. ^et '"icht'Mi ho'i wnrd«nd ging naar F
WOENSDAG 14 JANUARI 1914.
401
38ste JAARGANG No. 8337
BIJVOEGSEL VAN DE NiEUWI. HAARLEMSCHE COURANT.
De in 1540 binnen Gent uitgebarsten op
stand was gedempt en negen van de hoofd-
aanleggers hadden op den 17en Maart hun
leven op het schavot geëindigd; nog zes an
deren zouden op uitdrukkelijk bevel van Kei
zer Kapel V die straf den 6en Mei van dat
jaar ondergaan. Tot deze laatsten behoor
de een rijke schipper, Juliaan Fuersten, die
behalve den schat, door zijn vader gedurende
ettelijke jaren in 'klinkende munt bijeenge
bracht, er nog een andere bezat, in een beeld
schoons zuster, wier lieftalligheid en bemin
nelijkheid in Gent tot een spreekwoord ge
worden was.
Vier jaren voor het uitbreken van den op
stand, had een geschikt en oppassend jonge
ling, de zóón va,n een lakenkoopman, de
schoono Renilda ten huwelijk gevraagd,
maar haar broeder wilde tot deze verbintenis
zijne toestemming niet geven. Michel We
ber (zoo heette de jongeman) was den schip
per niet rijk genoeg; doch hij trok zich van
de weigering zoo aan dat hij wanhopig het
land verliet en naar Spanje toog, waar hij,
na het doorstaan van vele wederwaardigheden,
lijfkoetsier bij Keizer Karei V werd.
Nauwelijks was Weber met zijn vorstelij-
ken heer te Gent aangekomen, of hij spoedde
zich naar de woning der teeder geliefde, wier
beeltenis hij, hoelang ook afwezig, niet uit
zijn hart had vermogen te bannen. Hoewel
ook Renilda haren verloofde trouw was ge
bleven, volhardde zij toch bij haar eens ge
nomen besluit, on* nimmer zonder de toe
stemming vain haar broeder te huwen, in
zooverre zelfs, dat zij verklaarde, wanjneer
haar broeder niet van denkwijs veranderde
en hij niet door den keizer begenadigd werd,
in een klooster te slijten.
Weber bestierf ihet schier van schrik, toen,
hij vernam dat Juliaan een der veroordeelde
samenzweerders was, en dat Renilda zonder
deins goedkeuring hem nimmer hare hand
zoude reiken. Hij hoopte echter nog, dat zijne
beden den veroordeelde zouden vermurwen
en ijlde te dien einde naar den kerker. Daar
schetste hij den broeder met levendige kleu
ren, hoeveel hij om der wille zijner zuster
geleden had; de gevangene hoorde hem rus
tig aan, en zei eindelijk: „hoor, Weber, ik
wil u een voorslag doen; tracht mij uit den
kerker te verlossen of gratie te bezorgen, en
ik beloof u, gij zult mijn zwager worden."
Weinig getroost verliet Weber den kerker,
er bleven hem slechts vier dagen over. wat
was er in zoo'n korten tijd aan te vangen?
Hij valtc echter weder moed, schreef een lan
gen roerenden brief en stelde zich met het
smeekschrift in de hand aan de poort van
het keizerlijk paleis doch de wachten ge
lastten hem zich te verwijderen; cn hoe vaak
hij beproefde tot den keizer door te dringen,
de kans was telkens tegen hem. Op don der
den dag gelukte het hem echter Maria van
Hongarije, 's keizers schoonzuster en Land
voogdes te ontmoeten; doch als deze zijn ver
langen vernam, bedreigde zij hem met de>
zwaarste straffen, als hij het waagde om
nog een enkel woord in het belang van den
veroordeelde te spreken. Zóó restte hem nog
slechts een enkele dag.
Op den oden Mei begaf Weber zich ander
maal in de gevangenis, en vond Juliaan den
wanhoop ten prooi.
„Het heeft u dus niet mogen gelukken, Mi-
chicl?" vroeg hij met betraande oogon.
Weber zweeg.
„Hemel", hernam Fuersten, „dan is morgen
do verschrikkelijke dag daar en gij
weet geen middel om mij te helpen?"
„Ik heb eerst alles onderzocht en het
doenlijke beproefd" sprak Weber, „doch niets
heeft gebaat".
„En toch, meen ik, heb gij nog een mid-
iel "oorhij gezien", hernam Juliaan na eetog
nadenken. „Gij zift) des keizers lijfkoetsier
ontmoet deze een veroordeelde, zoo moet
hij hem naar oud gebruik genade schenken:
rijd dus den keizer den optocht, die mij ter
strafplaats voert, tegemoet, en ik ben ge-,
red." „Nu dat ware niet kwaad", zuchtte
Weber, „maar de keizer is bij uitnemend
heid welvarend en dan stijgt hij liever te
paard dan in een koets heen en weer ta
worden gehost."
„Denkt hij morgen uit te gaan?" vroeg
Juliaan.
„Hij moet tegen tien uur op het raadhuis
zijn, en te twaalf uur dineert hij op het
Prinsenhof", hernam Weber.
„Hierop bouw ik al mijne hoop", vervolgde
Juliaan. „Gij moet hem naar de gerechte-
plaats rijden; zoo hij zich heden al recht wel
gevoelt, zorg gij dan, clat hij spoedig een wei
nig ongesteld wordt."
Weber verliet den kerker en ging in diep
gepeins de straat op en neer, bleef toen eeni-
gen tijd strak voor zich heen staren en ijlde
eensklaps als een pijl uit den boog naar het
Prinsenhof.
Het was eerst kort geleden, dat de rabar-
bar naar Europa was overgebracht, en dat
geneesmiddel stond aan het hof van Karei
V zoo zeer in achting, dat men er altijd eene
groote hoeveelheid van voorhanden hield.
Weber wist wel welke uitwerkselen de rabar
ber had, maar niet hoe eene kleine doste
somtijds krachtig werken kan; hij begaf zich
naar de keizerlijke keuken en terwijl de kok
ergens bezig was, wierp hij ongemerkt eene
goede hoeveelheid van gemeld poeder in eené
pikante saus, die hij wist dat de keizer gaar
ne gebruikte.
De vorst, vermoeid van een langen wandel
rit terugkeerende, was zeer hongerig at dus
meer dan gewoonlijk, en zie! reeds den vol
genden morgen werd er een bulletin uitgege
ven, vermeldende dat Z. M. zich ongesteld
gevoelde en niet zou uitgaan.
Andermaal was dus Webers hoop ver
ijdeld: doch naar een nieuw middel uitzien-
do om Juliaan te redden, ijlde hij naar den
geestelijke van den veroordeelde, deelde dézé
het voorgevallene mede en riep zijne hulp
in. De menschlievende monnik beloofde het
hem het mogelijke te beproeven, begaf zich
opnieuw naar de gevangenis cn trad met Ju
liaan in overleg wa;t te doen. Slechts nor,
één uur bleef er vóór de terechtstelling over,
maar de geVangene verklaarde nu dat hij
nog gewichtige ontdekkingen te doen had,
en men liet daarom de vijf overigen alleen
het schavot betreden, en door de roepers
aan het volk afkondigen, dat de laatste der
veroordeelden den volgenden middag zou te
rechtgesteld worden.
Vol stille hoop ontving Weber des anderen
daags liet bevel tegen 10 uur de koets des
keizers gereed te houden, om dezen naar het
raadhuis te rijden. Iedere seconde alvorens
dit uur aanbrak, scheen Weber een dag, ja
een week lang. Te tien uur precies trad do
Keizer uit zijne palcis en in de koets, welke
hem in snelle rit naar het raadhuis over
bracht.
Karot leidde hier de beraadslagingen der
regeering, terwijl zijn lijfkoetsier inmiddels
duizend dooden stierf; want als de zitting
niet juist tegen twaalf uur eindigde, dan viel
het geheels plan in duigen.
Daar sloeg het kwartier voor twaalf, en
do doodsklok begon te luiden. Op hetzelfde
moment verliet de keizer 't raadhuis en nam
weer plaats in zijn koets. Nu trad een der
stadsbodienden toe, en beduidde Weber hoe
hij rijden moest om te verhoeden, dat de
I keizer den veroordeelde ontmoette.
I Weber besteeg den bok van het keizerlijk
rijtuig cn sloeg den hem aangewezen weg in.
Zoodra hij echter een dwarsstraat bereikt
had, wendde hij plotseling, logde do zweep
over de paarden en joeg ze onder den uitroep
„in Gods naam danl" de groenmarkt cn do
brug bij de hal over, zoodat hij, in spijt van
alle pogingen der lijfgarden om hem zijn
misverstand te beduiden, zich weldra oo hot
plein bevond, waar de executie plaats zou
hebben, en de koets in de saamgepakte drom
van toeschouwers verward, eensklaps tot
staan werd gebracht.
De Keizer verwonderd over den zeldzameu
weg, dien icn hem tegen zijn verlangen had
doen in slaan, stak het hoofd uit het portier.
Op hetzelfde oogenblik verhief zich het ge
jubel der menigte, de beul wierp de koorden
van zich, waarmede hij reeds den geknielden
Juliaan de handen had willen binden, en de
geestelijke die hem de laatste troostwoorden
toesprak, beurde hem onder de uitroep van
„God zij geloofd en gedankt!" weder op en
omarmde hem. De keizer schudde met hel
hoofd, fronste het voorhoofd en gelastte zijr
koetsier om terstond naar het Prinsenhof te
rijden.
Nauwelijks was fctij aldaar aangekomen ol
Weber moest voor hem verschijnen. Deze
verheelde niets, maar verhaalde openhartig
de gansche toedracht der zaak, zijne beken
tenis besluitende met de woorden:
„Sire! gij hebt nu vier gelukkigen ge
maakt".
„En wie zijn die?" vroeg de keizer, me(
moeite een glimlach bedwingende.
„Uwe majesteit, Renilda, uw lijfkoetsier
en Juliaan."
„Pak u dan weg en wordt gelukkigl" riep
Karei, zich naar een ander vertrek begevende
waar hij aan Ferdinand en Maria van Hon
garije het voorgevallene verhaalde.
Weinige dagen later hield Weber bruiloft.
„O.N."
De spijker is al »>on heel oud instrument,
een der eerste voorwerpen, die de men3chen
vervaardigden om zie voor allerlei doeleinden
te gebruiken. Onlangs is de vraag, betref-,
fende de geschiedenis van den spijker, behan
deld in een zitting van de Parijsche academie
voor Wetenschappen. Het is schrijft het
„A. N. A.", wel interessant een en ander te
vernemen uit de geschiedenis van dit oer
oude werktuig.
De eerste spijker, die de mensch vervaar
digde, was gemaakt van een been van een
dier. De primitieve volkeren kwamen er ook
al spoedig toe, om spijkers te maken uit
viseh graten, trouwens, dat is iets wat men
bij de tegenwoordige natuur-volkeren nog
kan opmerken. TV>en de menschheid zich
zoo beschaafde, dat zij de kunst leerde, me
taal te smeden, werden de spijkers hoe lan
ger hoe grooter en in oude steden en ook in
graven, heeft men spijkers gevonden van wer
kelijk ontzagwekkende afmetingen. In do
ruinen van Troye heeft men koperen spijkers
gevonden, die meer dan drieduizend jaren
oud zijn en waarvan eenige het respectabele
gewicht bereiken van 1190 gram. Daar zijn
cr bij, die 25 meter lang zijn, en 2i/a tot 3
centimeter dik. In' die tijden maakte men
spijkers van 'n grootte, zooals wij ze tegen
woordig niet meer gebruiken, omdat reeds lang
voor grootere werken betere verbindingsmid
delen zijn uitgevonden. Maar eenigen tijd.
geleden zijn bij opgravingen in Parijs nog
spijkers gevonden, die dateeren uit den Ro-
meinschen tijd en die een lengte hebben van
niet minder dan oen meter. Het werken met
deze spijkers, het inslaan zonder het hout al
to zeer te beschadigen, was een kunst, die
niet iedereen verstond. De spijker heeft dan
ook in do oudheid een symbolische beteekenis
gekregen; zooals dat vroeger met verschillen
de andere werktuigen het geval is gewekt.
I)e spijker werd al spoedig het symbool
van de duurzaamheid en liet behoud, zij werd
het toeken van onscheidbaarheid en Horas
schildert do noodzakelijkheid als een godin
roet een spijker in de hand. Titus Livius
vermeldt, dat de oude Romeinen bij groote
gebeurtenissen spijkeis sloegen in den tem-
DeJ die aan Minerva gewijd was. In de Iden
VOOR DE HUISKAMER