der Openbare Godsdiensoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
Liturgische Wegwijzer-
Het Roomsche Misboek
Tusschen Keulen en Parijs.
De kaarsen van mijnheer
VERSCHENEN de Nieuws Editie 1.914.
Boulard.
TWEEDE ZONDAG NA DRIEKONINGEN.
(geheel volledig Missaallje) Gregoriaanse he Muziek.
Vaticaansche Uitgave, Tweede vermeerderde druk volgens de laatste
bevelen van Z. H. Paus Pius X bewerkt, ten georuike der
NEDERLAÜDSCHE BISDOMGSEM.
met Kerkelijke goedkeuring.
INHOUD; Alle Mis*eu voor ALLE ZON en FEESTDAGEN van het
gebeele jaar in H sllandsch en Lalije. Alle Epistels, Evangelies, vele
gebeden, Litaniën, VESPcR en LOF. Geheel Liturgisch.
PRIJZEN: f 1.25, t 1.50 rood snede; f 1,75, f 2.f 2.25,
f 2.50 goud snede: luxe zeer dun f 3.f 3.50. Gekleurd hoogfiin
f 5 f 6.- f 7.—.
Geen Katholiek moest verzuimen dit buitengewone schoone boekje
zeer spoedig, te bestellen. Men leert er de heerlijke schoonheden der
Liturgie van de Mis kennen en beoefenen, en de meer ontwikkelden
kunnen zich nu iu alles geheel met den offerenden Priester aan het
altaar voreenigen en dezen woord voor woord volgen. Franco per post
bij E. D. BAARDA, Amsterdam, Brederodestraat 54,
E,t?»e*ïs©lseir©ï*k?3®**f!iic|.
TWEEDE ZONDAG NA DRIEKONINGEN.
FEUILLETON.
Tir.
OFFICIEELE KERKLIJST
Dit nnmmer behoort bö de «Nieuwe Haarl Courant" van 17 Januari 1914.
De nadruk van de beriehten en medcdeelingen in dit blad is verboden.
KNIP DIT UIT
en leg het in uw liturgisch kerkboek.
D Mis- en Vesperboek van Desclée.
B Het Roomsche Misboek van Baarda (uit
gave 1913).
Fr. Desclée in Franciscanerkerken.
Zondag 18 Januari: 2e Zond. na Driek.
Feest van den Allerh. Naam Jezus, D.
961, B. 151; 2e Gebed van den Zon
dag, D. 391, B. 149; 3e Gebed van de
H. Petrus en Paulus, D. 1078 en 1079,
B. 487 en 488; in de stille Missen 4e
Gebed van de H. Prisca, D. 1079, B.
488. Praefatie van Kerstmis; laatste
Evangelie van den Zondag, D. 392, B.
150. Fr. Van den Zondag, 3912e
en 3e Gebed zie boven 3e en 4e Credo.
Praef. der H. Driev.
Vespers: Van den Allerh. Naam, D.
964. Fr. Van den Zondag, D. 394
en 123.
Maandag 19 jan. H. Canutus, D. 1083 en 178,
B. 691 (Mis: In virtute)2e Gebed
van de H.H. Marius en Gez., D 1084,
B 490; 3e Gebed van de H. Maagd,
D. 103, B. 63.
Dinsaag 20 jan. HH. Fabianus en Sebastianus,
D. '1085, B. 490.
Woensdag 21 Jan. H. Agnes, D. 1087, B. 494.
Donderdag 22 jan. H.H. Vincentius en Anasta-
sius, D 1089 en 188; B. 495 en 73; 2e
Gebed van de H. Maagd, D. 103, B.
63; 3e Gebed voor Kerk of Paus, D.
101 of 102, B. 62.
Vrijdag 23 jan. Verloving der H. Maagd, D.
1090, B. 495; 2e Gebed van de H.
Emerentiana, D. 243, B. 96. Credo.
Praefatie der H. Maagd.
later dag 24 Jan. H. Timotheus, D. 1093 en
172; B. 497 en 65; 2e Gebed voor den
Paus, D. 102, B. 62.
N.B. In iedere Mis bidde inen de „Gewone
Orde der H. Mis"; uitgave Desclée, blz. 71 tot
94; uitgave Baarda (1913), blz. 35 tot 55.
In de Paterskerken (Groenmarkt, Kleverpark en
Velseroord) kan men uitsluitend het Mis- en
Vesperboek van Desclée gebruiken.
Het in het Mis- en Vesperboek van Desclée
verwijst naar het Aanhangsel voor de Nederl.
Bisdommen; de naar dat voor de Orde der
Franciscanen.
Les uit den brief van den H. Apostel Paulus
aan de Romeinen; 616.
Broeders! Daar wij gaven bezitten, ver
schillend naar de ons gesehonkene genade,
hetzij profetie-gave overeenkomstig den regel
des geloofs; hetzij een dienstambt in het die
nen; hetzij iemand leeraar is in het leeraren;
is hij vermaner in het vermanen; die uitdeelt
.n eenvoudigheid; die overste is met ijver;
die barmhartigheid doet met blijmoedig
heid. De liefde zij ongeveinsd. Haat het
kwaad, hecht u aan het goed; bemint elkan
der met broederlijke liefde; voorkomt elkan
der in eerbetoon: zijt niet traag in den ijver;
weest vurig in ('en geest; dient den Heer; ver
blijdt u in de hoop; zijt geduldig in de ver
drukking; volhardt in liet gebed; weest me
dedeelzaam voor de behoeften der heiligen;
oefent gaarne de gastvrijheid. Zegent die u
vervolgen, zegent en vloekt niet! Verblijdt
u met blijden, weent met weenenden; zijt
eensgezind onder elkander; tracht niet naar
bet hooge, maar hebt smaak voor het nede'-
rige!
Evangelie volgens ilen H. Joannes; II, 1—11.
In d en tijd was er een bruiloft te Kana
n Galilea; en Jesus' Moeder was daar. En
ook Jesus en zijne leerlingen werden ter brui
loft genoodigd. I oen er nu gebrek aan wijn
was, zeide de Moeder van Jesus tot Hem:
Zij hebben geen wijn. Jesus zeide Haar: Wat
heb Ik met u. Vrouwe? Mijn uur is nog niet
gekomen. Zijne moeder zeide tot de bedienden
Doet alles wat Hü u zeggen zal. Er stonden
uu daar, ingevolge de reiniging der Joden,
'.es steenen kruiken, houdende elk twee of
drie maten. Jesus zeide hun: Vult de kruiken
met water! En zij vulden ze tot boven toe. En
Jesus sprak tot hen: Schept nu en brengt bet
uan den hofmeester! En zij brachten bet. Als
nu de hofmeester liet water, dat wijn gewor
den was proefde, (hij wist toch niet van waar
die was; dnoh de bedienden, die bet water ge
schept. hadden, wisten het); riep de hofmees
ter don bruidegom, en zeide tot hem: Ieder
iJietisch eerst den goeden wijn op, en
wanneer men goed gedronken heeft, dan den
mindere; doeh gij hebt den goeden wijn
tot nu'toe bewaard! Dit eerste der wonder-
teekenen deed Jesus te Kana in Galiiea; en
Hij openbaarde zijne heerlijkheid, en zijne
leerlingen geloofden in Hem.
Korten tijd nadat Jesus in den Jordaan door
•Toannes gedoopt was, begon Hij in het open
baar op te treden. De prediking van Joannes
en vooral diens getuigenis om' t Jesus'
waardigheid en zending had èenige mannen
bewogen zich als leerlingen hij Hem aan to
sluiten. Doeli een wonder, om te bewijzen
dat Hij de gezondene des Vaders was, had
Hü nog niet gedaan. Daar werd Jesus met
Zijne Moeder en leerlingen uitgenoodigd op
de bruiloft van een der bloedverwanten van
Maria, en Hij nam die uitnoodiging aan, en
bestemde zelfs die gelegenheid on Zijn eerste
wonder te doen. Welke redenen bewogen den
Zaligmaker, zoo kunnen wij hier vragen, ora
met afwijking van Zi.ine eenvoudige leefwijze,
j aan het feestmaal dce] te nemen? Vooreerst
i wilde Jesus een bewijs van Ziine nederigheid
geven door een feest van minvermogenden
bii te wonen. Verder wilde Hij loeren dat niet
elke uitspanning, elke feestviering door Zijne
zedeleet verboden is. Vervolgens, Hij wilde
die gelegerheid waarnemen om Ziin eerste
wonder te doen. Maar vooral, Hij wilde door
Ziine tegenwoordigheid het pas gesloten hu
welijk goedkeureu, daaraan Zijn zegen en
Ziine genade schenken, bet tot een Sacrament
Zijner nieuwe. Wet verheffen.
Maria bemerkte het eerst de verlogonheid,
waarin hare bloedverwanten verkeerden,
door het gebrek aan wü'n voor hunne gasten,
en haar liefdevol hart gevoelde medelijden
met de jonggehuwden, maar tegelijkertijd
was het vervuld met een groot vertrouwen
op de macht van haar Kind. Zii zeide daarom
eenvoudig tot Jesus: „Zü hebben geen wiin
meer", vast overtuigd, dat Hii hen daarin
zou te hulp komen. Maar hoe moeten wij het
antwoord van Jesus op die bede verklaren?
„Vrouwe, wat heb Ik met U te doen. Mijne
ure is nog niet gekomen". Vooreerst het
woord vrouwe heeft niet de harde heteekenis,
die wij op hot eerste gehoor eraan zouden
toeschrijven. Het was in de taal van dien tüd
•een eeretitel, en deed haar kénnen als de
j vrouw hij nitnpmendhpid door de profeten
I voorspeld, als de tweede Eva, die door God
Zei ven vrouw genoemd werd. Ook de woor
den: wat heb Ik met u te doen, enz., bevat
ten volgers het spraakgebruik der Heilige
Schrift geen afwijzing van het gedane ver
zoek, maar alleen een zachten wenk om geen
al te sterken aandrang uit te oefenen. Wij
zouden ze als volgt kunnen omschrijven: be
denk dat Ik liet begin Mijner Messianische
werkzaamheid niet van Uwe werseben mag
nfhankeliik maken, maar daarin den Wil van
Mi inen ÏTemelsclion Vader moet volden.
„Mijne ure is nog niet gekomen", eerst moet
de wijn ten eeremale ontbreken, opdat allen
overtuigd zouden zijn, dat hetgeen hun ge
geven zou worden, niet een vermenging van
den overgebleven wijn met water was, maar
eene gave door een wonder van Jesus' Al
macht, hun aangeboden. Schitterend zou het
wonder zijn bevestigd door belanghebbenden,
op wier geloofwaardigheid niets viel af te
dingen.
Zes steenen kruiken waren in de feestzaal g-e
plaatst voor de verschillende reinigingen der
Joden bestemd, die niet aan tafel plachten te
verschijnen, vooraleer zij de handen gewas-
schtn hadden. Bijzonder ^rroot waren die krui
ken en konden ieder twee of drie metreten,
bet achtste van een aam, inhouden.
I Maria, niet twijfelend of hare bede zou ver-
boord worden, vermoedend dat Hii van den
j dienst der tafelbedienden zou gebruik ma-
jken, had aan dezen bevolen alles te doen wat
Hii hun zeggen zou. Al zeer spoedig klonk
bet dan ook uit Jesus' mond: „Vult de krui
ken met water", en gehoorzaam aan het
woord van Jesus, vulden zü ze tot boven
toe. Elke mogelijkheid van bedrog was dus
buiten gefloten, van bümenging eerer -andere
vloeistof kon geen sprake wezen. Zoodra aan
Jesus' hevel gevolg was gegeven, veranderde
Hij door een enkele akt van Zijn Goddelijken
Wil de hoeveelheid water in een even groote
hoeveelheid wijn. Yan dit wonder nu werden
door den Heer der natuur onwraakbare ge
tuigen opgeroepen, want bet moest naar den
Wil des aders ruchtbaar en Jesus' Macht
geopenbaard worden. De Zaligmaker zeide
daarom tot de dienaren: „Schept nu en brengt
het aan den hofmeester", die den wijn bij den
ma altijd moest voorproeven. Wie sehetst de
verbazing van den hofmeester, toen hü den
wondei baren wijn proefde, en wel een zeo
goeden wijn, dat hij tot den bruidegom zeide:
„ieder mensch zet eerst den besten wün op,
en wanneer zij goed gedronken hebben, als
dan den minderen, maai' gii hebt den besten
wün tot uu toe bewaard." Hij wist niet van
het wonder dat geschied was, maar de diena
ren wisten het wel, en zullen het wel spoe
dig aan den hofmeester, hebben bekend ge
maakt.
Het Evangelie van dezen Zoiwlag moet ons
vooral leeren steeds, een groot vertrouwen
op Maria te hebben, die alles vermag bü
Haar Goddelük Kind en wier medelijdende
liefde Haar steeds zal aansporen om onze
gebeden te verbooren en ze aan Jesus aan te
bevelen.
Naar PIERRE L'ERMITE.
Ziet gjj dat aardige buisje als een nestje
tusschen het groen verscholen?
Wie zou zeggen, dat dit lieve coquette
huisje met zijn roodo steenen en leien dak,
met zijn klimop en friseh groen, de woning
is van den verschrikkelqken Honoré Bou
lard, aanhanger der onsterfelijke beginselen
van 89, zoon van ziine werken en ook zoon
van mejuffrouw Zoé Boulard. voorheen
wasehvrouw, gestorven in den ouderdom van
zeventig jaar en begraven, heel netjes, in een
nieuw graf, dat twaalf duizend francs kostte!
Wat Boulard betreft, bij had nog niet veel
lust zijn ouders te volgen. Begiftigd met een
uitstekenden eetlust, zag- hii de toekomst niet
donker in, tusschen zijn keuken en zijn brand
kastde twee groote bezigheden in zijn
leven.
Hü had zelfs op ren zijner reizen naar Pa
rijs een flinken blauwkous ontdekt, die de
schapenbontjes zoo heerlijk wist klaar te
maken, dat langzamerhand, van diner op
diner^de buik van mijnjieer Boulard al ron
der werd en meer en meer de volmaaktheid
nabij kwam, die, zooals gij weet, bestaat in
een gebogen lijn.
Denk u daarop een schitterende horloge
ketting, die altüd bengelde op een prachtig
vest, en gij hebt Boulard, den illustren Bou
lard, den grooten kaarsenfabrikant en pa
penhater van de geheele streek.
Goethe heeft gezegd: Vier dingen veraf
schuw ik evenzeer: tabak, klokken, punaises
en het christendom."
Wat Boulard betreft: de tabak en klokken
lieten hem koud; de punaises ook, omdat hü
eraan gewend was in den winkel van wijlen
mejuffrouw Boulard.
Maar het christendom!....
O, dat Christendom! Dat was zün nacht
merrie!
Hü droomde er 's nachts van. met zün ge
rammel van ketenen en bet gezucht der in
quisitie; en alle dagen wanneer hii zieh naar
ziin fabriek begaf, maakte hü een grooten
omweg, om niet voorbij de kerk te komen,
dat schandeRik preduet van vorige eeuwen.
Aanstonds toen hij zich te Trepigny ves
tigde. had hü naam gemaakt.
De pastoor! riep hij overal, ik ga op hem
zitten!
En daar hü in dien tijd reeds honderd vier
en negentig pond woog, kunt ge u voorstel
len hoe aangenaam de komst van zulk een
parochiaan aan den pastoor was!
Het was een flink priester, een boerenzoon,
zacht, maar flink wanneer het noodig was.
Aarstonds gewaarschuwd door den ouden
notaris en door den eigenaar van een ri.ik
landgoed, die hem geld verschaften, was hü
er slechts een oosrerblik door ontroerd en
wachtte af. wat gebeuren zou.
De eerste maal dat zii elkaar ontmoetten,
was op den kleiner, smaller weg, die naar
de Liepvrette voert, een aardig riviertje,
maar dat, zeo ('om was de beweegkracht te
leveren voor Boulard.
Dien avond juist was Boulard in een bloed
dorstige stemming; lni had zün sluizen ge
ïnspecteerd en bevonden, dat men een vijf-
of zestal af.-luitingen had opengezet.
De pastoor groette beleefd, maar 'oen hü
het verwarde gezicht van den ouden panen,
hater zag. moest hü wanhopige pogingen aan
wenden om den glimlach, die om zijn lippen
wilde spelen, te vprhergen.
In waarheid stond Boulard er verstomd
over dat' hii gegroet werd. Die pastoor hield
hem voor den gek. Hü hield zqn gedachten
niet voor zieh.
Zeg eens, münheer pastoor en hij wist
dit woord met büzonderen nadruk te zeg
gende regeering betaalt n toch om on
do kinderen le passen in de cateehismusles?!
Welnu! vroeg de pastoor, die hem niet be
greep.
Welnu, hoe komt het dan dat zij mijne
sluizen hebben opengezet?
Als rrdeneering was dit niet erg gelukkig.
En mijnheer Boulard gevoelde dit onmiddel
lijk, want zonder het antwoord af te wach
ten, liep hii vlug door, ondeugend lachend.
Sapristi! die was raak, mompelde hü.
terwijl de planken van de brug dreunden on.-
der ziin voetstappen. Hii zal we] niet meer
terugkomen, die snaak! Zonder nog te reke
nen, dat ik de kwestie kan vergrooten en hem
zijn tractement kan doen ontnemen op de
eerstvolgende vergadering van den gemeente
raad....
Zoo ging hij voort met ziin alleenspraak,
doorspekt met vloeken en de vogeltjes, die
hun avondlied zaehtkees zongen hii de laat
ste stralen van de ondergaande zon. zwegen,
toen die pruttelerde man voorbiiging als hü
de nadering van een gevaarlijk beest.
Den volgerden morgen stond Boulard
uitstekend gehumeurd op, maar vooral
trotsch op hetgeen hij den vorigen avond ge
daan had, en terwijl hü ziin broek aantrok,
stelde lijj zieh de volgende vraag: „Welke
middelen moet men aanwenden om een pas
toor in den kortst mogelyken tüd uit zün
huis te zetten?"
Vervuld van die liefdevolle gedachten, zette
hij zieh neer voor het heerlqkste ontbijt dat
men zich denken kan.
Op een zilveren schotel stonden hroederliik
naast elkaar een fleschje room, een kannetje
warme melk, een schoteltje honig en in een
hoek een koffiekan on een pyramido met het
heerlükste brood.
Kom! geef dat, Margot! Dat daar! Ik
weet zeker, dat er meer dan ren is in Père-
Lachaise, die zooveel zou willen hebben!
De dienstbode, een Pari-'sch kamer
meisje, barstte in lachen uit. Zii heette Mar
guerite; maar Boulard hield niet van namen
met twee lettergrepen en Marguerite was
Margot, geworden, waarvan zij zich niet veel
aantrok.
Plotseling, op het oogenblik dat zü de bo
ter aangaf, riep zij verwonderd uit:
De pastoor!
Als men „brand" geroepen bad, zou Bon.
lard niet vlugger opgesprongen zün. Met zün
servet in de hand was hq opgestaan, rood
als een kreeft.
De pastoor?.... Niet mogelq'k!
Maar er was geen twqfel meer mogelqkj
van achter de gordq'nen kon Boulard alles
zien en met den mond nog vol, volgde hij
met stomme verbazing eiken stap. die den
pastoor dichter bij zün woning bracht Heel
kalm opende hü, met zijn brevier onder den
arm, het hekje van den tnin; daar ging hij
ongestoord onder de verwelkte seringen door,
keek met belangstelling naar de goudvisschen
en zette den voet op de eerste trede van do
trap.
Verder belette het zonnescherm hem te
volgen.
De pastoor.... Een pastoor bü mij!....
mompelde Boulard, zonder te begrüpen, en
terwiil hü pas half genoeg had gegeten.
Nu, münheer, moet ik hem binnenlaten?
Binnenlaten, hem?.... Nooit, hoor je,
Margot nooit! Dank je! een zwartrok bü
mii!Op straat ermeeEn vlug ook!
En de meid ging, bRide dat zü een armen
pasloor op 6traat mocht zetten.
Zü ontving hem minachtend, die kleine
kat, op den drempel van de deur, met spot
tend gelaat.
Maar het liep niet, zooals zq gedacht had,
want de pastoor vroeg niet:
Is mqnheer Boulard thuis?Kan ik
hem even spreken?
Neen, hij zeide eenvoudig tot de dienstbode:
Zeg aan mijnbeer Boulard. dat ik kom
met, een bestelling van kaarsen en dat het
in ziin belang is mij te ontvangen.
Boulard, die aan de deur stond te luisteren,
had alles gehoord en de meid vond hem ge
heel in de war.
Een zwartrok, dat is zoozeide hü:
maar mijn brandkastmqn broodjeen
het heerliike geld!....
Hü liep tweemaal de kamer op en neer om
den indruk te geven,- dat hü nadacht, toen
zeide hij heftig:
Laat hem in irün kantoor en geeft hem
een stoelde leelükste!
Als om zieh over deze toestemming te wre
ken, ging hü zoo langzaam mogelijk eten, heel
op zijn gemak, de boter in alle gaatjes van
zijn brood smerend, zijn koffie langz.aam uit
drinkend en zün krant uitlezend tot den
laatsten letter.
Eindelijk, na een half uur, gewaardigde hq'
zich eers te gaan zien.
Een sigaar tusschen ziin lippen, zijn flanel
len vest los, de handen in de zakken, met de
duimen er uit en met minachtend gezicht
wierp Boulard de deur open. waarachter de
pastoor zenuwachtig en bevend, moest zitten
wachten.
Vreeseliik! De „zwartrok", gez.eten in een
fauteuil, de beste, had rustig ziin brevier!
„Onze Vaders"!en dat bü hem!....
Zoo, ge wilt kaarsen?
Ja, mijnheer Boulard
Hoeveel duizend?
O. zooveel niet!
Zooveel niet? Maar ik hen geen krui
denier, ik verkoop niet per half pond.
Dat weet ik wel, maar zonder nu jnist
kruidenier te zün, kunt ge mü wel vüftien of
twintig kisten kaarsen verknopen en omdat
onze kerk zeer arm is, mag ik zeker wel ho
pen, münheer Boulard, dat ge mü een kleine
korting geeft?
Bij die woorden gevoelde de oude Vrijmet
selaar zich meester van den toestand.
Ha! ha! riep hq uit, de duimen in de
armgaten van zijn vest, een korting.en
voor de kerk!neen, dat is al te gek!
Een ironische grijnzende lach deed ziin dik
ken buik schudden, zoorlat op die verschrik-
keüike verhevenheid zqn horlogeketting min
achten rinkelde.
Kijk, zei hü. terwijl hii ziin sigaar in de
hand ram, toen ik u zooeven zag aankomen,
dacht ik wel dat het was om te bedelen op
een of andere manier; ge hebt uw hand niet
durven ophouden als een doodgewone bede
laar, daarom doet gii het op een slinksehe
wijze a la Loyola! Welnu! wat ik u zeggen
zal is klaar als het water van de Liepvrette
Ik hen vrqmetselaar van vader op zoon!
Van vader op zoon? onderbrak de gees-
telüke glimlachend.
Ja, mqnheer, en in plaats van korting
heeft de kerk van mij slechts oorlog te ver.
wachten; ik zou baar mijn kaarsen kunnpn
verknopen tegen het gewicht in goud. wat ik
ook doen zal; en ik hoop dat de dag nah" is.
dat zü geen stuiver meer zal hebben om te
koopen, want de duisternis, waarin zii dan
zal verkeeren, zal niet anders z.ijn dan bet
beeld van de lichtschuwheid, die zq sedert
meer dan twintig eeuwen over de wereld
heeft gebraehl!
Is dat alles? vroeg de pastoor, terwül
KUKELEKU!
o. een val voor vrijdenkers.
DusIJ gelooft nipt in God! Omdat
a daar te veel voor gestudeerd hebt. Och,
dan kunt u als bestudeerd man ook wel 'n
eenvoudige vraag beantwoorden: wat was
a r e e r, (i e k i p o f h e t e i?
De kip of het ei? Is dat alles? Om te
lachen! Wel natuurlijk .ia, kijk eens!
t^at er liet eerste was? De kip of het ei!
Wacht eens even! hm hm! Da's 'n
vraag om gek van te worden.
Kalm aan, dat heeft nog den tijd. Ik zal
n zeggen wat i k er van denk. Mii dunkt, dat
de kip er het eerst moet wezen. Wat doe je
met alle eieren van de wereld, als je geen I
lien hebt om ze uit te broeien?
Dat is zoomaar, hoe kom je aan die
hen, man? Al m'n levensdagen heb ik nooit
anders gehoord dan van kippen, uitgebroeid
uit 'n ei.
Ik ook niet. Dus, als je dat liever hoort,
dan zetten we 't. maar ondersom: eerst het ei
dan de kip.
Ja, ja, maardan ben je niet veel
verder. Waarvgn komen die eieiïn als de kip
ze niet legt?
Heb ik ook al gedachtMaar, een van
tweeën mort toch voorgaan. Maak nu zelf
maar uit, of de hen het eerst, of het ei.
U hebt gelijk. Goed dan. La'n we zeggen:
het ei! Of nee, dat gaat niet Dus de hen. Ho,
wacht eens, 't is waarachtig om gek van te
worden. Ik voel zelf, daar moet 'n end aan
komen. In 't oneindige zoo doorgaan, is on
mogelijk. Dus het bliift bü de kip. Ja, de
kip. De kip, meneer, was er vóór liet ei.
Dus, eerst de kip, uitstekend. Maar.j
zonder 'n God, die 't heest geschapen heeft,
waar komt die kip vandaan? Uit niets komt
niets. Hoe zit dat nu?
Hoe dat zit, jahoe zit dat? Dan zog
ik liever: het ei was er het eerst. j
Mü wel, maar.... vóór het ei was, was
er niets. Hoe is nn het ei geworden?
Nu ja, dat is misschien dan uit iets an
ders ontstaan.
Wat zegt, ge me daar nu: misschien.
Spreekt zoo de wetenschap? En zijt
ge nu al vergeten wat ge daar juist zelf ge
zegd hebt: kan een ei uit iets anders dan uit
'n hen ontstaan? Maar goed voor een oogen
blik: het ei komt uit andere dingen voort,
zoo nietig ge maar wilt, dochde eerste
levenskiem, daar is 't ons om te doen,
die pakken we bü den kraag. Waar dan
komt g q v a n d a a n?
En nu van tweeën één.
Dat eerste stukje leven, dat eerste le
vensbeginsel is voortgebracht of is
dit niet.
Is het niet voortgebracht, is het niet
geworden, dan is het eeuwig geweest, dan
heeft het het leven uit zich zelf en dat is
geen kleinigheid, en dat. eerste ongeworden
levensbeginsel waar alles uit voortkwam,
noemen wij God. Is het w 1 voorgebracht,
dan is het ook geen eerste levenskiem
d i e moeten we hebben, die 'moet ons ver
klaren, hoe zij zichzelf bet leven gaf!
Stel deze vraag aan het doet er niet toe,
welken vrijdenker, ge vangt hem als een rat
in den vfd
ZOO NIET BEDOELD.
Een ongeloovig geleerde belandde eens in
het hart van Afrika en werd daar door 'u ne
gerstam zoo gastvrq ontvangen, dat hii het
Opperhoofd vroeg, of hü wel meer een blan
ke gezien had.
Wel zeker, was het antwoord, we heb-
6en immers onzen P a d r e, die ons van den
goeden God leert en van den hemel daarbo
ven.
Onzin, gekheid, kinderpraat, schimpte
natuurlqk de Darwinist.
Kinderpraat? moet ik dan God niet die
nen om mqn ziel te redden?
Je ziel! 'n mooi ding! Wees toch ver
standig man, de menseh 6tamt af van 'n aap
Ik, die hier voor je sta, hen zelf een gecivi
liseerde aap! Dat is bij ons allang bewezen,
j Dat woord bracht den neger in diepzinnig
I gepeins. Wat nooit gebeurde, hii liet z'n
avond-maiskoek staan en 's nachts verzamelde
hq de mannen van z'n stam en sprak:
Kindertjes, wat is het toch een tiid geleden
sinds ik het laatste menschenvleesch ge
proefd heb
Maar vader, de P a d r e heeft immers
gezegd, dat we daar slecht mee doen. dat God
het niet hebben wil
Juist, kindertjes, dat wou ik ook zeggen.
Maar heeft God ook verboden 'n aap te
slachten?
'n 'Aap? neen, dat nietdaar heeft
de P a d r e niets van gezegd.
Komaan, dan ziin we aceoord. Wat gin
der onder die tent ligt te slapen is 'n aap.
Hij heeft hef me zelf gezegd. Pak hem boet
haal ons oude braadspit en steek 'n vuur aan.
OCH TOE, ZEG!
Michel Renaud, e^p Fransch Kamerlid,
zocht in Parijs geschikt logies.
Hij vindt een kamer naar z'n smaak en
huurt die in voor 70 gulden. Daar hij voor
uit betaalt wil de eigenaar hem een requ'je
geven.
Waar is dat goed voor, z,egt de afgevaar
digde, goedlachs, we zqn fatsoenlijke men-
schen. God zietons!
Kük, u gelooft nog aan God, vraagt de
huisheer ironisch.
Wel zeker doe ik dat.... U niet?
Nee, daar hebben we hier mee afgedaan!
Aha!Och toe zeg.... cee? me gauw
een quitanti»
MAX.