der Openbare Godsdiensoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Liturgische Wegwijzer- Het Roomsche Misboek Tusschen Keulen en Parijs. De kaarsen van mijnheer VERSCHENEN de Nieuws Editie 1.914. Boulard. TWEEDE ZONDAG NA DRIEKONINGEN. (geheel volledig Missaallje) Gregoriaanse he Muziek. Vaticaansche Uitgave, Tweede vermeerderde druk volgens de laatste bevelen van Z. H. Paus Pius X bewerkt, ten georuike der NEDERLAÜDSCHE BISDOMGSEM. met Kerkelijke goedkeuring. INHOUD; Alle Mis*eu voor ALLE ZON en FEESTDAGEN van het gebeele jaar in H sllandsch en Lalije. Alle Epistels, Evangelies, vele gebeden, Litaniën, VESPcR en LOF. Geheel Liturgisch. PRIJZEN: f 1.25, t 1.50 rood snede; f 1,75, f 2.f 2.25, f 2.50 goud snede: luxe zeer dun f 3.f 3.50. Gekleurd hoogfiin f 5 f 6.- f 7.—. Geen Katholiek moest verzuimen dit buitengewone schoone boekje zeer spoedig, te bestellen. Men leert er de heerlijke schoonheden der Liturgie van de Mis kennen en beoefenen, en de meer ontwikkelden kunnen zich nu iu alles geheel met den offerenden Priester aan het altaar voreenigen en dezen woord voor woord volgen. Franco per post bij E. D. BAARDA, Amsterdam, Brederodestraat 54, E,t?»e*ïs©lseir©ï*k?3®**f!iic|. TWEEDE ZONDAG NA DRIEKONINGEN. FEUILLETON. Tir. OFFICIEELE KERKLIJST Dit nnmmer behoort bö de «Nieuwe Haarl Courant" van 17 Januari 1914. De nadruk van de beriehten en medcdeelingen in dit blad is verboden. KNIP DIT UIT en leg het in uw liturgisch kerkboek. D Mis- en Vesperboek van Desclée. B Het Roomsche Misboek van Baarda (uit gave 1913). Fr. Desclée in Franciscanerkerken. Zondag 18 Januari: 2e Zond. na Driek. Feest van den Allerh. Naam Jezus, D. 961, B. 151; 2e Gebed van den Zon dag, D. 391, B. 149; 3e Gebed van de H. Petrus en Paulus, D. 1078 en 1079, B. 487 en 488; in de stille Missen 4e Gebed van de H. Prisca, D. 1079, B. 488. Praefatie van Kerstmis; laatste Evangelie van den Zondag, D. 392, B. 150. Fr. Van den Zondag, 3912e en 3e Gebed zie boven 3e en 4e Credo. Praef. der H. Driev. Vespers: Van den Allerh. Naam, D. 964. Fr. Van den Zondag, D. 394 en 123. Maandag 19 jan. H. Canutus, D. 1083 en 178, B. 691 (Mis: In virtute)2e Gebed van de H.H. Marius en Gez., D 1084, B 490; 3e Gebed van de H. Maagd, D. 103, B. 63. Dinsaag 20 jan. HH. Fabianus en Sebastianus, D. '1085, B. 490. Woensdag 21 Jan. H. Agnes, D. 1087, B. 494. Donderdag 22 jan. H.H. Vincentius en Anasta- sius, D 1089 en 188; B. 495 en 73; 2e Gebed van de H. Maagd, D. 103, B. 63; 3e Gebed voor Kerk of Paus, D. 101 of 102, B. 62. Vrijdag 23 jan. Verloving der H. Maagd, D. 1090, B. 495; 2e Gebed van de H. Emerentiana, D. 243, B. 96. Credo. Praefatie der H. Maagd. later dag 24 Jan. H. Timotheus, D. 1093 en 172; B. 497 en 65; 2e Gebed voor den Paus, D. 102, B. 62. N.B. In iedere Mis bidde inen de „Gewone Orde der H. Mis"; uitgave Desclée, blz. 71 tot 94; uitgave Baarda (1913), blz. 35 tot 55. In de Paterskerken (Groenmarkt, Kleverpark en Velseroord) kan men uitsluitend het Mis- en Vesperboek van Desclée gebruiken. Het in het Mis- en Vesperboek van Desclée verwijst naar het Aanhangsel voor de Nederl. Bisdommen; de naar dat voor de Orde der Franciscanen. Les uit den brief van den H. Apostel Paulus aan de Romeinen; 616. Broeders! Daar wij gaven bezitten, ver schillend naar de ons gesehonkene genade, hetzij profetie-gave overeenkomstig den regel des geloofs; hetzij een dienstambt in het die nen; hetzij iemand leeraar is in het leeraren; is hij vermaner in het vermanen; die uitdeelt .n eenvoudigheid; die overste is met ijver; die barmhartigheid doet met blijmoedig heid. De liefde zij ongeveinsd. Haat het kwaad, hecht u aan het goed; bemint elkan der met broederlijke liefde; voorkomt elkan der in eerbetoon: zijt niet traag in den ijver; weest vurig in ('en geest; dient den Heer; ver blijdt u in de hoop; zijt geduldig in de ver drukking; volhardt in liet gebed; weest me dedeelzaam voor de behoeften der heiligen; oefent gaarne de gastvrijheid. Zegent die u vervolgen, zegent en vloekt niet! Verblijdt u met blijden, weent met weenenden; zijt eensgezind onder elkander; tracht niet naar bet hooge, maar hebt smaak voor het nede'- rige! Evangelie volgens ilen H. Joannes; II, 1—11. In d en tijd was er een bruiloft te Kana n Galilea; en Jesus' Moeder was daar. En ook Jesus en zijne leerlingen werden ter brui loft genoodigd. I oen er nu gebrek aan wijn was, zeide de Moeder van Jesus tot Hem: Zij hebben geen wijn. Jesus zeide Haar: Wat heb Ik met u. Vrouwe? Mijn uur is nog niet gekomen. Zijne moeder zeide tot de bedienden Doet alles wat Hü u zeggen zal. Er stonden uu daar, ingevolge de reiniging der Joden, '.es steenen kruiken, houdende elk twee of drie maten. Jesus zeide hun: Vult de kruiken met water! En zij vulden ze tot boven toe. En Jesus sprak tot hen: Schept nu en brengt bet uan den hofmeester! En zij brachten bet. Als nu de hofmeester liet water, dat wijn gewor den was proefde, (hij wist toch niet van waar die was; dnoh de bedienden, die bet water ge schept. hadden, wisten het); riep de hofmees ter don bruidegom, en zeide tot hem: Ieder iJietisch eerst den goeden wijn op, en wanneer men goed gedronken heeft, dan den mindere; doeh gij hebt den goeden wijn tot nu'toe bewaard! Dit eerste der wonder- teekenen deed Jesus te Kana in Galiiea; en Hij openbaarde zijne heerlijkheid, en zijne leerlingen geloofden in Hem. Korten tijd nadat Jesus in den Jordaan door •Toannes gedoopt was, begon Hij in het open baar op te treden. De prediking van Joannes en vooral diens getuigenis om' t Jesus' waardigheid en zending had èenige mannen bewogen zich als leerlingen hij Hem aan to sluiten. Doeli een wonder, om te bewijzen dat Hij de gezondene des Vaders was, had Hü nog niet gedaan. Daar werd Jesus met Zijne Moeder en leerlingen uitgenoodigd op de bruiloft van een der bloedverwanten van Maria, en Hij nam die uitnoodiging aan, en bestemde zelfs die gelegenheid on Zijn eerste wonder te doen. Welke redenen bewogen den Zaligmaker, zoo kunnen wij hier vragen, ora met afwijking van Zi.ine eenvoudige leefwijze, j aan het feestmaal dce] te nemen? Vooreerst i wilde Jesus een bewijs van Ziine nederigheid geven door een feest van minvermogenden bii te wonen. Verder wilde Hij loeren dat niet elke uitspanning, elke feestviering door Zijne zedeleet verboden is. Vervolgens, Hij wilde die gelegerheid waarnemen om Ziin eerste wonder te doen. Maar vooral, Hij wilde door Ziine tegenwoordigheid het pas gesloten hu welijk goedkeureu, daaraan Zijn zegen en Ziine genade schenken, bet tot een Sacrament Zijner nieuwe. Wet verheffen. Maria bemerkte het eerst de verlogonheid, waarin hare bloedverwanten verkeerden, door het gebrek aan wü'n voor hunne gasten, en haar liefdevol hart gevoelde medelijden met de jonggehuwden, maar tegelijkertijd was het vervuld met een groot vertrouwen op de macht van haar Kind. Zii zeide daarom eenvoudig tot Jesus: „Zü hebben geen wiin meer", vast overtuigd, dat Hii hen daarin zou te hulp komen. Maar hoe moeten wij het antwoord van Jesus op die bede verklaren? „Vrouwe, wat heb Ik met U te doen. Mijne ure is nog niet gekomen". Vooreerst het woord vrouwe heeft niet de harde heteekenis, die wij op hot eerste gehoor eraan zouden toeschrijven. Het was in de taal van dien tüd •een eeretitel, en deed haar kénnen als de j vrouw hij nitnpmendhpid door de profeten I voorspeld, als de tweede Eva, die door God Zei ven vrouw genoemd werd. Ook de woor den: wat heb Ik met u te doen, enz., bevat ten volgers het spraakgebruik der Heilige Schrift geen afwijzing van het gedane ver zoek, maar alleen een zachten wenk om geen al te sterken aandrang uit te oefenen. Wij zouden ze als volgt kunnen omschrijven: be denk dat Ik liet begin Mijner Messianische werkzaamheid niet van Uwe werseben mag nfhankeliik maken, maar daarin den Wil van Mi inen ÏTemelsclion Vader moet volden. „Mijne ure is nog niet gekomen", eerst moet de wijn ten eeremale ontbreken, opdat allen overtuigd zouden zijn, dat hetgeen hun ge geven zou worden, niet een vermenging van den overgebleven wijn met water was, maar eene gave door een wonder van Jesus' Al macht, hun aangeboden. Schitterend zou het wonder zijn bevestigd door belanghebbenden, op wier geloofwaardigheid niets viel af te dingen. Zes steenen kruiken waren in de feestzaal g-e plaatst voor de verschillende reinigingen der Joden bestemd, die niet aan tafel plachten te verschijnen, vooraleer zij de handen gewas- schtn hadden. Bijzonder ^rroot waren die krui ken en konden ieder twee of drie metreten, bet achtste van een aam, inhouden. I Maria, niet twijfelend of hare bede zou ver- boord worden, vermoedend dat Hii van den j dienst der tafelbedienden zou gebruik ma- jken, had aan dezen bevolen alles te doen wat Hii hun zeggen zou. Al zeer spoedig klonk bet dan ook uit Jesus' mond: „Vult de krui ken met water", en gehoorzaam aan het woord van Jesus, vulden zü ze tot boven toe. Elke mogelijkheid van bedrog was dus buiten gefloten, van bümenging eerer -andere vloeistof kon geen sprake wezen. Zoodra aan Jesus' hevel gevolg was gegeven, veranderde Hij door een enkele akt van Zijn Goddelijken Wil de hoeveelheid water in een even groote hoeveelheid wijn. Yan dit wonder nu werden door den Heer der natuur onwraakbare ge tuigen opgeroepen, want bet moest naar den Wil des aders ruchtbaar en Jesus' Macht geopenbaard worden. De Zaligmaker zeide daarom tot de dienaren: „Schept nu en brengt het aan den hofmeester", die den wijn bij den ma altijd moest voorproeven. Wie sehetst de verbazing van den hofmeester, toen hü den wondei baren wijn proefde, en wel een zeo goeden wijn, dat hij tot den bruidegom zeide: „ieder mensch zet eerst den besten wün op, en wanneer zij goed gedronken hebben, als dan den minderen, maai' gii hebt den besten wün tot uu toe bewaard." Hij wist niet van het wonder dat geschied was, maar de diena ren wisten het wel, en zullen het wel spoe dig aan den hofmeester, hebben bekend ge maakt. Het Evangelie van dezen Zoiwlag moet ons vooral leeren steeds, een groot vertrouwen op Maria te hebben, die alles vermag bü Haar Goddelük Kind en wier medelijdende liefde Haar steeds zal aansporen om onze gebeden te verbooren en ze aan Jesus aan te bevelen. Naar PIERRE L'ERMITE. Ziet gjj dat aardige buisje als een nestje tusschen het groen verscholen? Wie zou zeggen, dat dit lieve coquette huisje met zijn roodo steenen en leien dak, met zijn klimop en friseh groen, de woning is van den verschrikkelqken Honoré Bou lard, aanhanger der onsterfelijke beginselen van 89, zoon van ziine werken en ook zoon van mejuffrouw Zoé Boulard. voorheen wasehvrouw, gestorven in den ouderdom van zeventig jaar en begraven, heel netjes, in een nieuw graf, dat twaalf duizend francs kostte! Wat Boulard betreft, bij had nog niet veel lust zijn ouders te volgen. Begiftigd met een uitstekenden eetlust, zag- hii de toekomst niet donker in, tusschen zijn keuken en zijn brand kastde twee groote bezigheden in zijn leven. Hü had zelfs op ren zijner reizen naar Pa rijs een flinken blauwkous ontdekt, die de schapenbontjes zoo heerlijk wist klaar te maken, dat langzamerhand, van diner op diner^de buik van mijnjieer Boulard al ron der werd en meer en meer de volmaaktheid nabij kwam, die, zooals gij weet, bestaat in een gebogen lijn. Denk u daarop een schitterende horloge ketting, die altüd bengelde op een prachtig vest, en gij hebt Boulard, den illustren Bou lard, den grooten kaarsenfabrikant en pa penhater van de geheele streek. Goethe heeft gezegd: Vier dingen veraf schuw ik evenzeer: tabak, klokken, punaises en het christendom." Wat Boulard betreft: de tabak en klokken lieten hem koud; de punaises ook, omdat hü eraan gewend was in den winkel van wijlen mejuffrouw Boulard. Maar het christendom!.... O, dat Christendom! Dat was zün nacht merrie! Hü droomde er 's nachts van. met zün ge rammel van ketenen en bet gezucht der in quisitie; en alle dagen wanneer hii zieh naar ziin fabriek begaf, maakte hü een grooten omweg, om niet voorbij de kerk te komen, dat schandeRik preduet van vorige eeuwen. Aanstonds toen hij zich te Trepigny ves tigde. had hü naam gemaakt. De pastoor! riep hij overal, ik ga op hem zitten! En daar hü in dien tijd reeds honderd vier en negentig pond woog, kunt ge u voorstel len hoe aangenaam de komst van zulk een parochiaan aan den pastoor was! Het was een flink priester, een boerenzoon, zacht, maar flink wanneer het noodig was. Aarstonds gewaarschuwd door den ouden notaris en door den eigenaar van een ri.ik landgoed, die hem geld verschaften, was hü er slechts een oosrerblik door ontroerd en wachtte af. wat gebeuren zou. De eerste maal dat zii elkaar ontmoetten, was op den kleiner, smaller weg, die naar de Liepvrette voert, een aardig riviertje, maar dat, zeo ('om was de beweegkracht te leveren voor Boulard. Dien avond juist was Boulard in een bloed dorstige stemming; lni had zün sluizen ge ïnspecteerd en bevonden, dat men een vijf- of zestal af.-luitingen had opengezet. De pastoor groette beleefd, maar 'oen hü het verwarde gezicht van den ouden panen, hater zag. moest hü wanhopige pogingen aan wenden om den glimlach, die om zijn lippen wilde spelen, te vprhergen. In waarheid stond Boulard er verstomd over dat' hii gegroet werd. Die pastoor hield hem voor den gek. Hü hield zqn gedachten niet voor zieh. Zeg eens, münheer pastoor en hij wist dit woord met büzonderen nadruk te zeg gende regeering betaalt n toch om on do kinderen le passen in de cateehismusles?! Welnu! vroeg de pastoor, die hem niet be greep. Welnu, hoe komt het dan dat zij mijne sluizen hebben opengezet? Als rrdeneering was dit niet erg gelukkig. En mijnheer Boulard gevoelde dit onmiddel lijk, want zonder het antwoord af te wach ten, liep hii vlug door, ondeugend lachend. Sapristi! die was raak, mompelde hü. terwijl de planken van de brug dreunden on.- der ziin voetstappen. Hii zal we] niet meer terugkomen, die snaak! Zonder nog te reke nen, dat ik de kwestie kan vergrooten en hem zijn tractement kan doen ontnemen op de eerstvolgende vergadering van den gemeente raad.... Zoo ging hij voort met ziin alleenspraak, doorspekt met vloeken en de vogeltjes, die hun avondlied zaehtkees zongen hii de laat ste stralen van de ondergaande zon. zwegen, toen die pruttelerde man voorbiiging als hü de nadering van een gevaarlijk beest. Den volgerden morgen stond Boulard uitstekend gehumeurd op, maar vooral trotsch op hetgeen hij den vorigen avond ge daan had, en terwijl hü ziin broek aantrok, stelde lijj zieh de volgende vraag: „Welke middelen moet men aanwenden om een pas toor in den kortst mogelyken tüd uit zün huis te zetten?" Vervuld van die liefdevolle gedachten, zette hij zieh neer voor het heerlqkste ontbijt dat men zich denken kan. Op een zilveren schotel stonden hroederliik naast elkaar een fleschje room, een kannetje warme melk, een schoteltje honig en in een hoek een koffiekan on een pyramido met het heerlükste brood. Kom! geef dat, Margot! Dat daar! Ik weet zeker, dat er meer dan ren is in Père- Lachaise, die zooveel zou willen hebben! De dienstbode, een Pari-'sch kamer meisje, barstte in lachen uit. Zii heette Mar guerite; maar Boulard hield niet van namen met twee lettergrepen en Marguerite was Margot, geworden, waarvan zij zich niet veel aantrok. Plotseling, op het oogenblik dat zü de bo ter aangaf, riep zij verwonderd uit: De pastoor! Als men „brand" geroepen bad, zou Bon. lard niet vlugger opgesprongen zün. Met zün servet in de hand was hq opgestaan, rood als een kreeft. De pastoor?.... Niet mogelq'k! Maar er was geen twqfel meer mogelqkj van achter de gordq'nen kon Boulard alles zien en met den mond nog vol, volgde hij met stomme verbazing eiken stap. die den pastoor dichter bij zün woning bracht Heel kalm opende hü, met zijn brevier onder den arm, het hekje van den tnin; daar ging hij ongestoord onder de verwelkte seringen door, keek met belangstelling naar de goudvisschen en zette den voet op de eerste trede van do trap. Verder belette het zonnescherm hem te volgen. De pastoor.... Een pastoor bü mij!.... mompelde Boulard, zonder te begrüpen, en terwiil hü pas half genoeg had gegeten. Nu, münheer, moet ik hem binnenlaten? Binnenlaten, hem?.... Nooit, hoor je, Margot nooit! Dank je! een zwartrok bü mii!Op straat ermeeEn vlug ook! En de meid ging, bRide dat zü een armen pasloor op 6traat mocht zetten. Zü ontving hem minachtend, die kleine kat, op den drempel van de deur, met spot tend gelaat. Maar het liep niet, zooals zq gedacht had, want de pastoor vroeg niet: Is mqnheer Boulard thuis?Kan ik hem even spreken? Neen, hij zeide eenvoudig tot de dienstbode: Zeg aan mijnbeer Boulard. dat ik kom met, een bestelling van kaarsen en dat het in ziin belang is mij te ontvangen. Boulard, die aan de deur stond te luisteren, had alles gehoord en de meid vond hem ge heel in de war. Een zwartrok, dat is zoozeide hü: maar mijn brandkastmqn broodjeen het heerliike geld!.... Hü liep tweemaal de kamer op en neer om den indruk te geven,- dat hü nadacht, toen zeide hij heftig: Laat hem in irün kantoor en geeft hem een stoelde leelükste! Als om zieh over deze toestemming te wre ken, ging hü zoo langzaam mogelijk eten, heel op zijn gemak, de boter in alle gaatjes van zijn brood smerend, zijn koffie langz.aam uit drinkend en zün krant uitlezend tot den laatsten letter. Eindelijk, na een half uur, gewaardigde hq' zich eers te gaan zien. Een sigaar tusschen ziin lippen, zijn flanel len vest los, de handen in de zakken, met de duimen er uit en met minachtend gezicht wierp Boulard de deur open. waarachter de pastoor zenuwachtig en bevend, moest zitten wachten. Vreeseliik! De „zwartrok", gez.eten in een fauteuil, de beste, had rustig ziin brevier! „Onze Vaders"!en dat bü hem!.... Zoo, ge wilt kaarsen? Ja, mijnheer Boulard Hoeveel duizend? O. zooveel niet! Zooveel niet? Maar ik hen geen krui denier, ik verkoop niet per half pond. Dat weet ik wel, maar zonder nu jnist kruidenier te zün, kunt ge mü wel vüftien of twintig kisten kaarsen verknopen en omdat onze kerk zeer arm is, mag ik zeker wel ho pen, münheer Boulard, dat ge mü een kleine korting geeft? Bij die woorden gevoelde de oude Vrijmet selaar zich meester van den toestand. Ha! ha! riep hq uit, de duimen in de armgaten van zijn vest, een korting.en voor de kerk!neen, dat is al te gek! Een ironische grijnzende lach deed ziin dik ken buik schudden, zoorlat op die verschrik- keüike verhevenheid zqn horlogeketting min achten rinkelde. Kijk, zei hü. terwijl hii ziin sigaar in de hand ram, toen ik u zooeven zag aankomen, dacht ik wel dat het was om te bedelen op een of andere manier; ge hebt uw hand niet durven ophouden als een doodgewone bede laar, daarom doet gii het op een slinksehe wijze a la Loyola! Welnu! wat ik u zeggen zal is klaar als het water van de Liepvrette Ik hen vrqmetselaar van vader op zoon! Van vader op zoon? onderbrak de gees- telüke glimlachend. Ja, mqnheer, en in plaats van korting heeft de kerk van mij slechts oorlog te ver. wachten; ik zou baar mijn kaarsen kunnpn verknopen tegen het gewicht in goud. wat ik ook doen zal; en ik hoop dat de dag nah" is. dat zü geen stuiver meer zal hebben om te koopen, want de duisternis, waarin zii dan zal verkeeren, zal niet anders z.ijn dan bet beeld van de lichtschuwheid, die zq sedert meer dan twintig eeuwen over de wereld heeft gebraehl! Is dat alles? vroeg de pastoor, terwül KUKELEKU! o. een val voor vrijdenkers. DusIJ gelooft nipt in God! Omdat a daar te veel voor gestudeerd hebt. Och, dan kunt u als bestudeerd man ook wel 'n eenvoudige vraag beantwoorden: wat was a r e e r, (i e k i p o f h e t e i? De kip of het ei? Is dat alles? Om te lachen! Wel natuurlijk .ia, kijk eens! t^at er liet eerste was? De kip of het ei! Wacht eens even! hm hm! Da's 'n vraag om gek van te worden. Kalm aan, dat heeft nog den tijd. Ik zal n zeggen wat i k er van denk. Mii dunkt, dat de kip er het eerst moet wezen. Wat doe je met alle eieren van de wereld, als je geen I lien hebt om ze uit te broeien? Dat is zoomaar, hoe kom je aan die hen, man? Al m'n levensdagen heb ik nooit anders gehoord dan van kippen, uitgebroeid uit 'n ei. Ik ook niet. Dus, als je dat liever hoort, dan zetten we 't. maar ondersom: eerst het ei dan de kip. Ja, ja, maardan ben je niet veel verder. Waarvgn komen die eieiïn als de kip ze niet legt? Heb ik ook al gedachtMaar, een van tweeën mort toch voorgaan. Maak nu zelf maar uit, of de hen het eerst, of het ei. U hebt gelijk. Goed dan. La'n we zeggen: het ei! Of nee, dat gaat niet Dus de hen. Ho, wacht eens, 't is waarachtig om gek van te worden. Ik voel zelf, daar moet 'n end aan komen. In 't oneindige zoo doorgaan, is on mogelijk. Dus het bliift bü de kip. Ja, de kip. De kip, meneer, was er vóór liet ei. Dus, eerst de kip, uitstekend. Maar.j zonder 'n God, die 't heest geschapen heeft, waar komt die kip vandaan? Uit niets komt niets. Hoe zit dat nu? Hoe dat zit, jahoe zit dat? Dan zog ik liever: het ei was er het eerst. j Mü wel, maar.... vóór het ei was, was er niets. Hoe is nn het ei geworden? Nu ja, dat is misschien dan uit iets an ders ontstaan. Wat zegt, ge me daar nu: misschien. Spreekt zoo de wetenschap? En zijt ge nu al vergeten wat ge daar juist zelf ge zegd hebt: kan een ei uit iets anders dan uit 'n hen ontstaan? Maar goed voor een oogen blik: het ei komt uit andere dingen voort, zoo nietig ge maar wilt, dochde eerste levenskiem, daar is 't ons om te doen, die pakken we bü den kraag. Waar dan komt g q v a n d a a n? En nu van tweeën één. Dat eerste stukje leven, dat eerste le vensbeginsel is voortgebracht of is dit niet. Is het niet voortgebracht, is het niet geworden, dan is het eeuwig geweest, dan heeft het het leven uit zich zelf en dat is geen kleinigheid, en dat. eerste ongeworden levensbeginsel waar alles uit voortkwam, noemen wij God. Is het w 1 voorgebracht, dan is het ook geen eerste levenskiem d i e moeten we hebben, die 'moet ons ver klaren, hoe zij zichzelf bet leven gaf! Stel deze vraag aan het doet er niet toe, welken vrijdenker, ge vangt hem als een rat in den vfd ZOO NIET BEDOELD. Een ongeloovig geleerde belandde eens in het hart van Afrika en werd daar door 'u ne gerstam zoo gastvrq ontvangen, dat hii het Opperhoofd vroeg, of hü wel meer een blan ke gezien had. Wel zeker, was het antwoord, we heb- 6en immers onzen P a d r e, die ons van den goeden God leert en van den hemel daarbo ven. Onzin, gekheid, kinderpraat, schimpte natuurlqk de Darwinist. Kinderpraat? moet ik dan God niet die nen om mqn ziel te redden? Je ziel! 'n mooi ding! Wees toch ver standig man, de menseh 6tamt af van 'n aap Ik, die hier voor je sta, hen zelf een gecivi liseerde aap! Dat is bij ons allang bewezen, j Dat woord bracht den neger in diepzinnig I gepeins. Wat nooit gebeurde, hii liet z'n avond-maiskoek staan en 's nachts verzamelde hq de mannen van z'n stam en sprak: Kindertjes, wat is het toch een tiid geleden sinds ik het laatste menschenvleesch ge proefd heb Maar vader, de P a d r e heeft immers gezegd, dat we daar slecht mee doen. dat God het niet hebben wil Juist, kindertjes, dat wou ik ook zeggen. Maar heeft God ook verboden 'n aap te slachten? 'n 'Aap? neen, dat nietdaar heeft de P a d r e niets van gezegd. Komaan, dan ziin we aceoord. Wat gin der onder die tent ligt te slapen is 'n aap. Hij heeft hef me zelf gezegd. Pak hem boet haal ons oude braadspit en steek 'n vuur aan. OCH TOE, ZEG! Michel Renaud, e^p Fransch Kamerlid, zocht in Parijs geschikt logies. Hij vindt een kamer naar z'n smaak en huurt die in voor 70 gulden. Daar hij voor uit betaalt wil de eigenaar hem een requ'je geven. Waar is dat goed voor, z,egt de afgevaar digde, goedlachs, we zqn fatsoenlijke men- schen. God zietons! Kük, u gelooft nog aan God, vraagt de huisheer ironisch. Wel zeker doe ik dat.... U niet? Nee, daar hebben we hier mee afgedaan! Aha!Och toe zeg.... cee? me gauw een quitanti» MAX.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 13