der Openbare Godsdiensoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Liturgische Wegwijzer. Tosscben Men en Parijs. De kaarsen van mijnheer Boulard. Dit nummer behoort bij de „N'cuwe HaarL Courant" van 24 Jannai'i 1914. De nadruk van de berichten en mededeelingen in dit blad Is verboden. KNIP DIT UIT en leg het in uw liturgisch kerkboek, D Mis- en Vesperboek van Desclée. B Het Roomsche Misboek van Baarda (uit gave 1913). Fr. Desclée in Franciscanerkerken. Zondag 25 Januari. 3e na Driek. Feest van de H. Familie, D. 967, B. 492; 2e Gebed van den Zondag, D. 395, B. 154; 3e Ge bed van de H.H. Petrus en Paulus, D. 1094 en 1078, B. 498 en 487. Credo. Praefatie van Kerstmis. Laatste Evange lie van den Zondag, D. 396, B. 155. VespersVan de H. Familie; D. 969 en 144. Maandag 26 Jan. H. Polycarpus, D. 1099 en 175, B. 500 en 68. Dinsdag 27 Jan. H. Joanies Chrysostomus, D. 100 en 222, B. 500 en 86. Credo. Woensdag 28 Jan. Octaafdag van de H. Agnes, D. 1001 en 250; B. 494; 2e Gebed Fide- lium, D. 1490, B. 720; 3e Gebed van de H. Maagd D. 103, B. 63. Fr. Z. Mat- theus [54] en 215; 2e Gebed van de H. Agnes, 1101. Donderdag 29 Jan. H. Franciscus van Sales, D. 1102 en 222; B. 501 en 86. Credo. Vrijdag 30 Jan. H. Martina, D. 240, B. 93; 2e Gebed van de H. Maagd, D. 103, B. 63; 3e Gebed voor Kerk of Paus, D. 101 of 102, B. 62. Fr. H. Hyacintha, [55] en 248. Credo. Zaterdag 31 Jan. H. Petrus Nolascus, D. 1104 en 230, B. 501 en 90; 2e Gebed van den Paus, D. 102, B. 62. Fr. Z. Ludovica [55] en 256; 2e Gebed van den Paus, 102 N.B. In iedere Mis bidde men de „Gewone Orde der H. Mis"; uitgave Desclée, blz. 71 tot 94; uitgave Baarda (1913), blz. 35 tot 55. In de Paterskerken (Groenmarkt, Kleverpark en Velseroord) kan men uitsluitend het Mis- en Vesperboek van Desclée gebruiken. Het in het Mis- en Vesperboek van Desclée verwijst naar hei Aanhangsel voor de Nederl. Bisdommen; de H.naar dat voor de Orde der Franciscanen. DERDE ZONDAG NA DRIEKONINGEN. Les uit den brief van den H. Apostel Paulus aan de Romeinen; XII, 1621. Aroeders! Weest niet eigenwijs. Vergeldt /iemand kwaad voor kwaad; betracht het joedc, niet slechts voor God, maar ook voor alle mensclien. Indien het mogelijk is, houdt vrede met alle mensehen, voorzoover het van li afhangt. Wreekt u zeiven niet, zeer ge liefden! maar laat plaats aan den toorn; want er staat geschreven: Mij is de wraak; Ik zal vergelden, zegt de Heer. Maar als uw vijand honger heeft, geef hem te drinken; want door dit te doen zult gij kolen vuurs op zijn hoofd samenhoopen. Laat u niet overwinnen door het kwaad, maar overwin het, kwaad door het goed! Evangelie volgens den H. Mattheus; VIII, 1-13. In dien tijd, toen Jesus van den berg was afgedaald, volgden Hem vele scharen. En zie, een melaatsche kwam en aanbad Hem, zeggende: Heer! als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen! En Jesns strekte Zijne hand uit, raakte hem aan en sprak: Ik wil: word ge reinigd! En terstond werd zijne melaatsch- heid gereinigd. En Jesus zeide tot hem: Zie toe dat gij het aan niemand zegt; maar ga, vertoon u aan den priester en offer de gave, die Mpzes geboden heeft, hun tot eene ge tuigenis. Toen Hij nu Karpharnaiim was ingegaan, naderde tot Hem een hoofdman, die Hem bad, zeggende: Heer, mijn knecht ligt thuis verlamd, en lijdt zware pijnen. En Jesus zei- de tot hem: Ik zal komen en hem genezen. Doch de hoofdman antwoordde en zeide: Heer, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak ingaat; maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal gezond worden. Want rok ik ben een mensch, onder macht staande, die soldaten onder mij heb, en tot den een zeg ik: ga! en hij gaat; en tot een ander: kom! en hij komt, en tot mijnen dienstknecht: doe dit! en hij doet het. Toen nu Jesus dit hoor de, verwonderde Hij Zich en sprak tot die Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u: een zóó groot geloof heb ik in Israël niet gevonden! Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van het Oosten en Westen, en zullen aanzitten met Abraham en Isaak en Jakob in het Rijk der hemelen; maar de kinderen des Rijks zul len uitgeworpen worden in de uiterste duis ternis; dèar zal geween zijn en gekners der tanden. En Jesus zeide tot den hoofdman: Ga, en gelijk gij geloofd hebt, geschiede u! En de knecht werd gezond op dat uur. Evangslieve^kiaring. DERD EZONDAG NA DRIEKONINGEN. „In dien tijd, toen Jezus van den berg (waar op Hij zoo juist de acht zaligheden uitgesproken en de grondwet van Zijn Rijk had afgekondigd) was afgekomen, volgden Hem vele scharen." Reeds velen waren door Zijne woorden en vooral door de teekenen, die Hij deed om die woorden te bevestigen, getroffen en volgden Hem, begeerig om nog meer deze woorden van wijsheid uit Zijn goddelijken mond te hooren. Onder hen bevond zich ook een ongelukkige, door de vreeselijke melaatschheid, die ramp der Oostersche landen, aangetast. Hij had over Jezus hooren spreken, en zijn geloof in Diens Liefde en Almacht was groot. Zijn gebed was kort maar getuigde van zijn volkomen onderwerping aan den goddelijken Wil, tegelijk ook van zijn vurig verlangen om genezen te worden. „En een melaatsche kwam en aanbad Hem, zeggende: Heer, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen." En het hart van den goddelijken Wonderdoener werd tot mede lijden en erbarming bewogen. Het antwoord van Jezus was een weerklank op hetgeen de melaat sche gezegd had. Deze zeide: „indien Gij wilt," en Jezus antwoordde met gezag: „Ik wil," deze had gezegd: „Gij kunt mij reinigen," en Jezus hernam: „word gereinigd." „En Jezus strekte Zijne hand uit, en raakte hem aan, zeggende: Ik wil, word gereinigd." En dit woord was vol doende om eene volkomene genezing te bewerken. „En terstond was zijne melaatschheid gerei nigd," was er geen spoor van zijne vreeselijke ziekte overgebleven. De Zaligmaker legde echter aan den genezene drie verplichtingen op: „Zie toe, dat gij het aan niemand zegt." Dat zal wel het zwaarste te volbrengen geweest Zijn voor den genezene. Het is immers voor een dankbaar hart schier ondoenlijk om de ontvangen weldaden te verbergen. Het verwondert ons dan ook geens zins als wij bij den H. Marcus lezen: „maar hij, uitgegaan zijnde, begon het te verkondigen." Naar de letter moge hij verkeerd gehandeld heb ben, maar het was de dankbaarheid van zijn hart, aan Jezus zoo aangenaam, die hem daar toe aanspoorde. Maar waarom, zoo kunnen wij vragen, gaf Jezus dat gebod? Onder vele andere redenen, wordt ons door de H. Vaders ook deze aangegeven, dat Jezus het deed in het belang zelf van den genezene. Hij moest regelrecht naar Jeruzalem opgaan, en zich daar aan het onder zoek der priesters onderwerpen, vóórdat hun het gerucht zijner wonderbare genezing was ter oore gekomen, anders liep hij gevaar dat zij uit afgunst en vijandschap tegen Jezus hem voor niet genezen verklaarden. Daarom „ga heen, vertoon u aan den priester," aan wien was opge dragen de ziekte voor genezen te verklaren en den zieke aan de maatschappij terug te geven, en „offer de gift, die Mozes geboden heeft, tot eene getuigenis voor hen." De vinnigste haat zou dan het wonder, door Jezus gewrocht, niet meer kunnen loochenen. Het tweede gedeelte van het Evangelie van dezen Zondag verhaalt de genezing van den door lamheid geslagen dienstknecht des hoofd mans. Eene genezing even wonderbaar als die van den melaatsche, en merkwaardig vooral hierom omdat zij op verzoek van een heiden be werkt is. Deze hoofdman, die waarschijnlijk tot de proselieten van den joodschen godsdienst be hoorde, en wel van de wonderen van Jezus ge hoord had, zond zijne vrienden, de Joden, tot Jezus en door middel van hen bad hij dat Jezus zijn knecht zoude genezen. Later vereenigde hij zich persoonlijk met hen die voorafgezonden wa ren om Jezus' tusschenkomst in te roepen. En Jezus, Die zijn geloof, zijne nederigheid en zijne naastenliefde kende en bewonderde, zeide: „Ik zal komen en hem genezen." De afdalende goed heid van Jezus bracht den hoofdma in niet ge ringe verlegenheid. Hij gevoelde zich zulk een groote gunst onwaardig, en bovendien was hij onwankelbaar overtuigd, dat Jezus evengoed op een afstand als in de onmiddellijke nabijheid den zieke kon geneben. Daarom antwoordde hij Hem en zeide„Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, doch zeg het maar met één woord, en mijn dienstknecht zal genezen worden." Duidelijker kon hij het hooge denkbeeld niet uitdrukken, dat hij zich van Jezus' Almacht ge vormd had. Voor hem was de goddelijke Zalig maker de onafhankelijke Meester van gezond heid en ziekte, van leven en dood. Een enkel woord door Hem gesproken was genoeg om den reeds stervende de gezondheid terug te schenken. Nog op een andere wijze wilde hij van zijn ge loof getuigenis afleggen. Bij ondervinding wist hij wat bevelen, wat gehoorzamen was, en door een redeneering, aan zijn eigen toestand ont leend, zou hij bewijzen dat naar zijne meening voor Jezus niets onmogelijk was. „Want ook ik ben een mensch onder macht staande en krijgs knechten onder mij hebbende, en ik zeg tot de zen: ga en hij gaat en tot een ander: kom, en hij komt, en tot mijn dienstknecht: doe dit, en hij doet het," als wilde hij zeggen: indien ik, die slechts een ondergeschikt krijgsoverste ben, over mijne soldaten en mijn dienaar zulk een gezag kan uitoefenen, hoeveel grooter gezag moet dan Jezus wel hebben over de geheele natuur, waar van Hij de Schepper is. Zulk een levendig geloof in Zijne Almacht, zulk een onbegrensd vertrou wen op Zijne liefde, waren een zoete troost voor Jezus' Hart, dat zoo leed onder het ongeloof van zoovelen onder de Joden. Hij wilde dan ook aan de omstanders te kennen geven wat er op dat oogenbük in Zijn gemoed omging. „Tot die Flem volgden zeide Hij: voorwaar zeg Ik u: zoo een groot geloof (als deze heidensche hoofdman be zit) heb Ik in Israël (dat toch zooveel teekenen van Mijne goddelijke zending heeft mogen aan schouwen) niet gevonden." En daarom deed Jezus ook tegelijk het berispend en waarschu wend woord hooren: „Ik zeg u, dat velen van het Oosten en het Westen (van de heidenen) zul len komen en aanzitten met Abraham en Izaak en Jacob in het rijk der hemelen, maar de kinderen des rijks (de Israëlieten, de eerstgeroepenen) zul len uitgeworpen worden in de duisternis daar buiten; aldaar zal geween zijn en geknars der tanten." En tot den hoofdman zelf zich richtend, voegde Jezus in liefdevolle goedheid er bij„Ga heen en gelijk gij geloofd hebt, zoo geschiede u.' De volmaaktheid van het geloof des hopfdmans werd als maatstaf genomen en als reden aan gegeven van de weldaad hem geschonken. „En de dienstknecht genas in diezelfde ure," terzelfder tijd werden hem gezondheid en krach ten teruggeschonken. Duidelijk doen ons de beide wonderen, in het Evangelie van dezen Zondag verhaald, de kracht kennen van een vertrouwend gebed. De grootste wonderen zal het ons van Jezus doen verkrijgen, als het slechts de eigen schappen bezit, die wij beiden bewonderen, na melijk vol vertrouwen en geloof in Jezus' Macht en Goedheid, maar tegelijk vereenigd met nede rige onderwerping aan den heiligen Wil van God. (Vervolg). De kaarsenfabriek was niet veel bijzonders: groote, zwarte en sombere muren, lange gan gen; rechts en links bouten gebouwtjes, heel slecht beschut tegen den regen door een ge scheurd zeil of gebroken ruiten; in het mid den aan de binnenplaats verhief zieh een even smerig gebouwtje, grijs geschilderd en waarop in groote letters te lezen stond: Bu reau. Daar vinden wij Boulai-d tusschen een hoop paperassen, juist een jaar na de verschrik kelijke scène, die wij verteld hebben. De oude heer is geheel en al buiten zich zeiven, met zijn mutsje achter op zijn hoofd ^hangend, zijn bril op 't puntje van zijn neus, i en met een gezicht zoo rood, alsof het bloed j uit alle poriën door de huid naar buiten zal j komen; hij bladert zenuwachtig in het be- j stellingenboek, terwijl de boekhouder, naast I hem staat met een stuk papier in de hand en hem hier en daar de meest sprekende cijfers aanwijst. 1 Komaan, laten wij eens vergelijken. December 1891 Groot Pensionaat der Broeders. Olie 2000 frs. Kaars en 800 frs. En laten we nu de uitkomst van dit jaar eens nazien. De boekhouder bladerde verder. Ziehier, zeide hij. December 1892 Groot Pensionaat der Broeders. Olie 0.— Kaarsen 0.— Voor den duivel; bromde Boulard met een bevende 6tem. En zoo is het overal, zeide de boekhou der; waarschijnlijk heeft een onbekende de hand daarin gehad en gezorgd dat alle be stellingen werden ingehouden. Kijk nog maar eens: Bestelling over 1891. Kathedraal te X. Olie 1800 frs. Kaarsen 2700 frs. Bestelling over 1892. Kathedraal te X.,„« Olie 0.— Kaarsen 0. Eu verder: Bestelling over 1891. Congregatie der Zusters van..,. Was 1100 frs. Olie 900 frs. Kaarsen 1500 frs. En dit jaar niets en nogmaals, zooals is het overal, wij houden zoo goed als niets dan de leek en-klanten over; en deze gebruiken voor verlichting bij voorkeur gas en petro leum of electrisch licht, zelfs bij bals. En met hoeveel is het omzetcijfer ge daald? 150,000 frans! Boulard sprong overeind en wieseh zich het voorhoofd af. En er moet spoedig iets op gevonden wordpu, ging de boekhouder voort, want da gelijks komen er bedankjes: vanmorgen nog heb ik een brief ontvangen van bet Klein seminarie te Xwaarin gevraagd wordt de rekening met bet huis te vereffenen. Gij hebt zeker moeilijklieleu gehad met hooggeplaatste geestelijken Ik, wclneen! Mijn reiziger behandelt steeds de zaken met de geestelijken. Zoo, en de boekhouder sprak heel zachtjes is mijnbeer misschien vrijmetse laar? Gij weel immers, dat de lijsten der le den overal gepubliceerd zijn! Als cenig antwoord baalde Boulard de schouders op en vertrok, terwijl hii alle deu ren bard dichtsmeet. Eenige oogenblikken later kon men hem op den hollen weg zien, waarlangs heel vredig de Licpvrette voort kabbelt; maar de kaarsenfabrikant was niet in een stemming om naar liet kabbelen van *tkleine riviertje te luisteren; bij vloekte als een heiden en sloeg met zijn stok woedend de lange twijgen stuk der twijgen, die langs zijn weg stonden. Zonder het te bemerken, was hii bij het brugje gekomen, dat getuige was geweest van zijn eerste ontmoeting met den pastoor en piotseling kwam iets als een openbaring in zijn geest op. Ik ben er.... Ja, hii is bet! riep hii uit en sloeg zich voor bet voorhoofd, natuurlijk, hij is het!!! Geen twijfel meer aan; hii is door de werklieden de namen van miin klanten te weten gekomen en beeft aan allen geschre ven! Ha! zulk canaille!Ha! Loyola.... 150.000 francs, niets minder!!! En in de stilte van den avond balde Bou lard de vuist tegen een onzichtbaren vijand, die woonde in de armoedige pastorie en hij riep tot de verwonderde echo's bet eenige woord, dat hij kon vinden: Canaille! Canaille! Canaille!! Nu de zaken zoo stonden, verwacht gij mis schien, dat Bonlard een stevigen knuppel zou nemen, zich op een hoek van een weg in hinderlaag zou leggen en den goeden pastoor zou beloeren.... om hem zes en dertig dui zend kaarsen te laten zien? Voor een kaarsenfabrikant zou zoo iets zeer logisch schijnen. Ja, maar achter den kaarsenfabrikant was een vrij metselaar verscholen, die reke ning houdt met de omstandigheden en niets kan opwegen tegen de demoralisatie en het verdriet, dat zich van zulke mensehen mees ter maakt, wanneer men aan hun zak komt, hun eeuig gevoelig punt. Achilles was slechts kwetsbaar aan den biel; zij slechts in Iluu portemonnaie; maar als men hen daarin treft is het alsof men hun oogappel verwondt. En ziedaar de reden waarom Bonlard in zijn werkkamer op een canapé was neerge- vallen, met het hoofd in de handen, in da grootste droefheid. Zijn fabriek kon slechts bestaan als hij de geestelijken tot klanten had, cleriealen, zooals hij hen noemde; en ziedaar nu, dezen lieten hem in den steek! Wat nu? Hij moest opnieuw beginnen; trachten nieu we afvoerkanalen te vinden, andere klanten aan te werven? Op zijn leeftijd was dat niet meer mogelijk, men kan op vijftigjarigen leef. tijd niet beginnen met hetgeen men gedaan heeft toen men vijf en twintig was.... En dan te weten, dat die pastoor het hem gelapt heeftdie pastoor met zijn 900 frs, •die hem voor150,000 francs benadeeld beeft! Ha! Loyola!En voor zijn armzaligen geest verscheen die arme dorpspastoor, die geheel verpletterd zou zijn, wanneer hij niet zoo goed was geweest, met een soort aure ool. omdat hij sterker was geweest dan Bou lard had gemeend, omdat hy met gelijken munt bad weten te betalen en met hem had weten af te rekenen. Op dat oogènblik liet de kleine kerkklok zich in de verte hooren, een feest der Heilige Maagd voor den volgenden dag aankondi gend. Boulard luisterde onwillekeurig, de pogen naar den vloer gericht; plotseling schoot een gedachte voor zijn brein. Margot, waarom wordt er geluid? Weet ik dat? Geef de kalender eens aan! Het meisje begreep er niets van, doch haal de de almanak. Boulard zocht eenige oogeu- biikkeiz en wees met den vinger naar den da tum van den volgenden dag 8 SeptemberG. van de H. Maagl. „G." wil zeggen „geboorte", is 'tnfet, Margot? Weet ik het? antwoordde de meid, ge- ergerd. Wat, weet je dat niet En 'tis pas acht jaar geleden, dat je je Eerste H. Communie hebt gedaan! Maar heb je dan niets uitge voerd in den Catechismis? j Margot ging naar de keuken en vertelde aan den kruidenier, dat Boulard opeens heel kalm geworden was; de kruidenier nam den kolen- koopman in vertrouwen, die het vertelde aan de \rcuw van den adjunct. Den volgenden morgen, was er geen huis in Trépigny, waar het, nieuws niet bekend was. Alle vrouwen zijn nieuwsgierig, behalvo gij. mevrouw, of mejuffrouw, die dit leest. Dat verklaart waarom Margot om elf uur 's avonds nog niet sliep; haar kleine hersenen hadden zooveel te doen, dat het haar niet mo gelijk was een oog dicht te doen. Waarom had mynheer dat gezegd?.... Waarom had hij dat gedaan? Waarom had hij haar twaalf meter blauw papier laten halen? Waarvoor had hij in zijn kamer doozen ge- draaide kaarsen laten brengen, die alleen die nen voor de piano of de lusters in de salon?... Dat alles kwelde baar, want zü begreep er niets van. En om haar verbazing te vervolmaken, zag zij uit haar bed de kamer van Boulard heeft verlicht en op het gordijn teekende zich als op eeu helderen transparant, een groote schim af met fantastische silhouetten. Terstond ging Margot Catu de keukenmeid wekken, die haar man, een ouden douane beambte, op verkenning uitzond. Zachtjes, op zijn teenen, om geen geruisch te maken, nam de oude Catu een ladder en plaatste die tegen den muur; vervolgens klom hij er op, tot hij 'aan het venster kwam; en toen wierp hij van die plaats heel tersluiks een blik in de kamer van zijn patroon. Boulard, in nachtgewaad, met een grooten wollen slaapmuts op het hoofd, had zijn hemdsmouwen opgestroopt; het blauwe pa pier als een lint om zijn vingers gewonden, waardoor deze geleken op worsten van Lyon, rolde hii af, terwijl hij de kaarsen er drie aan drie in wikkelde. Vervolgens deed Boulard ze in zijde papier en legde ze in een mooi kistje. Hij zag er zeer kalm en rustig uit. Dat is in allen gevalle heter dan die dwaasheid, merkte Margot op, toen Catu de ladder op haar plaats zette. F E U I L L E T ON. DE DRAAD VAN BOVEN (Naar het Deensch). Op een mooien Septembermorgen glansden. Ie weiden van dauw, en door de lucht zeilden /roolyk de glimmende herfstdraden van den vliedenden zomer. Van verre kwamen ze en verre zweefden ze voort. Een dezer draden strandde op de kruin /an een boom en een kleine spin stapte aan stonds van haar lichte voertuig en liet zich ■ti den doornhaag afglijden. Hier waren twijgen en stengels genoeg om laartusseheu een web te weven. En de spin »elto zich aanstonds aan het werk. waarbij te den draad van boven, waarlangs ze naar leneden was gekomen, den oppersten hoek 'an haar net liet dragen. En het werd een groot, mooi web. En het eigenaardige was dat het luchtig in de ijle j acht scheen te zweven, zonder dat men zien ten waar het door gedragen werd. Want men. moest goede oogen hebben om po'n kleinen, fijnen draad te ontdekken Dagen kwamen, dagen vervlogen en op éren morgen ontwaakte de spin in een bui- bgewoon slecht humeur. iHet had dien nacht een weinig gevroren en nu waë er geen zonnestraal te bespeuren, geen enkel vliegje gonsde in de lucht. Hongerig en doelloos zat ze daar den gan- schen langen, grijzen dag. Om den tijd te dooden, maakte ze een wan deling rond haar web en trok en sjorde aan alle draden, om te zien of er niets te verbe teren viel. Daar stiet ze, aan den buitensten rand, op een draad, die haar geheel en al onbekend voorkwam. Alle anderen liepen hierheen of daarheen, de 6pin kende ieder twijgjen waar ze aan bevestigd waren deze onverklaar bare draad liep nergeus heen, ging loodrecht de lueht in De spin steigerde op haar achterste pooten en loerde met haar vele oogen naar hoven. Hoe langer ze daar zat en tevergeefs omlmog tuurde, des te knorriger werd haar humeur. Ze herinnerde zieh niet meer dat ze op een helderen Septemberdag daarlangs eens naar heneden was geklommen. Herinnerde zich evenmin hoe juist deze draad van zooveel j nut was gebleken, toen het net gespannen moest worden en vastgezet. De spin liad dit alles vergeten. Ze bleef er hij dat hier een domme, nuttelooze draad hing die nergens toe diende Weg er mee! riep ze vinnig en met een! forschen heet scheurde ze hem middendoor, j Op hetzelfde oogènblik liet het web los, heel het kundig uitgesponnen netwerk viel als rag ineen en toen de spin weder tot zicbzelve kwam, lag ze tusschen de bladeren van den doornhaag, het. web als een klam vochtig lapje om tsar kop. In een spijtig oogènblik had ze al haar heerlijkheid vernietigd wijl ze het nut van den draad van hoven niet begreep. DOE NAAR M'N WOORDEN, MAAR Leerling; Dus, vriend socialist, als ge twee huizen bezat, kreeg ik er één van? Meester: Dan kreeg jij er één van! Leerling: En als ge twee millioen rijk waart, was er één voor mij? Meester: Niets vaster! Leerling: Enals ge twee sigaren hij je had, liet je er mij dan één opsteken? Meester: O neen, geen kwestie van. leerling: En waarom niet? Meester: Omdat ik «w iusteinent.twee in mijn koker heb! HAASTIG GEBAKERD. Men kent de bijkans overdreven zorg en nauwgezetheid der Roomsche Kerk in de pro cessen die een heiligverklaring voorafgaan. Ziehier als tegenstelling het leuk verhaal van een te haastige canonisatie, uitgesproken door de .leden eener Protestantscli-Engelsche secte. Voor eenigen tijd stierf te Londen zekere Sir Spurgeon, die hij genoemde seete in hooge waardigheid stond. De familie plakte op de deur van het sterfhuis dit doodsbericht: „Sir Spurgeon hedenmorgen te elf uur naar den hemel opgegaan!" Een spotvogel schreef er ouden ..Vier uur 'e middags. Spurgeon nog niet gearriveerd, ongerust!" Sint Piefccr zeer NOOIT GOED. Nooit ofte nimmer goed kunnen doen, is het uitsluitend voorrechtonzer priesters. I 'tis gelijk hoe ze zich draaien, ze draaien al- i tijd verkeerd. Een geestelijke stapt met zware city-hag uit den trein. Kom, zegt liij, 'tis zoo'n.eindl We zullen dien armen drommel maar eeu fooitje gun nen, en hij roept een witkiel die wat happig op z'n vrachtje toeschiet. Kijk hij, mopperde het volk, dat op het stationsplein staat te baliekluiven, jawel, te voornaam om zijn eigen valies te dragen! Een ander priester stijgt uit de derde klas. De struiscbe barrevoeter draagt z'n bagage zelf; ook al niet goed. Zie hèm eens, nog te gierig om een ar- i men duivel 'n stuivertje te laten verdienen. Een pastoor brengt in zijn parochie veel i tot staud. Sticht bonden, patronaten, vakver- eenigingeu, pensioenkassen enz. Weet ge wat ze van hem zeggen? Hij ziét ze- allemaal ouder den duim te krijgenpriesterheerschappij Doet hij niets van dien aard, houdt hij zich rustig aan zijn pastorie, alleen zich bekom merend over kerk en kerkhof, dan is 't weer: Heeft ook het buskruit niet uitgevon den, trekt zich van de heele wereld geeu sik kepit aan! Een priester is vriendelijk tegenover leder- i een. Hij knikt en salueert en heeft 'n woordje ivoor oude Jan en jonge Jan, voor groot en klein. i Zie hoe die priesters zich populair ma- i ken om de menschen naar hun kant te trek- ken. Is hij wat stiller, meer terughoudend van karakter: I Wat 'n voornaam sinjeur! Menschen van ons kijkt hij met den nek aan. Zeg toch eens wat houding een priester moet aannemen om met iedereen in z'n parochie wél te staan? Maar kom, de groote Meester kon zelfs voor Jan en alleman niet wèl doen. Hjj ook werd dagelijks nageschreeuwd doorpha- rizeeërs! Een heertje, dat er wat jolig op los leeft, jwil eens heel grappig zijn. Ach, pastoor, wat is dat jammer dat u geen sleutel van den hemel hebt! En hoe dat zoo? Wel.... dan kon n me daar stiekem bin- i nenlaten. Och, m'n arme vriend, klonk het droog voor u was het beter als ik de sleutel van die andere plaats had om u.... stiekem uit te laten.... MAX. DE OFFiCIEELE KERKLIJST

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 13