der Openbare Godsdiensoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Liturgische Wegwijzer.
Tosscben Men en Parijs.
De kaarsen van mijnheer
Boulard.
Dit nummer behoort bij de „N'cuwe HaarL Courant" van 24 Jannai'i 1914.
De nadruk van de berichten en mededeelingen in dit blad Is verboden.
KNIP DIT UIT
en leg het in uw liturgisch kerkboek,
D Mis- en Vesperboek van Desclée.
B Het Roomsche Misboek van Baarda (uit
gave 1913).
Fr. Desclée in Franciscanerkerken.
Zondag 25 Januari. 3e na Driek. Feest van
de H. Familie, D. 967, B. 492; 2e Gebed
van den Zondag, D. 395, B. 154; 3e Ge
bed van de H.H. Petrus en Paulus, D.
1094 en 1078, B. 498 en 487. Credo.
Praefatie van Kerstmis. Laatste Evange
lie van den Zondag, D. 396, B. 155.
VespersVan de H. Familie; D. 969 en
144.
Maandag 26 Jan. H. Polycarpus, D. 1099 en
175, B. 500 en 68.
Dinsdag 27 Jan. H. Joanies Chrysostomus, D.
100 en 222, B. 500 en 86. Credo.
Woensdag 28 Jan. Octaafdag van de H. Agnes,
D. 1001 en 250; B. 494; 2e Gebed Fide-
lium, D. 1490, B. 720; 3e Gebed van de
H. Maagd D. 103, B. 63. Fr. Z. Mat-
theus [54] en 215; 2e Gebed van de
H. Agnes, 1101.
Donderdag 29 Jan. H. Franciscus van Sales, D.
1102 en 222; B. 501 en 86. Credo.
Vrijdag 30 Jan. H. Martina, D. 240, B. 93; 2e
Gebed van de H. Maagd, D. 103, B. 63;
3e Gebed voor Kerk of Paus, D. 101 of
102, B. 62. Fr. H. Hyacintha, [55]
en 248. Credo.
Zaterdag 31 Jan. H. Petrus Nolascus, D. 1104
en 230, B. 501 en 90; 2e Gebed van den
Paus, D. 102, B. 62. Fr. Z. Ludovica
[55] en 256; 2e Gebed van den Paus,
102
N.B. In iedere Mis bidde men de „Gewone
Orde der H. Mis"; uitgave Desclée, blz. 71 tot
94; uitgave Baarda (1913), blz. 35 tot 55.
In de Paterskerken (Groenmarkt, Kleverpark en
Velseroord) kan men uitsluitend het Mis- en
Vesperboek van Desclée gebruiken.
Het in het Mis- en Vesperboek van Desclée
verwijst naar hei Aanhangsel voor de Nederl.
Bisdommen; de H.naar dat voor de Orde der
Franciscanen.
DERDE ZONDAG NA DRIEKONINGEN.
Les uit den brief van den H. Apostel Paulus
aan de Romeinen; XII, 1621.
Aroeders! Weest niet eigenwijs. Vergeldt
/iemand kwaad voor kwaad; betracht het
joedc, niet slechts voor God, maar ook voor
alle mensclien. Indien het mogelijk is, houdt
vrede met alle mensehen, voorzoover het van
li afhangt. Wreekt u zeiven niet, zeer ge
liefden! maar laat plaats aan den toorn; want
er staat geschreven: Mij is de wraak; Ik zal
vergelden, zegt de Heer. Maar als uw vijand
honger heeft, geef hem te drinken; want door
dit te doen zult gij kolen vuurs op zijn hoofd
samenhoopen. Laat u niet overwinnen door
het kwaad, maar overwin het, kwaad door
het goed!
Evangelie volgens den H. Mattheus; VIII,
1-13.
In dien tijd, toen Jesus van den berg was
afgedaald, volgden Hem vele scharen. En
zie, een melaatsche kwam en aanbad Hem,
zeggende: Heer! als Gij wilt, kunt Gij mij
reinigen! En Jesns strekte Zijne hand uit,
raakte hem aan en sprak: Ik wil: word ge
reinigd! En terstond werd zijne melaatsch-
heid gereinigd. En Jesus zeide tot hem: Zie
toe dat gij het aan niemand zegt; maar ga,
vertoon u aan den priester en offer de gave,
die Mpzes geboden heeft, hun tot eene ge
tuigenis.
Toen Hij nu Karpharnaiim was ingegaan,
naderde tot Hem een hoofdman, die Hem
bad, zeggende: Heer, mijn knecht ligt thuis
verlamd, en lijdt zware pijnen. En Jesus zei-
de tot hem: Ik zal komen en hem genezen.
Doch de hoofdman antwoordde en zeide:
Heer, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn
dak ingaat; maar spreek slechts een woord,
en mijn knecht zal gezond worden. Want
rok ik ben een mensch, onder macht staande,
die soldaten onder mij heb, en tot den een
zeg ik: ga! en hij gaat; en tot een ander: kom!
en hij komt, en tot mijnen dienstknecht: doe
dit! en hij doet het. Toen nu Jesus dit hoor
de, verwonderde Hij Zich en sprak tot die
Hem volgden: Voorwaar, Ik zeg u: een zóó
groot geloof heb ik in Israël niet gevonden!
Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van
het Oosten en Westen, en zullen aanzitten
met Abraham en Isaak en Jakob in het Rijk
der hemelen; maar de kinderen des Rijks zul
len uitgeworpen worden in de uiterste duis
ternis; dèar zal geween zijn en gekners der
tanden. En Jesus zeide tot den hoofdman:
Ga, en gelijk gij geloofd hebt, geschiede u!
En de knecht werd gezond op dat uur.
Evangslieve^kiaring.
DERD EZONDAG NA DRIEKONINGEN.
„In dien tijd, toen Jezus van den berg (waar
op Hij zoo juist de acht zaligheden uitgesproken
en de grondwet van Zijn Rijk had afgekondigd)
was afgekomen, volgden Hem vele scharen."
Reeds velen waren door Zijne woorden en vooral
door de teekenen, die Hij deed om die woorden te
bevestigen, getroffen en volgden Hem, begeerig
om nog meer deze woorden van wijsheid uit Zijn
goddelijken mond te hooren. Onder hen bevond
zich ook een ongelukkige, door de vreeselijke
melaatschheid, die ramp der Oostersche landen,
aangetast. Hij had over Jezus hooren spreken,
en zijn geloof in Diens Liefde en Almacht was
groot. Zijn gebed was kort maar getuigde van
zijn volkomen onderwerping aan den goddelijken
Wil, tegelijk ook van zijn vurig verlangen om
genezen te worden. „En een melaatsche kwam
en aanbad Hem, zeggende: Heer, indien Gij
wilt, kunt Gij mij reinigen." En het hart van
den goddelijken Wonderdoener werd tot mede
lijden en erbarming bewogen. Het antwoord van
Jezus was een weerklank op hetgeen de melaat
sche gezegd had. Deze zeide: „indien Gij wilt,"
en Jezus antwoordde met gezag: „Ik wil," deze
had gezegd: „Gij kunt mij reinigen," en Jezus
hernam: „word gereinigd." „En Jezus strekte
Zijne hand uit, en raakte hem aan, zeggende:
Ik wil, word gereinigd." En dit woord was vol
doende om eene volkomene genezing te bewerken.
„En terstond was zijne melaatschheid gerei
nigd," was er geen spoor van zijne vreeselijke
ziekte overgebleven. De Zaligmaker legde echter
aan den genezene drie verplichtingen op: „Zie
toe, dat gij het aan niemand zegt." Dat zal wel
het zwaarste te volbrengen geweest Zijn voor den
genezene. Het is immers voor een dankbaar hart
schier ondoenlijk om de ontvangen weldaden te
verbergen. Het verwondert ons dan ook geens
zins als wij bij den H. Marcus lezen: „maar hij,
uitgegaan zijnde, begon het te verkondigen."
Naar de letter moge hij verkeerd gehandeld heb
ben, maar het was de dankbaarheid van zijn
hart, aan Jezus zoo aangenaam, die hem daar
toe aanspoorde. Maar waarom, zoo kunnen wij
vragen, gaf Jezus dat gebod? Onder vele andere
redenen, wordt ons door de H. Vaders ook deze
aangegeven, dat Jezus het deed in het belang
zelf van den genezene. Hij moest regelrecht naar
Jeruzalem opgaan, en zich daar aan het onder
zoek der priesters onderwerpen, vóórdat hun het
gerucht zijner wonderbare genezing was ter oore
gekomen, anders liep hij gevaar dat zij uit
afgunst en vijandschap tegen Jezus hem voor
niet genezen verklaarden. Daarom „ga heen,
vertoon u aan den priester," aan wien was opge
dragen de ziekte voor genezen te verklaren en
den zieke aan de maatschappij terug te geven,
en „offer de gift, die Mozes geboden heeft, tot
eene getuigenis voor hen." De vinnigste haat zou
dan het wonder, door Jezus gewrocht, niet meer
kunnen loochenen.
Het tweede gedeelte van het Evangelie van
dezen Zondag verhaalt de genezing van den
door lamheid geslagen dienstknecht des hoofd
mans. Eene genezing even wonderbaar als die
van den melaatsche, en merkwaardig vooral
hierom omdat zij op verzoek van een heiden be
werkt is. Deze hoofdman, die waarschijnlijk tot
de proselieten van den joodschen godsdienst be
hoorde, en wel van de wonderen van Jezus ge
hoord had, zond zijne vrienden, de Joden, tot
Jezus en door middel van hen bad hij dat Jezus
zijn knecht zoude genezen. Later vereenigde hij
zich persoonlijk met hen die voorafgezonden wa
ren om Jezus' tusschenkomst in te roepen. En
Jezus, Die zijn geloof, zijne nederigheid en zijne
naastenliefde kende en bewonderde, zeide: „Ik
zal komen en hem genezen." De afdalende goed
heid van Jezus bracht den hoofdma in niet ge
ringe verlegenheid. Hij gevoelde zich zulk een
groote gunst onwaardig, en bovendien was hij
onwankelbaar overtuigd, dat Jezus evengoed op
een afstand als in de onmiddellijke nabijheid
den zieke kon geneben. Daarom antwoordde hij
Hem en zeide„Heer, ik ben niet waardig, dat
Gij onder mijn dak komt, doch zeg het maar met
één woord, en mijn dienstknecht zal genezen
worden."
Duidelijker kon hij het hooge denkbeeld niet
uitdrukken, dat hij zich van Jezus' Almacht ge
vormd had. Voor hem was de goddelijke Zalig
maker de onafhankelijke Meester van gezond
heid en ziekte, van leven en dood. Een enkel
woord door Hem gesproken was genoeg om den
reeds stervende de gezondheid terug te schenken.
Nog op een andere wijze wilde hij van zijn ge
loof getuigenis afleggen. Bij ondervinding wist
hij wat bevelen, wat gehoorzamen was, en door
een redeneering, aan zijn eigen toestand ont
leend, zou hij bewijzen dat naar zijne meening
voor Jezus niets onmogelijk was. „Want ook ik
ben een mensch onder macht staande en krijgs
knechten onder mij hebbende, en ik zeg tot de
zen: ga en hij gaat en tot een ander: kom, en hij
komt, en tot mijn dienstknecht: doe dit, en hij
doet het," als wilde hij zeggen: indien ik, die
slechts een ondergeschikt krijgsoverste ben, over
mijne soldaten en mijn dienaar zulk een gezag
kan uitoefenen, hoeveel grooter gezag moet dan
Jezus wel hebben over de geheele natuur, waar
van Hij de Schepper is. Zulk een levendig geloof
in Zijne Almacht, zulk een onbegrensd vertrou
wen op Zijne liefde, waren een zoete troost voor
Jezus' Hart, dat zoo leed onder het ongeloof van
zoovelen onder de Joden. Hij wilde dan ook aan
de omstanders te kennen geven wat er op dat
oogenbük in Zijn gemoed omging. „Tot die Flem
volgden zeide Hij: voorwaar zeg Ik u: zoo een
groot geloof (als deze heidensche hoofdman be
zit) heb Ik in Israël (dat toch zooveel teekenen
van Mijne goddelijke zending heeft mogen aan
schouwen) niet gevonden." En daarom deed
Jezus ook tegelijk het berispend en waarschu
wend woord hooren: „Ik zeg u, dat velen van
het Oosten en het Westen (van de heidenen) zul
len komen en aanzitten met Abraham en Izaak en
Jacob in het rijk der hemelen, maar de kinderen
des rijks (de Israëlieten, de eerstgeroepenen) zul
len uitgeworpen worden in de duisternis daar
buiten; aldaar zal geween zijn en geknars der
tanten." En tot den hoofdman zelf zich richtend,
voegde Jezus in liefdevolle goedheid er bij„Ga
heen en gelijk gij geloofd hebt, zoo geschiede u.'
De volmaaktheid van het geloof des hopfdmans
werd als maatstaf genomen en als reden aan
gegeven van de weldaad hem geschonken.
„En de dienstknecht genas in diezelfde ure,"
terzelfder tijd werden hem gezondheid en krach
ten teruggeschonken. Duidelijk doen ons de beide
wonderen, in het Evangelie van dezen Zondag
verhaald, de kracht kennen van een vertrouwend
gebed. De grootste wonderen zal het ons van
Jezus doen verkrijgen, als het slechts de eigen
schappen bezit, die wij beiden bewonderen, na
melijk vol vertrouwen en geloof in Jezus' Macht
en Goedheid, maar tegelijk vereenigd met nede
rige onderwerping aan den heiligen Wil van
God.
(Vervolg).
De kaarsenfabriek was niet veel bijzonders:
groote, zwarte en sombere muren, lange gan
gen; rechts en links bouten gebouwtjes, heel
slecht beschut tegen den regen door een ge
scheurd zeil of gebroken ruiten; in het mid
den aan de binnenplaats verhief zieh een
even smerig gebouwtje, grijs geschilderd en
waarop in groote letters te lezen stond: Bu
reau.
Daar vinden wij Boulai-d tusschen een hoop
paperassen, juist een jaar na de verschrik
kelijke scène, die wij verteld hebben.
De oude heer is geheel en al buiten zich
zeiven, met zijn mutsje achter op zijn hoofd
^hangend, zijn bril op 't puntje van zijn neus,
i en met een gezicht zoo rood, alsof het bloed
j uit alle poriën door de huid naar buiten zal
j komen; hij bladert zenuwachtig in het be-
j stellingenboek, terwijl de boekhouder, naast
I hem staat met een stuk papier in de hand en
hem hier en daar de meest sprekende cijfers
aanwijst.
1 Komaan, laten wij eens vergelijken.
December 1891 Groot Pensionaat der
Broeders.
Olie 2000 frs.
Kaars en 800 frs.
En laten we nu de uitkomst van dit jaar
eens nazien.
De boekhouder bladerde verder.
Ziehier, zeide hij.
December 1892 Groot Pensionaat der
Broeders.
Olie 0.—
Kaarsen 0.—
Voor den duivel; bromde Boulard met
een bevende 6tem.
En zoo is het overal, zeide de boekhou
der; waarschijnlijk heeft een onbekende de
hand daarin gehad en gezorgd dat alle be
stellingen werden ingehouden.
Kijk nog maar eens:
Bestelling over 1891. Kathedraal te X.
Olie 1800 frs.
Kaarsen 2700 frs.
Bestelling over 1892. Kathedraal te X.,„«
Olie 0.—
Kaarsen 0.
Eu verder:
Bestelling over 1891. Congregatie der
Zusters van..,.
Was 1100 frs.
Olie 900 frs.
Kaarsen 1500 frs.
En dit jaar niets en nogmaals, zooals is
het overal, wij houden zoo goed als niets dan
de leek en-klanten over; en deze gebruiken
voor verlichting bij voorkeur gas en petro
leum of electrisch licht, zelfs bij bals.
En met hoeveel is het omzetcijfer ge
daald?
150,000 frans!
Boulard sprong overeind en wieseh zich
het voorhoofd af.
En er moet spoedig iets op gevonden
wordpu, ging de boekhouder voort, want da
gelijks komen er bedankjes: vanmorgen nog
heb ik een brief ontvangen van bet Klein
seminarie te Xwaarin gevraagd wordt
de rekening met bet huis te vereffenen.
Gij hebt zeker moeilijklieleu gehad met
hooggeplaatste geestelijken
Ik, wclneen! Mijn reiziger behandelt
steeds de zaken met de geestelijken.
Zoo, en de boekhouder sprak heel
zachtjes is mijnbeer misschien vrijmetse
laar? Gij weel immers, dat de lijsten der le
den overal gepubliceerd zijn!
Als cenig antwoord baalde Boulard de
schouders op en vertrok, terwijl hii alle deu
ren bard dichtsmeet. Eenige oogenblikken
later kon men hem op den hollen weg zien,
waarlangs heel vredig de Licpvrette voort
kabbelt; maar de kaarsenfabrikant was niet
in een stemming om naar liet kabbelen van
*tkleine riviertje te luisteren; bij vloekte als
een heiden en sloeg met zijn stok woedend de
lange twijgen stuk der twijgen, die langs zijn
weg stonden.
Zonder het te bemerken, was hii bij het
brugje gekomen, dat getuige was geweest van
zijn eerste ontmoeting met den pastoor en
piotseling kwam iets als een openbaring in
zijn geest op.
Ik ben er.... Ja, hii is bet! riep hii uit
en sloeg zich voor bet voorhoofd, natuurlijk,
hij is het!!! Geen twijfel meer aan; hii is door
de werklieden de namen van miin klanten
te weten gekomen en beeft aan allen geschre
ven! Ha! zulk canaille!Ha! Loyola....
150.000 francs, niets minder!!!
En in de stilte van den avond balde Bou
lard de vuist tegen een onzichtbaren vijand,
die woonde in de armoedige pastorie en hij
riep tot de verwonderde echo's bet eenige
woord, dat hij kon vinden:
Canaille! Canaille! Canaille!!
Nu de zaken zoo stonden, verwacht gij mis
schien, dat Bonlard een stevigen knuppel
zou nemen, zich op een hoek van een weg in
hinderlaag zou leggen en den goeden pastoor
zou beloeren.... om hem zes en dertig dui
zend kaarsen te laten zien?
Voor een kaarsenfabrikant zou zoo iets
zeer logisch schijnen.
Ja, maar achter den kaarsenfabrikant was
een vrij metselaar verscholen, die reke
ning houdt met de omstandigheden en niets
kan opwegen tegen de demoralisatie en het
verdriet, dat zich van zulke mensehen mees
ter maakt, wanneer men aan hun zak komt,
hun eeuig gevoelig punt.
Achilles was slechts kwetsbaar aan den
biel; zij slechts in Iluu portemonnaie; maar
als men hen daarin treft is het alsof men
hun oogappel verwondt.
En ziedaar de reden waarom Bonlard in
zijn werkkamer op een canapé was neerge-
vallen, met het hoofd in de handen, in da
grootste droefheid. Zijn fabriek kon slechts
bestaan als hij de geestelijken tot klanten
had, cleriealen, zooals hij hen noemde; en
ziedaar nu, dezen lieten hem in den steek!
Wat nu?
Hij moest opnieuw beginnen; trachten nieu
we afvoerkanalen te vinden, andere klanten
aan te werven? Op zijn leeftijd was dat niet
meer mogelijk, men kan op vijftigjarigen leef.
tijd niet beginnen met hetgeen men gedaan
heeft toen men vijf en twintig was....
En dan te weten, dat die pastoor het hem
gelapt heeftdie pastoor met zijn 900 frs,
•die hem voor150,000 francs benadeeld
beeft!
Ha! Loyola!En voor zijn armzaligen
geest verscheen die arme dorpspastoor, die
geheel verpletterd zou zijn, wanneer hij niet
zoo goed was geweest, met een soort aure
ool. omdat hij sterker was geweest dan Bou
lard had gemeend, omdat hy met gelijken
munt bad weten te betalen en met hem had
weten af te rekenen.
Op dat oogènblik liet de kleine kerkklok
zich in de verte hooren, een feest der Heilige
Maagd voor den volgenden dag aankondi
gend. Boulard luisterde onwillekeurig, de
pogen naar den vloer gericht; plotseling
schoot een gedachte voor zijn brein.
Margot, waarom wordt er geluid?
Weet ik dat?
Geef de kalender eens aan!
Het meisje begreep er niets van, doch haal
de de almanak. Boulard zocht eenige oogeu-
biikkeiz en wees met den vinger naar den da
tum van den volgenden dag
8 SeptemberG. van de H. Maagl.
„G." wil zeggen „geboorte", is 'tnfet,
Margot?
Weet ik het? antwoordde de meid, ge-
ergerd.
Wat, weet je dat niet En 'tis pas acht
jaar geleden, dat je je Eerste H. Communie
hebt gedaan! Maar heb je dan niets uitge
voerd in den Catechismis?
j Margot ging naar de keuken en vertelde aan
den kruidenier, dat Boulard opeens heel kalm
geworden was; de kruidenier nam den kolen-
koopman in vertrouwen, die het vertelde aan
de \rcuw van den adjunct. Den volgenden
morgen, was er geen huis in Trépigny, waar
het, nieuws niet bekend was.
Alle vrouwen zijn nieuwsgierig, behalvo
gij. mevrouw, of mejuffrouw, die dit leest.
Dat verklaart waarom Margot om elf uur
's avonds nog niet sliep; haar kleine hersenen
hadden zooveel te doen, dat het haar niet mo
gelijk was een oog dicht te doen.
Waarom had mynheer dat gezegd?....
Waarom had hij dat gedaan?
Waarom had hij haar twaalf meter blauw
papier laten halen?
Waarvoor had hij in zijn kamer doozen ge-
draaide kaarsen laten brengen, die alleen die
nen voor de piano of de lusters in de salon?...
Dat alles kwelde baar, want zü begreep er
niets van.
En om haar verbazing te vervolmaken, zag
zij uit haar bed de kamer van Boulard heeft
verlicht en op het gordijn teekende zich als
op eeu helderen transparant, een groote
schim af met fantastische silhouetten.
Terstond ging Margot Catu de keukenmeid
wekken, die haar man, een ouden douane
beambte, op verkenning uitzond.
Zachtjes, op zijn teenen, om geen geruisch
te maken, nam de oude Catu een ladder en
plaatste die tegen den muur; vervolgens klom
hij er op, tot hij 'aan het venster kwam; en
toen wierp hij van die plaats heel tersluiks
een blik in de kamer van zijn patroon.
Boulard, in nachtgewaad, met een grooten
wollen slaapmuts op het hoofd, had zijn
hemdsmouwen opgestroopt; het blauwe pa
pier als een lint om zijn vingers gewonden,
waardoor deze geleken op worsten van
Lyon, rolde hii af, terwijl hij de kaarsen er
drie aan drie in wikkelde. Vervolgens deed
Boulard ze in zijde papier en legde ze in een
mooi kistje. Hij zag er zeer kalm en rustig
uit.
Dat is in allen gevalle heter dan die
dwaasheid, merkte Margot op, toen Catu de
ladder op haar plaats zette.
F E U I L L E T ON.
DE DRAAD VAN BOVEN
(Naar het Deensch).
Op een mooien Septembermorgen glansden.
Ie weiden van dauw, en door de lucht zeilden
/roolyk de glimmende herfstdraden van den
vliedenden zomer. Van verre kwamen ze en
verre zweefden ze voort.
Een dezer draden strandde op de kruin
/an een boom en een kleine spin stapte aan
stonds van haar lichte voertuig en liet zich
■ti den doornhaag afglijden.
Hier waren twijgen en stengels genoeg om
laartusseheu een web te weven. En de spin
»elto zich aanstonds aan het werk. waarbij
te den draad van boven, waarlangs ze naar
leneden was gekomen, den oppersten hoek
'an haar net liet dragen.
En het werd een groot, mooi web. En het
eigenaardige was dat het luchtig in de ijle j
acht scheen te zweven, zonder dat men zien
ten waar het door gedragen werd.
Want men. moest goede oogen hebben om
po'n kleinen, fijnen draad te ontdekken
Dagen kwamen, dagen vervlogen en op
éren morgen ontwaakte de spin in een bui-
bgewoon slecht humeur.
iHet had dien nacht een weinig gevroren
en nu waë er geen zonnestraal te bespeuren,
geen enkel vliegje gonsde in de lucht.
Hongerig en doelloos zat ze daar den gan-
schen langen, grijzen dag.
Om den tijd te dooden, maakte ze een wan
deling rond haar web en trok en sjorde aan
alle draden, om te zien of er niets te verbe
teren viel.
Daar stiet ze, aan den buitensten rand, op
een draad, die haar geheel en al onbekend
voorkwam. Alle anderen liepen hierheen of
daarheen, de 6pin kende ieder twijgjen waar
ze aan bevestigd waren deze onverklaar
bare draad liep nergeus heen, ging loodrecht
de lueht in
De spin steigerde op haar achterste pooten
en loerde met haar vele oogen naar hoven.
Hoe langer ze daar zat en tevergeefs omlmog
tuurde, des te knorriger werd haar humeur.
Ze herinnerde zieh niet meer dat ze op een
helderen Septemberdag daarlangs eens naar
heneden was geklommen. Herinnerde zich
evenmin hoe juist deze draad van zooveel j
nut was gebleken, toen het net gespannen
moest worden en vastgezet. De spin liad dit
alles vergeten. Ze bleef er hij dat hier een
domme, nuttelooze draad hing die nergens
toe diende
Weg er mee! riep ze vinnig en met een!
forschen heet scheurde ze hem middendoor, j
Op hetzelfde oogènblik liet het web los,
heel het kundig uitgesponnen netwerk viel als
rag ineen en toen de spin weder tot zicbzelve
kwam, lag ze tusschen de bladeren van den
doornhaag, het. web als een klam vochtig
lapje om tsar kop.
In een spijtig oogènblik had ze al haar
heerlijkheid vernietigd wijl ze het nut van
den draad van hoven niet begreep.
DOE NAAR M'N WOORDEN, MAAR
Leerling; Dus, vriend socialist, als ge twee
huizen bezat, kreeg ik er één van?
Meester: Dan kreeg jij er één van!
Leerling: En als ge twee millioen rijk
waart, was er één voor mij?
Meester: Niets vaster!
Leerling: Enals ge twee sigaren hij je
had, liet je er mij dan één opsteken?
Meester: O neen, geen kwestie van.
leerling: En waarom niet?
Meester: Omdat ik «w iusteinent.twee
in mijn koker heb!
HAASTIG GEBAKERD.
Men kent de bijkans overdreven zorg en
nauwgezetheid der Roomsche Kerk in de pro
cessen die een heiligverklaring voorafgaan.
Ziehier als tegenstelling het leuk verhaal
van een te haastige canonisatie, uitgesproken
door de .leden eener Protestantscli-Engelsche
secte.
Voor eenigen tijd stierf te Londen zekere
Sir Spurgeon, die hij genoemde seete in hooge
waardigheid stond. De familie plakte op de
deur van het sterfhuis dit doodsbericht:
„Sir Spurgeon hedenmorgen te elf uur
naar den hemel opgegaan!"
Een spotvogel schreef er ouden
..Vier uur 'e middags. Spurgeon nog
niet gearriveerd,
ongerust!"
Sint Piefccr zeer
NOOIT GOED.
Nooit ofte nimmer goed kunnen doen, is
het uitsluitend voorrechtonzer priesters.
I 'tis gelijk hoe ze zich draaien, ze draaien al-
i tijd verkeerd.
Een geestelijke stapt met zware city-hag
uit den trein.
Kom, zegt liij, 'tis zoo'n.eindl We zullen
dien armen drommel maar eeu fooitje gun
nen, en hij roept een witkiel die wat happig
op z'n vrachtje toeschiet.
Kijk hij, mopperde het volk, dat op het
stationsplein staat te baliekluiven, jawel,
te voornaam om zijn eigen valies te dragen!
Een ander priester stijgt uit de derde klas.
De struiscbe barrevoeter draagt z'n bagage
zelf; ook al niet goed.
Zie hèm eens, nog te gierig om een ar-
i men duivel 'n stuivertje te laten verdienen.
Een pastoor brengt in zijn parochie veel
i tot staud. Sticht bonden, patronaten, vakver-
eenigingeu, pensioenkassen enz. Weet ge wat
ze van hem zeggen?
Hij ziét ze- allemaal ouder den duim te
krijgenpriesterheerschappij
Doet hij niets van dien aard, houdt hij zich
rustig aan zijn pastorie, alleen zich bekom
merend over kerk en kerkhof, dan is 't weer:
Heeft ook het buskruit niet uitgevon
den, trekt zich van de heele wereld geeu sik
kepit aan!
Een priester is vriendelijk tegenover leder-
i een. Hij knikt en salueert en heeft 'n woordje
ivoor oude Jan en jonge Jan, voor groot en
klein.
i Zie hoe die priesters zich populair ma-
i ken om de menschen naar hun kant te trek-
ken.
Is hij wat stiller, meer terughoudend van
karakter:
I Wat 'n voornaam sinjeur! Menschen van
ons kijkt hij met den nek aan.
Zeg toch eens wat houding een priester moet
aannemen om met iedereen in z'n parochie
wél te staan?
Maar kom, de groote Meester kon zelfs
voor Jan en alleman niet wèl doen. Hjj ook
werd dagelijks nageschreeuwd doorpha-
rizeeërs!
Een heertje, dat er wat jolig op los leeft,
jwil eens heel grappig zijn.
Ach, pastoor, wat is dat jammer dat u
geen sleutel van den hemel hebt!
En hoe dat zoo?
Wel.... dan kon n me daar stiekem bin-
i nenlaten.
Och, m'n arme vriend, klonk het droog
voor u was het beter als ik de sleutel van
die andere plaats had om u.... stiekem
uit te laten....
MAX.
DE OFFiCIEELE KERKLIJST