BUITENLAND. BINNENLAND. tost en Letteren. Kerknieuws. STADSNIEUWS Ouderdomspensioen, autersreoht en bloemlezingen. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™ïïf DE VERDRIJVING DER ZUSTERS TE ANTWERPEN. Men weet, zoo schrijft een der Vlaamsche bladen, dat de liberale en socialistische ge meenteraadsleden van Antwerpen een motie stemden, ten voordecle der verwereldlijking van de gasthuizen. Die stemming heeft in de stad een groote verontwaardiging verwekt, en eiken dag nog wordt er krachtdadig ge protesteerd tegen do hatelijke inzichten der verwereldlijkers. Het Verbond der Beroeps- vereenigingen van Antwerpen heeft nu ook hevig protest uitgesproken in naam der werklied en bevolking, die alleen het slacht offer zal zijn der verwereldlijking van de gasthuizen. Het vraagt dat er onder de werk lieden een referendum zou uitgeschreven worden over de stemming der meerderheid van den gemeenteraad. Men moet weten dat- het Verbond der Beroepsvereenigi ngen van Antwerpen een der machtigste arbeidersin richtingen is. De kartcllisteu kunnen uit dat protest dus weer eens zien hoe zij het volk met zich hebben. Door de wilden beschaamd. Het is voorgekomen bij een militaire begra fenis in Sidi Naoer, dat de katholieke Fransclie soldaten beschaamd werden door de wilde Sene galeezen bij het begraven hunner dooden. De Parijsohe redacteur van de „Msb. geeft in dit blad hiervan een treffend voorbeeld, Jat tevens bewijst, zooals hij schrijft, dat deze mannen, gehard in het kampleven, kalm in de gevaren, het vaderland dienende zonder radi cale woordenpraal, in zorg en eenvoud, in dit ruwe en zware leven God en het gebed wel eens nogen vergeten, docht dat zij niet pralen met een hoogmoedig ongeloof. En in de oogen- blikken, waarin de nood en de ellende van het leven hen benauwen, herinneren zij zich, hoe er een Vader woont boven de stralende sterren aan den Afrikaanschen hemel, zonder Wiens wil geen musehje van het dak valt. Zoo te Sidi-Naoer, waar gevochten werd, al vorens er een Fransclie post te kunnen vestigen. De Fransehen hadden drie dooden, waarbij twee inboorlingen. Drie graven werden gegra ven in het lieete zand. De zon daalde, zonk rood cl- i ?u bloedend hart weg aan den horizon, de jerste schaduwen vaagden over liet landschap. Bij ieder der graven werd het militair sa luut gebracht. Dan begonnen de Senegaleezen den dienst voor hun dooden, volgens hun hei- denschen ritus hun makkers een goed geleide medegevende bij het overtrekken der du-istere rivier, leidend naar het land van den Grooten Geest. De Fransclien zagen elkander aan. Zij gevoelden instinctief dat er bij liet versch- gedolven graf van liun landgenoot iets ontbrak. Zij gevoelden, lioe zij op dit oogeublik, m dit iand, waai zij gekomen waren, om de Wester- iclie beschaving te brengen, verre beneden deze vilde Senegaleezen stonden. Een aarzeling ging door de rijen. Zij begre pen toch liet voorbeeld dezer „wilden". Deze be- teden een godsdienst, hoc onvolmaakt van vorm dan ook en.... zij schaamden er zich over. De tegenstelling van liet oogenblik was zoo schril, dat de kolonel ruiterlijk zijn mannen hierop wees. En hun vroêg, of zij niet wisten, welken godsdienst de overledene beleed? Hij was Katholiek antwoordde er een. Was hij „pratiquantAch, er zijn. er zoo wei nigen. En hoe het te weten, daar in de bran dende zandwoestijnen van Afrika, zonder kerk en zonder priester? Zonder twijfel zou de minis ter van oorlog, Koulens, den kolonel in het twijfelachtig geval 'n voorzichtige neutraliteit aangeraden hebben. Doch de kolonel handelde anders, lieel niet neutraal en heel niet verlèekt. Heel niet in overeenstemming met de onsterfe lijke beginselen van het kabinet-Doumergue. De armeClémenceau zal er wel voor zorgen, dat liij van iedere promotie uitgesloten wordt. De kolonel sprak over de familie van den doo- de, welke gelukkig zou zijn te vernemen, dat er een gebed was gesproken op het eenzame graf van den zoon of den broeder. En vroeg, of nie mand den overledene deze laatste eer wilde be wijzen. Of niemand zich nog een gebed uit de kinderjaren herinnerde? Niemand bewoog. Misschien gingen er toch wel herinneringen rond door de vermoeide hoofden aan het einde van een bloedigen dag. Herinneringen aan het geboortedorpje, aan een oude moeder, aan de catechismus van een ouden pastoor, die leerde braaf te zijn, geen verdriet te doen aan moeder en hoe te leven, teneinde eens gelukkig te zijn in den Hemel, aan een Eerste H. Communie, aan gestorven dierbaren, bij wier graf de priester het „Requiescat in pace" sprak. Doch niemand bewoog. Niet tever geefs heeft Clemenceau het zaad van den spot gestrooid in de harten van dit goede volk Dan trad de kolonel zelf naar voren. En, zon der menschelijk opzicht, ontbloot hij het grijzo hoofd en begint met zijn luide stem van bevel hebber: „Onze Vader, Die in de Hemelen zijt..." En wanneer hij eindigt met de bede om verlossing van den kwade, gaat er een dof „Amen" door de rijen der soldaten. De stemmen stokken, de ruwe oogen zijn vol tranen en het „Amen" vervangt hier een lang en vurig go- bed om genade, om verlichting en verlossing.... Dit verhaal uit Sidi-Kaoer vonden wij in de deftige „Revue des Deux Mondes". Zulke lec tuur is verkwikkend en vertroostend, zegt de corresp. Vertroosteuder dan de redevoe ringen van minister Renê Renonlt en de artike len van de „Radical." De ministers mogen triomfeeren op de kamertribune; de Kerk triomfeert bij het versehe graf van een ver geten soldaat te Sidi-Naoer in de Afrikaanscho wildernis. De tweede triomf is grooter dan de eerste. Zij blijft in eeuwigheid. De radicale ministers vergaan spoedig. Drankgebruik in Nederland. Toch is het goed, zonder eenigc'afbreuk te willen doeD aan de propaganda voor drankbeteugeling, er hier nog eens aan herinneren, dat ons land buitengewoon gunstige cijfers vertoont, wanneer men het vergelijkt met andere lan den, zegt het Hbld. Men raadplege bijvoorbeeld de „Jaarcijfers van het Koninkrijk der Nederlanden" be werkt door liet Centraal Bureau voor Statis tiek (over 1911) en verhetige zich hij do aan schouwing van de grafische voorstelling van het verbruik van hier, gedistilleerd (50 pet.), wijn en het toiale verbruik van aVoliól. Wat hierverhrnik betreft komen we pas in de zeverde plaats, nar Biclgië, Engeland, Duitsehland, Denemarken, Zwitserland en Frankrijk; voor gedistilleerd slaan we wel op de tweede plaats, doch de laatste jaren' geven ons recht op de vijfde plaats, slechte met Zwitserland en Italië achter ons; voor wijnverbruik komen we zoo goed als niet in aanmerking; terwijl voor het tolale verbruik van alcohol wij van de acht aangehaalde lan den de laatste, dat is hier de eere-plaats, in nemen' Een zonderling! Te Breda is vrij plotse ling overleden oen zonderling man, die zich bijna nimmer op straat vertoonde. Hij woonde alleen met een dienstbode en bemoeide zich met bijna niemand. Nu hij gestorven is, werd er alleen aan con tanten in zijn huis gevonden een bedrag van ongeveer ƒ200.000, aldus de „Bred. Ct." Een begrafenis met hindernissen, In het dorpje Heer, bij Maastricht, had Dinsdag eene begrafenis met hindernissen plaats, die wel dor moeite waard is te worden gememoreerd. De heer F. O., lid van den gemeenteraad en president der „Oude Harmonie," plotseling te Luik waar hij voor zaken vertoefde, overleden, zou Dinsdag ter aarde worden besteld. Toen de harmonie, de geestelijkheid en tal van belangstellenden zich bij het sterfhuis had den verzameld, bleek, dat de lijkbaar vergeten was te lialen. Toen de draagbaar gehaald was, trok de lijkstoet naar de R. K. Kerk. Intussehen was gearriveerd uit Amsterdam de directeur van eene verzekeringsmaatschap pij. waarbij de overledene, een handelsreiziger, tegen ongevallen verzekerd was. En na de lijk mis werd het lijk gebracht naar een lokaal, om het door een tweetal geneesheeren te doen schouwen, teneinde te kunnen vaststellen, of de overledene gestorven was aan een beroerte, of wel aan een ongeval, zulks in verband met een eventueele uitkeering door de maatschap pij. Een der dokters uit Maastricht was vrij spoedig aanwezig, doeli zijn collega was en bleef weg. Do familie en vrienden bleven ge duldig wachten, uren lang. Doch de tweede geneesheer kwam niet opdagen. Er werd getele foneerd, alles tevergeefs. Circa 4 uur waren beide geneesheeren present. En toen zij tot de schouwing van het lijk wilden overgaan, bleek, dat de hersenen uit het hoofd verdwenen waren, en de holte gevuld was met watten. Naar alle waarschijnlijkheid heeft zulks in het hospitaal te Luik plaats gehad. Circa half zes trok de lijkstoet naar het kerkhof onder het luiden der klokken, docïi de lijkstoet was tot op 14 verminderd. Over deze zonderlinge geschiedenis zal nog wel niet het laatste woord gesproken zijn. (Tijd.) Een handige oplichter. Omtrent de op lichting van horloges te Amsterdam melt het „N. v. N.": Bij een horlogemaker in de Utrechtschestraat kwam Donderdag een heer of een nabootsing daarvan, met het verdoek, hem tusschen vier of vijf uur een aantal horloges op zicht te zenden. Hij beweerde Van I'allandt te heeten en te wonen Van Woustraat 10. De heer D. zond zijn bediende met een twaalf gouden uurwerken naar het opgegeven adres, terwijl hij hem op het hart drukte, vooral of met de horloge of met geld terug te komen. De man zelf deed open en liet den bediende in de voorkamer. Hij gaf voor naar de achter kamer te moeten gaan, om met de mensehen, waarbij hij inwoonde, zijn keuze te maken. De man zei echter geen woord over de horloges en vertelde in de achterkamer alleen, dat er iemand op hem zat te wachten, maar dat hij nog even weg moest. Daarop ging hij door de gang naar buiten. De bediende wachtte en wachtte, maar „P." keerde niet weer. Toen begreep men, hoe de vork in den steel zat, men waarschuwde de po litie, doch dc vogel was gevlogen en is nog niet gekuipt, 's Morgens was liij gekomen om de ka mer te huren, die hij in het begin van de vol gende week zou betrekken. Hij had dus nog geen huur betaald. De twaalf verdwenen horloges hebben een waarde van ongeveer 525. De nummers ervan zijn genoteerd, en de politie 'doet ijverig onder zoek in dc pandjeshuizen te Amsterdam, tot nogtoe echter zonder resultaat, Vermoed wordt, dat de oplichter de wijk naar buiten heeft ge nomen. Wij lezen in de „N. C.": „De aanhef van art. 1G der Auteurswet 1912 luidt: Als inbreuk op het auteursrecht op een openbaar gemaakt werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet. beschouwd het overnemen van enkele korte gedeelten daarvan of van enkele korte opstellen of gedichten in bloemlezingen en andero wer ken, bastemid voor het onderwijs of een ander wetenschappelijk doel Deze bepaling heeft zoowel in auteurs- als in uitgeverskringen nogal wat bedenkingen ontmoet, vooral op grond van de onzeker heid, wat onder „korte gedeelten" en „korte opstellen of gedichten" is te verstaan, als ook va|n liet feit, dat b.v. sonnetten aldus zonder toestemming van den auteur in bloem lezingen enz. Imogen worden overgenomen. Het bestuur van den Nederl. Uitgeversbond is dienaangaande met dat van de Vereeniging van Letterkundigen in overleg getreden. Wat de Engelsche uitgevers en auteurs ge daan hebben om aan de onzekerheid, door een dergelijke bepaling in de Engelsche Co pyright Act. 1911 in het leven geroepen, te ontkomen, verdient, naar wij vernemen, wel de aandacht van de genoemde besturen. In het pas verschenen nummer van „Le- Droit d'Auteur" (15 Januari) vinden wij de volgende resolutie van het bestuur van den Engelschen Uitgeversbond, waarop, na uit voerige beraadslagingen, de goedkeuring van de Vereeniging van Engelsche auteurs is ver kregen: 1. Het bestuur van de Vereeniging van uitgevers is van meening, dat het van al gemeen belang is, dat de uitgever, die voor- bemens is .van wettelijk beschermde stof gebruik to maken in een schoolboek, op grond van de bepaling van art. 2 no. IV van de Copyright-wet van 1911, van zijn voornomen kennis geeft aan den auteur- rechthebbende. 2. Het bestuur, overwegende, dat het mo gelijk zal zijn onaangename twistgedingen te vermijden door een algemeen accoord betreffende de beteeken is van den term „a short passage" van een openbaar ge blaakt letterkundig werk, stelt de volgen de regelen voor: a. een „korte aanhaling", ontleend aan oen proza-werk, zal duizend woorden niet te bdven mogen gaan; b. een „korte aanhaling", ontleend aan oen dicht weide, zal honderd regels niet te boven mogen gaan. Echter zal in geen geval de „korte aan haling" meer dan een derde mogen be slaan van het geheel van het dichtwerk het opstel, de voordracht, het verhaal of ander letterkundig werk, waaraan zij ont leend is. De beidosling is, dat deze beiderzijds goed gekeurde wets-interpretatie als algemeen er kende regel zal gelden en den rechter tot leiddraad zal strekken bij geschillen oven de bo toeken is van de „korte gedeelten," wél- kier vermelding in de bedoelde werken zon dier toestemming v.an den auteur geoorloofd is. De redactie vau „Le Droit d'Auteur" zegt van het genomen besluit: „Deze regelen zullen misschien wat mecha nisch schijnen; zij zijn daartegenover zeer hélder, zeer nauwkeurig, met aanduiding van het bijzonder minimum en van het totale maximum en alzoo zeer practisch. Gesteund door het tweevoudig gezag der twee groote En gelsche vereenigingen van uitgevers en van schrijvers, zullen zij stellig ook hvm invloed op de rechtspraak doen gelden en vele „ont- leeners" zullen heilzame gemoedsbezwaren on dervinden om ze te overtreden." ALPH. DIEPENBROOK. Heb jongste werk van Alphons Diepenbrock, „Lydisohe Nacht", naar tekst van B. Ver hagen, gecomponeerd voor declamatie, zang en orkest, is door het Amsberdamsch Con certgebouworkest en Gerard Zalsman ten doop gehouden, schrijft het „Hgzn." Ofschoon ook deze compositie, evenais steed3 bij het werk van Diepenbrock het geval is, vele treffende en kleurrijke fragmenten bevat, maakte hot als geheel geringen indruk, hetgeen grooten- deels aan den weinig qmofcie sehenkonden tekst te wijten is. De uitvoering onder leiding vab den com ponist was consciëntieus, de heer Zalsman sprak en zong met mooie stem cn het or kest. klonk glansrijk. Aan het einde juichte het publiek en riep componist en solist op het podium terug. De heer Diepenbrock ontving een lauwerkrans. het DECREET „quam singularia Men schrijft uit Maastricht aan „De Tijd" o.m. het volgende: In den „Limb. Koer." heeft een onzer eer waarde geestelijken terecht geschreven, dat men de vroomheid niet moet afmeten naar het getal Communiën, doch naar do volmaaktheid in 't onder-houden der geboden, maar tegelij kertijd geeft, hij too, dat. de H. Communie een voornaam, zoo biet het voornaamste middel is, om tot echte vroomheid te komen. im den regel mag men inderdaad aannemen, dat da beoefenaar der veelvuldige of dagelijksche H. Communie ook een bijzonder godvruchtig binnenleven leidt. En zoo beschouwd moeten do decreten d.d. 8 Aug. 1910 „Quam singular!", van do Con gregatie dor Sacramenten en van het H. Of ficie d.d. 20 Deo. 1905 over de dagelijksche H. Communie een groote zegen ook voor Ne derland genoemd worden. Ook in ons land met zijn Jansenistisch verleden, werden door sommigen deze) decreten onuitvoerbaar ge>- acht, maar de uitkomst heeft hen, die geloof den in de kracht der genade, in het gelijk ge steld. Het is moeilijk met cijfers dit alles te for- muleeren, daar het onmogelijk bleek, alleszins betrouwbare gegevens te verzamelen. Maar uit, enkele verkregen cijfers kan toch een, groote toename van het aantal communiën blij ken. Het bedroeg in: Bisdom Haarlem Bisdom Breda 1887 2.588.832 1.015.055 1905 3.395.705 1.398.268 1906 3.303.112 1.247.836 1907 3.802.392 1.599.965 1911 9.237.925 2.851.689 Men vindt hier dus voor onomstootbare cij fers uitgedrukt, Welk! een verrassende uit werking de doorwerking van het decreet in de laatste jaren had. Want terwijl in het jaar van het decreet zelf, 19051906, oen inzin king was waar te nemen, is die inzinking niet alleen in het volgend jaar tot staan gebracht, maar vermeerderde het aantal com muniën verrassend. MUSEUM VAN KUNSTNIJVERHEID. Heden is in het Museum van Kunst.nijver heid alhier, geopend een tentoonstelling, ge organiseerd door de vereeniging „Het Ne- derlaudseh Fotografisch Museum", welke ver- eemging zich ten doel stelt te bewaren merk waardige historische voortbrengselen der lichtbeeldkunst en samen te brengen een col lectie fotografisch werk uit alle tijden» waarin te volgen zal zijn de geleidelijke ont wikkeling der kunstfotografie. De vereeni ging ondervond reeds veel medewerking, waardoor deze eerste tentoonstelling al heel belangrijk is. Men vindt er fraaie oude Daguerreotypen, de eerste vorm van fotografie op massief zil veren plaatjes. Verder allerlei antieke pier- beelden, evenals ook mooie oude stercoseoop- plateu en een collectie Engelsch werk met de eerste periode der kunstfotografie. Zeer merkwaardig, door hare zeldzaam heid, zijn de kleurenfotografiën, vervaardigd volgens een ingewikkeld wetenschappelijk sy steem, dat zich niet in de praktijk heeft kun nen inburgeren. De exemplaren in het Mu seum zjju de eenigen in Nederland gemaakt. Van de nieuwe kunstfotografie beschikt het. Museum reeds over representatieve werken uit. verschillende perioden der strooming, sommige reeds overleden werkers zijn goed vertegenwoordigd en de meeste fotografen, zoowel vaklieden als amateurs,* 6toudeu iets van hun werk aan de vereeniging af, zoodat het tentoongestelde, hoewel nog lang niet vol ledig, toch reeds een zeer belangrijk beeld, geeft van de ontwikkeling der fotografie, vanaf do uitvinding tot op heden. Schenkingen en bijdragen voor het Mu seum worden gaarne aangenomen door de H. H. Ernst Loeb, Villa „Irene" Overveen, Secretaris, Adriaan Boer, Bloemendaal, pen ningmeester en B. Zweers, Haarlem, Con* missaris. SCHEEPVAART EN DE IJSLIEF- HEBBERS. Onder „Gemengd Nieuws" heeft men kun nen lezen van aanvallen op stoombooten op den Ouden Rijn gepleegd. Uit Woubrugge wordt aan de N. Ct, ge. meld: Erger is het gesteld ïr.et de stoomboot „Helena" der Maatschappij Bus te Haarlem, die op weg van Rotterdam naar Haarlem genoodzaakt werd verder door te stoomen. Een paar honderd mensehen waren te hoop geloopen en een vijftigtal daarvan beleger den de boot met steenen. De kapitein H. de Jong werd daarbij ernstig op drie plaatsen aan het hoofd gewond. De la-ptaarnruiten werden verbrijzeld. Zóó groot is bet aantal steenen, die op de boot zijn neergekomen, dat ze niet in een grooten kruiwagen kunnen worden geladen. Door overmacht gedwongen, besloot de ka pitein niet verder te varen. Later bleek hem, dat 's nachts de wacht was gehouden om de dorp&genooten te waar schuwen, wanneer de boot maatregelen mocht nemen de reis voort te zetten. De directie der Maatschappij „W. Bus" heeft over het voorgevallene aan aanklacht ingediend hij den officier van Justitie 's Gravenhage. JR. K. KRING. Zooals reeds vroeger gemeld werd ligt hot in de bedoeling om op geregelde tijden, door en voor leden lezingen over verschillende onderwerpen op de bijeenkomsten te hou den, Donderdag 1.1. hield de heer "M. eene lezing, met als (onderwerp „De 'facultatieve lijkverbranding". Ook kwamen eenigc hoeren! in debat. Het geheel was een interessante avond. Voor een dergelijke lezing, die niet lan ger mag duren dan 20 min. a een half uur hebben zich reeds verscheidene leden opge geven. 'A.s. Donderdag zal de heer S. eene lezing houden over: ,,©o oorzaken van het ontstaan van' den tachtigjarigen oorlog". LISA EN SVEN SCHOLANDER, Zaterdag 31 Januari a.s. zullen Lisa en Sven Sc'holander een enkele lieder- en duetten- avond geven in de concertzaal de Kroon. Sven Scholander zal de liederen begeleiden op zijn Zweedsche luit van 1798. Sven Scholander was oorspronkelijk een zeer gewaardeerd beeldhouwer te Stockholm. Den aanleg voor muziek heeft hij van zijn vader en grootvader geërfd en van hen het luitspel geleerd. Van zijn studiejaren in Frankrijk en Italië keerde hij met een schat van chansons van allerlei aard terug en bij gelegenheid van een wekladigheidsconeevt trad hij met een ver- Limburgsohe schets. Een kranige (Workman, Fetor Hameleers, groote, stoere kerel, met breed ronden nek tusschen de forsche schouders, glundere, la- ochde oogen onder het dik witpluimig kroe- zel verward haar op den stevigen kopeen dei- beste metselaars van Roos (laai, niettegenstaan- jdie zijn vijf en zestig jaar. Hij, des morgens vroeg, steeds de eerste met groote vaste stappen de ladder omhoog, om ditUirboV'On do vierkant© ©teenen tegen el- kander te plakken, die jongere werklieden hem brengen. „Mè Hameleers, weurs te dan van z'n leve neet meug", (moede) was eens de vraag van een zijner kameraden. „Och, wat meug! Es te gezond en sterk bos, dan weurste neet meug; da's allein mèr gekke bazel, dat meug zien; allein kèls, dia hun ganse leve achter de jenever höbbe ge- zete, die zich de fors (kracht) oet hun body höbbe gezope, die weurde meug en dat doon ich neet, van z'n leve neet; ich koup mich leaver e stuk spek bei mien moos (groenten) en eereppel oif 'n stumpke op m'n boterham; dait hèit de jonkheid en ouch 't plezeer in 't wèrke dr'in", „Da jonkheidde jonkheid 1 Zoe'n auwe ktel es tich mit gries haoro, spriks tich nog ouver jong zien?" „En woeveur (waarom) neet? Es et neet Waor, dat ich Zaoterdaagsaovens zoe'n bit- teke (beetje) stievigheid in m'ne ruk veuldo van t "bukke de ganse week door, de dan waor ich pront derelfde es euver veertig] jaar, mè dat beteikent niks, gcine fetsch; dao veur höb ich do ganse Zondaag um dat bitteke-pijn oet m'n body to duije". (duwen). De Zondag steeds oen ware feestdag voor Peter Hameleers. Dan, al heel vroeg in den ochtend, spoedt 'hij zich naar zijn Anna, zijn dochter, dn vrouw van Willem Hormans, timmerman in Hochrade, een der kleine omliggende dorpen bij Roosdaal, zijn zakken vol knabben en suiker peel en roet stoven crissie en zoethout voor de vijf kleine kleuters; in do stroogo- vlochten karabies, bengelend aan zijn hand, dikke worst met grove plakken schink (ham) of groote vettige bokkemen voor de ouderen. Eén luid gejuich, als de kleinen grootva der in de verte ontwaren; een wedloop naar hom toe op de mollige beentjes; een hojog joelend schaterlachen, als zij bij hem zijn en (de dunne vingertjes grabbelen in de uitpui lende zakken. En vader en moeder ook vroolijk, blij do als zij den gullen, hartelijken man de hand drukken, hem welkom heeten in de kleine woning. Dan spoedig do mannen in het bosch, ver gezeld van de kinderen, terwijl de vrouw het weelderige. Zondagmaal bereidt, door groot vader meegebracht. En dan in het groene woud in vroolijkc ongebonden dartelheid plukken ze bloemen, vlechten kransen, luid uitgalmend hun pret. Des avonds moet grootvader hen naar bed brengen 'neen, anders willen ze niet gaan slapen en allemaal 'n nachtkus geven en join beurten hun handjes in de zijne houden ftot ze slapen. En weer in het kamertje teruggekeerd bij zijn dochter en haar man; terwijl hij blaast j groote wolken uit den mooi gesneden houten jpijpkop, menigmaal zijn vragen: „en kint geer no© begriepen, dat er lui zien, die leever i zoe'n gianse daag in de café zitte, leever I zitte te zoepe en ruizie te maken, leever hun vrouw en kinjer laote sterven van d'n hon- iger es zoe'n daag te passeere wie veer, zoe i gans ongerein (onder elkaar) 't Is mich te j getierd, dan kin joh mit mien stom boere- 1 verstand neet bei." I Voorwaar een heerlijke, zalige dag voor j hem, die Zondag. Eens Anneke met aorgvuituge angstige kom mer op het roodplekkerig gezicht; een dui delijk zichtbaar leed, niet te verbergen on der den gedwongen glimlach om de bleeke lippen, bij zijn binnenkomen. „Wat is er keend, wat höbs te?" „Nik vader, absoluut niks." „Jewel Anneke, jewel dao is get, ich zeen et, de moos et mich zekke; de höb3 toch gein ruizie met Wullem gehad?" Eon spottende trek om haar mondhoeken: „ruizie mit mieris Wullem, dè gooi©, brave kèl, wie kumpt geer aou 't idee vader?" „Alzo© dat neet, 't he ij mich ouch ver wonderd, mè wat dan wel?" „Och vader, ich zal ct uch dan mèr zekke: geer rap. deert uch zeker nog, dat- gepas» «eerde Zondag Wullem neet de auwe van al tied waor; er veulde zich e bittek)® lam menadig, mè 's Maondnags waor et veui orger, toe kos er neet oosteon en noo heet er do ganse week neet könne wirke, gein cent könna verdeene en de dokter heet gezag, dat et nog wel e tiedsje kos dore, veur dat er wioer gansch monter zou zien, en woe moote veer dan zoo lang' van leve", terwijl zij uit barst in luid gesnik. „Dat is beroerd, effectief miserabel, mè ich zou dao noe mor neet te veul over la- mentoeren; ich bin er immers toch ouch nog; ich höb nog laltied zoe get in 't buugelke, (leurs) dat geer kint kriege es geer 't nuudig höbt." „Dank uch, dank uch vader," terwijl zij hem een kus op de wang drukt, „me wie en wannie zulle veer uch dat könnc trukgeve?' „Maak uch dao gein zurg euver: alles, waat ich höb is toch veur uch en of geer dat noo e bitteke vreuger of e bitteke later krijgt: 't kunip er neet op .aon: ich höb 't n-eet nuudig, sinds dien mooder zaliger, mien gooi, braaf Katrein, doed is, en veur micli allein verdeen ich genog, zelfs mie es g'ënog. Allo allo, schei noe mor oet mit dat gejanks; 't is neet nuudig, zek ich tich, gaar oet (volstrekt) neet nuudig." En hij heeft haar zijn spaarpot gebracht, waarvan zij met haar kinderen heeft ge- leefd, totdat Willem weer gezond en krach- tig was, totdat hij weer zijn werk kan her- i vatten. j Gure, sombere najaarsdag; een koude, ijzi- i go wind loeit en buldort met onstuimig ge- weid, jaagt koude, striemende vlagen over de I aarde; de pannen der daken klepperen te- i gen elkaar, de vensters trilrummelen in hunne omlijstingen. Aan een in aanbouw zijnd huis de metse laars in ijverig gedoe, in rusteloos verweer; 't gebouw moet lieden onder de kap, aooals bedongen was onder bedreiging van zware boete voor den aannemer, i Ze moeten zich spoeden de arbeiders; zo i mogen zich niet laten weerhouden door do koude; ze huiveren onder de door fijnen mot regen natgesiepelde kleeren; ijzige rillingen glijden langs hunne roggen; de tanden klep peren tegen elkaar, maar ze werken voort» immer voort, de stoere kerels. Den volgenden morgen. Hameleers heeft de kracht niet zich naar zijn werk te begeven; een droge lange hoest diep uit de borst, die snijdt door de longen; een zware loomte over het geheele lichaam, dat brandt in koorts i gen gloed. De ijlings ontboden geneesheer, constateert een hevige acute longaandoening. Hij rijdt terstond naar Hochrade, naar Her mans en hij vertelt hem, dat zijn vader zwaar, ernstig ziek is( cn dat hij absoluut goede oppassing en verzorging noodig heeft als ze hem tenminste in het leven willen houden, hij begrijpt, wel, dat ze dc kosten van een verpleegster niet kunnen betalen, maar dab moeten ze hem maar in huls nemen en flink warm houden; hij zelf zal hem wel goed in dekens gewikkeld in z'n rijtuig hier brengen, als zijn vrouwl maar meegaat om hem te halen. „O ja, direct, dadelijk, hijgt Anneke, geen minuut wil ze wachten, terstond zal ze mee gaan met dan dokter, als deze het goedvindt. Zoo komt Hameleers in do woning zijner kinderen. v.iin. schoonzoon Hermans heeft op den zol

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5