BUITENLAND.
BINNENLAND.
tost en Letteren.
Kerknieuws.
STADSNIEUWS
Ouderdomspensioen,
autersreoht en bloemlezingen.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™ïïf
DE VERDRIJVING DER ZUSTERS TE
ANTWERPEN.
Men weet, zoo schrijft een der Vlaamsche
bladen, dat de liberale en socialistische ge
meenteraadsleden van Antwerpen een motie
stemden, ten voordecle der verwereldlijking
van de gasthuizen. Die stemming heeft in de
stad een groote verontwaardiging verwekt,
en eiken dag nog wordt er krachtdadig ge
protesteerd tegen do hatelijke inzichten der
verwereldlijkers. Het Verbond der Beroeps-
vereenigingen van Antwerpen heeft nu ook
hevig protest uitgesproken in naam der
werklied en bevolking, die alleen het slacht
offer zal zijn der verwereldlijking van de
gasthuizen. Het vraagt dat er onder de werk
lieden een referendum zou uitgeschreven
worden over de stemming der meerderheid
van den gemeenteraad. Men moet weten dat-
het Verbond der Beroepsvereenigi ngen van
Antwerpen een der machtigste arbeidersin
richtingen is. De kartcllisteu kunnen uit dat
protest dus weer eens zien hoe zij het volk
met zich hebben.
Door de wilden beschaamd.
Het is voorgekomen bij een militaire begra
fenis in Sidi Naoer, dat de katholieke Fransclie
soldaten beschaamd werden door de wilde Sene
galeezen bij het begraven hunner dooden.
De Parijsohe redacteur van de „Msb. geeft
in dit blad hiervan een treffend voorbeeld,
Jat tevens bewijst, zooals hij schrijft, dat deze
mannen, gehard in het kampleven, kalm in de
gevaren, het vaderland dienende zonder radi
cale woordenpraal, in zorg en eenvoud, in dit
ruwe en zware leven God en het gebed wel eens
nogen vergeten, docht dat zij niet pralen
met een hoogmoedig ongeloof. En in de oogen-
blikken, waarin de nood en de ellende van het
leven hen benauwen, herinneren zij zich, hoe
er een Vader woont boven de stralende sterren
aan den Afrikaanschen hemel, zonder Wiens
wil geen musehje van het dak valt.
Zoo te Sidi-Naoer, waar gevochten werd, al
vorens er een Fransclie post te kunnen vestigen.
De Fransehen hadden drie dooden, waarbij
twee inboorlingen. Drie graven werden gegra
ven in het lieete zand. De zon daalde, zonk rood
cl- i ?u bloedend hart weg aan den horizon, de
jerste schaduwen vaagden over liet landschap.
Bij ieder der graven werd het militair sa
luut gebracht. Dan begonnen de Senegaleezen
den dienst voor hun dooden, volgens hun hei-
denschen ritus hun makkers een goed geleide
medegevende bij het overtrekken der du-istere
rivier, leidend naar het land van den Grooten
Geest. De Fransclien zagen elkander aan. Zij
gevoelden instinctief dat er bij liet versch-
gedolven graf van liun landgenoot iets ontbrak.
Zij gevoelden, lioe zij op dit oogeublik, m dit
iand, waai zij gekomen waren, om de Wester-
iclie beschaving te brengen, verre beneden deze
vilde Senegaleezen stonden.
Een aarzeling ging door de rijen. Zij begre
pen toch liet voorbeeld dezer „wilden". Deze be-
teden een godsdienst, hoc onvolmaakt van
vorm dan ook en.... zij schaamden er zich
over. De tegenstelling van liet oogenblik was
zoo schril, dat de kolonel ruiterlijk zijn mannen
hierop wees. En hun vroêg, of zij niet wisten,
welken godsdienst de overledene beleed? Hij
was Katholiek antwoordde er een.
Was hij „pratiquantAch, er zijn. er zoo wei
nigen. En hoe het te weten, daar in de bran
dende zandwoestijnen van Afrika, zonder kerk
en zonder priester? Zonder twijfel zou de minis
ter van oorlog, Koulens, den kolonel in het
twijfelachtig geval 'n voorzichtige neutraliteit
aangeraden hebben. Doch de kolonel handelde
anders, lieel niet neutraal en heel niet verlèekt.
Heel niet in overeenstemming met de onsterfe
lijke beginselen van het kabinet-Doumergue.
De armeClémenceau zal er wel voor zorgen,
dat liij van iedere promotie uitgesloten wordt.
De kolonel sprak over de familie van den doo-
de, welke gelukkig zou zijn te vernemen, dat er
een gebed was gesproken op het eenzame graf
van den zoon of den broeder. En vroeg, of nie
mand den overledene deze laatste eer wilde be
wijzen. Of niemand zich nog een gebed uit de
kinderjaren herinnerde?
Niemand bewoog. Misschien gingen er toch
wel herinneringen rond door de vermoeide
hoofden aan het einde van een bloedigen dag.
Herinneringen aan het geboortedorpje, aan een
oude moeder, aan de catechismus van een ouden
pastoor, die leerde braaf te zijn, geen verdriet
te doen aan moeder en hoe te leven, teneinde
eens gelukkig te zijn in den Hemel, aan een
Eerste H. Communie, aan gestorven dierbaren,
bij wier graf de priester het „Requiescat in
pace" sprak. Doch niemand bewoog. Niet tever
geefs heeft Clemenceau het zaad van den spot
gestrooid in de harten van dit goede volk
Dan trad de kolonel zelf naar voren. En, zon
der menschelijk opzicht, ontbloot hij het grijzo
hoofd en begint met zijn luide stem van bevel
hebber: „Onze Vader, Die in de Hemelen zijt..."
En wanneer hij eindigt met de bede om
verlossing van den kwade, gaat er een dof
„Amen" door de rijen der soldaten. De stemmen
stokken, de ruwe oogen zijn vol tranen en het
„Amen" vervangt hier een lang en vurig go-
bed om genade, om verlichting en verlossing....
Dit verhaal uit Sidi-Kaoer vonden wij in de
deftige „Revue des Deux Mondes". Zulke lec
tuur is verkwikkend en vertroostend, zegt
de corresp. Vertroosteuder dan de redevoe
ringen van minister Renê Renonlt en de artike
len van de „Radical." De ministers mogen
triomfeeren op de kamertribune; de Kerk
triomfeert bij het versehe graf van een ver
geten soldaat te Sidi-Naoer in de Afrikaanscho
wildernis. De tweede triomf is grooter dan de
eerste. Zij blijft in eeuwigheid. De radicale
ministers vergaan spoedig.
Drankgebruik in Nederland. Toch is het
goed, zonder eenigc'afbreuk te willen doeD
aan de propaganda voor drankbeteugeling,
er hier nog eens aan herinneren, dat ons
land buitengewoon gunstige cijfers vertoont,
wanneer men het vergelijkt met andere lan
den, zegt het Hbld.
Men raadplege bijvoorbeeld de „Jaarcijfers
van het Koninkrijk der Nederlanden" be
werkt door liet Centraal Bureau voor Statis
tiek (over 1911) en verhetige zich hij do aan
schouwing van de grafische voorstelling van
het verbruik van hier, gedistilleerd (50 pet.),
wijn en het toiale verbruik van aVoliól.
Wat hierverhrnik betreft komen we pas in
de zeverde plaats, nar Biclgië, Engeland,
Duitsehland, Denemarken, Zwitserland en
Frankrijk; voor gedistilleerd slaan we wel
op de tweede plaats, doch de laatste jaren'
geven ons recht op de vijfde plaats, slechte
met Zwitserland en Italië achter ons; voor
wijnverbruik komen we zoo goed als niet in
aanmerking; terwijl voor het tolale verbruik
van alcohol wij van de acht aangehaalde lan
den de laatste, dat is hier de eere-plaats, in
nemen'
Een zonderling! Te Breda is vrij plotse
ling overleden oen zonderling man, die zich
bijna nimmer op straat vertoonde. Hij woonde
alleen met een dienstbode en bemoeide zich met
bijna niemand.
Nu hij gestorven is, werd er alleen aan con
tanten in zijn huis gevonden een bedrag van
ongeveer ƒ200.000, aldus de „Bred. Ct."
Een begrafenis met hindernissen, In het
dorpje Heer, bij Maastricht, had Dinsdag eene
begrafenis met hindernissen plaats, die wel dor
moeite waard is te worden gememoreerd.
De heer F. O., lid van den gemeenteraad en
president der „Oude Harmonie," plotseling te
Luik waar hij voor zaken vertoefde, overleden,
zou Dinsdag ter aarde worden besteld.
Toen de harmonie, de geestelijkheid en tal
van belangstellenden zich bij het sterfhuis had
den verzameld, bleek, dat de lijkbaar vergeten
was te lialen. Toen de draagbaar gehaald was,
trok de lijkstoet naar de R. K. Kerk.
Intussehen was gearriveerd uit Amsterdam
de directeur van eene verzekeringsmaatschap
pij. waarbij de overledene, een handelsreiziger,
tegen ongevallen verzekerd was. En na de lijk
mis werd het lijk gebracht naar een lokaal, om
het door een tweetal geneesheeren te doen
schouwen, teneinde te kunnen vaststellen, of
de overledene gestorven was aan een beroerte,
of wel aan een ongeval, zulks in verband met
een eventueele uitkeering door de maatschap
pij. Een der dokters uit Maastricht was vrij
spoedig aanwezig, doeli zijn collega was en
bleef weg. Do familie en vrienden bleven ge
duldig wachten, uren lang. Doch de tweede
geneesheer kwam niet opdagen. Er werd getele
foneerd, alles tevergeefs. Circa 4 uur waren
beide geneesheeren present. En toen zij tot
de schouwing van het lijk wilden overgaan,
bleek, dat de hersenen uit het hoofd verdwenen
waren, en de holte gevuld was met watten.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft zulks in het
hospitaal te Luik plaats gehad. Circa half zes
trok de lijkstoet naar het kerkhof onder het
luiden der klokken, docïi de lijkstoet was tot
op 14 verminderd.
Over deze zonderlinge geschiedenis zal nog
wel niet het laatste woord gesproken zijn.
(Tijd.)
Een handige oplichter. Omtrent de op
lichting van horloges te Amsterdam melt het
„N. v. N.":
Bij een horlogemaker in de Utrechtschestraat
kwam Donderdag een heer of een nabootsing
daarvan, met het verdoek, hem tusschen vier of
vijf uur een aantal horloges op zicht te zenden.
Hij beweerde Van I'allandt te heeten en te
wonen Van Woustraat 10.
De heer D. zond zijn bediende met een
twaalf gouden uurwerken naar het opgegeven
adres, terwijl hij hem op het hart drukte, vooral
of met de horloge of met geld terug te komen.
De man zelf deed open en liet den bediende
in de voorkamer. Hij gaf voor naar de achter
kamer te moeten gaan, om met de mensehen,
waarbij hij inwoonde, zijn keuze te maken.
De man zei echter geen woord over de horloges
en vertelde in de achterkamer alleen, dat er
iemand op hem zat te wachten, maar dat hij
nog even weg moest. Daarop ging hij door de
gang naar buiten.
De bediende wachtte en wachtte, maar „P."
keerde niet weer. Toen begreep men, hoe de
vork in den steel zat, men waarschuwde de po
litie, doch dc vogel was gevlogen en is nog niet
gekuipt, 's Morgens was liij gekomen om de ka
mer te huren, die hij in het begin van de vol
gende week zou betrekken. Hij had dus nog
geen huur betaald.
De twaalf verdwenen horloges hebben een
waarde van ongeveer 525. De nummers ervan
zijn genoteerd, en de politie 'doet ijverig onder
zoek in dc pandjeshuizen te Amsterdam, tot
nogtoe echter zonder resultaat, Vermoed wordt,
dat de oplichter de wijk naar buiten heeft ge
nomen.
Wij lezen in de „N. C.":
„De aanhef van art. 1G der Auteurswet
1912 luidt:
Als inbreuk op het auteursrecht op een
openbaar gemaakt werk van letterkunde,
wetenschap of kunst wordt niet. beschouwd
het overnemen van enkele korte gedeelten
daarvan of van enkele korte opstellen of
gedichten in bloemlezingen en andero wer
ken, bastemid voor het onderwijs of een
ander wetenschappelijk doel
Deze bepaling heeft zoowel in auteurs- als
in uitgeverskringen nogal wat bedenkingen
ontmoet, vooral op grond van de onzeker
heid, wat onder „korte gedeelten" en „korte
opstellen of gedichten" is te verstaan, als
ook va|n liet feit, dat b.v. sonnetten aldus
zonder toestemming van den auteur in bloem
lezingen enz. Imogen worden overgenomen.
Het bestuur van den Nederl. Uitgeversbond
is dienaangaande met dat van de Vereeniging
van Letterkundigen in overleg getreden.
Wat de Engelsche uitgevers en auteurs ge
daan hebben om aan de onzekerheid, door
een dergelijke bepaling in de Engelsche Co
pyright Act. 1911 in het leven geroepen,
te ontkomen, verdient, naar wij vernemen,
wel de aandacht van de genoemde besturen.
In het pas verschenen nummer van „Le-
Droit d'Auteur" (15 Januari) vinden wij de
volgende resolutie van het bestuur van den
Engelschen Uitgeversbond, waarop, na uit
voerige beraadslagingen, de goedkeuring van
de Vereeniging van Engelsche auteurs is ver
kregen:
1. Het bestuur van de Vereeniging van
uitgevers is van meening, dat het van al
gemeen belang is, dat de uitgever, die voor-
bemens is .van wettelijk beschermde stof
gebruik to maken in een schoolboek, op
grond van de bepaling van art. 2 no. IV
van de Copyright-wet van 1911, van zijn
voornomen kennis geeft aan den auteur-
rechthebbende.
2. Het bestuur, overwegende, dat het mo
gelijk zal zijn onaangename twistgedingen
te vermijden door een algemeen accoord
betreffende de beteeken is van den term
„a short passage" van een openbaar ge
blaakt letterkundig werk, stelt de volgen
de regelen voor:
a. een „korte aanhaling", ontleend aan
oen proza-werk, zal duizend woorden niet
te bdven mogen gaan;
b. een „korte aanhaling", ontleend aan
oen dicht weide, zal honderd regels niet te
boven mogen gaan.
Echter zal in geen geval de „korte aan
haling" meer dan een derde mogen be
slaan van het geheel van het dichtwerk
het opstel, de voordracht, het verhaal of
ander letterkundig werk, waaraan zij ont
leend is.
De beidosling is, dat deze beiderzijds goed
gekeurde wets-interpretatie als algemeen er
kende regel zal gelden en den rechter tot
leiddraad zal strekken bij geschillen oven
de bo toeken is van de „korte gedeelten," wél-
kier vermelding in de bedoelde werken zon
dier toestemming v.an den auteur geoorloofd is.
De redactie vau „Le Droit d'Auteur" zegt
van het genomen besluit:
„Deze regelen zullen misschien wat mecha
nisch schijnen; zij zijn daartegenover zeer
hélder, zeer nauwkeurig, met aanduiding van
het bijzonder minimum en van het totale
maximum en alzoo zeer practisch. Gesteund
door het tweevoudig gezag der twee groote En
gelsche vereenigingen van uitgevers en van
schrijvers, zullen zij stellig ook hvm invloed
op de rechtspraak doen gelden en vele „ont-
leeners" zullen heilzame gemoedsbezwaren on
dervinden om ze te overtreden."
ALPH. DIEPENBROOK.
Heb jongste werk van Alphons Diepenbrock,
„Lydisohe Nacht", naar tekst van B. Ver
hagen, gecomponeerd voor declamatie, zang
en orkest, is door het Amsberdamsch Con
certgebouworkest en Gerard Zalsman ten doop
gehouden, schrijft het „Hgzn." Ofschoon ook
deze compositie, evenais steed3 bij het werk
van Diepenbrock het geval is, vele treffende
en kleurrijke fragmenten bevat, maakte hot
als geheel geringen indruk, hetgeen grooten-
deels aan den weinig qmofcie sehenkonden tekst
te wijten is.
De uitvoering onder leiding vab den com
ponist was consciëntieus, de heer Zalsman
sprak en zong met mooie stem cn het or
kest. klonk glansrijk.
Aan het einde juichte het publiek en riep
componist en solist op het podium terug. De
heer Diepenbrock ontving een lauwerkrans.
het DECREET „quam singularia
Men schrijft uit Maastricht aan „De Tijd"
o.m. het volgende:
In den „Limb. Koer." heeft een onzer eer
waarde geestelijken terecht geschreven, dat
men de vroomheid niet moet afmeten naar het
getal Communiën, doch naar do volmaaktheid
in 't onder-houden der geboden, maar tegelij
kertijd geeft, hij too, dat. de H. Communie een
voornaam, zoo biet het voornaamste middel
is, om tot echte vroomheid te komen. im
den regel mag men inderdaad aannemen, dat
da beoefenaar der veelvuldige of dagelijksche
H. Communie ook een bijzonder godvruchtig
binnenleven leidt.
En zoo beschouwd moeten do decreten d.d.
8 Aug. 1910 „Quam singular!", van do Con
gregatie dor Sacramenten en van het H. Of
ficie d.d. 20 Deo. 1905 over de dagelijksche
H. Communie een groote zegen ook voor Ne
derland genoemd worden. Ook in ons land
met zijn Jansenistisch verleden, werden door
sommigen deze) decreten onuitvoerbaar ge>-
acht, maar de uitkomst heeft hen, die geloof
den in de kracht der genade, in het gelijk ge
steld.
Het is moeilijk met cijfers dit alles te for-
muleeren, daar het onmogelijk bleek, alleszins
betrouwbare gegevens te verzamelen. Maar
uit, enkele verkregen cijfers kan toch een,
groote toename van het aantal communiën blij
ken. Het bedroeg in:
Bisdom Haarlem Bisdom Breda
1887 2.588.832 1.015.055
1905 3.395.705 1.398.268
1906 3.303.112 1.247.836
1907 3.802.392 1.599.965
1911 9.237.925 2.851.689
Men vindt hier dus voor onomstootbare cij
fers uitgedrukt, Welk! een verrassende uit
werking de doorwerking van het decreet in
de laatste jaren had. Want terwijl in het jaar
van het decreet zelf, 19051906, oen inzin
king was waar te nemen, is die inzinking
niet alleen in het volgend jaar tot staan
gebracht, maar vermeerderde het aantal com
muniën verrassend.
MUSEUM VAN KUNSTNIJVERHEID.
Heden is in het Museum van Kunst.nijver
heid alhier, geopend een tentoonstelling, ge
organiseerd door de vereeniging „Het Ne-
derlaudseh Fotografisch Museum", welke ver-
eemging zich ten doel stelt te bewaren merk
waardige historische voortbrengselen der
lichtbeeldkunst en samen te brengen een col
lectie fotografisch werk uit alle tijden»
waarin te volgen zal zijn de geleidelijke ont
wikkeling der kunstfotografie. De vereeni
ging ondervond reeds veel medewerking,
waardoor deze eerste tentoonstelling al heel
belangrijk is.
Men vindt er fraaie oude Daguerreotypen,
de eerste vorm van fotografie op massief zil
veren plaatjes. Verder allerlei antieke pier-
beelden, evenals ook mooie oude stercoseoop-
plateu en een collectie Engelsch werk met de
eerste periode der kunstfotografie.
Zeer merkwaardig, door hare zeldzaam
heid, zijn de kleurenfotografiën, vervaardigd
volgens een ingewikkeld wetenschappelijk sy
steem, dat zich niet in de praktijk heeft kun
nen inburgeren. De exemplaren in het Mu
seum zjju de eenigen in Nederland gemaakt.
Van de nieuwe kunstfotografie beschikt het.
Museum reeds over representatieve werken
uit. verschillende perioden der strooming,
sommige reeds overleden werkers zijn goed
vertegenwoordigd en de meeste fotografen,
zoowel vaklieden als amateurs,* 6toudeu iets
van hun werk aan de vereeniging af, zoodat
het tentoongestelde, hoewel nog lang niet vol
ledig, toch reeds een zeer belangrijk beeld,
geeft van de ontwikkeling der fotografie,
vanaf do uitvinding tot op heden.
Schenkingen en bijdragen voor het Mu
seum worden gaarne aangenomen door de
H. H. Ernst Loeb, Villa „Irene" Overveen,
Secretaris, Adriaan Boer, Bloemendaal, pen
ningmeester en B. Zweers, Haarlem, Con*
missaris.
SCHEEPVAART EN DE IJSLIEF-
HEBBERS.
Onder „Gemengd Nieuws" heeft men kun
nen lezen van aanvallen op stoombooten op
den Ouden Rijn gepleegd.
Uit Woubrugge wordt aan de N. Ct, ge.
meld: Erger is het gesteld ïr.et de stoomboot
„Helena" der Maatschappij Bus te Haarlem,
die op weg van Rotterdam naar Haarlem
genoodzaakt werd verder door te stoomen.
Een paar honderd mensehen waren te hoop
geloopen en een vijftigtal daarvan beleger
den de boot met steenen. De kapitein H. de
Jong werd daarbij ernstig op drie plaatsen
aan het hoofd gewond. De la-ptaarnruiten
werden verbrijzeld.
Zóó groot is bet aantal steenen, die op de
boot zijn neergekomen, dat ze niet in een
grooten kruiwagen kunnen worden geladen.
Door overmacht gedwongen, besloot de ka
pitein niet verder te varen.
Later bleek hem, dat 's nachts de wacht
was gehouden om de dorp&genooten te waar
schuwen, wanneer de boot maatregelen mocht
nemen de reis voort te zetten.
De directie der Maatschappij „W. Bus"
heeft over het voorgevallene aan aanklacht
ingediend hij den officier van Justitie
's Gravenhage.
JR. K. KRING.
Zooals reeds vroeger gemeld werd ligt hot
in de bedoeling om op geregelde tijden, door
en voor leden lezingen over verschillende
onderwerpen op de bijeenkomsten te hou
den, Donderdag 1.1. hield de heer "M. eene
lezing, met als (onderwerp „De 'facultatieve
lijkverbranding". Ook kwamen eenigc hoeren!
in debat. Het geheel was een interessante
avond. Voor een dergelijke lezing, die niet lan
ger mag duren dan 20 min. a een half uur
hebben zich reeds verscheidene leden opge
geven. 'A.s. Donderdag zal de heer S. eene
lezing houden over: ,,©o oorzaken van het
ontstaan van' den tachtigjarigen oorlog".
LISA EN SVEN SCHOLANDER,
Zaterdag 31 Januari a.s. zullen Lisa en Sven
Sc'holander een enkele lieder- en duetten-
avond geven in de concertzaal de Kroon.
Sven Scholander zal de liederen begeleiden
op zijn Zweedsche luit van 1798.
Sven Scholander was oorspronkelijk een
zeer gewaardeerd beeldhouwer te Stockholm.
Den aanleg voor muziek heeft hij van zijn
vader en grootvader geërfd en van hen het
luitspel geleerd.
Van zijn studiejaren in Frankrijk en Italië
keerde hij met een schat van chansons van
allerlei aard terug en bij gelegenheid van een
wekladigheidsconeevt trad hij met een ver-
Limburgsohe schets.
Een kranige (Workman, Fetor Hameleers,
groote, stoere kerel, met breed ronden nek
tusschen de forsche schouders, glundere, la-
ochde oogen onder het dik witpluimig kroe-
zel verward haar op den stevigen kopeen dei-
beste metselaars van Roos (laai, niettegenstaan-
jdie zijn vijf en zestig jaar.
Hij, des morgens vroeg, steeds de eerste
met groote vaste stappen de ladder omhoog,
om ditUirboV'On do vierkant© ©teenen tegen el-
kander te plakken, die jongere werklieden hem
brengen.
„Mè Hameleers, weurs te dan van z'n leve
neet meug", (moede) was eens de vraag van
een zijner kameraden.
„Och, wat meug! Es te gezond en sterk
bos, dan weurste neet meug; da's allein mèr
gekke bazel, dat meug zien; allein kèls, dia
hun ganse leve achter de jenever höbbe ge-
zete, die zich de fors (kracht) oet hun body
höbbe gezope, die weurde meug en dat doon
ich neet, van z'n leve neet; ich koup mich
leaver e stuk spek bei mien moos (groenten)
en eereppel oif 'n stumpke op m'n boterham;
dait hèit de jonkheid en ouch 't plezeer in 't
wèrke dr'in",
„Da jonkheidde jonkheid 1 Zoe'n auwe
ktel es tich mit gries haoro, spriks tich nog
ouver jong zien?"
„En woeveur (waarom) neet? Es et neet
Waor, dat ich Zaoterdaagsaovens zoe'n bit-
teke (beetje) stievigheid in m'ne ruk veuldo
van t "bukke de ganse week door, de dan
waor ich pront derelfde es euver veertig]
jaar, mè dat beteikent niks, gcine fetsch;
dao veur höb ich do ganse Zondaag um dat
bitteke-pijn oet m'n body to duije". (duwen).
De Zondag steeds oen ware feestdag voor
Peter Hameleers.
Dan, al heel vroeg in den ochtend, spoedt
'hij zich naar zijn Anna, zijn dochter, dn
vrouw van Willem Hormans, timmerman in
Hochrade, een der kleine omliggende dorpen
bij Roosdaal, zijn zakken vol knabben en
suiker peel en roet stoven crissie en zoethout
voor de vijf kleine kleuters; in do stroogo-
vlochten karabies, bengelend aan zijn hand,
dikke worst met grove plakken schink (ham)
of groote vettige bokkemen voor de ouderen.
Eén luid gejuich, als de kleinen grootva
der in de verte ontwaren; een wedloop naar
hom toe op de mollige beentjes; een hojog
joelend schaterlachen, als zij bij hem zijn en
(de dunne vingertjes grabbelen in de uitpui
lende zakken.
En vader en moeder ook vroolijk, blij do
als zij den gullen, hartelijken man de hand
drukken, hem welkom heeten in de kleine
woning.
Dan spoedig do mannen in het bosch, ver
gezeld van de kinderen, terwijl de vrouw
het weelderige. Zondagmaal bereidt, door groot
vader meegebracht.
En dan in het groene woud in vroolijkc
ongebonden dartelheid plukken ze bloemen,
vlechten kransen, luid uitgalmend hun pret.
Des avonds moet grootvader hen naar bed
brengen 'neen, anders willen ze niet gaan
slapen en allemaal 'n nachtkus geven en
join beurten hun handjes in de zijne houden
ftot ze slapen.
En weer in het kamertje teruggekeerd bij
zijn dochter en haar man; terwijl hij blaast
j groote wolken uit den mooi gesneden houten
jpijpkop, menigmaal zijn vragen: „en kint geer
no© begriepen, dat er lui zien, die leever
i zoe'n gianse daag in de café zitte, leever
I zitte te zoepe en ruizie te maken, leever hun
vrouw en kinjer laote sterven van d'n hon-
iger es zoe'n daag te passeere wie veer, zoe
i gans ongerein (onder elkaar) 't Is mich te
j getierd, dan kin joh mit mien stom boere-
1 verstand neet bei."
I Voorwaar een heerlijke, zalige dag voor
j hem, die Zondag.
Eens Anneke met aorgvuituge angstige kom
mer op het roodplekkerig gezicht; een dui
delijk zichtbaar leed, niet te verbergen on
der den gedwongen glimlach om de bleeke
lippen, bij zijn binnenkomen.
„Wat is er keend, wat höbs te?"
„Nik vader, absoluut niks."
„Jewel Anneke, jewel dao is get, ich zeen
et, de moos et mich zekke; de höb3 toch
gein ruizie met Wullem gehad?"
Eon spottende trek om haar mondhoeken:
„ruizie mit mieris Wullem, dè gooi©, brave
kèl, wie kumpt geer aou 't idee vader?"
„Alzo© dat neet, 't he ij mich ouch ver
wonderd, mè wat dan wel?"
„Och vader, ich zal ct uch dan mèr zekke:
geer rap. deert uch zeker nog, dat- gepas»
«eerde Zondag Wullem neet de auwe van
al tied waor; er veulde zich e bittek)® lam
menadig, mè 's Maondnags waor et veui orger,
toe kos er neet oosteon en noo heet er do
ganse week neet könne wirke, gein cent
könna verdeene en de dokter heet gezag,
dat et nog wel e tiedsje kos dore, veur dat
er wioer gansch monter zou zien, en woe moote
veer dan zoo lang' van leve", terwijl zij uit
barst in luid gesnik.
„Dat is beroerd, effectief miserabel, mè
ich zou dao noe mor neet te veul over la-
mentoeren; ich bin er immers toch ouch nog;
ich höb nog laltied zoe get in 't buugelke,
(leurs) dat geer kint kriege es geer 't nuudig
höbt."
„Dank uch, dank uch vader," terwijl zij
hem een kus op de wang drukt, „me wie en
wannie zulle veer uch dat könnc trukgeve?'
„Maak uch dao gein zurg euver: alles,
waat ich höb is toch veur uch en of geer
dat noo e bitteke vreuger of e bitteke later
krijgt: 't kunip er neet op .aon: ich höb
't n-eet nuudig, sinds dien mooder zaliger,
mien gooi, braaf Katrein, doed is, en veur
micli allein verdeen ich genog, zelfs mie es
g'ënog. Allo allo, schei noe mor oet mit dat
gejanks; 't is neet nuudig, zek ich tich, gaar
oet (volstrekt) neet nuudig."
En hij heeft haar zijn spaarpot gebracht,
waarvan zij met haar kinderen heeft ge-
leefd, totdat Willem weer gezond en krach-
tig was, totdat hij weer zijn werk kan her-
i vatten.
j Gure, sombere najaarsdag; een koude, ijzi-
i go wind loeit en buldort met onstuimig ge-
weid, jaagt koude, striemende vlagen over de
I aarde; de pannen der daken klepperen te-
i gen elkaar, de vensters trilrummelen in hunne
omlijstingen.
Aan een in aanbouw zijnd huis de metse
laars in ijverig gedoe, in rusteloos verweer;
't gebouw moet lieden onder de kap, aooals
bedongen was onder bedreiging van zware
boete voor den aannemer,
i Ze moeten zich spoeden de arbeiders; zo
i mogen zich niet laten weerhouden door do
koude; ze huiveren onder de door fijnen mot
regen natgesiepelde kleeren; ijzige rillingen
glijden langs hunne roggen; de tanden klep
peren tegen elkaar, maar ze werken voort»
immer voort, de stoere kerels.
Den volgenden morgen.
Hameleers heeft de kracht niet zich naar
zijn werk te begeven; een droge lange hoest
diep uit de borst, die snijdt door de longen;
een zware loomte over het geheele lichaam,
dat brandt in koorts i gen gloed.
De ijlings ontboden geneesheer, constateert
een hevige acute longaandoening.
Hij rijdt terstond naar Hochrade, naar Her
mans en hij vertelt hem, dat zijn vader zwaar,
ernstig ziek is( cn dat hij absoluut goede
oppassing en verzorging noodig heeft als ze
hem tenminste in het leven willen houden,
hij begrijpt, wel, dat ze dc kosten van een
verpleegster niet kunnen betalen, maar dab
moeten ze hem maar in huls nemen en flink
warm houden; hij zelf zal hem wel goed in
dekens gewikkeld in z'n rijtuig hier brengen,
als zijn vrouwl maar meegaat om hem te
halen.
„O ja, direct, dadelijk, hijgt Anneke, geen
minuut wil ze wachten, terstond zal ze mee
gaan met dan dokter, als deze het goedvindt.
Zoo komt Hameleers in do woning zijner
kinderen.
v.iin. schoonzoon Hermans heeft op den zol