IRMA. Haagsche Brieven. BUITENLAND. BINNEN L AN D. 4 Sport en Wedstrijden. KARD. VAN ROSSUM OVER SPORT. FE.UlLLfc.TON. a.) NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™™L™£P XXXIV. Er is sinds mijn laa ts ten brief in liet Haagje weer heel wat voorgevallen, dat de vermel ding verward is. Ik noem bv. het besluit van den Raad, om hier een Middelbare Handels school op te richten, de ijspret, de instelling eaner tweede sehouwburgcommissie, het be zoek van de Groothertogin van Luxemburg, de beruchte aandeelhoudersvergadering van het Kon. Zoöl. Bot. Genootschap (Dierentuin), het debat Anker manKohnstamm, de benoeming van Burgemeester-Ter Laan, enz. Ziedaar een reeks van feiten, die alle do pennen der Haagsche briefschrijvers in bui- ten-Haagsche bladen hebben in beweging ge bracht. En ik zou er in de „N i e u w e H a a r 1 e m- s c h e Courant" ook gaarne wat ruimte voor vragen, ware het niet, dat ik vóór alles aandacht wilde wijden aan de zaken des Bin- aenhofs m. a. w. aan die van de Binnenland- sche politiek. Daar zit kopy in en, wat van joèer belang is, propaganda. Ik sprak er de zer dagen over met een van de oudste kamer- elden in dienstjaren. „Meneer", zoo zei hij ,,'t is gewoon tegen woordig 't bend". Allerlei zonderlinge men- schen spelen er tegenwoordig een hoofdrol, zo vroeger waren, over dat alles verneemt Hoe ze er komen, waar ze vandaan zijn, wat men liefst zoo weinig mogelijk. Eu die deelen tegenwoordig de lakens uit in do vaderland- sche politiek." Bedoeld kamerlid noemde me eenigo namen ïn stelde daartegenover enkele oude, goed en overal bekende politici van twintig, der tig, vijl tig jaren terug. Ik zal de vergelijking niet herhalen, maar moest toch er kennen, lat er verschil was tusschen toen en nu. Ook over de rechtsche partijen was hij niet aeelemaal te spreken. Kolkman en Heemskerk hebben zich laten opbergen, de een in de Gedeputeerde Staten, ue ander in den Raad van State, Talma moet zien, dat hij weer er gens predikant wordt, Begout had men be ter in de Tweede- dan in de Eerste Kamer kun nen zetten, een man als professor Fabius houdt men met opzet buiten de practische politiek, om den armen Passtoors bekommert niemand zich, De Stuers en V.an Idsinga blijven maar zitten, ofschoon ze beiden te ziek en af- tandsch zijn, om zich sinds Juni te laten beee- digen. Zoo mopperde mijn zegsman maar voort en ik moet erkennen, dat er veel grond is in verschillende zijner klachten, En nu zal ik maar niet eens herhalen, wat hij allemaal voor nieuws verbelde van de Drions en Ter Spills, van de Kleerekoopers en Eerdmannen, van Lasonder, die ontslag nam. Het ergste vaarde hij uit over het wer ken van de Tweede Kamer tegenwoordig. En daartegen had ik heelemaal niets in te bren gen. 't Is inderdaad beneden alles, dat nu, vèr in Februari, de kamer nog dag in, dag uit in den begrootingsarbeid zit. Straks moet de Eerste Kamer nog beginnen en is het eerste kwartaal om, van het jaar, waarvoor de uitga- zeil worden vastgesteld. Inderdaad de Minis ter-President was een dezer dagen vlijmscherp in zijn kritiek,-toen hij voor de nieuwe begroo ting iets toezeggende, daaraan toevoegde: „die *1 "weer spoedig zal worden opgemaakt", zoo is liet net. Als de Tweede Kamer geen andere maatregelen weet ie treffen, als zij zich geen grooto zelfbeperking weet op to leggen, .als het kwaad der voolpraterij in de toekomst nog mocht verergeren, dan zal het niet lang meer duren, of zij zit het heele jaar in den begroo- tingsarbeid en is ©r voor andere legeslatieven arbeid geen tijd en geen lust meer. Dat het peil ii ?r kamerleden op zoo'n manier gere geld nog lager zal dalen, ligt in de reden. Welk hoogstaand man wil er nog deel uit maken van zoo'n kletscollege Sterker nog, wie heelt er nog tijd voor? Eeii stelletje beroepspoliticiëns, zooals in Frankrijk, die er een soort van bestaantje van maken, dat zal men in de toekomst ook van onze Tweede Kamer zien worden. De warmste voorstanders van het Algemeen Kiesrecht die er ook in onze kringen zijn vragen zich met eenige bezorgdheid af, of dit niet een der zwarte schaduwzijden is van wat men op zich zelf als een goed zou kunnen beschouwen. Het is toch onmisken baar, dat veel meer, heel veel meer dan in het verleden de Kamer haar tijd zoek brengt met minitieuse bespreking van allerlei kwes ties en verhoudingen, den Staatsdienst en zijne dienaren betreffende, en bovenal met, het plei ten van lotsverbetering voor allerlei groepen van personen, die met hun stembiljet hun eigen bazen en patroons kiezen. Zijn de so ciaal-democraten daarmede begonnen, hebben zij er een groot deel van hun succès aan te danken, de andere groepen zijn wel gedwon gen, mee te doen, willen zij hun invloed in die kringen niet verspelen. Ik denk hier aan het personeel van leger en vloot, van posterijen, telegrafie, telefo nie, bij het onderwijs in al zijn vertakkingen, spoor- en tramwegen, van den waterstaat, mijnen en rijkswerkplaatsen, domeinen, pro vinciën en gemeenten, enz. enz. tienduizen den, ja honderdduizenden bij elkaar. Niemand van ons zal aan die menschen een menseh- waardig bestaan misgunnen, dat zij verre, maar de groote, veel te grooto plaats, die zij langzamerhand zijn gaan innemen in het openbare leven baart menigeen ongerustheid. Men kan zich intusschen het hoofd breken met te bepeinzen de vraag, wat daaraan te doen is. Ik zal dat voorloopig nog niet doen, maar wel in het verband van dit artikel er op wijzen, dat al die groote scharen, die in Juni niet weinig er toe hebben bijgedra gen, om het bewind van rechts weer links te maken, na deze begrootings-behandeling wel zuinig op hun neus zullen kijken. Zij kunnen het bekende Frausche liedje neuriën: U no vaut pas la peine, assurément, De changer de Gouvernement. M. a. w. als zij gehoopt hebben, daar mate rieel beter van te worden, dan komen zij be- bedrogen uit. De houding der tegenwoordige regeering zal hun allen een reuzenteleurstel- ling zijn geweest. Al de Ministers, onder aan voering van Minister Cort van der Linden en zijn ambtgenoot van Financiën hebben hun zakken binnenste buiten gekeerd en op aller aandrang stereotiep tot antwoord gegeven: er is niet. Inderdaad schijnt de schatkist in deplorabelen toestand te ver- keeren. Voor geen enkelen nuttigen of zelfs noodigen maatregel is geld te krijgen. Dit is inderdaad heel erg, want wij beleven nu nog in ons land een besten tijd. D© economische toestand van Nederland is eigenlijk zoo gun stig mogelijk, handel en scheepvaart bloeien ongekend; de industrie maakt het zoo goed, dat zij geen bescherming noodig had, die zelfs hooghartig afwees; de opbrengst der Rijksmiddelen overtreft met millioenen de stoutste ramingen. Wat wil men eigenlijk meer? En nu komt daar een kabinet van de hoog geroemde liberale beginselen en doet niets anders, dan schokschouderend voortdurend hetzelfde gejammer laten hooren: er is geen geld. Die arme-lui's politiek lijkt inij m liooge mate bedenkelijk. Bleef men in het buiten land onkundig van die jeremiades, dan was het niet erg. Buiten de grenzen is men echter vaak nog beter op de hoogte dan wij hier. ~En het voortdurend gekLaag kan niet anders dan van bedenkelijken invloed zijn op ons aanzien op de wereldmarkt, op ons internatio naal krediet. Ook voor de binnenlandsche toestanden is het echter erg. Tal van noodzakelijke her vormingen, dringend noodige verbeteringen en uitbreidingen denkt maar eens om het onderwijs komen niet tot stand. Er is stagnatie, stilstand en die staat nog altijd ge lijk met, ja is nog erger dan achteruitgang. Er is ééne troost. Ons volk is een nuchter volk. Als het er laogzamernaiid goed van doordrongen wordt, dat net verlappend en afstervend liberalisme niet meer in staat is, onn een rol van eenige beteekenis te spelen in het Nederlandsche staatkundige leven, dan zal het er niet te gen op zien, om weer andere mannen, krach tiger regeeringspartijen aan het bewind te roepen. Het Nederlandsche volk zal dit. te eerder doen, als het straks met geweld getroffen wordt op zijn gevoeligste plek, zijn belas tingstelsel. Als Minister Bertling met zijn lang verwachte, angstig verbeide belasting- projecties voor den dag komt, als de cij fers op do aanslagbiljetten met onrustbarende snelheid aan het stijgen zullen gaan, dan zal het met de concentratie-liefde gauw gedaan wezen. Ons kan dat geen bezorgdheid baren. De sociaal-democratie en de vrijzinnige concen tratie kunnen toch niets tot stand brengen, dat wij zelf niet beter zouden kunnen doen. Daarom dus: moed gehouden, broeders 1 's-Gravenhage, 2 Februari 1914. Paul Déroulède. Omtrent het sterven van den vurigen pa triot op zijn villa „Boe. Fleuri" te Nizza melden. de bladen verschillende uiterst-stichtende bij zonderheden. .Zooals Marcel Habert in de „Pa- trie" schrijft, men vergelijke het hieronder gegeven uittreksel, aan de „Msb." ontleend, scheen de ziel van Paul Déroulède zich meer uitsluitend van het vaderland tot God gericht te hebben. Bij volle kennis en vol overgeving aan Gods H. Wil had hij reeds de H. Sacramen ten der Stervenden ontvangen. Zijn doodstrijd begon des nachts om één uur, hij stierf om drie uur, in tegenwoordigheid van zijn zuster, die hem verpleegde en zijn getrou wen Lueien Pallez en Bolland. De „Univers" wijdt aan zijn gedachtenis o.m. de volgende woorden: „Parijs heeft met diepe verslagenheid den dood vernomen van Paul Déroulède. De gewon de soldaat van 1870, de dichter met zijn patrio- tische zangen, de stichter en leider der „Ligue des Patriotes" genoot een populariteit, zoo echt, zoo edel, als men zelden gekend heeft. Zijn tegenstanders, zelf die, welke hem eens ver boden den grond te betreden van dat vaderland, dat hij had verdedigd, zullen hem hun eerbe tuigingen niet weigeren. Goed Franschman was Déroulède ook een goed Christen. Ook voor de menigten uit het volk staande wist hij het kruisteeken te maken. Alvorens Parijs te verlaten ging hij de H. Mis hooren in de Notre Dame en communiceer de hij. Den vorigen Zondag nog verliet hij zijn villa om voor den laatste maal de H. Mis te gaan hooren in de kerk, waaraan zijn zuster, wier bewonderenswaardige toewijding zich geen oogenblik verloochend heeft, als ex-voto een beeld van den heiligen Paulus had geschonken. Voor dien edelen Franschman, dezen over tuigden Christen buigen wij ons neer in gebed." De „Croix" zegt van den overledene: „Het is een edele en populaire figuur, die verdwijnt. Vrienden en vijanden zullen zich met oenzelfde gevoel, zoo niet van bewondering, dan toch tenminste van eerbied, voor zijn graf buigen om den man te ecren, die steeds eerlijk en oprecht was. Déroulède was in een tijdperk, dat nog niet zoo ver achter ons ligt, een groote volksgitator. Indien zijn daden somtijds streng beoordeeld zijn geworden, zoo moet men toch erkennen, dat hij een rechtschapen mensch is geweest, die geheel belangloos handelde. Zelfs bij zijn dwalingen was Déroulède een patriot in merg en been en het was steeds de liefde voor zijn land, die al de uitingen van zijn openbaar leven bestuurde." Marcel Habert schrijft in de „Patrie" het volgende: Déroulède heeft als Katholiek patriot ge leefd, hy is als vurig Katholiek gestorven. Sedert meer dan een maand wist hij, dat hij sterven moest, en met de energie, die hem ken merkte, wilde hij de H.H. Sacramenten der stervenden bij volle kefinis uit de handen van Mgr. Marbeau, bisschop van Meaux, ontvangen. Ik was, gaat Marcel Habeït voort, bij deze ontroerende plechtigheid tegenwoordig. Met een krachtig en wonderlijk élan richtte Dé- lourède zijn ziel, die tot dan toe met een uit sluitende liefde voor het vaderland vervuld ge weest was, naar God. Ook in deze laatste oogenblikken nog bood hij zijn lijden en zijn aanstaanden dood, lang voorzien en met heldhaftige onderwerping aanvaard aan God aan voor het welzijn van Frankrijk. Zijn pelgrimstocht naar Champigny, zijn bezoek aan Notre Dame vóór zijn vertrek naar Nizzt zijn laatste bezoek aan de kerk van Le Port juist op het feest van de bekeering van den H. Paulus, waren evenveel eigen-gewil de stappen in de opstijging van deze geloovige soldatenziel naar den God der legerscharen, den Beschermer van Frankrijk. Aldus wilde liij, dat zijn dood, al viel hij dan ook niet op hot v^ld van eer, voor hen, die hem begrepen en bemind hadden, een laatste voor beeld zijn zou. De vroegere minister-president Briand liet zich in dezer voege over den pas ontslapen Paul Déroulède uit: „Ik ken Déroulède slechts weinig," zeide hij. „Ik heb hem slechts een enkele maal ontmoet bü vrienden. Maar ik moet zeggen, dat hy mij een levendige en diepe sympathie inboezemde. Ook my heeft de tijding van zijn dood zeer ge troffen. Wat men ook moge denken van de politieke meeningen, *die Déroulède verkondigde, nie mand is er, zelfs onder zijn meest besliste tegen standers, die niet moet erkennen, dat met hem een goed Franschman verdwijnt, die zijn land harstochteiyk liefhad." De oordeelen in de Duitsche bladen luiden natuuriyk heel wat anders. De Parijsclie cor respondent van het „Berl. Tagebl." teekent hem zelfs als „Frankreichs Don Quichote." Ook de dood verzacht het chauvinisme niet. UIT DE STAATSCOURANT. Bü Kon. besluit is mr. dr. S. Muller Fzn., Ryksarchivaris in de provincie Utrecht en gem.-arohivaris van Utrecht, benoemd tot commandeur iu de Orde van Oranje-Nassau. DE RONDE STUIVER. By Kon. besluit van 21 Jan., St.bl. no. 24, worden de 5-centsstukken, geslagen overeen komstig de wet van 1 Dec. 1906, St.bl. no. 376, buiten omloop gesteld op 30 Juni a.s. Tot 1 Jan. 1915 kuniien deze 5-centstukken aan de kantoren der directe belastingen, in voerrechten en accijnzen tot elk bedrag wor den ingewisseld. St.-Ct. DE PEST OP JAVA. De regeering8telegram, betreffende de pest- gevallen op Java, van 14 tot en met 27 Januari luidt als volgt: Afdeeling Malang 320 nieuwe gevallen, 263 dooden. Toeloengagoeng4. Paree: 43. Bangil 3 en Pasoeroean 2 doodelijke geval len. Madioen: 39 nieuwe gevallen, 36 dooden. Kediri 41 nieuwe gevallen, 33 dooden. Soerabage: 24 nieuwe gevallen, 23 dooden. Magetan: 20 nieuwe gevallen, 19 dooden. Ngawi: 11 nieuwe gevallen, 6 dooden. Sragen: 1 doodeiyk geval en in de vorige periode nog 1 ziektegeval. NEDERLANDSCHE HULDE AAN BELGIë. Het bestuur van het comité, dat de Neder landsche hulde aan België zal brengen in de maand Juni a.s. ter gelegenheid van de groot- sche feesten, die door de stad Brussel* de pro vincie Noord-Brabant en den Belgischen staat ter gelegenheid van de opening van het ver- breede kanaal van Willebroeck zullen worden gegeven en waarby koning Albert persoonlijk het kanaal zal openen, bestaat uit de beeren: J. van den Bosch, gop. vice-admiraal Kon. Ned. Marino te 's-Gravenhage, voorzitter; M. Me- rens, Consul-generaal van Servië, vice-Doyen v. d. Corps consulaire te Amsterdam, onder voorzitter; mr. A. W. Jacometti, oud-advocaat te Batavia, te Bloemendaal, eerste secretaris; dr. J. F. Hoekstra, secretaris v/h Kon. Ned. Aardr. Genootschap te Amsterdam, 2e secreta ris; G. C. B. Dunlop, bankier te Amsterdam, penningmeester en mr. H. Smeenge, voorzitter „Schuttevaer." Gevaar met rolschaatsen. In de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam is een 14-jarige jon gen by het rolschaatsenrijden onder een auto mobiel geraakt, die in tamelijk snelle vaart den hoek van de Gerard Doustraat omsloeg. De jongen was onmiddeliyk dood. Een nagemaakt bankbiljet. Een winkelier ster uit dé Hugo de Grootstraat te Amsterdam, kwam Zaterdag by de politie meedeelen dat zy aan een ongeveer 18-jarigen jongen 10 gul den heeft gewisseld, voor een.reclamebiljet van de „Tijdgeest," dat veel geleek op een bankbiljet van 10. I)o gearresteerde bankiersbediende. Over de arrestatie van den Bredaschen bediende De Bordes meldt men: Zaterdagavond om halfnegen arriveerde De Bordes per auto by zijn vroegeren vriend Hen driks, een caféhouder, wonende een half uur gaans van Tilburg. Hy vertelde na het verdwy- nen met de ƒ55,000 van den heer Van Mierlo te Breda eenige dagen te Parijs-doorgebracht te hebben, daarna te Antwerpen zich opgehouden te hebben en nu van Antwerpen was gekomen om na een kort bezoek weder daarheen en ver volgens per nachttrein naar Parys te vertrek ken. Hy wilde een oude schuld van 12.50 aan Hendriks afdoen en betaalde met een bankbiljet van 200, doch daar H. niet kon teruggeven, liet hy dezen het bankbiljet maar houden. Om kwart over negen vertrok De Bordes per auto naar Antwerpen, zooals hy zeide, via Breda, De politie werd hiervan verwittigd. De com missaris van politie, de heer Soentjes, trok ei met de hoofdagenten Klamer en Jansen per auto op uit en na te Breda den hoofdagent Vink nog te hebben verzocht mee te gaan, werd naar Antwerpen getuft. Daar werd met behulp van een paar agenten van politie een onder, zoek gedaan in nachtcafé's en vooral ook by chauffeurs, die by hun auto's stonden. By een dezer laatsten werd een ontdekking gedaan, die tot do arrestatie van De Bordes leidde. Een der chauffeurs had namelijk van zijn collega vernomen, dat hy met een heer per auto naar Tilburg was geweest en van die plaats na twaalven was teruggekeerd. Deze chauffeur werd nu in het nachtelijk uur opgezocht in zyn woning, in de wijk Berchem. Hy verhaalde zyn tocht naarTilburg, herkende op de hem ver- toonde foto den heer, wien hij naar Tilburg en teruggebracht had in het hotel de Boule vard Place de la Commune. De belangrijke ar. restatie van De Bordes volgde om half zes op zijn slaapkamer in dit hotel. Hy was nog in het bezit van ruim 41.000, met welk geld hy ter beschikking der Antwerpsche justitie is ge steld, in afwachting van de uitlevering aan da justitie te Breda. Men meldt nog omtrent de arrestatie te Ant werpen van de voortvluchtige bankiersbediende Bordes door de Antwerpsche politie, in tegen woordigheid van de Nederlandsche politieamb tenaren, dat B. nog in het bezit was van 12 bankbiljetten van 1000, die hy zorgvuldig tusschen de voering van zyn jas had genaaid, voorts 65 bankbiljetten van 300, 50 van 200, 2 van 100 francs, 4 a 20 francs, benevens eenig zilvergeld, tezamen een bedrag van 41,620. De Engelsche chèques, die hy eveneens verduisterd heeft, zyn nog zoek, doch hiervan ondervindt de firma Van Mierlo Zoon geen schade. In het geheel heeft B. dus circa 1500 verteerd. Zijn uitlevering zal worden aangevraagd. B. had reeds de geheele week in Antwerpen vertoefd, terwyl hy in Parys en later in Fran- sehe havenplaatsen werd gezocht. Volgens de Antwerpsche bladen vertoefd» Bordes sedert Maandag, 26 Januari, te Ant, werpen en logeerde hy daar in verschillende hotels. In het hotel, waar hy gearresteerd werd, had hy als naam opgegeven Beiizan, van Bar, celona. Door de kassiersfirma van Mierlo Zooh te Breda is aan den Officier van Justitie 2500 ter beschikking gesteld om te verdeelen onder de personen, die tot de aanhouding van den bediende Bordes hebben meegewerkt. Naar do „Msb." verneemt mocht de gymnas» tiekvereeniging „Uitspanning door Inspan, ning" te Amsterdam bij gelegenheid van haai eerste lustrum het volgend vleiend en eigen handig schrijven ontvangen van Z.Em. kardi naal v. Rossum. „Het beoefenen der turnsport, zooals het ge-! schiedt door de vereeniging „Uitspanning door Inspanning" kan niet anders dan ten goedo( werken op de vorming der R. K. jongelingschap van Amsterdam. Want daar wordt het turnen geen doel, het is en blijft middel, het is en blijft uitspanning na volbrachten arbeid op hooger gebied, het is en blijft staling van het lichaam, opdat het der ziel ten gesehikten tijde de dien sten kunne bewijzen, die zij er van vordert tot eer van God, tot heil van het vaderland en tot nut der evenmensclien. Zóó opgevat, is die ontspanning allernuttigst en verleenen wy haar ten volle onze goedkeu ring en aanbeveling. (w.g) KARD. VAN ROSSUM C. se. R. DOODENLIJST VAN AVIATEURS. Reuter seint uit Bourges: De luitenant-/ aviateur Belvert en zijn passagier kapitein Niguet van het eerste regiment artillerie zijn op het schietterrein te Bonrges gevallen. Beide officieren waren terstond dood. Roman van Philip Laicus. Dat waren de denkbeelden, welke Willifred en diens vrouw door 't hoofd gingen. Zij be- hoelden die elkander niet mee te deelen; zij kenden elkaar zoo nauwkeurig, dat zij, zon der gesproken te hebben, wisten, wat de an dere paity dacht. Zij beijverden zieh derhalve de Kerstmisyreugde verder te genieten, of schoon zy liever gezien hadden, dat Irma thuis of eigens anders ware geweest. Egon bad inmiddels Irma meegenomen naar den Kerstboom en nu stond ze daar om hoog naar den boom te kijken, die schier tot hüu do zoldexing ïGiktc# Heel bovenaan zweefde een engel van was met, gouden vleu gels, die met een dun koperdraad aan den top van den denneboom was bevestigd en bij de minste beweging in de lucht scheen heen en weer te vliegen. De engel hield in zijn uitgestrekte handen een zijden lint, waarop de woorden „Gloria in excelsis Deo" te lezen itonden. Deze engel nam door zijn zwevende beweging, door het glinsteren van zijn gou- ïen vleugels schier uitsluitend Irma's aan dacht in beslag. Zy scheen van lieverlede al les om zich heen te vergeten en staarde maar paar boven. Onwillekeurig vouwde zij de landjes en sprak half luide als bü zich zelve Ie Woorden, die zü in de school geleerd bod; Eere zy God in den hooge en vrede den men schen op aarde!" Het was alsof de engel zijn gouden vleu gelen over de lompen van het kind had uit gespreid, om het afstootende daarvan aan de blikken der menschen te onttrekken, zoo schoon, zoo innemend stond het daar op dat oogenblik, met de handen gevouwen, de oogen naar omhoog geslagen, alsof het den vrede verwachtte, die van daar ook aan beur hart zonder eenige vreugde en vrede beloofd was geworden. Aanmerkelijk vriendelijker trad vrouw Willifred op het kind toe en toen zij het aan keek, zag zij, dat de groote, donkerbruine oogen in tranen baadden. „Wat scheelt er aan, kleine?" vroeg zij min zaam, terwijl zy hare hand op Irina's 6chou- j ders legde, „ge heet Irma, niet waar? Je moet niet huilen, Irma! Waarom ween je?V „Ik weet liet niet!" zeide het kind. „Opeens 1 moest ik schreien." „Ze heeft slaag gehad", zei Egon met vuur. „Zoo! Ben je stout geweest?" „Moeder zei, dat ik een grosehen liad ver- loren," zei Irma, en keek nog altijd star naar den eugel. „Maar het is niet waar," voegde Egon er verontwaardigd hij. „Begryp eens, vader, die mensehen liegen." „Dat mag je zoo maar niet klakkeloos be weren, Egon; ik hen eerder geneigd te ge- looven, dat Irma gelogen heeft." ..Neen, vader!" riep Egon hardnekkig. „Ik weet het. Irma heeft jenever en lekkernyen j moeten halen. Ik heb in het naar huis gaan zelf de mand gedragen en weet het daarom heel precies; maar toen ik ïooeven Irma af haalde, heeft die vrouw gezegd, dat Irma brood had moeten halen, en zy zoo bitter arm waren. Ja, vader, hoort u, ze hebben my voorgelogen." „Lieg jy dan nooit?" vroeg Irma fluiste rend, zoodat de onders van Egon het niet ver staan konden. „Neen, nooit!" gaf deze fier ten antwoord. „Wat vraagt ze?" vroeg Bertold. Irma stiet Egon eventjes aan. „Ze vraagt mij of ik nooit lieg," antwoord de Egon met een laehje van zedelijk over wicht. „Die liegt, maakt zich los van God," ver klaarde Bertold ernstig. „Liegt gij dan, Irma?" vroeg vrouw Willi fred. „Ik?" vroeg deze, en stotterde toen verle gen: „Liegenwaaromo.... neen." „Die liegt, maakt zich los van God," her haalde Bertold langzaam, „voor den leuge naar bestaat er geen vrede." Irma kreeg een hoog roode kleur en sloeg do oogen naar den grond. „Ja, ik lieg; maar ik zal het nooit meer doen." „Waarom lieg je dan?" vroeg vrouw Willi fred. „Omdat mij dat thuis geleerd wordt," her nam Irma met neergeslagen oogen. „Leert men u liegen?" riep Bertold veront waardigd. „Bedaar, Irma," zeide vrouw Willifred, glimlachend om den schrik van het meisje. „M'n man is niet hoos op je. Maar waarom moet je dan liegen?" „Wanneer ik de deur uitgestuurd word, om te bedelen...." „Ah zoo!" viel Bertold het kind in de rede. 5 „Wat is je vader?" Irma scheen die vraag niet begrepen te hebben. i „Ik bedoel wat hy voor den kost doet, welk ambacht hy beoefent, wat werk hü verricht, waarvan hij leeft." „Mijn vader werkt in 't geheel niet." „Jullie leven dus van hetgeen jU met be delen ophaalt?" Het kind zweeg. „Maar toen je heel klein waart, kon je nog niet bedelen," ging Willifred voort. „Kunt ge u niet herinneren, wat vader destyds deed?" „O, ja, zeide Irma met levendigheid, „eer ik uitgestuurd werd om te bedelen, woonden wy in een grooten wagen en reisden door het j heele land, ik en vader en moeder en Ingo- mar." „Wie is dat?" „M'n oudste broer." „IrmaIngomarheeft men ooit van menschen gehoord met zulke namen? Hoe heet dan je vader?" „Heribert." „Neen, met zyn anderen naam?" „Dat weet ik niet." „Dus je hebt gereisd in een grooten wagen," begon de houtvester opnieuw. „Wat voeren jullie dan uit?" „Waar kermis was, hielden wü stil. Vader sloeg een tent op en dan gaven wij voor stellingen." „Ah," prevelde Bertold, „nu begint me een licht op te gaan". j Nu er tot zoover inlichting gegeven was, viel het niet moeilyk het overige nit het meisje te krijgen, daar dit hoegenaamd geen reden had iets te verbloemen of geheim te houden. Irma had, wat ook zeer natuuriyk was, van j hare prille jeugd slechts een vage, verwarde voorstelling; het was dus onmogelijk na te gaan of en in hoeverre hare verbeelding zich vermengde met werkelijkheid. Irma meende namelijk, niet altyd in de te, genwoordige omstandigheden te hebben ver* keerd; zij was van gevoelen, dat een boozo toovergodin haar in den huidigen toestandi had gebracht. Zy geloofde namelijk zich heil portret te herinneren van een vrouw met grya haar en een groote witte muts op; zy meende te hebben gewoond in een huis en niet altijd in een wagen rondgereden te hebben, zij had een rood lint om den hals gedragen en een' belletje daaraan. Op eens-was zü wakker ge, worden in een wagen en sedert dien tijd was zy by hare onders. „Ik vrees," zeide de houtvester, „dat je mij maar wat wys maakt, want als dat waar was, wat je mü daar zegt, dan zonden dit geenszins je oudere zyn." „Dat weet ik niet," gaf Irma openhartig ten antwoord. „Ze zeggen, dat ik gedroomd heb en dat, als ik aan iemand myn droom vertel, ze my zullen doodranselen.... Maan niet waar? U zult het hun niet oververtellen! vroeg zij plotseling verschrikt. I „Neen, m'n kind," zeide de vrouw, „wy^zul/ len je niet verklappen, ga maar voort." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5