IRMA.
Haagsche Brieven.
BUITENLAND.
BINNEN L AN D.
4
Sport en Wedstrijden.
KARD. VAN ROSSUM OVER SPORT.
FE.UlLLfc.TON.
a.)
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™™L™£P
XXXIV.
Er is sinds mijn laa ts ten brief in liet Haagje
weer heel wat voorgevallen, dat de vermel
ding verward is. Ik noem bv. het besluit van
den Raad, om hier een Middelbare Handels
school op te richten, de ijspret, de instelling
eaner tweede sehouwburgcommissie, het be
zoek van de Groothertogin van Luxemburg, de
beruchte aandeelhoudersvergadering van het
Kon. Zoöl. Bot. Genootschap (Dierentuin), het
debat Anker manKohnstamm, de benoeming
van Burgemeester-Ter Laan, enz.
Ziedaar een reeks van feiten, die alle do
pennen der Haagsche briefschrijvers in bui-
ten-Haagsche bladen hebben in beweging ge
bracht.
En ik zou er in de „N i e u w e H a a r 1 e m-
s c h e Courant" ook gaarne wat ruimte
voor vragen, ware het niet, dat ik vóór alles
aandacht wilde wijden aan de zaken des Bin-
aenhofs m. a. w. aan die van de Binnenland-
sche politiek. Daar zit kopy in en, wat van
joèer belang is, propaganda. Ik sprak er de
zer dagen over met een van de oudste kamer-
elden in dienstjaren.
„Meneer", zoo zei hij ,,'t is gewoon tegen
woordig 't bend". Allerlei zonderlinge men-
schen spelen er tegenwoordig een hoofdrol,
zo vroeger waren, over dat alles verneemt
Hoe ze er komen, waar ze vandaan zijn, wat
men liefst zoo weinig mogelijk. Eu die deelen
tegenwoordig de lakens uit in do vaderland-
sche politiek."
Bedoeld kamerlid noemde me eenigo namen
ïn stelde daartegenover enkele oude, goed
en overal bekende politici van twintig, der
tig, vijl tig jaren terug. Ik zal de vergelijking
niet herhalen, maar moest toch er kennen,
lat er verschil was tusschen toen en nu.
Ook over de rechtsche partijen was hij niet
aeelemaal te spreken. Kolkman en Heemskerk
hebben zich laten opbergen, de een in de
Gedeputeerde Staten, ue ander in den Raad
van State, Talma moet zien, dat hij weer er
gens predikant wordt, Begout had men be
ter in de Tweede- dan in de Eerste Kamer kun
nen zetten, een man als professor Fabius houdt
men met opzet buiten de practische politiek,
om den armen Passtoors bekommert niemand
zich, De Stuers en V.an Idsinga blijven maar
zitten, ofschoon ze beiden te ziek en af-
tandsch zijn, om zich sinds Juni te laten beee-
digen.
Zoo mopperde mijn zegsman maar voort en
ik moet erkennen, dat er veel grond is in
verschillende zijner klachten, En nu zal ik
maar niet eens herhalen, wat hij allemaal voor
nieuws verbelde van de Drions en Ter Spills,
van de Kleerekoopers en Eerdmannen, van
Lasonder, die ontslag nam.
Het ergste vaarde hij uit over het wer
ken van de Tweede Kamer tegenwoordig. En
daartegen had ik heelemaal niets in te bren
gen. 't Is inderdaad beneden alles, dat nu, vèr
in Februari, de kamer nog dag in, dag uit
in den begrootingsarbeid zit. Straks moet de
Eerste Kamer nog beginnen en is het eerste
kwartaal om, van het jaar, waarvoor de uitga-
zeil worden vastgesteld. Inderdaad de Minis
ter-President was een dezer dagen vlijmscherp
in zijn kritiek,-toen hij voor de nieuwe begroo
ting iets toezeggende, daaraan toevoegde: „die
*1 "weer spoedig zal worden opgemaakt", zoo
is liet net. Als de Tweede Kamer geen andere
maatregelen weet ie treffen, als zij zich geen
grooto zelfbeperking weet op to leggen, .als
het kwaad der voolpraterij in de toekomst nog
mocht verergeren, dan zal het niet lang meer
duren, of zij zit het heele jaar in den begroo-
tingsarbeid en is ©r voor andere legeslatieven
arbeid geen tijd en geen lust meer. Dat
het peil ii ?r kamerleden op zoo'n manier gere
geld nog lager zal dalen, ligt in de reden.
Welk hoogstaand man wil er nog deel uit
maken van zoo'n kletscollege
Sterker nog, wie heelt er nog tijd voor?
Eeii stelletje beroepspoliticiëns, zooals in
Frankrijk, die er een soort van bestaantje van
maken, dat zal men in de toekomst ook van
onze Tweede Kamer zien worden.
De warmste voorstanders van het Algemeen
Kiesrecht die er ook in onze kringen zijn
vragen zich met eenige bezorgdheid af,
of dit niet een der zwarte schaduwzijden is
van wat men op zich zelf als een goed zou
kunnen beschouwen. Het is toch onmisken
baar, dat veel meer, heel veel meer dan in
het verleden de Kamer haar tijd zoek brengt
met minitieuse bespreking van allerlei kwes
ties en verhoudingen, den Staatsdienst en zijne
dienaren betreffende, en bovenal met, het plei
ten van lotsverbetering voor allerlei groepen
van personen, die met hun stembiljet hun
eigen bazen en patroons kiezen. Zijn de so
ciaal-democraten daarmede begonnen, hebben
zij er een groot deel van hun succès aan te
danken, de andere groepen zijn wel gedwon
gen, mee te doen, willen zij hun invloed in
die kringen niet verspelen.
Ik denk hier aan het personeel van leger
en vloot, van posterijen, telegrafie, telefo
nie, bij het onderwijs in al zijn vertakkingen,
spoor- en tramwegen, van den waterstaat,
mijnen en rijkswerkplaatsen, domeinen, pro
vinciën en gemeenten, enz. enz. tienduizen
den, ja honderdduizenden bij elkaar. Niemand
van ons zal aan die menschen een menseh-
waardig bestaan misgunnen, dat zij verre,
maar de groote, veel te grooto plaats, die
zij langzamerhand zijn gaan innemen in het
openbare leven baart menigeen ongerustheid.
Men kan zich intusschen het hoofd breken
met te bepeinzen de vraag, wat daaraan te
doen is. Ik zal dat voorloopig nog niet doen,
maar wel in het verband van dit artikel er
op wijzen, dat al die groote scharen, die
in Juni niet weinig er toe hebben bijgedra
gen, om het bewind van rechts weer links
te maken, na deze begrootings-behandeling
wel zuinig op hun neus zullen kijken. Zij
kunnen het bekende Frausche liedje neuriën:
U no vaut pas la peine, assurément,
De changer de Gouvernement.
M. a. w. als zij gehoopt hebben, daar mate
rieel beter van te worden, dan komen zij be-
bedrogen uit. De houding der tegenwoordige
regeering zal hun allen een reuzenteleurstel-
ling zijn geweest. Al de Ministers, onder aan
voering van Minister Cort van der Linden
en zijn ambtgenoot van Financiën hebben
hun zakken binnenste buiten gekeerd
en op aller aandrang stereotiep tot antwoord
gegeven: er is niet. Inderdaad schijnt de
schatkist in deplorabelen toestand te ver-
keeren. Voor geen enkelen nuttigen of zelfs
noodigen maatregel is geld te krijgen. Dit is
inderdaad heel erg, want wij beleven nu nog
in ons land een besten tijd. D© economische
toestand van Nederland is eigenlijk zoo gun
stig mogelijk, handel en scheepvaart bloeien
ongekend; de industrie maakt het zoo goed,
dat zij geen bescherming noodig had, die
zelfs hooghartig afwees; de opbrengst der
Rijksmiddelen overtreft met millioenen de
stoutste ramingen. Wat wil men eigenlijk
meer?
En nu komt daar een kabinet van de hoog
geroemde liberale beginselen en doet niets
anders, dan schokschouderend voortdurend
hetzelfde gejammer laten hooren: er is geen
geld.
Die arme-lui's politiek lijkt inij m liooge
mate bedenkelijk. Bleef men in het buiten
land onkundig van die jeremiades, dan was het
niet erg. Buiten de grenzen is men echter
vaak nog beter op de hoogte dan wij hier.
~En het voortdurend gekLaag kan niet anders
dan van bedenkelijken invloed zijn op ons
aanzien op de wereldmarkt, op ons internatio
naal krediet.
Ook voor de binnenlandsche toestanden is
het echter erg. Tal van noodzakelijke her
vormingen, dringend noodige verbeteringen en
uitbreidingen denkt maar eens om het
onderwijs komen niet tot stand. Er is
stagnatie, stilstand en die staat nog altijd ge
lijk met, ja is nog erger dan achteruitgang.
Er is ééne troost.
Ons volk is een nuchter volk. Als het er
laogzamernaiid goed van doordrongen wordt,
dat net verlappend en afstervend liberalisme
niet meer in staat is, onn een rol van eenige
beteekenis te spelen in het Nederlandsche
staatkundige leven, dan zal het er niet te
gen op zien, om weer andere mannen, krach
tiger regeeringspartijen aan het bewind te
roepen.
Het Nederlandsche volk zal dit. te eerder
doen, als het straks met geweld getroffen
wordt op zijn gevoeligste plek, zijn belas
tingstelsel. Als Minister Bertling met zijn
lang verwachte, angstig verbeide belasting-
projecties voor den dag komt, als de cij
fers op do aanslagbiljetten met onrustbarende
snelheid aan het stijgen zullen gaan, dan zal
het met de concentratie-liefde gauw gedaan
wezen.
Ons kan dat geen bezorgdheid baren. De
sociaal-democratie en de vrijzinnige concen
tratie kunnen toch niets tot stand brengen,
dat wij zelf niet beter zouden kunnen doen.
Daarom dus: moed gehouden, broeders 1
's-Gravenhage, 2 Februari 1914.
Paul Déroulède.
Omtrent het sterven van den vurigen pa
triot op zijn villa „Boe. Fleuri" te Nizza melden.
de bladen verschillende uiterst-stichtende bij
zonderheden. .Zooals Marcel Habert in de „Pa-
trie" schrijft, men vergelijke het hieronder
gegeven uittreksel, aan de „Msb." ontleend,
scheen de ziel van Paul Déroulède zich meer
uitsluitend van het vaderland tot God gericht
te hebben. Bij volle kennis en vol overgeving
aan Gods H. Wil had hij reeds de H. Sacramen
ten der Stervenden ontvangen.
Zijn doodstrijd begon des nachts om één uur,
hij stierf om drie uur, in tegenwoordigheid van
zijn zuster, die hem verpleegde en zijn getrou
wen Lueien Pallez en Bolland.
De „Univers" wijdt aan zijn gedachtenis o.m.
de volgende woorden:
„Parijs heeft met diepe verslagenheid den
dood vernomen van Paul Déroulède. De gewon
de soldaat van 1870, de dichter met zijn patrio-
tische zangen, de stichter en leider der „Ligue
des Patriotes" genoot een populariteit, zoo echt,
zoo edel, als men zelden gekend heeft. Zijn
tegenstanders, zelf die, welke hem eens ver
boden den grond te betreden van dat vaderland,
dat hij had verdedigd, zullen hem hun eerbe
tuigingen niet weigeren. Goed Franschman was
Déroulède ook een goed Christen. Ook voor
de menigten uit het volk staande wist hij het
kruisteeken te maken.
Alvorens Parijs te verlaten ging hij de H.
Mis hooren in de Notre Dame en communiceer
de hij.
Den vorigen Zondag nog verliet hij zijn villa
om voor den laatste maal de H. Mis te gaan
hooren in de kerk, waaraan zijn zuster, wier
bewonderenswaardige toewijding zich geen
oogenblik verloochend heeft, als ex-voto een
beeld van den heiligen Paulus had geschonken.
Voor dien edelen Franschman, dezen over
tuigden Christen buigen wij ons neer in gebed."
De „Croix" zegt van den overledene:
„Het is een edele en populaire figuur, die
verdwijnt. Vrienden en vijanden zullen zich met
oenzelfde gevoel, zoo niet van bewondering,
dan toch tenminste van eerbied, voor zijn graf
buigen om den man te ecren, die steeds eerlijk
en oprecht was.
Déroulède was in een tijdperk, dat nog niet
zoo ver achter ons ligt, een groote volksgitator.
Indien zijn daden somtijds streng beoordeeld
zijn geworden, zoo moet men toch erkennen,
dat hij een rechtschapen mensch is geweest,
die geheel belangloos handelde. Zelfs bij zijn
dwalingen was Déroulède een patriot in merg
en been en het was steeds de liefde voor zijn
land, die al de uitingen van zijn openbaar leven
bestuurde."
Marcel Habert schrijft in de „Patrie" het
volgende:
Déroulède heeft als Katholiek patriot ge
leefd, hy is als vurig Katholiek gestorven.
Sedert meer dan een maand wist hij, dat hij
sterven moest, en met de energie, die hem ken
merkte, wilde hij de H.H. Sacramenten der
stervenden bij volle kefinis uit de handen van
Mgr. Marbeau, bisschop van Meaux, ontvangen.
Ik was, gaat Marcel Habeït voort, bij deze
ontroerende plechtigheid tegenwoordig. Met
een krachtig en wonderlijk élan richtte Dé-
lourède zijn ziel, die tot dan toe met een uit
sluitende liefde voor het vaderland vervuld ge
weest was, naar God.
Ook in deze laatste oogenblikken nog bood
hij zijn lijden en zijn aanstaanden dood, lang
voorzien en met heldhaftige onderwerping
aanvaard aan God aan voor het welzijn van
Frankrijk. Zijn pelgrimstocht naar Champigny,
zijn bezoek aan Notre Dame vóór zijn vertrek
naar Nizzt zijn laatste bezoek aan de kerk van
Le Port juist op het feest van de bekeering
van den H. Paulus, waren evenveel eigen-gewil
de stappen in de opstijging van deze geloovige
soldatenziel naar den God der legerscharen,
den Beschermer van Frankrijk.
Aldus wilde liij, dat zijn dood, al viel hij dan
ook niet op hot v^ld van eer, voor hen, die hem
begrepen en bemind hadden, een laatste voor
beeld zijn zou.
De vroegere minister-president Briand liet
zich in dezer voege over den pas ontslapen Paul
Déroulède uit:
„Ik ken Déroulède slechts weinig," zeide hij.
„Ik heb hem slechts een enkele maal ontmoet
bü vrienden. Maar ik moet zeggen, dat hy mij
een levendige en diepe sympathie inboezemde.
Ook my heeft de tijding van zijn dood zeer ge
troffen.
Wat men ook moge denken van de politieke
meeningen, *die Déroulède verkondigde, nie
mand is er, zelfs onder zijn meest besliste tegen
standers, die niet moet erkennen, dat met hem
een goed Franschman verdwijnt, die zijn land
harstochteiyk liefhad."
De oordeelen in de Duitsche bladen luiden
natuuriyk heel wat anders. De Parijsclie cor
respondent van het „Berl. Tagebl." teekent hem
zelfs als „Frankreichs Don Quichote."
Ook de dood verzacht het chauvinisme niet.
UIT DE STAATSCOURANT.
Bü Kon. besluit is mr. dr. S. Muller Fzn.,
Ryksarchivaris in de provincie Utrecht en
gem.-arohivaris van Utrecht, benoemd tot
commandeur iu de Orde van Oranje-Nassau.
DE RONDE STUIVER.
By Kon. besluit van 21 Jan., St.bl. no. 24,
worden de 5-centsstukken, geslagen overeen
komstig de wet van 1 Dec. 1906, St.bl. no. 376,
buiten omloop gesteld op 30 Juni a.s.
Tot 1 Jan. 1915 kuniien deze 5-centstukken
aan de kantoren der directe belastingen, in
voerrechten en accijnzen tot elk bedrag wor
den ingewisseld. St.-Ct.
DE PEST OP JAVA.
De regeering8telegram, betreffende de pest-
gevallen op Java, van 14 tot en met 27 Januari
luidt als volgt:
Afdeeling Malang 320 nieuwe gevallen, 263
dooden.
Toeloengagoeng4.
Paree: 43.
Bangil 3 en Pasoeroean 2 doodelijke geval
len.
Madioen: 39 nieuwe gevallen, 36 dooden.
Kediri 41 nieuwe gevallen, 33 dooden.
Soerabage: 24 nieuwe gevallen, 23 dooden.
Magetan: 20 nieuwe gevallen, 19 dooden.
Ngawi: 11 nieuwe gevallen, 6 dooden.
Sragen: 1 doodeiyk geval en in de vorige
periode nog 1 ziektegeval.
NEDERLANDSCHE HULDE AAN BELGIë.
Het bestuur van het comité, dat de Neder
landsche hulde aan België zal brengen in de
maand Juni a.s. ter gelegenheid van de groot-
sche feesten, die door de stad Brussel* de pro
vincie Noord-Brabant en den Belgischen staat
ter gelegenheid van de opening van het ver-
breede kanaal van Willebroeck zullen worden
gegeven en waarby koning Albert persoonlijk
het kanaal zal openen, bestaat uit de beeren:
J. van den Bosch, gop. vice-admiraal Kon. Ned.
Marino te 's-Gravenhage, voorzitter; M. Me-
rens, Consul-generaal van Servië, vice-Doyen
v. d. Corps consulaire te Amsterdam, onder
voorzitter; mr. A. W. Jacometti, oud-advocaat
te Batavia, te Bloemendaal, eerste secretaris;
dr. J. F. Hoekstra, secretaris v/h Kon. Ned.
Aardr. Genootschap te Amsterdam, 2e secreta
ris; G. C. B. Dunlop, bankier te Amsterdam,
penningmeester en mr. H. Smeenge, voorzitter
„Schuttevaer."
Gevaar met rolschaatsen. In de Ferdinand
Bolstraat te Amsterdam is een 14-jarige jon
gen by het rolschaatsenrijden onder een auto
mobiel geraakt, die in tamelijk snelle vaart
den hoek van de Gerard Doustraat omsloeg.
De jongen was onmiddeliyk dood.
Een nagemaakt bankbiljet. Een winkelier
ster uit dé Hugo de Grootstraat te Amsterdam,
kwam Zaterdag by de politie meedeelen dat
zy aan een ongeveer 18-jarigen jongen 10 gul
den heeft gewisseld, voor een.reclamebiljet
van de „Tijdgeest," dat veel geleek op een
bankbiljet van 10.
I)o gearresteerde bankiersbediende. Over
de arrestatie van den Bredaschen bediende
De Bordes meldt men:
Zaterdagavond om halfnegen arriveerde De
Bordes per auto by zijn vroegeren vriend Hen
driks, een caféhouder, wonende een half uur
gaans van Tilburg. Hy vertelde na het verdwy-
nen met de ƒ55,000 van den heer Van Mierlo
te Breda eenige dagen te Parijs-doorgebracht te
hebben, daarna te Antwerpen zich opgehouden
te hebben en nu van Antwerpen was gekomen
om na een kort bezoek weder daarheen en ver
volgens per nachttrein naar Parys te vertrek
ken. Hy wilde een oude schuld van 12.50 aan
Hendriks afdoen en betaalde met een bankbiljet
van 200, doch daar H. niet kon teruggeven,
liet hy dezen het bankbiljet maar houden. Om
kwart over negen vertrok De Bordes per auto
naar Antwerpen, zooals hy zeide, via Breda,
De politie werd hiervan verwittigd. De com
missaris van politie, de heer Soentjes, trok ei
met de hoofdagenten Klamer en Jansen per
auto op uit en na te Breda den hoofdagent
Vink nog te hebben verzocht mee te gaan, werd
naar Antwerpen getuft. Daar werd met behulp
van een paar agenten van politie een onder,
zoek gedaan in nachtcafé's en vooral ook by
chauffeurs, die by hun auto's stonden. By een
dezer laatsten werd een ontdekking gedaan,
die tot do arrestatie van De Bordes leidde. Een
der chauffeurs had namelijk van zijn collega
vernomen, dat hy met een heer per auto naar
Tilburg was geweest en van die plaats na
twaalven was teruggekeerd. Deze chauffeur
werd nu in het nachtelijk uur opgezocht in zyn
woning, in de wijk Berchem. Hy verhaalde zyn
tocht naarTilburg, herkende op de hem ver-
toonde foto den heer, wien hij naar Tilburg
en teruggebracht had in het hotel de Boule
vard Place de la Commune. De belangrijke ar.
restatie van De Bordes volgde om half zes op
zijn slaapkamer in dit hotel. Hy was nog in
het bezit van ruim 41.000, met welk geld hy
ter beschikking der Antwerpsche justitie is ge
steld, in afwachting van de uitlevering aan da
justitie te Breda.
Men meldt nog omtrent de arrestatie te Ant
werpen van de voortvluchtige bankiersbediende
Bordes door de Antwerpsche politie, in tegen
woordigheid van de Nederlandsche politieamb
tenaren, dat B. nog in het bezit was van 12
bankbiljetten van 1000, die hy zorgvuldig
tusschen de voering van zyn jas had genaaid,
voorts 65 bankbiljetten van 300, 50 van 200,
2 van 100 francs, 4 a 20 francs, benevens eenig
zilvergeld, tezamen een bedrag van 41,620. De
Engelsche chèques, die hy eveneens verduisterd
heeft, zyn nog zoek, doch hiervan ondervindt
de firma Van Mierlo Zoon geen schade. In
het geheel heeft B. dus circa 1500 verteerd.
Zijn uitlevering zal worden aangevraagd.
B. had reeds de geheele week in Antwerpen
vertoefd, terwyl hy in Parys en later in Fran-
sehe havenplaatsen werd gezocht.
Volgens de Antwerpsche bladen vertoefd»
Bordes sedert Maandag, 26 Januari, te Ant,
werpen en logeerde hy daar in verschillende
hotels. In het hotel, waar hy gearresteerd werd,
had hy als naam opgegeven Beiizan, van Bar,
celona.
Door de kassiersfirma van Mierlo Zooh
te Breda is aan den Officier van Justitie 2500
ter beschikking gesteld om te verdeelen onder
de personen, die tot de aanhouding van den
bediende Bordes hebben meegewerkt.
Naar do „Msb." verneemt mocht de gymnas»
tiekvereeniging „Uitspanning door Inspan,
ning" te Amsterdam bij gelegenheid van haai
eerste lustrum het volgend vleiend en eigen
handig schrijven ontvangen van Z.Em. kardi
naal v. Rossum.
„Het beoefenen der turnsport, zooals het ge-!
schiedt door de vereeniging „Uitspanning door
Inspanning" kan niet anders dan ten goedo(
werken op de vorming der R. K. jongelingschap
van Amsterdam. Want daar wordt het turnen
geen doel, het is en blijft middel, het is en blijft
uitspanning na volbrachten arbeid op hooger
gebied, het is en blijft staling van het lichaam,
opdat het der ziel ten gesehikten tijde de dien
sten kunne bewijzen, die zij er van vordert
tot eer van God, tot heil van het vaderland en
tot nut der evenmensclien.
Zóó opgevat, is die ontspanning allernuttigst
en verleenen wy haar ten volle onze goedkeu
ring en aanbeveling.
(w.g) KARD. VAN ROSSUM C. se. R.
DOODENLIJST VAN AVIATEURS.
Reuter seint uit Bourges: De luitenant-/
aviateur Belvert en zijn passagier kapitein
Niguet van het eerste regiment artillerie zijn
op het schietterrein te Bonrges gevallen.
Beide officieren waren terstond dood.
Roman van Philip Laicus.
Dat waren de denkbeelden, welke Willifred
en diens vrouw door 't hoofd gingen. Zij be-
hoelden die elkander niet mee te deelen; zij
kenden elkaar zoo nauwkeurig, dat zij, zon
der gesproken te hebben, wisten, wat de an
dere paity dacht. Zij beijverden zieh derhalve
de Kerstmisyreugde verder te genieten, of
schoon zy liever gezien hadden, dat Irma
thuis of eigens anders ware geweest.
Egon bad inmiddels Irma meegenomen
naar den Kerstboom en nu stond ze daar om
hoog naar den boom te kijken, die schier tot
hüu do zoldexing ïGiktc# Heel bovenaan
zweefde een engel van was met, gouden vleu
gels, die met een dun koperdraad aan den
top van den denneboom was bevestigd en bij
de minste beweging in de lucht scheen heen
en weer te vliegen. De engel hield in zijn
uitgestrekte handen een zijden lint, waarop
de woorden „Gloria in excelsis Deo" te lezen
itonden. Deze engel nam door zijn zwevende
beweging, door het glinsteren van zijn gou-
ïen vleugels schier uitsluitend Irma's aan
dacht in beslag. Zy scheen van lieverlede al
les om zich heen te vergeten en staarde maar
paar boven. Onwillekeurig vouwde zij de
landjes en sprak half luide als bü zich zelve
Ie Woorden, die zü in de school geleerd bod;
Eere zy God in den hooge en vrede den men
schen op aarde!"
Het was alsof de engel zijn gouden vleu
gelen over de lompen van het kind had uit
gespreid, om het afstootende daarvan aan
de blikken der menschen te onttrekken, zoo
schoon, zoo innemend stond het daar op dat
oogenblik, met de handen gevouwen, de
oogen naar omhoog geslagen, alsof het den
vrede verwachtte, die van daar ook aan beur
hart zonder eenige vreugde en vrede beloofd
was geworden.
Aanmerkelijk vriendelijker trad vrouw
Willifred op het kind toe en toen zij het aan
keek, zag zij, dat de groote, donkerbruine
oogen in tranen baadden.
„Wat scheelt er aan, kleine?" vroeg zij min
zaam, terwijl zy hare hand op Irina's 6chou- j
ders legde, „ge heet Irma, niet waar? Je
moet niet huilen, Irma! Waarom ween je?V
„Ik weet liet niet!" zeide het kind. „Opeens 1
moest ik schreien."
„Ze heeft slaag gehad", zei Egon met vuur.
„Zoo! Ben je stout geweest?"
„Moeder zei, dat ik een grosehen liad ver-
loren," zei Irma, en keek nog altijd star naar
den eugel.
„Maar het is niet waar," voegde Egon er
verontwaardigd hij. „Begryp eens, vader, die
mensehen liegen."
„Dat mag je zoo maar niet klakkeloos be
weren, Egon; ik hen eerder geneigd te ge-
looven, dat Irma gelogen heeft."
..Neen, vader!" riep Egon hardnekkig. „Ik
weet het. Irma heeft jenever en lekkernyen j
moeten halen. Ik heb in het naar huis gaan
zelf de mand gedragen en weet het daarom
heel precies; maar toen ik ïooeven Irma af
haalde, heeft die vrouw gezegd, dat Irma
brood had moeten halen, en zy zoo bitter arm
waren. Ja, vader, hoort u, ze hebben my
voorgelogen."
„Lieg jy dan nooit?" vroeg Irma fluiste
rend, zoodat de onders van Egon het niet ver
staan konden.
„Neen, nooit!" gaf deze fier ten antwoord.
„Wat vraagt ze?" vroeg Bertold.
Irma stiet Egon eventjes aan.
„Ze vraagt mij of ik nooit lieg," antwoord
de Egon met een laehje van zedelijk over
wicht.
„Die liegt, maakt zich los van God," ver
klaarde Bertold ernstig.
„Liegt gij dan, Irma?" vroeg vrouw Willi
fred.
„Ik?" vroeg deze, en stotterde toen verle
gen: „Liegenwaaromo.... neen."
„Die liegt, maakt zich los van God," her
haalde Bertold langzaam, „voor den leuge
naar bestaat er geen vrede."
Irma kreeg een hoog roode kleur en sloeg
do oogen naar den grond. „Ja, ik lieg; maar
ik zal het nooit meer doen."
„Waarom lieg je dan?" vroeg vrouw Willi
fred.
„Omdat mij dat thuis geleerd wordt," her
nam Irma met neergeslagen oogen.
„Leert men u liegen?" riep Bertold veront
waardigd.
„Bedaar, Irma," zeide vrouw Willifred,
glimlachend om den schrik van het meisje.
„M'n man is niet hoos op je. Maar waarom
moet je dan liegen?"
„Wanneer ik de deur uitgestuurd word, om
te bedelen...."
„Ah zoo!" viel Bertold het kind in de rede.
5 „Wat is je vader?"
Irma scheen die vraag niet begrepen te
hebben.
i „Ik bedoel wat hy voor den kost doet, welk
ambacht hy beoefent, wat werk hü verricht,
waarvan hij leeft."
„Mijn vader werkt in 't geheel niet."
„Jullie leven dus van hetgeen jU met be
delen ophaalt?"
Het kind zweeg.
„Maar toen je heel klein waart, kon je nog
niet bedelen," ging Willifred voort. „Kunt ge
u niet herinneren, wat vader destyds deed?"
„O, ja, zeide Irma met levendigheid, „eer
ik uitgestuurd werd om te bedelen, woonden
wy in een grooten wagen en reisden door het
j heele land, ik en vader en moeder en Ingo-
mar."
„Wie is dat?"
„M'n oudste broer."
„IrmaIngomarheeft men ooit van
menschen gehoord met zulke namen? Hoe
heet dan je vader?"
„Heribert."
„Neen, met zyn anderen naam?"
„Dat weet ik niet."
„Dus je hebt gereisd in een grooten wagen,"
begon de houtvester opnieuw. „Wat voeren
jullie dan uit?"
„Waar kermis was, hielden wü stil. Vader
sloeg een tent op en dan gaven wij voor
stellingen."
„Ah," prevelde Bertold, „nu begint me een
licht op te gaan".
j Nu er tot zoover inlichting gegeven was,
viel het niet moeilyk het overige nit het
meisje te krijgen, daar dit hoegenaamd geen
reden had iets te verbloemen of geheim te
houden.
Irma had, wat ook zeer natuuriyk was, van
j hare prille jeugd slechts een vage, verwarde
voorstelling; het was dus onmogelijk na te
gaan of en in hoeverre hare verbeelding zich
vermengde met werkelijkheid.
Irma meende namelijk, niet altyd in de te,
genwoordige omstandigheden te hebben ver*
keerd; zij was van gevoelen, dat een boozo
toovergodin haar in den huidigen toestandi
had gebracht. Zy geloofde namelijk zich heil
portret te herinneren van een vrouw met grya
haar en een groote witte muts op; zy meende
te hebben gewoond in een huis en niet altijd
in een wagen rondgereden te hebben, zij had
een rood lint om den hals gedragen en een'
belletje daaraan. Op eens-was zü wakker ge,
worden in een wagen en sedert dien tijd was
zy by hare onders.
„Ik vrees," zeide de houtvester, „dat je mij
maar wat wys maakt, want als dat waar
was, wat je mü daar zegt, dan zonden dit
geenszins je oudere zyn."
„Dat weet ik niet," gaf Irma openhartig
ten antwoord. „Ze zeggen, dat ik gedroomd
heb en dat, als ik aan iemand myn droom
vertel, ze my zullen doodranselen.... Maan
niet waar? U zult het hun niet oververtellen!
vroeg zij plotseling verschrikt. I
„Neen, m'n kind," zeide de vrouw, „wy^zul/
len je niet verklappen, ga maar voort."
(Wordt vervolgd.)