Een vlucht bij dag en nacht Een drama in een kelder. fc\ 'aèét ontfer den mdn/k van deze békoirfng, die er van zijn vrouwtje uitging. Goedsnmorgen, Marie, sprak Van Zeve naar, haar begroet ingskus beantwoordende. heb nog schik in wat ik daar zooeven ge hoord heb." En hij gaf een verhaal van het- geen zijn oor van achter de portière had afgelusiterd. En zoo'n heele woordentwist zoo be sloot hij eenig en alleen, omdat Mina niet wil zeggen: eind goed, al goed. Vindt ge dat zoo dwaas, vroeg Marie, ik vind het heel verstandig! Verstandig, dat Mina die onnoozele woor den niet wil zeggen? Ja zeker, zegt Marie, denkt ge dan, dat. ik die woorden zoo maar zonder reden zou wil len zeggen, als het eens in je opkwam, mij j zoo iets te vragen? Natuurlijk zou je het dan zeggen Natuurlijk niet, mr r je! Hè, Henri, hoe akelig van je, om in den v roegen morgen, als ik zoo welgemoed en vroolijk bij je kom, zoo'n gesprek te beginnen en zóó iets on zinnigs van me te verlangen. Je bent bezig om door te draven, Marie. Ik verlangde het nog niet eens van je, dat je zeggen zoudt: „Eind goed, al goed." Maar nu zou ik in staat zijn, om het te gaan ver langen, begrijp je dat wel? Verlangen, verlangen. O, daar heb je 't nu al. Toen je me nog liefhadt, kondt ge geen woorden bedenken, zoet genoeg, om me iets te verzoeken en af te smeeken. En nu gaat ge al eischen en oommandeeren.... Marie, zit je niet zoo op te winden. Al leen om die onnoozele woorden! Ik mij opwinden. Gij windt me op. En gij zijt de schuld, als ik er heel ziek van word en er van sterf. We hebben nog nooit samen een woord gehad en nu wordt ge op eens zoo vreeselijk koel en onverschillig. O, ik houd het niet langer uit...... Een tranenvloed onderbreekt opeens dezen .woordenstroom van het arme vrouwtje, dat zich verongelijkt wanende, niet weet waar i troost te moeten zoeken. Snikkend en schrei end verbergt ze haar hoofd in haar handen. „O, van mij zulke verschrikkelijke flauwe din gen te verlangen. Ik doe het toch niet; ik doe het nooit, al zoudt ge me willen dwingen", zoo roept zij in haar vertwijfeling, op wanho- pigen toon. j En Van Zevenaar? Hij zou dien storm met een enkelen kus hebben kunnen bedaren. Met een enkel woord had hij zijn vrouwtje, dat hij toch zielslief had, kunnen kalmeeren. Maar het duiveltje der eerzucht spookte in zijn hart en doofde daar de stem, die hem ver maande dien kus te geven. Het woord van verzoening kwam niet over zijn lippen. Hij wilde de minste niet wezen, niet begrijpende dait, wie hier de minste zou zijn, inderdaad de meeste was. Hij liet zijn brood en zijn ei onaangeroerd staan. Ook zijn thee smaakte hem niet. Hij ging in zijn fauteuil zitten en greep naar de Katholieke Hlustratie, die Dolf op zijn plaats toad klaargelegd. Zelfs dit kon zijn gedachten niet afleiden. Marie bleef pruilend en nokkend voor zich uit staren. Zij wilde evenmin toegeven, al voelde zij in haar drift ongelijk te hebben ge had. Daar wordt licht aan de deur getikt En Wie steekt daar, met vriendelijken blik het hoofd om den hoek? De schoonmoeder. Een lieve, goede gast, die altijd even gaarne in den huize gezien werd. j De oude vroüw had als moeder een te schér pen blik, dan dat zij niet als bij instict be greep, wat hier te doen, wat vóór alles hier haar taak was. Zij was 'n vrouw met 'n warm hart en een helder hoofd. En de hulp van het laatste werd in dit geval niet minder dan die van het eerste vereischt. Een onverstandig woord ware een twistappel te meer geweest tusschen de beide jeugdige echtgenooten. Eén welgemeend en welbedacht woord kon alles in een oogwenk terechtbrengen. Het jonge vrouwtje vertelde in korte, nu en dan onsamenhangende taal, wat de reden was van haar droefheid: „En dat alleen, moe der zei zij omdat ik niet wil zeggen: eind goed, al goed. Alleen omdat ik die malle kinderachtig© woorden niet wil uitspreken." Mina, het kamermeisje, dat binnen ver scheen om het ontbijtservies weg te- nemen, kwam nog juist bjtijds, om in de halfgeopen de deur dit laatste van het verhaal te ver- nemen. Zij moest moeite doen, om zich goed te houden, Zij moest zich geweld aandoen niet in een luiden lach uit té barsten. „Nu, die is ook goed: eind goed, al goed dat zal ik dadelijk eens aan Dolf gaan vertellen," dacht ze en met een ternauwernood bedwon gen lach verliet ze haastig het vertrek. Ja, hoort eens, beste kinderen sprak de oude vrouw, die wist, dat zij bfj beide hare kinderen een potje mocht breken, onverstan dig vind ik u beiden. En wé-arin ik u alle twee zoo onverstandig vind dat zal ik maar niet eens zeggen. Ik ken mijn Iuidjes te goed, dan dat ik niet vertrouw, dat zij dit allerbest zeiven weten. Doet me mi een plei- zier en vertoont u nu weder eens aan el kaar, zóoals gij werkelijk zijt; man en vrouw, die innig veel van elkaar houdt. Kom zegt, dat ge u beiden mal hebt aangesteld en geeft elkaar een kus. Geen «ogenblik werd er gedraald om aan de roepstem gehoor te geven. Van Zevenaar en zijn vrouwtje hadden zoozeer behoefte, om het dwaze, flauwe geschil, het eerste wolkje, dat zich aan hun zonnigen helderen huwelijks- hemel vertoonde, uit den weg te ruimen, dat. ze dadelijk na het woord hunner moeder op stonden en elkander om den hals vielen. Kinderen, laat 't u een les zijn, dat ge nooit weer iets onredelijks van elkander vraagt of iets redelijks aan elkander wei gert zeide moeder. Mocht onverhoopt ooit eens een dag niet goed beginnen, laat hem dan tenminste goed eindigen. Denk er om. Ja, beste moeder, ge hebt gelijk: „Eind goed, al goed" zei Marie van Zevenaar, ter wijl zij de oude vrouw een h artelij ken kus op de lippen drukte. De K. Het huis in de rne Mouffetard, dat naast de markt voor gevogelte was gelegen, werd onveilig gemaakt door een zwerm ratten, die nachts in den kelder hare zwelgpartijen kwamen aanrichten. Men kon er geen stuk vleesch, geen groenten of vruchten bergen, want aan alles knaagden zij en alles ver slonden of bedierven zij. Zii waren dan ook de schrik van dien eenzamen kelder. Eindelijk kwam Pyramus, de hond, die in den beginne eenige der ratten verslond, het troepje, dat door de terechtstellingen uiterst voorzichtig was geworden, waagde zich niet meer in den kelder tot het houden van stroop tochten dan na deugdelijke verkenning van het terrein, door oude geroutineerden onder haar ondernomen; schildwachten waarschuw den haar dan, als de vreeselijke hond in aan tocht was, waarop zij in verschillende rich tingen in alken haar bekende schuilhoeken verdwenen. Dikwijls had Minon Minette, de kat. die zijn vriend Pyramus zich in de diepste duis ternissen van den kelder zag verbergen, uit louter vrouwelijke nieuwsgierigheid den wensch te kennen gegeven, Pyramus te mo gen vergezellen en met hem naar heneden te mogen gaan. De brave hond had er zich tegen verzet. Hij kende het gevaar en was hang voor ongelukken. Dan drong hij met zijn snuit de kat op zijde, die tevergeefs poogde een air van belee- digde grootheid aan te nemen. Al was zij ook nog zoo pruilerig of fkemend-vriendelijk, het hielp haar niets, zoodat zij haren katte- trots ten slotte door die herhaalde weigerin gen hevig gekrenkt gevoelde. Zij had zich heilig voorgenomen eens alleen op avontuur uit te gaan, als Pyramus zoo hardnekkig weigerde haar tot geleide te dienen. Zij zou hem dan toch eens laten zien, dat zii vol strekt zijn slavin niet was. Het gebeurde op zekeren dag dat Pyramus met den portier nit was. Minon-Minette be merkte, dat de zware deur van den kelder op een kier stond. Zii keek om zich heen oi' niemand op haar lette, 6loop door de nauwe opening heen en bereikte zoodoende de. eer ste trede van een wenteltrap, die tot in de diepste duisternis afdaalde. Ze voelde iets van een koude rilling van angst over hare leden en waarschijnlijk zou zij wel zijn terug gekeerd, wanneer de deur niet achter haar dicht ware gedaan. Zij was dus opgesloten als een gevangene. Tegen verwachting was zii niet erg be angst, toen zij eenmaal begreep dat aan haar toestand niets te verenderen viel. Zij sloop de trap kalm af en snuffelde rechts en links om zich heen «als wilde zij zich op de eenë of andere wijze oriënteeren. Zij zag scherp in die duisternis en niets verdachts verried hare tegenwoordigheid in deze sombere ruimte, waar zij voor het eerst vrüeliik rond doolde. De vreugde van ongehoorzaam te zijn ge weest, het gevoel van vermetel te ziin, kre gen weldra de bovenhand. Zij was verrukt over 't stoute stuk, dat zii durfde bestaan, en terwijl zij den kop ophief en met een on- deugenden blik van zelfvoldoening rondkeek, nam z\j dat domein, dat men nooit voor haar toegankelijk had gesteld, eens op haar ge mak op. Eensklaps zag zij een grijsachtige gedaan te met een angstig gilletje langs haar heen snellen en verdwijnen in een vrij groot gat. Minon bleef verbaasd voor dat gat staan, maar deed eensklaps een sprong achteruit, terwijl zij zich met don huik op den grond langzaam uitrekte. Hare snorharen stonden in de hoogte en strak staarde zij op een paar oogen, die zij achter in dien schuilhoek ge waar werd. Het waren de oogen van een reusachtige rat, een van die dikke bruine ratten, die des nachts als gij de verlaten straten van Parijs doorgaat, tusschen het vuil uit de goot te voorschijn schieten en, langs n heen rennen de, de uitmonding van een riool weder bin nenstuiven. De rat bleef een oogenhlik voor het gat. staan, liet een soort gepiep hooren en het volgende oogenhlik stond er een tweede rat naast haar voor den ingang van het hol; een derde, een vierde volgde. Plet was alsof de vier Heemskinderen onder dit rattenvolkje een oogenhlik vergadering hielden; Minon- Minette voelde een koude huivering over 'haar rug gaan. Heur haar ging eensklaps recht overeind staan. Zij begon te schreeu wen van angst bf van woede, zonder te we ten, wat zij op dit oogenhlik moest doen. Daarop sprong zij eenige passen achteruit. Dat was een feeken, dat zij het plan had den aftocht te blazen. De vier ratten sprongen snel naar de plek waar poes zooeven nog zat, maar deze wacht te niet tot hare vijanden hij haar waren, en. onder wanhopig miauwen, stoof zij zoo ver mogelijk van hare vijanden weg. „O, zij ziin nog slechts met hun vieren," dacht zij. „Ik kan ze nog wel ontkomen." Door het leven dat. zij maakte kwamen er echter van alle kanten uit allerlei onzicht bare gaten legioenen van ratten opzetten, die zich met de vier eerste ratten tot een groot leger vormden. Waren zij met haar twinti gen, met haar honderden of wel duizend in getal? Minon-Minette zou het u niet hebben kunnen zeggen. Zij was haar hoofd kwiit, Het was haar, alsof de kelder van alle kan ten begon te leven, alsof het er lichtte van al die schitterende oogjes en die witte tand jes, terwijl een woest gepiep door de akeligf spelonk weerklonk. Nauwelijks had Minon-Minette daar een oogenhlik ineengedoken gezeten, of zij voel- de den louwen adem van al hare vijanden ar stoof naar een anderen kant van den kelder Met één sprong was zij hij het traliever,- stertje, waardoor een schaarsch licht naai binnen viel. Zij beproefde zich door de traiies heen te -weringen, maar deze waren te dicht op elkaar geplaatst. Zij had zoodoende twee a. drie seconden verloren met haar verge-M- sche pogingen om te ontsnappen, zoodat de piepende rattenbende haar reeds op de hie len zat. Daarop deed zij een nieuwen sprong en kwam aan den anderen kant van den kel der terecht op een der treden van de trap, die zij haastig opklom. Haar lichaam ging onstuimig op eu neer van angst en het schuim stond haar op den hek. Wederom renden de ratten op haar toe. maar de leider van het troepje hield ze staande. Hij verdeelde haar in detachemen ten. die op tien pas afstands van elkander I werden geplaatst, opdat poes, die zij thans begonnen te achtervolgen, in elk geval, wel ken kant zij ook uitvluchtte, in hare macht zou vallen en levend door haar zou worden verslonden. Eindelijk werd zij een vooruitspringend ge deelte van den muur gewaar, waarop gewoon lijk de lantaarn werd neergezet. Daar moest zii zich in veiligheid zien te brengen. Als zij haar sprong verkeerd nam, was het niet haar gedaan. Zij verzamelde al haar krach ten en nam haar sprong zóó juist, dat zij precies op het vooruitstrevend gedeelte te recht kwam. Zij hield zich verborgen tegen den muur. De ratten waren op een dergelijke plotseling ontsnapping niet voorbereid; zij hieven een oogenhlik verbluft met den neus in de lucht slaan en waren totaal de kluts kwijt. Dat dunvde echter slechts een kort oogenhlik; zij draafde naar de hoeken van den kelder, waar zij gemakkelijker tegen den muur konden opklimmen door de vooruit stekende steenen. Zoo naderden zij Minon- Minette's wijkplaats. Het arme dier moest dus weder ergens anders een wijkplaats zien te zoeken. Zij waagde weder een sprong en kwani we der op de perste trede van de trap terecht, maarnu was zij ook uitgeput; zii sloot di oogen en wachtte gelaten af, wat er met haai zou gebeuren. De zwarte rattenmassa beklom reeds de trappen onder het nijdig gepiep, toen 1 vendien in tiet merkwaardig© jaargetijde, dat eensklaps aan den anderen kant van de ge- het comité voor het nationale vliegfonds juist sloten deur een verwoed geblaf werd verno- voor dit doel had uitgezocht, men. Er ging een ontzettende schrik door Dat men in een vlucht bij daglicht, zelfs ,1e gelederen der ratten, die een enkel oogen- met onze zoogenaamde kilometer-vreters, het blik geen poot durfden verzetten. wereld-record niet zou kunnen kloppen was Daarop hoorde Minon-Minette het slot van z°o klaar als een klontje; wilde men bepaald de deur krassen, het volgende oogenhlik ging oen ernstige poging wagen, dan moest een de deur open en een breede strook licht viel flink stuk bij nacht worden gevlogen en dat op de trap, die wemelde van ratten. i had tot heden niemand gewaagd. Eensklaps wierp Pyramus zich als een' Nu, ik wilde dat probeeren. Hoog in de stormwind met verwoed geblaf hadden tos- luchtzee kan mij niets gebeuren en landen sehen de rattenbende en had bijna onmïddel- moet ik toch ook in het donker kunnen; lijk daarop een der ratten met zijn groote tan- kom ik daarbij tegen iets aan, dan breekt den gedood. Het heest gaf onder benauwd or eenvoudig iets. gepiep den geest. Dat bracht schrik onder de I Ik ging dus rustig aan den gang, vijandelijke troepen; als razenden stoven zij 1 _QP October savonds stond mijn ma- weg en verdwenen in hun gaten, echter niet chine in de Rumpier-loods fiks en vaardig dan nadat Pyramus ze in zijn woede had gereed; ik had mij overtuigd, dat de motor achtervolgd en er nog één door een Moedigen goed werkte, dat het vliegtuig met de groo- dood had laten hoeten voor de angsten, die te benzinelast rustig en juist in dc lucht lag, Minon-Minette had doorstaan dat alle instrumenten voldoende electrisch ver- Zijwaren reeds alle verdwenen toen Py-1 licht waren enz. Om het vliegtuig behoefde ramus nog met verwoede oogen naar alle ik mij dus niet te bekommeren en ik lette kanten rondkeek of er nog niet een onhe- op het weer, dat zich minder gemakkelijk schaamde rat over was, dien hij even mores laat verbeteren! zou leeren. Maar voor het oogenhlik scheen zich geen der ratten meer te durven meten Nu, 't weer scheen tamelijk gunstig; bij na. geen wind; slechts dunne wolkjes aan met dien losgebroken bulhond, zelfs niet de den hemel! een zwakke maneschijn. Goed, groote zwarte rat, de ojief der vier Heems- j ik zou dien nacht vliegen. kinderen, die het laatste op de vlucht sloeg, Om elf uur vond ik mijn monteurs en ging overwonnen wel is waar, maar toch vervuld met hen naar 't vliegkamp. met trots en met een gevoel van eigenwaarde Er werd mij verteld, dat noig* andere vlie- terwij] hij een geheime verweusching afzond gors zouden starten om de groote prijzen; in de richting van Pyramus. best; daar is al,licht in een der loodsen; nog Daarop begon Pyramus, de overwinnaar oen tweede is verlicht, in den slag, haar te zoeken, wie hij het leven Het was bekend geworden, dat ik af zou had gered. Minon-Minette was min of meer vliegen en er waren nog al nieuwsgierigen, van den schrik bekomen en was weer naar Nu moest ik mij nog zorgvuldig kleeden, want de woning van den portier geslopen. Hier het suizen in een 100 K.M. tempo bij nacht streek zii heur haar weer een beetje glad en en dag en weer bij nacht door de nat-kille Oe- zette haar snorren weer wat op. De goede tober-lucht een paar kilometer hoog boven Pyramus, die straalde van verrukking, ging de aarde, houdt een mensch in normale, nog eens naar hoven en kwam kwispelstaartend zoo warme kleeding eenvoudig niet uit. aaar ziin vriendin toe; hij meende de gevoe-1 Door de firma Adams in Berlijn had ik lens. die zijn hart vervulden, al niet beter een pak van Japansch papier gekregen dat uit te drukken dan door ziin goedigen snuit de Hamburger firma Süszkind in den han- langs Minon-Minette's fijn kopje te wrijven.del had gebracht. Na die liefkoozingen stond Minon met een Hoewel zulk een papieren pak zelfs voor minachtend air op, wierp een woedenden blik den zomer te dun lijkt, houdt het, onder op den hond en terwijl zij hem den rug toe- een leeren pak gedragen onnoemlijk beter keerde, rekte zij zich uit en nam eeu hou- warm dan de tot nu tos gebruikte Eskimo- din<* aan, die Pyramus duidelijk te verstaan pels en ik kan daarom dit eenvoudig, goed- gaf: „Ik ga een dutje doen, dus: laat mij als koop middeltje allen vliegers en automobilisten 't je blieft met rust!" aanbevelen, daar ik geloof, dat ik de eenige Arme Pyramus! Eerst nu bemerkte hij, dat onder de mededingers was, die niet half be- ziin snuit vol bloed zat, tengevolge van dat vroren was. bloedbad, dat hij daar had aangericht, en dat Intusschen is het over middernacht gewor- zonder dat hij het bemerkte, er een droppel den. op Minon-Minette's witte snuit was gevallen, i Mijn Taube staat buiten gereed; ik stap in D. v. N.-Br. j zet mijn motor aan; alles loopt mooi. Snel i rol ik naar den start-baan en vlieg om half I één van het vlieg-terrein op. In mijn reus- achtige benzine-reservoir heb ik benzine voor lk weet nïet h"o© hoog ik was en ook niet, wat déze hindernis was: waarschijnlijk een voudig een wolkenformatie in verdunden ne vel. Het Ts over vijven; altijd nog hetzelfde beeld, of eigenlijk hetzelfde niets. Ik wil be slist boven Duitschen bodem blijven, vrees bij de Fransche grens te zijn en verander daarom mijn koers wat. Heel langzaam wordt het half zes en nog langer duurt het tot het zes uur is. De nevel is nu hier en daai doorpriemd met scherpe, zwarte punten; onder- mij is dus een gebergte. Hier moet het lander, in verhullende nevelen onaangenaam zijn; ik stijg dus maar wat verder er van weg, op 230Q M. hoogte. Nu begint het eindelijk licht te worden; om half zeven is het licht der opgaande zon net zoo sterk als van de maan; alles lijkt grauw, .En dan ontwikkelt zich zeer snel, een prachtig schouwspel; kijk ik om naar de zon, dan ligt voor me een lichtende glinsteren- de zee, die zoo schel fonkelt dat mijn oogen er pijn van doen, voor me echter een grau- I we zee, die in een witten-nevel-toon overgaat., daarbóven helder blauwe hemel. Ik verheugde mij echter minder over dit mooie landschap, als over het vooruitzicht dat de verwarmende zonnestralen de nevelen nu wel gauw zouden doen verdwijnen. Helaas vergiste ik mij daarin; het werd 8 uur er, de nevel verdween niet; integendeel hij wérd dichter en dat beviel mij niets. De benzine verminderde snel en nergens, absoluut nergens kon ik een stukje aardt zien. Om kwart voor negen eindelijk, toen ik nog 45 liter over had, ontdek ik schuin voor 'mij een blauwachtigen tint; dadelijk stuur lk er op aan en onderscheid onder mij in een dal eenige dorpen. Dus maar door de nevels heen en omlaag. Ik meende een landingsplaats te zien en weldra had ik de aarde bereikt vlot geland. Ik zat op een weiland, dichk bij een berghelling; naast mij lag Bergen in Mittelfranken; ik vroeg den toerennende men- schen naar benzine, doch er was niets in de buurt. Do nevel schijnt op te treskken en na eenige minuten halt stijg ik weer op om ergens aiülers naar benzine uit te kijken, j Ik zat dadelijk weer in nevels, vond daar- boven echter heldere lucht; van de aarde was negen uur bij me; toch ben ik in eenige rond- j vluchten boven het vliegterrein gestegen tot i V2 K.M. en geef met. mijn zaklantaarn het tee- De Auto geeft het volgende boeiende ver- ken, dat ik het vliegterrein verlaat, naai weer van een récord-vlucht door Wer- i Eerst onderscheid ik niets en kan slechts ner Wieting, vliegleeraar te Johannisthal, de vóór mij eleetrisèh-verlichte instromen- 's nachts ondernomen en den volgenden dag ten zien. Heel langzaam aan, went mijn oog voortgezet en in „Ahtomobil-Welt" door hem aan het zwakke maanlicht en ik herken on beschreven der me water en zelfs wouden. Ik wilde een der groote prijzen van het I Zoo kon ik mij het eerste uur nog ge- Nationale vliegfonds hebben. Niet honderden, 1 noeg oriënteeren. Daar komt een dichte ne- doch duizenden vluchten heb ik achter mijvel op en ik zie weder absoluut niets. Om niet op één bepaald toestel maar op dozijnen mij heen een ondoordringbare, donkergrau- verschillonde heb ik gevlogen en ben lang- we mist; voor mij zingt gelijkmatig en onop- zamerhand zoover gekomen, dat ik mij in noudclijk de motor zijn monotoon lied en mijn Rumpler-Taubo zoo behaaglijk mogelijk spuwt zes lange sidderende vlammen uit, die- voel, zelfs als mijn leerlingen, die over het een vonkenregen over mijn hoofd heen achter gansche" rijk en daarbuiten verspreid zijn, mij werpen. mij wel eens door verkeerde stuur-manoeuvres Dit motor-geraas, dat. ik anders uit lou- in een ongewenschte positie brachten, wist ter gewoonte heelcmaal niet meer hoor, maakt ik altijd, dat één handbeweging voldoende onder deze omstandigheden nog het meest was om het toestel weer in normalen stand indruk. te brengen. j Alles loopt zoo uitstekend, dat ik aan mijn Als men 's zomers en 's winters vliegt, dag bravo Taube niets te doen heb; het onver- in, dag uit, iederen morgen, iedoren avond, anclerhjk motor-lied suggereert mijverve- telkens een paar dozijn vluchten, dan wordt, ling. dat spreekt van zelf, de besturing van een Daar opent zich weer van tijd tot, tijd de vliegtuig zelfs bij slecht weer zoo iets ge woons dat men alle stuurverrichtingen ge heel machinaal uitvoert en inen er eigenlijk heelemaal niet meer aan deukt, dat zoo'n vliegtuig om kan duikelen, als men iets be paald verkeerds doet. 't Gekke is, da:t ik toch nooit een echte overlandvlucht gemaakt, heb, al klinkt, 't. vreemd; het groote aantal lee.rlingen bij mijn firma had mij tot nu toe eenvoudig aan "het nevel en ik zie door den mist een stad, na een kwartier weer een stad: ik weet, niet, wat het voor steden zijn; dat kan mij ook geen lor schelenik ben hier boven zoo heer lijk alleen en wil heel ergens ander heen, wat gaan mij die steden en men schen daar beneden aan! Om kwart voor 4 amuseer ik mij er mee een groet te schrijven aan de „Lokal-Anzei- ger", die ik in een daartoe bestemd zakje- vliegkamp vastgekluisterd, zoodat, ik zelfs dik- j naar boneden werp; zooals ik. later vernam, wijls geen tijd kon vinden om deel te ne- heeft het zijn doel bereikt. En nu zweef ik men aan de Johannisthaler vliegweken. i altijd nog op oen hoogte va.n gemiddeld 1000 Het was dus nogal een origineel begin van M. door onzichtba.ren nevel verder; daar zie me om dadelijk, met mijn eerste overland- ik plotseling Voor me een rcusachtigen, don- vlucht, het afstandswereldrecord van Brinde keren muur, ruk snel mijn machine omhoog jonc des Moulinais te slaan, en dan nog bo-en vlieg er. steeds stijgend overheen. absoluut niets meer te zien. Nu liep mijn benzine heusch ten einde, en of ik wilde of niet, ik moest weer dalen, j Plotseling werd de nevel iets dunner en vlak onder mij voerde een boer en vrouwtje haar j kippen. Zij zal wel flink geschrokken zijn toen mijn Taube vlak boven haar hoofd weer omhoog vloog. Opeens stond een boerenhuis voor me, waar ik door werken met het hoog testuur nog net over heen kwam. Ik besloot maar weer boven den nevel te komen, tot ik of een vlak stuk land ontdekte of tot mijn laatste druppel benzine verbruikt was. Toen had ik veine; met amper vijf liter benzine ontdek ik in den nevel een donkere scheur, stuur er op aan en land op een we; bij Kleinlangheim in Beieren. Hier kon ik eindelijk uit een naburige plaats benzine krijgen en wel een benzine-compo- sitie, waarmee mijn motor ruim 100 toer te weinig maakte. Eerst wilde ik daarmee niet vliegen; maar ik vond het te ergerlijk dan d© heele nacht vlucht voor niets gemaakt te hebben. Precies half drie steeg ik op om naar Würzburg te gaan, waa.r ik even over drieën daalde. Maar ook in Würzburg bleek geen vliegers-hulpplaats te zijn en het duurde lang I voor ik uit de stad benzine kreeg. 1 Om 5 uur 's middags ging het va,n Würz burg verder. Het was helder geworden en het vliegen was bepaald een uitspanning, j Doch om half zeven was 't al weer donker en ik moest oppassen niet tegen de dénnen- toppen van enkele hooge punten van het j'Thuringer-woud aan te vliegen. Weer zweefde ik in volkomen duisternis jen zag voor mij slechts de verlichte instru menten en do vlammen van den motor. Plot seling bemerkte ik, dat ik in een zak tusschen twee bergen was gevlogen en reeds dicht bij den bergrand wasmet. snellen ruk werp ik mijn Taube omhoog, maar kan niet meer over de helling heen wegkomen; ik log mij snel op een kant, ruk het toestel om, om mij in spiralen omhoog te winden en dan op veilige I hoogte over het Thuringer-woud heen te vlie gen. Oriënteeren was weer uitgesloten: onder mij trokken weer dichter nevels samen. Ik richtte mij slechts naar mijn kompas en naar maan en stenen. Slechts met groote tusschen ruimte is de nevel dunner en laat vaag lichtge- schcmer van steden door. Nadat ik drie uur gevlogen had, passeerde ik boven Maagden burg,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 8