HRflNT tweede blad IRIÜ A. Allerlei uit Lisse, Brieven over Bouwkunst BINNENLAND. I %S BI I 1 DRBOEROAQ 12 FEBRÜfiRi SSI4 WAAR DE ZOUAVEN STREDEN VOOR DEN PAUS. DE NEDERLANDSCHE BELANGEN EN ALBANIë. FEUILLETON. HIEUWE Onze R. IC Kiasvereeniging heeft de vorig© week nog weer eens blijk gegeven van te kun nen werken op een vergadering! Bij 't inzien der agenda maakten we de veronderstelling dat 't bestuur „nachtpennis- sie" moest hebben aangevraagd wilde zo dezo in ééne vergadering afwerken! Doch wat- blief? Te ruim 7 uur begonnen waren we om 11 uur reeds weer buiten! Hoe dit zoo vlug kon? Wel, doodeenvoudig! Eerstens is de leiding hier in goede handen en op de tweede plaats hebben de leden da goede gewoonte zich bij de z a a k be houden. En dit was bij het punt „Concept-Statuten" noodig voor een vlugge en goede .afwerking. Daar is werkelijk prac'tisch werk geleverd. We behoeven 't onder geen stoelen of banken te steken: ook hier zijn er oen massa katho lieken, die een méér-democratischen kant uit willen, zoowel op politiek als sociaal terrein. Dat komt ook al vanwego het vereenigingsle- ven en hindert niets, mits men zijn principes maar hoog houdt. De Concept-Statuten nu voor de R. K. Cen trale van Haarlemmermeer, 't is ieder bekend waren heelemaéj niet democratisch, integendeel, moesten we onder dergelijke sta tuten zijn aangesloten bij de R. IC Centrale, dan was de minder liefelijke naam „Stemvee" volkomen gerechtvaardigd! Intusschen, het bestuur der R. K. Kies- vereeniging alhier gingi zelf, naar ons geble ken is, ook lang niet homogeen met dat con cept! Het had vóór die bewuste vergadering eerst een bestuursvergadering gehad en daar reeds het concept belangrijk gewijzigd. Dit heeft dan ook o. i. machtig veel bijgedra gen tot een vlugge afdoening. De groote lijnen waren tloor 't bestuur aangegeven, zoodat 't in de vergadering maar liep over een woordstelling of redaotiewijzi- giuff- We moeten het bekennen, wc voelden vóón de vergadering veel voor de óók in dit blad gepubliceerde motie, omdat 't concept ons) niet gaf wat we reeds jaren wcnschten n.l. behoorlijk medezeggenschap bij het stellen) van den candidaat voor de Tweede Kamer. Maar thans zijn we blijde dat dit con cept is behandeld en wij hopen dat men te Hillegom ook de wijzigingen in denzelfdep geest zal voorstellen, zooals hier. Mocht dan bij het Bestuur der Centrale het beginsel gehuldigd worden om „den kiezer te geven wat des kiezers is" dan zijn we waar we we zen willen en waar we wezen moeten voor een goeden gang van zaken. Een paar malen werd een aanvallefjo ge waagd tegen den „Nieuwen Haarlemmer" wat echter weinig bijval vond, behoudens een enkele keer, toen w© dachten dat een der vergaderden door den vloer der zaal heen wilde bonzen II klaar allo n s, hij is nu eenmaal 'n ex ceptie 1 Onze Burgervader schijnt er maar niet aan te willen, dat bleek ons nog weer duidelijk bij de rondvraag, om de Raadszittingen meer tegen don avond te houden. We zijn 't met den voorzitter eens: een adres der R. K. Kiesvereeniging ter dezer zake zal weinig baten; maar toch meenen we dat zij wel iets in deze kon cloen en wel de Raadsleden, en meer in 't bijzonder de Roomsche raadsleden bewerken steeds op dit .aambeeld te b 1 ij ven hameren. De Kiesver eeniging heeft nu eenmaal een werknemer naar den Raad gekozen laat zij er nu ook het hare toe bijdragen dat deze ongehinderd de zittingen kan bijwonen. En waar we hier bovendien vier bloemisten in den Raad hebben welken een groot deel des jaars op den dag ook zéér slecht uit hunne zaken kunnen, mogen we verwachten dat van hen zeker de gewenschfce medewerking is te verwachten. Wc zijn nu toeh met den Raad bezig en maken meteen van de gelegenheid gebruik hem hulde to brengen voor zijn kloek besluit in de jongste zitting in zake de kermis. Twee groote zaken hebben we thans te boeken waaraan liet nieuwe bloed dat bij de jongste verkiezingen in den Raad is gebracht) krachtig heeft bijgedragen n.l. de benoeming van een Katholieken Gasdirecteur en de in krimping van.de kermis door afschaffing van den Zaterdag en den Zondag. Jammer dat we niet in dat bewust© Raads- verslag mochten lezen; alle Katholieken stemden voor inkrimping! Daar zijn er on der de tegenstemmers di© steeds in vel© za ken zich streng principieel voordoen, waar om dan niet inzake de Zondagsheiliging? Het heeft ons met trots vervuld, toen we de Volksbonders in zoo groote getale zagen optrekken naar het St. Clemonshuis te Noord- wijkerhout!. En dit voorbeeld werkt aansteke lijk. We hoorden dat er voor een in den vol genden winter te houden Retraite reeds ruim zestig zich hebben opgegeven! Zoo mogelijk zal clan een afdéeling gehuwden en een af- deeling ©ngehuwden afzonderlijk gaan, zoo deelde een der bestuurders ons mode. Zich bereids opgeven 'is aan to bevelen en zoo gauw mogelijk, heb geld inleggen is nuttig. Het werpt dan nog eenigo rente af welk© het bestuur van het fonds, beschikbaar houdt, voor vaders van groote gezinnen, welke gaar ne een retraite willen meemaken, maar het door finantieelen nood niet kunnen. Dat is 'n mooi idee, évenals van die jongelui welke bo- van hun bedrag nog iets inleggen voor dat zelfde doel. Zoo mogelijk is een volgende winter ook van de partij OPMERKER. XXII. Eeuigen tijd geleden wees de redactie on zer courant reeds op het bedenkelijke van het medewerken v.an katholieken aan z.g. neutrale bladen bij de bespreking van het be richt uit het Handelsblad dat Maria Viola zou optreden als redactrice dor rubriek Beel dende Kunsten van dit blad. Het bedenkelijke hiervan wordt nog niet algemeen ingezien, men vindt er zelfs nog wel een goede kunt aan. Hoewel .wij op de zaak niet diep willen in gaan meenen wij toch te moeten opmerken dat ieder katholiek niet alleen verplicht go- acht kan worden de katholieke pers te steunen door abonnementen en advertenties, maar ook wanneer hij daartoe de gave bezit, door krach tige medewerking. Ten tweede geven de katholieken welke aan neutrale bladen medewerken, al is het met de beste bedoelingen, een wapen in de hand aan die katholieken welke nog maar niet van hun z.g. neutrale kranten kunnen scheiden. Wanneer men dezulken toch betoogd het gevaarlijke der neutrale pers,' dan ant woorden zij„Wat? is mijne krant niet goed? Kijk eens hier, er werkt nog wol een katholiek aan mede welke in do redactie zit vair een bekend katholiek weekblad 1" Nog bedenkelijker vinden wij het echter wanneer een katholiek zijne medewerking ver leent .aan bladen welke er hun werk van maken den katholieken godsdienst te bestrij den en verdacht te maken. Toch troffen wij dit zeer kort, geleden aan, waar wij in het B1 oemc ndap 1 sch Week- blad een paar stukljes over Bouwkunst aan troffen, geschreven door een katholiek ar chitect en volledig oor Ier teekend! Het kan te goeder trouw gebeurd zijn, maar het Bloemendaalsch W eekblad en de re dacteur daarvan zijn to.-h voldoende bekend; het kan ook zijn dat zij zijn overgenomen, hoewel dit dan toch behoort te worden aan gegeven (Auteurswet!). Hoe lret ook zij, wij vonden het een bedenkelijk verschijnsel en konden niet nalaten er de aandacht op te vestigen. Na deze ontboezeming wilden wij nog een en ander vertellen over doel en werking van de te Amsterdam ingestelde commissie voor- het Stads-schoon, waarover wij reeds terloops in een onzer vorige brieven spraken. Deze commissie geniet voor drie achter eenvolgende jaren een gemeentelijke subsidie van f 2000,-—. Doel en werking zijn aangegeven in een door de commissie verzonden oproeping en vinden wij daarin ó.a. als zoodanig: „Er zooveel mogelijk voor te waken dat merkwaardige gebouw-en of stadsschoon ver loren gaan of worden geschonden. Te trach ten te verijdelen, dat, wanneer eigenaars genoodzaakt zijn hunne bezittingen te laten verbouwen, teneinde die voor andere doel einden bruikbaar te maken, dit gepaard gaat met noodelooze opoffering van het oorspron kelijk schoon van dat bezit. We denken in dit verband meteen aan het veel voorkomende geval dat een woonhuis met f naaien ouden gevel van onder tot win kelhuis wordt ingericht. De commissie vindt hier reeds direct een groot arbeidsveld wan neer zij wil trachten te voorkomen dat zoo als gewoonlijk gebeurt onder den gevel een z.g. moclerne winkelpui wordt gezet met toe passing van glazuurstecn in de meest schreeu wende, en onoogelijke kleuren. Het 4e punt van het programma, luidende: „liet zoo noodig geven van inlichtingen en verstrekken van adviezen ten opzichte van gemaakte ontwerpen," is belangrijker dan het er zoo uitziet, hiermede wordt toch voor bet eerst in ons land de z.g. ba.ubaratung of bouwraadgeving ingevoerd. Machtsmidde len staan de commissie in dezen niet ten dienste, zij is dus op minnelijk overleg aan gewezen. Voor Amsterdam is hiermede nu oen gelegenheid geschapen, waar degenen wier ontwerpen door de schoonheidscommissie zijn geweigerd, raad cn iiulp voor verbetering kunnen bekomen. Verschillende particuliere architecten verleenon ten deze gratis hun ne medewerking. Ook voor andere gemeenten zal deze bouw- raadgeving in de toekomst van belang wor den, wanneer, zooals te Laren ia geschied, naast de eisohen van hygiëne en soliditeit ook schoonheidséischen fn de bouw verordening worden opgenomen. Als 5e punt heeft de commissie, op haar programma: „het bij slooping van oude ge bouwen bewaren van een beeld van het ver dwijnend schoon, door opmeting, teekeningj of fotografie en ten laatste opmetingen, teeko- ningen en zoo, nopdig fotografieën te maken van merkwaardige gelwuwen, mooi© gevel- fragmenten, kernachtige details cn merkwaar dige interieurs en wat reeds op dit gebied bestaat trachten bijeen to brengen, om zoo doende te geraken tot oen verzameling van wat Amsterdam aan schoons bezit of heeft bezeten. Wat dit laatste punt betreft, is het ten hoogste tijd dat deze werkzaamheden worden aangevat, mooi, oud-Amsterdam verdwijnt langzaam maar zeker. Ook voor Haarlem zul men niet te lang met 'het bijeenbrengen van een dergelijke verzameling moeten wachten ook hier is reeds veel fraiai's verdwenen, en al bestaat er reeds het werk van v. Steur „Oude Gebouwen te Haarlem' en al heeft de vereeniging „Haer- lem" reeds nuttig in deze richting gewerkt, er is nog veel te doan, nog lang niet alles gefotografeerd, weinig of niets is er opgeme ten, ook de interieurs wachten nog op at'- beeelding en beschrijving. Zoo ziet men uit hot bovenstaande dat liet woord van Thorbeckc „Kunst is geen regee- ringszaak" zijne beteekenis gaat verliezen, meer en meer gaat de overheid inzien dat zij ten opzichte der kunst niet onverschillig mag blijven. Bijzonder Wijkt dit in Dordrecht waar* dezer dagen door den burgemeester, d© onlangs ingestelde commissie voor Kunstzin werd geïnstalleerd cn waarbij deze de hoop uitsprak dat de kunst, als groote factor voor ontwikkeling en beschaving, dóór het op treden der commissie moer en meer bevor derlijk daaraan zou gemaakt worden. Deze commissie, ook de eerste in ons land, bestaat uit vjjf leden, waaronder een architect. In Haarlem hoort men van dergelijke din gen nog niets, of is alles wat daar gebouwd wordt mooi en is bevordering va,n den kunst zin daar niet noodig? A. J. F. Een oud-Alkmaarder schrijft uit Rome aan „Ons Blad" over een bedevaart, waarmede eenige jeugdige priesters uit Holland zich teu doel stelden, in eigen en beseheiden kring, den 4Gsten verjaardag te vieren van den slag bij Mentana. Na een klein uur gaans, kwamen we ie Monte-Rotonde aan. En al dadelijk ontmoet ten we herinneringen aan de gebeurtenissen, waar onze geest dien dag- vol van was, aan den strijd tusschen den Paus en de vijanden van zijn werkelijke macht. Op de Hertogs poort, Porta Ducala, stond vermeld, dat Gari baldi dezen ingang van de plaats in brand had gestoken en do zouaven tot overgave der- vesting gedwongen. Uit nationalen trots was in het opschrift verzwegen, dat die triomf (f) hehaakl werd, nadat een handvol pauselijke zouaven 27 uren lang weerstand had geboden aan een geheel leger Garibaldisten. Wij liepen op den-zelfden weg, waarlangs Garibaldi dien bewusten Zondagmorgen zijn troepen naar het slagveld voerde. Het Pause lijk leger kwam van Rome en Garibaldi ging het tegemoet tot voorbij Mentana, waar hem door de officieren van Victor Emmanuel een zeer gunstig terrein was aangewezen en te vens de wijze, waarop hij het best den aanval zou afslaan. Wat al vergeefsche voorzorgen! Wij zagen hem in den geest met zijn versla gen benden langs denzelfden weg terugstor- men, zijn heil zoekend in de vlucht. Even voordat we te Mentana aankwamen, zagen we links een weg van den onze afwijken, als een witte streep de vlakte doorkruisen en al kron kelend, geheel in de verte, het gebergte bin nendringen. Onze landkaart geeft aan: Weg naar Monte-Libretti:, het dorpje dus waar slechts eenige dagen vóór den slag van Men tana, den 13den October 1867, onze beroemde Pi eter Jong zoo roemrijk sneuvelde. Monle- Libretti was voor ons weliswaar niet zichbaar tusschen de bergen, maar toelr de. herinnering aan onzen West-Friesehen held hield ons staande. Wij brachten hem van ver een eere- s a Juut; het eenigste, wat wij op dat oogen- blik to zijner hulde vermochten. Maar we be loofden, indien de omstandigheid het ooit toe laten, ook naar dat slagveld op bedevaart te gaan. Mentana is niet veel: een straat met ar moedige huisjes en aan het einde een ver vallen kasteel. Wij liepen dus door. de poort uit: en daar stonden we reeds op het ge wezen slagveld, doch ter plaatse, waar de strijd eindigde. En waar was lui begonnen, waar was de vermaarde wijngaard Santucci? „Daar", zegt ons een oud vadertje, en hij wijst ons een huis aan, nog wel twee kilo meter verder, boven op een heuvel. Met welk een aandoening lieten we onze blikken over dien geheelen omtrek gaan! Hoe gaarne had den wo een oud-zouaaf, een der helden van Mentana, bij ons gehad om van hem ter plaat se zelf een broeden uitleg te mogen hooren van het heerlijke Wapenfeit! Doch we wisten ons to behelpen met het verhaal, alhoewel hier en daar ietwat onduidelijk, dat André Nuijens ervan gee't in zijn „Gedenkboek dei- Pauselijke Zouaven". We beklommen eene hoogte tegenover den w i n aard Santucci, en met het landschap voor ons en de opengesla gen geschiedenis in de band. nam in onze ver beelding de strijd opnieuw een aanvang. Een jubelkreet moest ons van het hart, en wij zongen luidop en in koor bet plechtige „Christus vincit"Christus overwint, Christus lieerscht, Christus regeert!" Wij dachten ook aan eenige orirl-zouaven, die wij bet geluk hebben te kennen; wij zonden bun van uit Mentana een juichenden groei en gin gen voor hen als aandenken eenige bladeven plukken in den wijngaard Santucci. Daar za gen wij, half schuil tusschen bet onkruid, een nietig monumentje, dat ons in zijn op schrift uitnoodigde te bidden voor de ge sneuvelden van 3 November 1S67. Wie waren daarmee bedoeld, de Garibaldianen of de Zouaven'? De steen gaf het niet aan. Mis schien wel allen en bet, zon dus gedaan zijn ter nakoming der eeht-christelijke wet, die ons gebiedt ook rooi' onze vijanden te bid den. Maar in alle geval, bet maakte op ons een zeer droeven indruk. Reeds meermalen was hét ons voorgekomen, dat bet slagveld van Mentana zoo verlaten en vergeten was. En nu als eenigste aandenken aan dat groot- sclio wapenfeit een onaanzienlijke paal! Maar- wat zou men ook meer verwachten in dit land waar-, helaas! een andere koning regeert dan de Paus? Wij troostten ons bii de ge dachte, dat tenminste in de verre vaderlan den nog met bewondering over de zouaven wordt gesproken dat in Holland vooral de herinnering aan hun heldendaden in veler harten voortleeft, en nog steeds een voor beeld voor oogen liondt van moedige liefde voor Kerk en Paus. En die les, ons door de zouaven gegeven, worde nimmer vergeten! Van de hoogte, waar we stonden, ontwaar den we tusschen de bergen door, heel ver in het breede dal,, den koepel der Sint Pieter, die zich als een tiaar tegen den hemel aftee- kende. 'tWas het eenigste, wat we van Rome zien konden. Indien de zouaven hun oogen ook daarheen gewend hebben, lieeft dat ge zicht, bun moed moeten inspreken, alsof liet Paus Pius IX zelf ware geweest, die hen van verre gadesloeg. Ons bracht liet op de gedachte, te voet naar Rome terug te wan delen over den weg, waarlangs de zouaven herwaarts waren gekomen. Drie en een half uur gaans; wel wat veel. Maar het lachte ons toe, onze bedevaart te besluiten met- den- zelfden rnarsch, waarmede de zouaven hun overwinning van Mentana waren tegemoet gegaan. „De Nederlander" bespreekt eenige opwer pingen, die men maakt tegen het optreden van Nederlandsche officieren in Allyrnië. Naar het alarm dat geblazen wordt moot men uict luis teren zegt het blad. Het is niet te verwachten, dat de Regeering aan dit alarm hot oor zal leenon. Deed zij het, er zouden andere- „neutrale." staten gereed staan om de neergelegde taak aan ronds over te nemen. De Zweedsche Regeering bedankte voor de uitnoodïging die Nederland aannam alléén, wijl 7,ij kort tc voren zeer vele officie ren aan Perzië had afgestaan om dergelijk organiseerend werk te verrichten. Maar zij /.oil zekere de gelegenheid niet laten voorbijgaan om te toonén dat haar officieren vermochten, wat andere hadden meenen te rnoeten op geven Dit echter daargelaten is niet de gelegen heid, hier aan onze officieren geboden om zich voor het oog der gansehe wereld te onderschei den, éénig cn eervol bij uitnemendheid? Reeds nu is in voorname buitenlandseke pers-organen gebleken, hoe hoog het kranige werk, door generaal De Veer eu majoor Thomson in Al banië verricht, door de internationale openbare meening wordt aangeslagen. En, gelukkig, in Nederland ook. Het deed ons goed te zien dat Nederlanders waren geroepen tot een uiterst moeilijke taak en wij verheugden ons over da prachtige wijze waarop zij die hadden aange- va t. Ook uit een volkenrechtelijk oogpunt ver diende de bereidverklaring" van de Nederland sche Regeering toejuiching. Hier was werk te doen in de lijn van het „plan Vollenhoven"; het werk van een voortreffelijk georganiseerde en krachtig optredende internationale politie, onder sanctie van de mogendheden, in het be lang van orde, rust en beschaving. Zou Neder land zich aan die taak mogen onttrekken of haar, eenmaal aanvaard, kunnen prijsgeven? Natuurlijk, van de Nederlandsche Regeeriug was te vergen, dat zij beleidvol zou te werk gaan eu geen enkele voorzorg zou verzuimen, die door do belangen van liet land en van de uit te, zenden personen geboden word. Maar welke reden had men voor de veronderstelling dat zij hierin zou te kort schieten? Nadat aan de heeren De Veer en Thomson machtiging was gegeven met 20 December j.l. de voorloo- pige leiding der Albaneeschc gendarmerie op zich te nemen, is hun een tijdelijk eervol ont slag uit den Neder!andschen krijgsdienst ver leend cn het verhand tusschen hen en het Ne derlandsche gezag aldus voor den tijd van hun arbeid? in Albaneesehen dienst losgemaakt. Inmiddels is voor hun belangen en die van do Nederlandse,be officieren die hen volgen zul len, alleszins voldoende gezorgd. De voorwaar den zijn. gelijk wij konden melden in internationaal overleg geregeld en binnen enkele dagen zal blijken dat de garantie van alle betrokken mogendheden daarop is verkre gen. klaar verzwakt men dan het eigen leger niet door zoo royaal met het beschikbare kader om te springen? Laat ons zien. Er worden ton hoogste dertig officieren gevraagd, ter vol making van welk getal zoowel de marine en het Indische leger als het Nederlandsche kun nen bijdragen. Laat dan een tien)al officieren van het wapen der infanterie (welker oefening het zwaarst van het incompleet te lijden heeft) Albaneesch verlof bekomen. 13 het niet duide lijk dat deze officiereu na het twee- of drie tal jaren van hun verlof enorm verrijkt aan kennis, ervaring en practisclie bruikbaarheid in onzen dienst zullen terngkeeren Zal niet de verruiming van hun inzicht, hun verhoogde besluitvaardigheid, hun geoefendheid in han delen en bevelen in hooge mate aan ons leger ten goede, komen? Eu de „weerslag" op Indië? Wij schreven reeds dat naar onze meening met evenveel recht kon worden verwacht, dat het kraclitigo optreden onzer officieren tegen moslimsche on ruststokers ons prestige tegenover de eigen moslimsche onderdanen zou verhoogen. Maar bovendien, in geen der proclamaties namens 't voorloopig bewind in Albanië door de heeren l)e Veer en I homson uitgevaardigd, is ver zuimd nadrukkelijk aan de bevolking volkomen vrijheid en gelijkheid van godsdiensten te ver- zekereu. Indien niet alle teekeneu bedriegen, geeft Essad Pasja zich daarvan, onder den in druk der gebeurtenissen en hoogstwaarschijn lijk ook wel ouder den invloed van zijn persoon lijke kennismaking met de heeren De Veer en 1 homson, thans rekenschap. Handhaving van Roman van Philip Laicus. 11.) Dat de legitimatiepapieren van den kaste lein volkomen in orde waren, behoeft geen betoog. Volgens die bescheiden heette de man Edmund Kaffer en zijn vrouw Ursula, ge boren Nebrich. De man was in 1820 geboren te Neisse, bad^ aan zijn militiepliehten vol daan, en was in bet jaar 1847 gehuwd met de jongedochter Ursula Nebrich. Volgens zijn zeggen was het huwelijk kinderloos gebleven, wat echter door geen enkel papier bevestigd werd. Een beschrijving der twee luidjes, die iu onze geschiedenis binnenkort een rol hebben te spelen, achten wij niet noodig, omdat ze zoo sprekend geleken op het echtpaar Ran zig, dat ieder, die dat achtenswaardig paar kende, er een eéd op had durven doen, dat het de Ranzigs waren, er mocht op hunne legitimatiepapieren slaan wat er wilde. En iedereen had dien eed gerust kunnen afleg gen, zonder hoegenaamd zijn geweten te be- zwarec; want inderdaad het was zoo. Da kasteicn in de kroeg van bet bosch en diens vrouw waren niemand anders dan het waar dige echtpaar, waarmede tie lezer reeds keu nis heeft gemaakt. Hij zal nu iets dieper wor den ingewijd in de familieomstandigheden .van die twee. VIII. DE FAMILIE RANZIG. Heinrich Ranzig, in de kringen van een zekere kunstenaarswereld bekend onder den naam van „Heribert Mirando", was een echte spruit van dat volkje, welks nomadenleven tot schande onzer beschaving nog altijd niet slechts door de politie geduld, maar zelfs door het verleenen vau vergunningen, door het verhuren van openbare pleinen, om ei- voorstellingen te geven, door de autoriteit ge steund wordt. Uit zijn huwelijksleven met miss Ellen werd een knaap geboren, die van kindsbeen bestemd werd voor de broodwin ning zijner ouders. De knaap was ongeveer zes jaar oud en verrichtte reeds allerlei kunststukken, toen het waardige gezin de Reiersche Palts doortrok. In de nabijheid van Frankenthal kwam op zekeren dag een een voudig gekleede vrouw na de voorstelling bij het paar kunstenmakers en verlangde een on derhoud met miss Ellen, maar onder vier oogen. Bij dit gesprek werd beraadslaagd over een geheimzinnige aangelegenheid. De vrouw be zat namelijk een kind, dat de koorddansers moesten meenemen en behandelen als het hunne. Op beur vragen vernam miss Ellen dan nog, dat het kind, een meisje, vier jaren oud was, geen lichaamsgebreken had en op een allerliefst gezichtje kon bogen. Miss Ellen was de kostelooze vermeerde ring van haar bescheiden troep zeer aange naam. Het beetje eten, dat zoo'n kind noodig bad, kwam riiet in aanmerking, en nachtver blijf en kleeding veroorzaakten in 't geheel geen onkosten. Er was aan de zaak in zoo verre een luchtje, dat de vrouw geenerlei in lichtingen omtrent het kind wilde geven; ja, zij wilde niet eene de vraag beantwoorden, of het kind haar toebehoorde. Miss Ellen wil de echter, alvorens den handel te sluiten, het kind eerst zien, en daarom bracht de vrouw het kind mede in de volgende voorstelling. Nadat zij het. kind hadden gezien, keurde zoo wel miss Ellen als signer Mirando het goed, het tot zich te nemen. Alleen moesten nog eenige nadere bepalingen gemaakt worden, wat nog dienzelfden avond, na afloop der voorstelling, geschiedde. Ten slotte verlangde het echtpaar nog een bedrag van tweehonderd gulden, dan zouden zij verder voor het kind zorgen. De vrouw bewilligde er in, hoewel men liet haar kon aanzien, dat zulks haar moeilijk viel. Den volgenden dag hotste de zigeu nerwagen, welke door liet edele in vrijheid gedresseerde vospaard Barbarossa, getrokken werd, tusschen Frankenthal en Oggersheim over den weg. Daar kwam de vrouw hen te gen met een kinderwagen, waarin het kind lag, dat vast sliep. Terwijl do vrouw aan sig- nor Mirando het geld betaalde en biljetten van verschillende soort, nam miss Ellen 't sla pende kind in hare armen en wilde haren woonwagen binnengaan. De vrouw echter, die hevig beefde, als had zij de koorts, snelde op het kind toe, drukte het tegen hare borst en bedekte bet met hartstochtelijke kussen. „Be handel het vooral goed!" zeide zij nog met een door tranen verstikte stern, terwijl zij het kind weder overgaf aan de vrouw van den kermisreiziger. „Wat denkt ge wel! Zeker, zeker! zeide miss Ellen op den toon van bitter gekreukt gemoed. „Vaarwel, Irma! Leef gelukkig!" snikte de vrouw, terwijl zij nogmaals het teekeu des kruises over het kind maakte; toen haalde zij haar zakdoek te voorschijn en hitter schreiend verwijderde zij zich met het ledige kinder wagentje. Hoe miss Ellen de belofte gestand deed, dat zij het kind goed zou behandelen, weet de le zer reeds; ook, hoe Irma hij de familie Willi- fred gekomen is. j Er moet hier onkel nog maar bijgevoegd worden, wat de Kanzig's deden, toen -/.ij op dien Kerstdag plotseling uit Wertheim ver dwenen, nadat de kleine Irma hun ontnomen was. Het was bitter koud, toen zij hun vlucht aanvaardden. De eerste nachten kampeerden zij in hooimijten. Een keer vroegen /.ij ook een boer om nachtverblijf in zijn schuur; deze nam lien ook op. Maar. op den volgenden dag moesten zij een verhoor ondergaan door den schout, van 't dorp, en deze omstandigheid deed hen er van afzien, nogmaals om nacht kwartier te vragen. Zij hadden natuurlijk veel van de koude te lijden en vrouw Ranzig schreef dat alles op rekening van Irma. Zij kampeerden eenige dagen in 't bosch en kwa men op zekeren dag de bouwvallen van een ouden burg of van een voormalig jachtslot, die op een tamelijk steilen heuvel omhoog staken. Ranzig ontdekte ze en was van niee- ning, dat zij hun een schuilplaats konden ver leenen, althans, zoolang tot een zachter jaar getijde aangebroken zou zijn. Dat daar des winters iemand naar boven zou klimmen, om die bouwvallen in oogeneehonw te nemen, was wel niet te vermoeden, en eer des zomers de romantische toeristen kwamen, zouden de Ranzigs al lang weer het hazenpad gekozen hebben. De top, waarop de bouwvallen lagen, was tamelijk steil, en om daar op te komen, moest men nu en dan klauteren. De lichte wagen moest daarom beneden uit elkaar genomen worden, waarna de lading, bak en wielen met veel moeite naar boven werd gedragen. Maar toen zij eenmaal boven waren, achtten zij zich ook voor hunne moeite ruimschoots beloond.: A au beneden af zag men slechts een verval- lentoren. tusschen welks steenen blokken on- krurd griede, en hier en daar nietige hoopen steen. Doch hier boven zag de bouwval er heel anders nit. Men kon er nog zeer goed een tamelijk gelijk gemaakt, erf onderschei den; liet belangrijkste evenwel was de toe gang tot de kelders, die wel is waar door puin half versperd was. Eerst moest het puin weggeruimd worden; maar daar beneden was men dan ook volkomen veilig. Wie zou daar iemand gaan zoeken! Zelfs kon men er vuur aanleggen, als men maar droog hout uitzocht, dat niet al te veel rook verspreidde. Met een brandende fakkel onderzocht Ranzig nu de nieuwe woning. Veel slechter dan de kamer gelijkvloers in den achterbouw van de stad* was zij niet. Op de allereerste plaats was het daar heneden droog. Een tamelijke trekking deed een tweede gang veronderstellen; inder daad mondde een lage gang in een hoek v; i den kelder uit, doch lag halfvol puin. Nadat Ranzig zich had ingericht, kwam het er nu op aan, zich van lever.smidelen te voorzien. Ranzig kocht die niet in de buurt, maar liep eerst uren ver, aIvoren» die in te slaan. Bui-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 1