HRflNT tweede blad
IRIÜ A.
Allerlei uit Lisse,
Brieven over Bouwkunst
BINNENLAND.
I %S BI I 1 DRBOEROAQ 12 FEBRÜfiRi SSI4
WAAR DE ZOUAVEN STREDEN VOOR
DEN PAUS.
DE NEDERLANDSCHE BELANGEN EN
ALBANIë.
FEUILLETON.
HIEUWE
Onze R. IC Kiasvereeniging heeft de vorig©
week nog weer eens blijk gegeven van te kun
nen werken op een vergadering!
Bij 't inzien der agenda maakten we de
veronderstelling dat 't bestuur „nachtpennis-
sie" moest hebben aangevraagd wilde zo dezo
in ééne vergadering afwerken! Doch wat-
blief?
Te ruim 7 uur begonnen waren we om 11
uur reeds weer buiten!
Hoe dit zoo vlug kon? Wel, doodeenvoudig!
Eerstens is de leiding hier in goede handen
en op de tweede plaats hebben de leden da
goede gewoonte zich bij de z a a k be houden.
En dit was bij het punt „Concept-Statuten"
noodig voor een vlugge en goede .afwerking.
Daar is werkelijk prac'tisch werk geleverd.
We behoeven 't onder geen stoelen of banken
te steken: ook hier zijn er oen massa katho
lieken, die een méér-democratischen kant uit
willen, zoowel op politiek als sociaal terrein.
Dat komt ook al vanwego het vereenigingsle-
ven en hindert niets, mits men zijn principes
maar hoog houdt.
De Concept-Statuten nu voor de R. K. Cen
trale van Haarlemmermeer, 't is ieder
bekend waren heelemaéj niet democratisch,
integendeel, moesten we onder dergelijke sta
tuten zijn aangesloten bij de R. IC Centrale,
dan was de minder liefelijke naam „Stemvee"
volkomen gerechtvaardigd!
Intusschen, het bestuur der R. K. Kies-
vereeniging alhier gingi zelf, naar ons geble
ken is, ook lang niet homogeen met dat con
cept! Het had vóór die bewuste vergadering
eerst een bestuursvergadering gehad en daar
reeds het concept belangrijk gewijzigd.
Dit heeft dan ook o. i. machtig veel bijgedra
gen tot een vlugge afdoening.
De groote lijnen waren tloor 't bestuur
aangegeven, zoodat 't in de vergadering maar
liep over een woordstelling of redaotiewijzi-
giuff-
We moeten het bekennen, wc voelden vóón
de vergadering veel voor de óók in dit blad
gepubliceerde motie, omdat 't concept ons)
niet gaf wat we reeds jaren wcnschten n.l.
behoorlijk medezeggenschap bij het stellen)
van den candidaat voor de Tweede Kamer.
Maar thans zijn we blijde dat dit con
cept is behandeld en wij hopen dat men
te Hillegom ook de wijzigingen in denzelfdep
geest zal voorstellen, zooals hier. Mocht dan
bij het Bestuur der Centrale het beginsel
gehuldigd worden om „den kiezer te geven
wat des kiezers is" dan zijn we waar we we
zen willen en waar we wezen moeten
voor een goeden gang van zaken.
Een paar malen werd een aanvallefjo ge
waagd tegen den „Nieuwen Haarlemmer" wat
echter weinig bijval vond, behoudens een
enkele keer, toen w© dachten dat een der
vergaderden door den vloer der zaal heen
wilde bonzen II
klaar allo n s, hij is nu eenmaal 'n ex
ceptie 1
Onze Burgervader schijnt er maar niet aan
te willen, dat bleek ons nog weer duidelijk
bij de rondvraag, om de Raadszittingen meer
tegen don avond te houden.
We zijn 't met den voorzitter eens: een
adres der R. K. Kiesvereeniging ter dezer
zake zal weinig baten; maar toch meenen
we dat zij wel iets in deze kon cloen en wel
de Raadsleden, en meer in 't bijzonder de
Roomsche raadsleden bewerken steeds op dit
.aambeeld te b 1 ij ven hameren. De Kiesver
eeniging heeft nu eenmaal een werknemer
naar den Raad gekozen laat zij er nu ook het
hare toe bijdragen dat deze ongehinderd de
zittingen kan bijwonen.
En waar we hier bovendien vier bloemisten
in den Raad hebben welken een groot deel des
jaars op den dag ook zéér slecht uit hunne
zaken kunnen, mogen we verwachten dat
van hen zeker de gewenschfce medewerking
is te verwachten.
Wc zijn nu toeh met den Raad bezig en
maken meteen van de gelegenheid gebruik
hem hulde to brengen voor zijn kloek besluit
in de jongste zitting in zake de kermis.
Twee groote zaken hebben we thans te
boeken waaraan liet nieuwe bloed dat bij de
jongste verkiezingen in den Raad is gebracht)
krachtig heeft bijgedragen n.l. de benoeming
van een Katholieken Gasdirecteur en de in
krimping van.de kermis door afschaffing van
den Zaterdag en den Zondag.
Jammer dat we niet in dat bewust© Raads-
verslag mochten lezen; alle Katholieken
stemden voor inkrimping! Daar zijn er on
der de tegenstemmers di© steeds in vel© za
ken zich streng principieel voordoen, waar
om dan niet inzake de Zondagsheiliging?
Het heeft ons met trots vervuld, toen we
de Volksbonders in zoo groote getale zagen
optrekken naar het St. Clemonshuis te Noord-
wijkerhout!. En dit voorbeeld werkt aansteke
lijk. We hoorden dat er voor een in den vol
genden winter te houden Retraite reeds ruim
zestig zich hebben opgegeven! Zoo mogelijk
zal clan een afdéeling gehuwden en een af-
deeling ©ngehuwden afzonderlijk gaan, zoo
deelde een der bestuurders ons mode. Zich
bereids opgeven 'is aan to bevelen en zoo
gauw mogelijk, heb geld inleggen is nuttig.
Het werpt dan nog eenigo rente af welk©
het bestuur van het fonds, beschikbaar houdt,
voor vaders van groote gezinnen, welke gaar
ne een retraite willen meemaken, maar het
door finantieelen nood niet kunnen. Dat is 'n
mooi idee, évenals van die jongelui welke bo-
van hun bedrag nog iets inleggen voor dat
zelfde doel.
Zoo mogelijk is een volgende winter ook
van de partij
OPMERKER.
XXII.
Eeuigen tijd geleden wees de redactie on
zer courant reeds op het bedenkelijke van
het medewerken v.an katholieken aan z.g.
neutrale bladen bij de bespreking van het be
richt uit het Handelsblad dat Maria Viola
zou optreden als redactrice dor rubriek Beel
dende Kunsten van dit blad. Het bedenkelijke
hiervan wordt nog niet algemeen ingezien,
men vindt er zelfs nog wel een goede kunt
aan.
Hoewel .wij op de zaak niet diep willen in
gaan meenen wij toch te moeten opmerken
dat ieder katholiek niet alleen verplicht go-
acht kan worden de katholieke pers te steunen
door abonnementen en advertenties, maar ook
wanneer hij daartoe de gave bezit, door krach
tige medewerking.
Ten tweede geven de katholieken welke
aan neutrale bladen medewerken, al is het
met de beste bedoelingen, een wapen in de
hand aan die katholieken welke nog maar
niet van hun z.g. neutrale kranten kunnen
scheiden. Wanneer men dezulken toch betoogd
het gevaarlijke der neutrale pers,' dan ant
woorden zij„Wat? is mijne krant niet goed?
Kijk eens hier, er werkt nog wol een katholiek
aan mede welke in do redactie zit vair een
bekend katholiek weekblad 1"
Nog bedenkelijker vinden wij het echter
wanneer een katholiek zijne medewerking ver
leent .aan bladen welke er hun werk van
maken den katholieken godsdienst te bestrij
den en verdacht te maken.
Toch troffen wij dit zeer kort, geleden aan,
waar wij in het B1 oemc ndap 1 sch Week-
blad een paar stukljes over Bouwkunst aan
troffen, geschreven door een katholiek ar
chitect en volledig oor Ier teekend! Het kan
te goeder trouw gebeurd zijn, maar het
Bloemendaalsch W eekblad en de re
dacteur daarvan zijn to.-h voldoende bekend;
het kan ook zijn dat zij zijn overgenomen,
hoewel dit dan toch behoort te worden aan
gegeven (Auteurswet!). Hoe lret ook zij, wij
vonden het een bedenkelijk verschijnsel en
konden niet nalaten er de aandacht op te
vestigen.
Na deze ontboezeming wilden wij nog een
en ander vertellen over doel en werking van
de te Amsterdam ingestelde commissie voor-
het Stads-schoon, waarover wij reeds terloops
in een onzer vorige brieven spraken.
Deze commissie geniet voor drie achter
eenvolgende jaren een gemeentelijke subsidie
van f 2000,-—.
Doel en werking zijn aangegeven in een
door de commissie verzonden oproeping en
vinden wij daarin ó.a. als zoodanig:
„Er zooveel mogelijk voor te waken dat
merkwaardige gebouw-en of stadsschoon ver
loren gaan of worden geschonden. Te trach
ten te verijdelen, dat, wanneer eigenaars
genoodzaakt zijn hunne bezittingen te laten
verbouwen, teneinde die voor andere doel
einden bruikbaar te maken, dit gepaard gaat
met noodelooze opoffering van het oorspron
kelijk schoon van dat bezit.
We denken in dit verband meteen aan het
veel voorkomende geval dat een woonhuis
met f naaien ouden gevel van onder tot win
kelhuis wordt ingericht. De commissie vindt
hier reeds direct een groot arbeidsveld wan
neer zij wil trachten te voorkomen dat zoo
als gewoonlijk gebeurt onder den gevel een
z.g. moclerne winkelpui wordt gezet met toe
passing van glazuurstecn in de meest schreeu
wende, en onoogelijke kleuren.
Het 4e punt van het programma, luidende:
„liet zoo noodig geven van inlichtingen en
verstrekken van adviezen ten opzichte van
gemaakte ontwerpen," is belangrijker dan
het er zoo uitziet, hiermede wordt toch voor
bet eerst in ons land de z.g. ba.ubaratung
of bouwraadgeving ingevoerd. Machtsmidde
len staan de commissie in dezen niet ten
dienste, zij is dus op minnelijk overleg aan
gewezen. Voor Amsterdam is hiermede nu oen
gelegenheid geschapen, waar degenen wier
ontwerpen door de schoonheidscommissie zijn
geweigerd, raad cn iiulp voor verbetering
kunnen bekomen. Verschillende particuliere
architecten verleenon ten deze gratis hun
ne medewerking.
Ook voor andere gemeenten zal deze bouw-
raadgeving in de toekomst van belang wor
den, wanneer, zooals te Laren ia geschied,
naast de eisohen van hygiëne en soliditeit
ook schoonheidséischen fn de bouw
verordening worden opgenomen.
Als 5e punt heeft de commissie, op haar
programma: „het bij slooping van oude ge
bouwen bewaren van een beeld van het ver
dwijnend schoon, door opmeting, teekeningj
of fotografie en ten laatste opmetingen, teeko-
ningen en zoo, nopdig fotografieën te maken
van merkwaardige gelwuwen, mooi© gevel-
fragmenten, kernachtige details cn merkwaar
dige interieurs en wat reeds op dit gebied
bestaat trachten bijeen to brengen, om zoo
doende te geraken tot oen verzameling van
wat Amsterdam aan schoons bezit of heeft
bezeten.
Wat dit laatste punt betreft, is het ten
hoogste tijd dat deze werkzaamheden worden
aangevat, mooi, oud-Amsterdam verdwijnt
langzaam maar zeker.
Ook voor Haarlem zul men niet te lang
met 'het bijeenbrengen van een dergelijke
verzameling moeten wachten ook hier is reeds
veel fraiai's verdwenen, en al bestaat er reeds
het werk van v. Steur „Oude Gebouwen
te Haarlem' en al heeft de vereeniging „Haer-
lem" reeds nuttig in deze richting gewerkt,
er is nog veel te doan, nog lang niet alles
gefotografeerd, weinig of niets is er opgeme
ten, ook de interieurs wachten nog op at'-
beeelding en beschrijving.
Zoo ziet men uit hot bovenstaande dat liet
woord van Thorbeckc „Kunst is geen regee-
ringszaak" zijne beteekenis gaat verliezen,
meer en meer gaat de overheid inzien dat
zij ten opzichte der kunst niet onverschillig
mag blijven. Bijzonder Wijkt dit in Dordrecht
waar* dezer dagen door den burgemeester, d©
onlangs ingestelde commissie voor Kunstzin
werd geïnstalleerd cn waarbij deze de hoop
uitsprak dat de kunst, als groote factor voor
ontwikkeling en beschaving, dóór het op
treden der commissie moer en meer bevor
derlijk daaraan zou gemaakt worden. Deze
commissie, ook de eerste in ons land, bestaat
uit vjjf leden, waaronder een architect.
In Haarlem hoort men van dergelijke din
gen nog niets, of is alles wat daar gebouwd
wordt mooi en is bevordering va,n den kunst
zin daar niet noodig?
A. J. F.
Een oud-Alkmaarder schrijft uit Rome aan
„Ons Blad" over een bedevaart, waarmede
eenige jeugdige priesters uit Holland zich teu
doel stelden, in eigen en beseheiden kring,
den 4Gsten verjaardag te vieren van den slag
bij Mentana.
Na een klein uur gaans, kwamen we ie
Monte-Rotonde aan. En al dadelijk ontmoet
ten we herinneringen aan de gebeurtenissen,
waar onze geest dien dag- vol van was, aan
den strijd tusschen den Paus en de vijanden
van zijn werkelijke macht. Op de Hertogs
poort, Porta Ducala, stond vermeld, dat Gari
baldi dezen ingang van de plaats in brand
had gestoken en do zouaven tot overgave der-
vesting gedwongen. Uit nationalen trots was
in het opschrift verzwegen, dat die triomf (f)
hehaakl werd, nadat een handvol pauselijke
zouaven 27 uren lang weerstand had geboden
aan een geheel leger Garibaldisten.
Wij liepen op den-zelfden weg, waarlangs
Garibaldi dien bewusten Zondagmorgen zijn
troepen naar het slagveld voerde. Het Pause
lijk leger kwam van Rome en Garibaldi ging
het tegemoet tot voorbij Mentana, waar hem
door de officieren van Victor Emmanuel een
zeer gunstig terrein was aangewezen en te
vens de wijze, waarop hij het best den aanval
zou afslaan. Wat al vergeefsche voorzorgen!
Wij zagen hem in den geest met zijn versla
gen benden langs denzelfden weg terugstor-
men, zijn heil zoekend in de vlucht. Even
voordat we te Mentana aankwamen, zagen we
links een weg van den onze afwijken, als een
witte streep de vlakte doorkruisen en al kron
kelend, geheel in de verte, het gebergte bin
nendringen. Onze landkaart geeft aan: Weg
naar Monte-Libretti:, het dorpje dus waar
slechts eenige dagen vóór den slag van Men
tana, den 13den October 1867, onze beroemde
Pi eter Jong zoo roemrijk sneuvelde. Monle-
Libretti was voor ons weliswaar niet zichbaar
tusschen de bergen, maar toelr de. herinnering
aan onzen West-Friesehen held hield ons
staande. Wij brachten hem van ver een eere-
s a Juut; het eenigste, wat wij op dat oogen-
blik to zijner hulde vermochten. Maar we be
loofden, indien de omstandigheid het ooit toe
laten, ook naar dat slagveld op bedevaart te
gaan.
Mentana is niet veel: een straat met ar
moedige huisjes en aan het einde een ver
vallen kasteel. Wij liepen dus door. de poort
uit: en daar stonden we reeds op het ge
wezen slagveld, doch ter plaatse, waar de
strijd eindigde. En waar was lui begonnen,
waar was de vermaarde wijngaard Santucci?
„Daar", zegt ons een oud vadertje, en hij
wijst ons een huis aan, nog wel twee kilo
meter verder, boven op een heuvel. Met welk
een aandoening lieten we onze blikken over
dien geheelen omtrek gaan! Hoe gaarne had
den wo een oud-zouaaf, een der helden van
Mentana, bij ons gehad om van hem ter plaat
se zelf een broeden uitleg te mogen hooren
van het heerlijke Wapenfeit! Doch we wisten
ons to behelpen met het verhaal, alhoewel
hier en daar ietwat onduidelijk, dat André
Nuijens ervan gee't in zijn „Gedenkboek dei-
Pauselijke Zouaven". We beklommen eene
hoogte tegenover den w i n aard Santucci, en
met het landschap voor ons en de opengesla
gen geschiedenis in de band. nam in onze ver
beelding de strijd opnieuw een aanvang.
Een jubelkreet moest ons van het hart, en
wij zongen luidop en in koor bet plechtige
„Christus vincit"Christus overwint,
Christus lieerscht, Christus regeert!" Wij
dachten ook aan eenige orirl-zouaven, die wij
bet geluk hebben te kennen; wij zonden bun
van uit Mentana een juichenden groei en gin
gen voor hen als aandenken eenige bladeven
plukken in den wijngaard Santucci. Daar za
gen wij, half schuil tusschen bet onkruid,
een nietig monumentje, dat ons in zijn op
schrift uitnoodigde te bidden voor de ge
sneuvelden van 3 November 1S67. Wie waren
daarmee bedoeld, de Garibaldianen of de
Zouaven'? De steen gaf het niet aan. Mis
schien wel allen en bet, zon dus gedaan zijn
ter nakoming der eeht-christelijke wet, die
ons gebiedt ook rooi' onze vijanden te bid
den. Maar in alle geval, bet maakte op ons
een zeer droeven indruk. Reeds meermalen
was hét ons voorgekomen, dat bet slagveld
van Mentana zoo verlaten en vergeten was.
En nu als eenigste aandenken aan dat groot-
sclio wapenfeit een onaanzienlijke paal! Maar-
wat zou men ook meer verwachten in dit
land waar-, helaas! een andere koning regeert
dan de Paus? Wij troostten ons bii de ge
dachte, dat tenminste in de verre vaderlan
den nog met bewondering over de zouaven
wordt gesproken dat in Holland vooral de
herinnering aan hun heldendaden in veler
harten voortleeft, en nog steeds een voor
beeld voor oogen liondt van moedige liefde
voor Kerk en Paus. En die les, ons door de
zouaven gegeven, worde nimmer vergeten!
Van de hoogte, waar we stonden, ontwaar
den we tusschen de bergen door, heel ver
in het breede dal,, den koepel der Sint Pieter,
die zich als een tiaar tegen den hemel aftee-
kende. 'tWas het eenigste, wat we van Rome
zien konden. Indien de zouaven hun oogen
ook daarheen gewend hebben, lieeft dat ge
zicht, bun moed moeten inspreken, alsof liet
Paus Pius IX zelf ware geweest, die hen
van verre gadesloeg. Ons bracht liet op de
gedachte, te voet naar Rome terug te wan
delen over den weg, waarlangs de zouaven
herwaarts waren gekomen. Drie en een half
uur gaans; wel wat veel. Maar het lachte
ons toe, onze bedevaart te besluiten met- den-
zelfden rnarsch, waarmede de zouaven hun
overwinning van Mentana waren tegemoet
gegaan.
„De Nederlander" bespreekt eenige opwer
pingen, die men maakt tegen het optreden van
Nederlandsche officieren in Allyrnië. Naar het
alarm dat geblazen wordt moot men uict luis
teren zegt het blad.
Het is niet te verwachten, dat de Regeering
aan dit alarm hot oor zal leenon. Deed zij het,
er zouden andere- „neutrale." staten gereed
staan om de neergelegde taak aan ronds over
te nemen. De Zweedsche Regeering bedankte
voor de uitnoodïging die Nederland aannam
alléén, wijl 7,ij kort tc voren zeer vele officie
ren aan Perzië had afgestaan om dergelijk
organiseerend werk te verrichten. Maar zij /.oil
zekere de gelegenheid niet laten voorbijgaan
om te toonén dat haar officieren vermochten,
wat andere hadden meenen te rnoeten op
geven
Dit echter daargelaten is niet de gelegen
heid, hier aan onze officieren geboden om zich
voor het oog der gansehe wereld te onderschei
den, éénig cn eervol bij uitnemendheid? Reeds
nu is in voorname buitenlandseke pers-organen
gebleken, hoe hoog het kranige werk, door
generaal De Veer eu majoor Thomson in Al
banië verricht, door de internationale openbare
meening wordt aangeslagen. En, gelukkig, in
Nederland ook. Het deed ons goed te zien dat
Nederlanders waren geroepen tot een uiterst
moeilijke taak en wij verheugden ons over da
prachtige wijze waarop zij die hadden aange-
va t.
Ook uit een volkenrechtelijk oogpunt ver
diende de bereidverklaring" van de Nederland
sche Regeering toejuiching. Hier was werk te
doen in de lijn van het „plan Vollenhoven";
het werk van een voortreffelijk georganiseerde
en krachtig optredende internationale politie,
onder sanctie van de mogendheden, in het be
lang van orde, rust en beschaving. Zou Neder
land zich aan die taak mogen onttrekken of
haar, eenmaal aanvaard, kunnen prijsgeven?
Natuurlijk, van de Nederlandsche Regeeriug
was te vergen, dat zij beleidvol zou te werk
gaan eu geen enkele voorzorg zou verzuimen,
die door do belangen van liet land en van de
uit te, zenden personen geboden word. Maar
welke reden had men voor de veronderstelling
dat zij hierin zou te kort schieten? Nadat aan
de heeren De Veer en Thomson machtiging
was gegeven met 20 December j.l. de voorloo-
pige leiding der Albaneeschc gendarmerie op
zich te nemen, is hun een tijdelijk eervol ont
slag uit den Neder!andschen krijgsdienst ver
leend cn het verhand tusschen hen en het Ne
derlandsche gezag aldus voor den tijd van hun
arbeid? in Albaneesehen dienst losgemaakt.
Inmiddels is voor hun belangen en die van do
Nederlandse,be officieren die hen volgen zul
len, alleszins voldoende gezorgd. De voorwaar
den zijn. gelijk wij konden melden
in internationaal overleg geregeld en binnen
enkele dagen zal blijken dat de garantie van
alle betrokken mogendheden daarop is verkre
gen.
klaar verzwakt men dan het eigen leger niet
door zoo royaal met het beschikbare kader om
te springen? Laat ons zien. Er worden ton
hoogste dertig officieren gevraagd, ter vol
making van welk getal zoowel de marine en
het Indische leger als het Nederlandsche kun
nen bijdragen. Laat dan een tien)al officieren
van het wapen der infanterie (welker oefening
het zwaarst van het incompleet te lijden heeft)
Albaneesch verlof bekomen. 13 het niet duide
lijk dat deze officiereu na het twee- of drie
tal jaren van hun verlof enorm verrijkt aan
kennis, ervaring en practisclie bruikbaarheid
in onzen dienst zullen terngkeeren Zal niet de
verruiming van hun inzicht, hun verhoogde
besluitvaardigheid, hun geoefendheid in han
delen en bevelen in hooge mate aan ons leger
ten goede, komen?
Eu de „weerslag" op Indië? Wij schreven
reeds dat naar onze meening met evenveel
recht kon worden verwacht, dat het kraclitigo
optreden onzer officieren tegen moslimsche on
ruststokers ons prestige tegenover de eigen
moslimsche onderdanen zou verhoogen. Maar
bovendien, in geen der proclamaties namens 't
voorloopig bewind in Albanië door de heeren
l)e Veer en I homson uitgevaardigd, is ver
zuimd nadrukkelijk aan de bevolking volkomen
vrijheid en gelijkheid van godsdiensten te ver-
zekereu. Indien niet alle teekeneu bedriegen,
geeft Essad Pasja zich daarvan, onder den in
druk der gebeurtenissen en hoogstwaarschijn
lijk ook wel ouder den invloed van zijn persoon
lijke kennismaking met de heeren De Veer en
1 homson, thans rekenschap. Handhaving van
Roman van Philip Laicus.
11.)
Dat de legitimatiepapieren van den kaste
lein volkomen in orde waren, behoeft geen
betoog. Volgens die bescheiden heette de man
Edmund Kaffer en zijn vrouw Ursula, ge
boren Nebrich. De man was in 1820 geboren
te Neisse, bad^ aan zijn militiepliehten vol
daan, en was in bet jaar 1847 gehuwd met
de jongedochter Ursula Nebrich. Volgens zijn
zeggen was het huwelijk kinderloos gebleven,
wat echter door geen enkel papier bevestigd
werd.
Een beschrijving der twee luidjes, die iu
onze geschiedenis binnenkort een rol hebben
te spelen, achten wij niet noodig, omdat ze
zoo sprekend geleken op het echtpaar Ran
zig, dat ieder, die dat achtenswaardig paar
kende, er een eéd op had durven doen, dat
het de Ranzigs waren, er mocht op hunne
legitimatiepapieren slaan wat er wilde. En
iedereen had dien eed gerust kunnen afleg
gen, zonder hoegenaamd zijn geweten te be-
zwarec; want inderdaad het was zoo. Da
kasteicn in de kroeg van bet bosch en diens
vrouw waren niemand anders dan het waar
dige echtpaar, waarmede tie lezer reeds keu
nis heeft gemaakt. Hij zal nu iets dieper wor
den ingewijd in de familieomstandigheden
.van die twee.
VIII.
DE FAMILIE RANZIG.
Heinrich Ranzig, in de kringen van een
zekere kunstenaarswereld bekend onder den
naam van „Heribert Mirando", was een echte
spruit van dat volkje, welks nomadenleven
tot schande onzer beschaving nog altijd niet
slechts door de politie geduld, maar zelfs
door het verleenen vau vergunningen, door
het verhuren van openbare pleinen, om ei-
voorstellingen te geven, door de autoriteit ge
steund wordt. Uit zijn huwelijksleven met
miss Ellen werd een knaap geboren, die van
kindsbeen bestemd werd voor de broodwin
ning zijner ouders. De knaap was ongeveer
zes jaar oud en verrichtte reeds allerlei
kunststukken, toen het waardige gezin de
Reiersche Palts doortrok. In de nabijheid van
Frankenthal kwam op zekeren dag een een
voudig gekleede vrouw na de voorstelling bij
het paar kunstenmakers en verlangde een on
derhoud met miss Ellen, maar onder vier
oogen.
Bij dit gesprek werd beraadslaagd over een
geheimzinnige aangelegenheid. De vrouw be
zat namelijk een kind, dat de koorddansers
moesten meenemen en behandelen als het
hunne. Op beur vragen vernam miss Ellen
dan nog, dat het kind, een meisje, vier jaren
oud was, geen lichaamsgebreken had en op
een allerliefst gezichtje kon bogen.
Miss Ellen was de kostelooze vermeerde
ring van haar bescheiden troep zeer aange
naam. Het beetje eten, dat zoo'n kind noodig
bad, kwam riiet in aanmerking, en nachtver
blijf en kleeding veroorzaakten in 't geheel
geen onkosten. Er was aan de zaak in zoo
verre een luchtje, dat de vrouw geenerlei in
lichtingen omtrent het kind wilde geven; ja,
zij wilde niet eene de vraag beantwoorden,
of het kind haar toebehoorde. Miss Ellen wil
de echter, alvorens den handel te sluiten, het
kind eerst zien, en daarom bracht de vrouw
het kind mede in de volgende voorstelling.
Nadat zij het. kind hadden gezien, keurde zoo
wel miss Ellen als signer Mirando het goed,
het tot zich te nemen. Alleen moesten nog
eenige nadere bepalingen gemaakt worden,
wat nog dienzelfden avond, na afloop der
voorstelling, geschiedde. Ten slotte verlangde
het echtpaar nog een bedrag van tweehonderd
gulden, dan zouden zij verder voor het kind
zorgen.
De vrouw bewilligde er in, hoewel men liet
haar kon aanzien, dat zulks haar moeilijk
viel. Den volgenden dag hotste de zigeu
nerwagen, welke door liet edele in vrijheid
gedresseerde vospaard Barbarossa, getrokken
werd, tusschen Frankenthal en Oggersheim
over den weg. Daar kwam de vrouw hen te
gen met een kinderwagen, waarin het kind
lag, dat vast sliep. Terwijl do vrouw aan sig-
nor Mirando het geld betaalde en biljetten
van verschillende soort, nam miss Ellen 't sla
pende kind in hare armen en wilde haren
woonwagen binnengaan. De vrouw echter, die
hevig beefde, als had zij de koorts, snelde op
het kind toe, drukte het tegen hare borst en
bedekte bet met hartstochtelijke kussen. „Be
handel het vooral goed!" zeide zij nog met
een door tranen verstikte stern, terwijl zij het
kind weder overgaf aan de vrouw van den
kermisreiziger.
„Wat denkt ge wel! Zeker, zeker! zeide
miss Ellen op den toon van bitter gekreukt
gemoed.
„Vaarwel, Irma! Leef gelukkig!" snikte de
vrouw, terwijl zij nogmaals het teekeu des
kruises over het kind maakte; toen haalde zij
haar zakdoek te voorschijn en hitter schreiend
verwijderde zij zich met het ledige kinder
wagentje.
Hoe miss Ellen de belofte gestand deed, dat
zij het kind goed zou behandelen, weet de le
zer reeds; ook, hoe Irma hij de familie Willi-
fred gekomen is.
j Er moet hier onkel nog maar bijgevoegd
worden, wat de Kanzig's deden, toen -/.ij op
dien Kerstdag plotseling uit Wertheim ver
dwenen, nadat de kleine Irma hun ontnomen
was. Het was bitter koud, toen zij hun vlucht
aanvaardden. De eerste nachten kampeerden
zij in hooimijten. Een keer vroegen /.ij ook
een boer om nachtverblijf in zijn schuur; deze
nam lien ook op. Maar. op den volgenden dag
moesten zij een verhoor ondergaan door den
schout, van 't dorp, en deze omstandigheid
deed hen er van afzien, nogmaals om nacht
kwartier te vragen. Zij hadden natuurlijk
veel van de koude te lijden en vrouw Ranzig
schreef dat alles op rekening van Irma. Zij
kampeerden eenige dagen in 't bosch en kwa
men op zekeren dag de bouwvallen van een
ouden burg of van een voormalig jachtslot,
die op een tamelijk steilen heuvel omhoog
staken. Ranzig ontdekte ze en was van niee-
ning, dat zij hun een schuilplaats konden ver
leenen, althans, zoolang tot een zachter jaar
getijde aangebroken zou zijn. Dat daar des
winters iemand naar boven zou klimmen, om
die bouwvallen in oogeneehonw te nemen, was
wel niet te vermoeden, en eer des zomers de
romantische toeristen kwamen, zouden de
Ranzigs al lang weer het hazenpad gekozen
hebben.
De top, waarop de bouwvallen lagen, was
tamelijk steil, en om daar op te komen, moest
men nu en dan klauteren. De lichte wagen
moest daarom beneden uit elkaar genomen
worden, waarna de lading, bak en wielen met
veel moeite naar boven werd gedragen. Maar
toen zij eenmaal boven waren, achtten zij zich
ook voor hunne moeite ruimschoots beloond.:
A au beneden af zag men slechts een verval-
lentoren. tusschen welks steenen blokken on-
krurd griede, en hier en daar nietige hoopen
steen. Doch hier boven zag de bouwval er
heel anders nit. Men kon er nog zeer goed
een tamelijk gelijk gemaakt, erf onderschei
den; liet belangrijkste evenwel was de toe
gang tot de kelders, die wel is waar door
puin half versperd was. Eerst moest het puin
weggeruimd worden; maar daar beneden was
men dan ook volkomen veilig. Wie zou daar
iemand gaan zoeken! Zelfs kon men er vuur
aanleggen, als men maar droog hout uitzocht,
dat niet al te veel rook verspreidde. Met een
brandende fakkel onderzocht Ranzig nu de
nieuwe woning. Veel slechter dan de kamer
gelijkvloers in den achterbouw van de stad*
was zij niet. Op de allereerste plaats was het
daar heneden droog. Een tamelijke trekking
deed een tweede gang veronderstellen; inder
daad mondde een lage gang in een hoek v; i
den kelder uit, doch lag halfvol puin. Nadat
Ranzig zich had ingericht, kwam het er nu
op aan, zich van lever.smidelen te voorzien.
Ranzig kocht die niet in de buurt, maar liep
eerst uren ver, aIvoren» die in te slaan. Bui-