TWEEDE BLAD Een goed idée. BUITENLAND. BINNENLAND. Brieven uit Isrneo. VRIJDAG II F£BRIfARi 1314 DE DOESOENSCHE JONGEN OP SCHOOL. FEUILLETON. - e,„om ongelukken te voorkomen." Daar komt hij aangeslent.erd, een tialf uur Vóór tijd reeds I Een onbekende zou zijn leerlust of ijver nis de reden geven, doch. ik weet beter 1 Een klok kennen ze niet, en hij is door zijn moeder .het huis uitgestuurd naar school, met de bedreiging als hij niet gaat zij zal den „Toean" vragen een pak slaag, geen eten en met. bloote beenen naar bed! Daar komt hij aan! Zijn handen niet in de zakken omdat er geen zakken zijn in zijn broek, zoo-als u reeds weet. Hij plukt aan een stuk riet, en kauwt dat, 't is suikerriet, dè versnapering! Luilammig loopt hij. Wat gaat er in hem om? Och ja, arme vent, je wordt met de beschaving van je vrijheid berooid, je moet naar school en va der of moeder, die niet weten wat dat is, sturen jel Arme vent! Ja in 't bosch is het beter of in de rivier veel prettiger dan te zitten op harde school banken voor twee uur aan één stuk. Stil zitten voor jou, die vrij moet zijn en loopon en spelen, springen en duiken; jij gezeten stil, probeerend de lettors te schrijven op een stuk leil Kan mijn vader schrijven? en leeft hij niet, en eet hij niet, en rookt hij niet zijn zooveel pijpjes per dag? En moeder, kent zij da.t? Zij eet i praat en werkt en rookt of pruimt en leeft? (Dit i3 een feit, eens kreeg ik dit te hooren van een jongen van. een jaar of 14, als reden om Ito spijbelen!) Arme vent! Doch kom er maar in! Bidden en de lei wordt schoongeveegd voor een minuut of tien, en dan begint hij in ernst? O neen, than de griffel geslepen voor een andere 10 minuten en dan op dat groote pumpier turen, waarop al de 2G letters van ons alphabet staan neergeschreven. Zoo, nu begint hija, neen niet goed, uitvegen en weer- probeeren, weer niet goed, nog eens en nog eens. Eindelijk de b, niet goed, uit vegen weer neerschrijven, weer niet goed en nu veegt hij per ongeluk ook nog de a uit. Kom jè dan eens kijken na een uurtje dan heeft hij nog niets en vraag je hem, dan heeft hij geprobeerd en juist uitgeveegd 1 Anne jon gen! Liegen kan hij niet!' Dus ist hot waar.. Laat hem begaan en kom op het einde terug, na twee uur en men-mag blij zijn als hij dan zoo'n stuk of zes, zeven letters hoeft neer- gekrast; hoog en laag, schuin, liggend of half op den kop staand; doch ze staan er! 't Is tijd, dc school uit, en hij is haantje de voorste Sn alles yat ze gaan uitvoeren, 's Middags weer hetzelfde leventje. Ver brengen ze het niet in de wetenschap. Als ze kunnen schrij ven zoo'n beetje en een beetje rekenen, zoo do tafels van 2 tiojt 5 of tot 10 is het genoog! Dan beginnen ze de Catechismus uit te schrij- 'en en de gebeden, (lie zo reeds van buiten i.ennen. U moet ze zien de grootere in de Kerk met een groot boek, w,a u-uit ze die gebeden lezen, die ze toch van buiten kunnen! Hun gezicht straalt van geneugte als zij een boek hebben en lezen! Niet allen brengen het zóóver! Ook misschien even naar een Ca- tcchismuslcs luisteren? Ik ga met stoel en pijp en zet me in 'temid den van de 'groep jongens. Eerst bidden en dan beginnen." Ik zeg eerst de vraag: Waartoe zijn wij op aarde? en dan woord voor woord, en alles wordt herhaald door de jongens. Dan lid antwoord, ook woord voor woord en woord voor woord herhaald. Wij zijn op aarde om God to dienen en. daarvoor in den Hemel te komen, 't Duurt, lang voor zoo'n antwoord zich in hun harde schedels heeft vastgezet. Eindelijk dikwijls nu een of twee uur herhalen vervelend, dat iedereen het op zou geven behalve een rnissieman, ofschoon hot ook wel eens do kor! uit begint to hangen kennen zc liet allen! I>an verder iederen dag weer repeteer n n 't lukt. Doch Jan, Piet en Klaas zitten bedeesd voor zich te kijken en herhalen -machinaal de '.voorden, intusschen denkend hoe hij dc te.,-- iiituauen in den tuin kan buit maken zender dat de Toean het bemerkt, of misschien lm hij don ander er in. kan laten, loopen zonder zelf een palk slaag te krijgen (of trachtend u liaan met oen vod er aan, aan een broclteindjé to binden van hen die naast hem zit, en als het lukt en do les is voorbij den is hef een schreeuwen vaar be lanS' J. STAAL, \0 Januari HUI. Pr. Miss. In de „Maiasb." treffen wij eon Ingezonden stuk aan, waarin „Een roepende in de Woes tijn" de volgende beirartenswaardige opmer kingen en raadgevingen ten boste geeft. „In groote steden leven en werken vele vrouwen, maar in kleine steden on dorpen telt men er bij elkaar genomen meer. In groote steden kan men smaak en geest ontwikkelen door het zich omringende, heeft men dus die geestelijke opwekking niet zóo noodig, als men die op het platteland be hoeft. Wij, pravinciaaltjes, moeten ons van zóó veel spenen! Meestentijds kunnen wij ons tevreden stellen met het lezen van een verslag. En wat is dat, in vergelijking met het opwekkend en bezielend gesproken woord? Zijn wij minder Katholiek? Dicht men ons minder begripsvermogen toe? Ik weet 't niet. Maar wèl weet ik, dat men in een kleine plaats juist het meest behoefte heeft -aan wat opwekking op intellectueel gebied. Zo- 't voor den R. K.- V. B. een onmoge lijkheid zijn, om, naast 't noodzakelijke werk van meisjespatronaten, ook te stich ten een Oomité, dat zich belast, sprekers en spreeksters naar kleinere plaatsen te zen den, in den geest ongeveer, als men dat ziet gebeuren bij do Maatschappij lot Nut van 't, Algemeen? Wat zouden wij hen dankbaar ontvan gen I" Ziedaar een prachtig idee, dat ongetwijfeld overweging verdient van degenen, die aan hetgeen daarin gevraagd wordt tegemoet kun nen komen. In de eerste plaats dus het hoofdbestuur! van den R. IC. Vrouwenbond, doch vervol gens ook de verschillende afdeelingen van dien bond. Daar moet het heen. Een comité dat zich belast met het zen den van spreeksters en sprekers naar ver schillende plaatsen in het land, zooals het Centraal Bureau voor de K. S. A. dit ook doet. Op die wijze kan de R. IC. Vrouwenbond overal doordringen, zelfs op de kleinste er» meest afgelegen plaatsen, waar toch ook nut tig werk to verrichten valt, waar toch ook een organisatie van R. K. Vrouwen levensvatbaar heid hebben zal en zal bijdragen tof. verhoo ging van het katholiek-sociaal leven der vrou wen. De inzender of inzendster van lxivonaange duid stukje* heeft het balletje aan 't rollen gebracht, zooals hij of zij zelf zegt. „Ik hoop, dat mijn goede bedoeling goed wordt begrepen; want ik geloof in den geest van velen gesproken te hebben, 't Is slechts een balletje, dat ik opgooi; er zijn er, vaardi ger dan ik, die dit plan nader kunnen verwe kelijken." Dit plannetje moet nu nader uitgewerkt on verwezenlijkt zien te worden. Deze stem mag niet, zijn, die van een roe pende in de woestijn. Daaraan moet gehoor gegeven worden, om aldus de R. K. Vrouwenorganisatie te bren gen overal, waar er maar eenigszins plaats v-oor is, da-t is dus in zoo goecl als alle plaat sen van ons land. Heel terecht wordt in het; aangehaalde stuk je gezegd, 'dat men in een kleine plaats juist het meest behoefte heeft aan wat opwek king op intellectueel gebied. Die opwekking te geven is een mooie taak voor den Roomsehen Vrouwenbond, die ook moet bereiken die plaatsjes waar men niet „minder Ka-tho-liek" is en ook niet „minder be gripsvermogen" heeft, want het is genoegzaam bekend hoe juist op het" platteland het Katho licisme bloeit onder d - verstandige boeren vrouwen. Men geve dus gehoor aan dezo „stem van een roepende in de woestijn" en wende po gingen aan -om een comité, als bedoeld, tot het uitzenden van spreeksters en sprekers op te richten. 't Zal een prachtige en doeltreffende pro paganda zijn voor den R. K. Vrouwenbond! DE VOORUITZICHTEN VAN DEN NIEU WEN VORST VAN ALBANIë. Aan den prins van Wied is een voorschot, van 10 raillioen toegestaan en hij zal nu het waagstuk ondernemen van Albanië, de kunstmatige schepping der mogendheden, een werkelijk samenhangend rijk te gaan maken. De prins heeft bezoeken gebracht aan verschillende hoven, zijn konak to Durazzo wordt in orde gebracht, hij kan dus, zoodra hij de deputatie van zijn aanstaande onderde nen ontvangen heeft, zich naar zijn rijk be geven. In verband met het bezoek, door den prins te Rome gebracht, heeft de correspondent van het „Berl. Tagebl." aldaar een toongevend staatsman, om een onderhoud verzocht, om van dezen to vernemen met welk doel de prins de reis naar de Italiaansche hoofdstad had ondernomen. En hij vernam toen, dat de bezoeken te Weenen en te Rome niets anders waren dan daden van hoffelijkheid jegens de beide staten, die zich als protectoren van Al banië opgeworpen hebben. Er viel niets meer te bespreken of te onderhandelen, alle maat regelen voor de oprichting van den nieuwen staat waren reeds genomen. Do nieuwe „ko ning" had dus slechts „-acte de presence" ge geven. „De „koning"?" vroeg, da journalist. „Pardon", was het antwoord, „ik heb mij versproken, voorloopig" is hij nog slechts vorst. Over zijn titel hebben de mogendheden nog niet onderhandeld. Dat is trouwens ook ecn| kwestie, die eerst later behoeft te worden, uitgemaakt." „En is de toestand in Albanië thans be vredigender?" -aldus de correspondent. De staatsman„Men zou het haast zeggen. Essad pasja heeft zich onderworpen en van Izzed pa-sja. en de andere pretendenten hoort men niets meer." Oorr.: „Houdt mon Essad pasja voor be trouwbaar?" Staatsman: „Voorloopig nog. Wat later zal gebeuren, wie weet het? Oorr.: „En de GriekenOaan de grens?" St.: „Die zullen v-oor den Sisten Maart het grensgebied ontruimd hebben." Oorr.: „En als ze dat niet doen?" St. (met een sceptischen glimlach): „Dan zal Europa verder wel zien. Trouwens Voni- zcl-os heeft zijn woord gegeven." Oorr.: „En hecht u aan dat woord?" St.: „Ja, omdat Venizelos een staatsman is en weet dat het voor Griekenland noodlotti ge gevolgen kan hebben, wanneer het de mogendheden nog langer blijft sarren. Welis waar is het de vraag of Venizelos zijn be lofte wel geheel en al kan houden en of hij eeuig gezag heeft -over de benden, die de grenzen onveilig maken." Oorr.: „En het financieele probleem?" St.: „Daarmede is men reeds een goed eind gevorderd. In beginsel zijn de leening en de bankkwestie zoo goed als geregeld. Alle mogendheden, ook die van de Triplo Entente, zijn bezield met de beste gevoelens jegens den jongen staat." Oorr.„Dus dc Oostcrsche kwestie is van de baan St.: „Ja;, tenzij Turkije er op los gaat slaan. Maar dat zal niet gebeuren voor don aanstaanden herfst, wanneer het er al ooit toe komt." Geloofsrichtingen in Amerika. De Loiulensche correspondent van 'de „Tol." schrijft Een bericht uit New-York aan de „Daily Telegraph" meldt, dat aldaar pas een kerkelijke statistiek van do Voreenigde Staten werd ge publiceerd, welke op het jaar 1913 betrekking beeft. Yan de omstreeks 95.000.000 inwoners der V. S„ waren 37.280.000 leden der verschil lende kerken binnen dat groote gebied. En daarvan behoorden 34.000.000 tot de acht voor naamste kerkgenootschappen, als volgt ver deeld Ttoomscli-Ivatholioken 13.099.534 Methodisten 7.125.069 Doopsgezinden 5.924.662 Lutheranen 2.538.722 Presbyterianen 2.027.593 Discipelen van Christus 1.519.369 Protest,antsehe Epicopalen 997.407 C -1 i g re gation al is ten 748.340 Gedurende het vorige jaar vermeerderde in Amerika het aantal Methodisten met 220.000, dat der Roomsch-Katholieken met 212,500, der Doopsgezinden met 64.600, der Presbyterianen met 45.600, der Lutheranen met 36.100, der Discipelen van Christus met 21.800 on der Episcopalen met 16.500. Het aantal kerkgenootschappen in de V. S. zou thans half zoo groot, zijn als twintig jaar geledon. Een beschuldiging tegen Botha. In een zitting van het parlement van Zuid- Afrika legde generaal Botha een persoonlijke verklaring af met betrekking tot de beschul diging, kort geleden tegen hem ingebracht dcor den afgevaardigde Fremantle, een aan hanger van Hertzog, als zou Botha geproefd hebben hem (Fremantle) om te koopen. Botha gaf een nadere uitlegging der passage van een brief, dien hij aan Fremantle geschreven had, en waarop de beschuldiging klaarblijkelijk ge grond was. Botha diende tegen Fremantle een eisch om schadevergoeding van tienduizend pond in. Naar „Ons Land" mededeelt, zou prof. Fre mantle, een geboren Engelschman, tijdens het congres der Hertzogianen te Bloemfontein, 't volgende gezegd hebben „Onmiddellijk nadat genl. Hertzog uit bet, Gouvernement gesloten werd, had hij (spreker) een brief in de dagbladen geschreven en ook een afschrift ervan aan genl. Botha gezonden. In dien brief aan de bladen had hij zijn meening uitgesproken, en wat had genl. Botha,, een man, die tot dusverre altijd een rein karakter ge toond had, hem geantwoord? (Gejuich) Hij, genl. Botha, schreef aan hem een tijdje stil te blijven en dan zou hij (genl. Botha) iets goeds voor hem hebben. (Geroep van schande). Als genl. Botha iets omtrent Engeland wist, zou hij niet trachten een man als Fremantle om te koopen." DE MINISTER VAN MARINE EN DE MATROZENBOND. In een circulaire aan directeuren on Com mandanten der Marine hier ten lande eri aan den Commandant der Zeemacht in Neder- landisch-Indië constateert de Minister van Ma rine, onder herinnering aan de uiteenzetting door hem in de Tweede Kamer tijdens de behandeling der Marine-Begrooting voor het loopende jaar gegeven van zijn standpunt ten -aanzien van het veroenigingsleven dei- militairen bij de zeemacht, welk standpunt hierop neerkomt dat do Grondwet uitsluit het dulden van uitingen van liet vereenigings- leven in den dienst aan boord wanneer zij nadeel berokkenen aan den dienst dat de Bond van minder Marinepersoneel sedert ja- reen en bij voortduring een weg bewandelt die erop gericht is, de schepelingen meer en rneer ongeschikt te maken voor de vrijwillige onderwerping -aan de eischen van den dienst. Zoolang de Bond aldus tegen het belang van -den dienst streeft, zullen uitingen van het vereenigingslevon onder geenerlei vorm aan boord mogen worden geduld. Misdien n-oodigt de Minister de Directeu ren en Commandanten uit de commandeerende officieren onder hun bevel te gelasten, hum toestemming te onthouden aan elke handeling die avn den Bond van Minder Marineper soneel uitgaat, terwijl voorts schrifturen en periodieken van dien Boud van boord en uit de inrichtingen van de zeemacht zullen moe ten worden geweerd en aan schepelingen dia de desbetreffende bepalingen overtreden, on verminderd de correctie waaraan zij zich hier door blootstellen, een reëngagement zal moe ten worden geweigerd. NEDERLANDSCHE OFFICIEREN IN ALBANIë. Aan de Memorie van Antwoord op het. afdee- lingsverslag der Eerste Kamer in zake Hoofd stuk III der Staatsbegrooting is het volgende ontleend De minister handhaaft de gunstige verwach tingen, door hem in de Tweede Kamer uitge sproken nopens het optreden onzer officieren, in Albanië. Hij wordt daarin bevestigd niet al leen door hun eigen rapporten, doch ook door verschillende berichten en oordeelvellingen, langs officieelen weg uit het buitenland tot hem gekomen, betreffende hetgeen reeds door generaal De Veer en majoor Thomson met evenveel beleid.als flinkheid is verricht. TJit de schriftelijke antwoorden, zoowel door den minister van Oorlog als door den minister van Buitenlandsclio Zaken op vragen van een lid der Tweede Kamer gegeven, is reeds geble ken, dat die officieren, van het oogenblik, dat zij de leiding der Albaneesche gendarmerie, zij het, ook voorloopig en op een beperkt grond gebied, aanvaard hadden, uit het Nederlandsch in het Albaneesch dienstverband getreden zijn en dat hetzelfde ten aanzien der verder uit te zenden officieren zal gelden, terwijl voorts hun juridische en financieele toestanden gewaar borgd is door de zes betrokken mogendheden. Verwikkelingen en moeilijkheden, uit die zending voortvloeiende, zijn dus voor Neder land niet te duchten. Het persbericht, omtrent, een slaags raken der Nederlandsehe officieren met. Turken, was geheel verzonnen De publicatie van brieven van generaal De Veer in dagbladen, is op verzoek van dieu of ficier zelven gestaakt. ONDER „NEUTRALE" VLAG. Het geïllustreerd weekblad „Panorama" schrijft bij het portret van den afvalligen abbf Letnire het' volgende: Pastoor Lemire heeft zijn ontslag genomen als onder-voorzitter der Fransche Kamer. Hij deed zich steeds kennen als een vooruit strevend republikein en daarom heeft Mgr. de bisschop van Rijssel op hem de straf van schorsing a sacris toegepast. Vanwege de neutraliteit, moet het dus wor den voorgesteld alsof de schorsing plaats vond, niet, om zijn opstand tegen het kerkelijk gezag, maar om zijn republikein-zijn. A erder geeft het neutrale geïllustreerde weekblaadje „Het Leven" een portret van een grooten aap, met als onderschrift: „Een onzer i roegste voorouders." Commentaar overbodigdergelijke aapach tige onzin (al zoo dikwijls weerlegd) spreekt voor zich zelf, schrijft R in een Ingezonden stukje in de „Msb." Zoo ziet men hoe „neutrale" tijdschriften de lezers juist weten in te lichten! KERSTENING EN BESCHAVING. De liberale pers heeft zich in den 'aatstea tijd, naar aanleiding der veelbesproken „kers tening" van Indië vrij sceptisch betoond om trent den beschavenden invloed van het Chris tendom. I e oordeelen naar sommige harer uit sprakenscheen het vrij twijfelachtig, of men Inuië eigenlijk wel een weldaad bewijst met de christelijke zending. Islam, Boedhjsme of ani misme leken vrijwel gelijkwaardig, zoo niet verkieslijk boven het Christendom. Met het oog op deze onder liberalen hier en «laar gangbare meening achten wij bijzonder opmerkelijk, wat wij in het „Handelsblad" van Zaterdagavond lazen over de Pliilippijnen, die, zooals men weet, thans tot de Amerikaansche Unie beliooren. Bij de beoordeeling van hot „koloniaal ex periment' dat de Unie met de Philippynen maakt, moet men, zegt het „Handelsblad," twee gewichtige factoren niet verwaarloozen: ten eerste den mvloed der grooto verbreiding van het Christendom onder de Philipjiijners en ten tweede, als gevolg van het eerste, de hoogere trap van beschaving, waarop dit volk reedg stond, toen de Amerikanen het bestuur over den archipel aanvaardden. Hier wordt dus hoogere beschaving als een rechtstreeksch gevolg van het Christendom er kend. En ter kenschetsing van den trap van beschaving, waarop de christen Philippijner stond, wordt aangehaald een woord van prof. Kern in 't jaar 1891, volgens hetwelk op de f'hilippijnen een goed geregeld stelsel van hooger, middelbaar en lager onderwijs bestond. In 1877 trof men op een bevolking van nog geen 6 millioen zielen reed3 1000 jongens- en 600 meisjesscholen van den staat aan. Waar, vraagt hef. „Hbld.*, vond men elders in het Oosten in dien tijd een zoo uitgebreid onder wijs? Dat was onder het, gemètenelijk zoo uitge kreten Spaansche bestuur! Dit had de inland- scho bevolking met het Christendom toch maar oen beschaving gebracht als in de koloniën der Protestantsche naties, Nederland en Engeland, nog ver te zoeken is. Hot „Handelsblad" haalt daaromtrent het getuigenis aan van den Episfcopaalschen bis- •schop Charles Brent: „Het geloof in Christus, dat in de 16e eeuw op de eilanden werd gebracht, terwijl Japan in Siaap verzonken lag en China van zijn voor ouders droomde, heeft den Philippijner ver vreemd van Zijn rasgenooten. Om te weten, wat het Christendom voor een volk doet, behoeft gij slechts van de Philip- pijnen naar het Maleische schiereiland te gaan. Het verschil tusschen de Maleiers en de Philippijuers is gelijk dat tusschen nacht en dag, Hi.er vinden wij nu het merkwaardig ver- Roman van Philip Laicus. 12.) De tegenwoordige eigenaars van de be- wuöie herberg scheen 't niet slecht te gaan met hunnen arbeid en (schonken aan de ge- naburig gewelf had doorgebroken. Dat was sprekken hunner bezoekers geen aandacht een langdurig en moeilijk karwei geweest, hoegenaamd; de kastelein kon dat zelfs niet, doch dat ruimschoots beloond werd. Tegen- want hij was, naar hij verzekerde, hardhoo- woordig had de „muntmeester" daar zijn rondj werkplaats gevestigd en goot derde- en zesde Ook de houtvester trad^ niet zelden de her- thalerstukken (munten van 60 en 30 cent) in berg binnen, om een kleine verfrissching te 'gipsen vormen; bovendien bevonden zich (laar nemen, als hij daar in de huurt dienstzaken niet onbelangrijke stapelplaatsen van gesto- liad. Op Zondagen, wat meer als een uit- len goederen. «tapje gold, vergezelden hem menigmaal zijn j De kwaadaardigheid van vrouw Ranzig huisgenooten, en zoo kwam Irma niet geheelverkreeg steeds nieuw voedsel, zoo vaak Ir- o" al uit het oog harer vijanden. De familie ma in gezelschap van den houtvester in do Zij bezaten de kroeg nu bijna drie jaren en W illifred had de Ranzigs te weinig gezien, herberg verscheen. Zij moest het lijdelijk aan- ;'i )vaie,i, wooulocaluei-om ze te herkennen. Bij den houtvester was zien, dat het hekoorli ■i i.„ i --, f'du. „y ubu iiouiv ester was zien, um net bekoorlijke kind zich hoe lan- ;'i(j„ :°n' erw» ?e vroeger,, het slechts tweemaal voorgekomen en dan ger hoe schooner tot jongedochter ontwikkel- V -f v i,nifitPn-' ul®°r geloken op een j nog lange jaren geleden; destijds maakto de. Wat sprak de houtvester vriendelijk te- Anienkaai son moiren,s De.kleine turn was Ranzig den indruk een baliekluiver te zijn,1 gen haar, met welk een moederlijke zorg VmrUiri en drnnkPT?1?- T T!8 er te&enwoordig echter beschouwde iedereen scheen de houtvesterin over elke harer schre- Bindeliyk, spijzen en dianken niet slecht, en hem als een fatsoenlijk man nu kwamen op mooie, warme zomerdagen niet zelden talrijker bezoekers dan tot nu toe. j den te waken, en zelfs Egon had alleen oogen Met vrouw Ranzig was het anders gesteld; voor haar. Met welk een eerbiedige oplet- I «-flLo.» haar zou men eerder hebben herkend. Doch tendheid luisterde Irma naar elk woord van niuat oAni i f i WW./ dip 1houtvester kwam, dan hield zij zieli den houtvester, met welk een blijmoedige toe- maar goed bestuurde herheg. e gehouden j bui (én schot en liet de bediening over aan genegenheid las zij elk verlangen der hout- werd door^ lieden met beschei .en middelen, den „muntmeester". Vooral geschiedde zulks, vesterin op heur gelaat, wat kon zii schalks 'maar die ijverig hun best deden liet publiek j als de houtvester niet alléén kwam, maar ziln het naar den zin te maken. i familie meebracht. Irma zou ongetwijfeld bèi- De argwaan, in den beginne legen de hou. j den herkend hebben. 'ders dier herberg gerezen, was na een tijd j Den gewezen koorddanser beviel zijn tegen- van een half jaar ten eeneu male verdwenen,woordig leven niet slecht. Jenever en hier wanl nimmer betrapte men hen op de minste had hij in huis, en zijn middelen vermeerder- nreg:elnifu] gheid. Ranzig en de „muntmees- j den aanzienlijk door de hele rij. De burcht- ter lachten natuurlijk om de politie. Het bouwvallen had hij wel is waar niet in eigen- kwam zoover, dat de gendarmen, wanneer zij dom bekomen, maar toch voor twintig jaren kroeg betraden,^ volstrekt geen bezwaar gepacht, natuurlijk werden de zichtbare in maakten, in t bijzijn van den kastelein of gangen r aar de onderaardsche lokalen dicht- Hiiens vrouw te spreken van de route bij liet gemetselid »u veil toeren te nemen. De kroeghouders gin- j Niemand vermoedde dat hij van zijn kelder gen om.ei' liet praten der gendarmen voort uit Óen geenszins gröoiêïi Egon plagen, „Ik geloof, dat die twee apenhakkesen op elkaar verliefd zijn", zeide vrouw Ranzig op een Zondagavond in den kring van hare boef- jesmaten, toen des namiddags de beer Wil- iifred met zijn gezin eens een wandeling naar de boschherberg bad gemaakt. „De „rooie Bles" Heeft me vanmiddag ge- zeid, dat er op de houtvesterij een karwei valt op te knappen," liet de „muntmeester" zn proefbalonnetje op. „Dat moet je maar uit je hoofd stellen, daar ,komt niets van," hernam Ranzig. „De hout- nfstand n-sgy fegt vesterswoning ligt te dicht bii." j „Hij beeft gezeid, dat er de houtverkoo- pingen plaats hebben: hij heeft 'tin de cou- rant, gelezen." „Och wat, die worden immers eerst in den j winter gehouden!" „Ja, maar deze verkoopingen betreffen het hout, dat door den laatsten storm is af en omgewaaid." „Te drommel, dat. is veel," was de scheele Vos van meening. „In de ompaling aan den zoom van het bosch liggen meer dan dui zend stammen." „Ja, een paar duizend thalers zouden, vol gens den „rooien Bles", de volgende week wel in den lessenaar van den houtvester lig gen." ..Het gaat niet," zeide Ranzig opstaande. „Willen jullie dat karwei opknappen, ik raad je dat af. In geen geval doe ik mee." „Maar Ranzig!" zeide hoofdschuddend de „schele Vos." „Ik heb er geen zin in,-en daarmede afge daan!" verklaarde Ranzig beslist, en ver liet de kamer. IX. BOEVENRECHTSGELEERDHEID. Vrouw Ranzig sliep dezen naebt weinig. Onrustig wentelde zij zich heen en weer, en al sliep zij ook gedurende een half uurtje in, dan sprak zij in bare droom onsamenhangen de woorden, 'n Paar malen stond zij op en dronk groote glazen water, maar dat was niet in staat baar bloed te kalmeeren. Toen eindelijk de dag aanbrak, stond zij op, ver moeid en als lam geslagen en met, een hoofd, dat koortsachtig «rloeide- Gedurende den dag werd zij gaandeweg be- I daarder, en tegen den avond zeide zij koeltjes tol haar man: „Hoor eens, Ranzig, dc aanslag i op de houtvesterswoning gaat door!" 1 „Dat spijt me, want het ligt te dicht in de buurt," verklaarde Ranzig. „Ook is het een dwaasheid." „Jij weet daar niemendal van. Er zijn daar minstens een paar duizend thaler in goud en papier te halen." merkte vrouw Ranzig aan. „Neen," gaf haar echtvriend ten antwoord, „er zijn daar een paar jaar tuchthuisstraf te halen. En dat riskeer ik niet voor die paar honderd thalers, welke mijn deel zouden zijn." „Je krijgt meer dan tweeduizend, en geen sterveling denkt aan ons." „Ik heb er geen zin in! Ik vind het veel ge makkelijker de anderen te laten werken; wat zij buit maken, koop ik op voor het vijfde ge deelte van de waarde. Ik begrijp heehmaal niet, hoe jij dat zaakje wilt opknappen. Wan neer de houtvester geld heeft, bewaart hij dat in z'n slaapkamer." „Goed, dan halen wij het uit z'n slaapka mer." „Wel zeker! Je lijkt wel gek!" luidde het gevoelen van m'neer Ranzig, die z'n schouder» ophaalde. „Je bent een lafaard," gaf vrouw Ranzig ten antwoord. I „'n Lafa.ardf" herhaalde deze. „Men doe mij 1'n verstandig zaakje aan de band, dat zal men zien of ik laf ben, maar dit is gekkenwerk!" „De „schele Vos" is toch zeker geen gek en die acht dit karwei gemakkelijk uitvoerbaar." „Zoof En hoe wou je 'm dat leverent" vroeg Ranzig nieuwsgierig. „Wij hebben tegen ons den houtvester, den hosehwnchter, den knecht

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5