TWEEDE BLAD
Een goed idée.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Brieven uit Isrneo.
VRIJDAG II F£BRIfARi 1314
DE DOESOENSCHE JONGEN OP SCHOOL.
FEUILLETON.
- e,„om ongelukken te voorkomen."
Daar komt hij aangeslent.erd, een tialf uur
Vóór tijd reeds I Een onbekende zou zijn
leerlust of ijver nis de reden geven, doch.
ik weet beter 1 Een klok kennen ze niet,
en hij is door zijn moeder .het huis uitgestuurd
naar school, met de bedreiging als hij niet
gaat zij zal den „Toean" vragen een
pak slaag, geen eten en met. bloote beenen
naar bed! Daar komt hij aan! Zijn handen
niet in de zakken omdat er geen zakken
zijn in zijn broek, zoo-als u reeds weet. Hij
plukt aan een stuk riet, en kauwt dat, 't is
suikerriet, dè versnapering! Luilammig loopt
hij. Wat gaat er in hem om? Och ja, arme
vent, je wordt met de beschaving van je
vrijheid berooid, je moet naar school en va
der of moeder, die niet weten wat dat is,
sturen jel Arme vent!
Ja in 't bosch is het beter of in de rivier
veel prettiger dan te zitten op harde school
banken voor twee uur aan één stuk. Stil
zitten voor jou, die vrij moet zijn en loopon
en spelen, springen en duiken; jij gezeten
stil, probeerend de lettors te schrijven op
een stuk leil Kan mijn vader schrijven?
en leeft hij niet, en eet hij niet, en rookt
hij niet zijn zooveel pijpjes per dag? En
moeder, kent zij da.t? Zij eet i praat en
werkt en rookt of pruimt en leeft? (Dit i3
een feit, eens kreeg ik dit te hooren van een
jongen van. een jaar of 14, als reden om
Ito spijbelen!) Arme vent!
Doch kom er maar in!
Bidden en de lei wordt schoongeveegd voor
een minuut of tien, en dan begint hij in
ernst? O neen, than de griffel geslepen voor
een andere 10 minuten en dan op dat groote
pumpier turen, waarop al de 2G letters van
ons alphabet staan neergeschreven. Zoo, nu
begint hija, neen niet goed, uitvegen en
weer- probeeren, weer niet goed, nog eens
en nog eens. Eindelijk de b, niet goed, uit
vegen weer neerschrijven, weer niet goed en
nu veegt hij per ongeluk ook nog de a uit.
Kom jè dan eens kijken na een uurtje dan
heeft hij nog niets en vraag je hem, dan heeft
hij geprobeerd en juist uitgeveegd 1 Anne jon
gen! Liegen kan hij niet!' Dus ist hot waar..
Laat hem begaan en kom op het einde terug,
na twee uur en men-mag blij zijn als hij
dan zoo'n stuk of zes, zeven letters hoeft neer-
gekrast; hoog en laag, schuin, liggend of half
op den kop staand; doch ze staan er! 't Is
tijd, dc school uit, en hij is haantje de voorste
Sn alles yat ze gaan uitvoeren, 's Middags
weer hetzelfde leventje. Ver brengen ze het
niet in de wetenschap. Als ze kunnen schrij
ven zoo'n beetje en een beetje rekenen, zoo
do tafels van 2 tiojt 5 of tot 10 is het genoog!
Dan beginnen ze de Catechismus uit te schrij-
'en en de gebeden, (lie zo reeds van buiten
i.ennen. U moet ze zien de grootere in de
Kerk met een groot boek, w,a u-uit ze die
gebeden lezen, die ze toch van buiten kunnen!
Hun gezicht straalt van geneugte als zij een
boek hebben en lezen! Niet allen brengen
het zóóver! Ook misschien even naar een Ca-
tcchismuslcs luisteren?
Ik ga met stoel en pijp en zet me in 'temid
den van de 'groep jongens. Eerst bidden en
dan beginnen." Ik zeg eerst de vraag: Waartoe
zijn wij op aarde? en dan woord voor woord,
en alles wordt herhaald door de jongens. Dan
lid antwoord, ook woord voor woord en
woord voor woord herhaald. Wij zijn op aarde
om God to dienen en. daarvoor in den Hemel
te komen, 't Duurt, lang voor zoo'n antwoord
zich in hun harde schedels heeft vastgezet.
Eindelijk dikwijls nu een of twee uur herhalen
vervelend, dat iedereen het op zou geven
behalve een rnissieman, ofschoon hot ook wel
eens do kor! uit begint to hangen kennen
zc liet allen! I>an verder iederen dag weer
repeteer n n 't lukt. Doch Jan, Piet en Klaas
zitten bedeesd voor zich te kijken en herhalen
-machinaal de '.voorden, intusschen denkend
hoe hij dc te.,-- iiituauen in den tuin kan buit
maken zender dat de Toean het bemerkt, of
misschien lm hij don ander er in. kan laten,
loopen zonder zelf een palk slaag te krijgen
(of trachtend u liaan met oen vod er aan,
aan een broclteindjé to binden van hen die
naast hem zit, en als het lukt en do les
is voorbij den is hef een schreeuwen vaar be
lanS' J. STAAL,
\0 Januari HUI.
Pr. Miss.
In de „Maiasb." treffen wij eon Ingezonden
stuk aan, waarin „Een roepende in de Woes
tijn" de volgende beirartenswaardige opmer
kingen en raadgevingen ten boste geeft.
„In groote steden leven en werken vele
vrouwen, maar in kleine steden on dorpen
telt men er bij elkaar genomen meer.
In groote steden kan men smaak en geest
ontwikkelen door het zich omringende, heeft
men dus die geestelijke opwekking niet zóo
noodig, als men die op het platteland be
hoeft.
Wij, pravinciaaltjes, moeten ons van zóó
veel spenen! Meestentijds kunnen wij ons
tevreden stellen met het lezen van een
verslag. En wat is dat, in vergelijking
met het opwekkend en bezielend gesproken
woord?
Zijn wij minder Katholiek? Dicht men
ons minder begripsvermogen toe? Ik weet
't niet. Maar wèl weet ik, dat men in een
kleine plaats juist het meest behoefte heeft
-aan wat opwekking op intellectueel gebied.
Zo- 't voor den R. K.- V. B. een onmoge
lijkheid zijn, om, naast 't noodzakelijke
werk van meisjespatronaten, ook te stich
ten een Oomité, dat zich belast, sprekers en
spreeksters naar kleinere plaatsen te zen
den, in den geest ongeveer, als men dat
ziet gebeuren bij do Maatschappij lot Nut
van 't, Algemeen?
Wat zouden wij hen dankbaar ontvan
gen I"
Ziedaar een prachtig idee, dat ongetwijfeld
overweging verdient van degenen, die aan
hetgeen daarin gevraagd wordt tegemoet kun
nen komen.
In de eerste plaats dus het hoofdbestuur!
van den R. IC. Vrouwenbond, doch vervol
gens ook de verschillende afdeelingen van
dien bond.
Daar moet het heen.
Een comité dat zich belast met het zen
den van spreeksters en sprekers naar ver
schillende plaatsen in het land, zooals het
Centraal Bureau voor de K. S. A. dit ook doet.
Op die wijze kan de R. IC. Vrouwenbond
overal doordringen, zelfs op de kleinste er»
meest afgelegen plaatsen, waar toch ook nut
tig werk to verrichten valt, waar toch ook een
organisatie van R. K. Vrouwen levensvatbaar
heid hebben zal en zal bijdragen tof. verhoo
ging van het katholiek-sociaal leven der vrou
wen.
De inzender of inzendster van lxivonaange
duid stukje* heeft het balletje aan 't rollen
gebracht, zooals hij of zij zelf zegt.
„Ik hoop, dat mijn goede bedoeling goed
wordt begrepen; want ik geloof in den geest
van velen gesproken te hebben, 't Is slechts
een balletje, dat ik opgooi; er zijn er, vaardi
ger dan ik, die dit plan nader kunnen verwe
kelijken."
Dit plannetje moet nu nader uitgewerkt on
verwezenlijkt zien te worden.
Deze stem mag niet, zijn, die van een roe
pende in de woestijn.
Daaraan moet gehoor gegeven worden, om
aldus de R. K. Vrouwenorganisatie te bren
gen overal, waar er maar eenigszins plaats
v-oor is, da-t is dus in zoo goecl als alle plaat
sen van ons land.
Heel terecht wordt in het; aangehaalde stuk
je gezegd, 'dat men in een kleine plaats juist
het meest behoefte heeft aan wat opwek
king op intellectueel gebied.
Die opwekking te geven is een mooie taak
voor den Roomsehen Vrouwenbond, die ook
moet bereiken die plaatsjes waar men niet
„minder Ka-tho-liek" is en ook niet „minder be
gripsvermogen" heeft, want het is genoegzaam
bekend hoe juist op het" platteland het Katho
licisme bloeit onder d - verstandige boeren
vrouwen.
Men geve dus gehoor aan dezo „stem van
een roepende in de woestijn" en wende po
gingen aan -om een comité, als bedoeld, tot
het uitzenden van spreeksters en sprekers op
te richten.
't Zal een prachtige en doeltreffende pro
paganda zijn voor den R. K. Vrouwenbond!
DE VOORUITZICHTEN VAN DEN NIEU
WEN VORST VAN ALBANIë.
Aan den prins van Wied is een voorschot,
van 10 raillioen toegestaan en hij zal nu het
waagstuk ondernemen van Albanië, de
kunstmatige schepping der mogendheden,
een werkelijk samenhangend rijk te gaan
maken. De prins heeft bezoeken gebracht aan
verschillende hoven, zijn konak to Durazzo
wordt in orde gebracht, hij kan dus, zoodra
hij de deputatie van zijn aanstaande onderde
nen ontvangen heeft, zich naar zijn rijk be
geven.
In verband met het bezoek, door den prins
te Rome gebracht, heeft de correspondent van
het „Berl. Tagebl." aldaar een toongevend
staatsman, om een onderhoud verzocht, om
van dezen to vernemen met welk doel de
prins de reis naar de Italiaansche hoofdstad
had ondernomen. En hij vernam toen, dat de
bezoeken te Weenen en te Rome niets anders
waren dan daden van hoffelijkheid jegens de
beide staten, die zich als protectoren van Al
banië opgeworpen hebben. Er viel niets meer
te bespreken of te onderhandelen, alle maat
regelen voor de oprichting van den nieuwen
staat waren reeds genomen. Do nieuwe „ko
ning" had dus slechts „-acte de presence" ge
geven.
„De „koning"?" vroeg, da journalist.
„Pardon", was het antwoord, „ik heb mij
versproken, voorloopig" is hij nog slechts vorst.
Over zijn titel hebben de mogendheden nog
niet onderhandeld. Dat is trouwens ook ecn|
kwestie, die eerst later behoeft te worden,
uitgemaakt."
„En is de toestand in Albanië thans be
vredigender?" -aldus de correspondent.
De staatsman„Men zou het haast zeggen.
Essad pasja heeft zich onderworpen en van
Izzed pa-sja. en de andere pretendenten hoort
men niets meer."
Oorr.: „Houdt mon Essad pasja voor be
trouwbaar?"
Staatsman: „Voorloopig nog. Wat later zal
gebeuren, wie weet het?
Oorr.: „En de GriekenOaan de grens?"
St.: „Die zullen v-oor den Sisten Maart
het grensgebied ontruimd hebben."
Oorr.: „En als ze dat niet doen?"
St. (met een sceptischen glimlach): „Dan
zal Europa verder wel zien. Trouwens Voni-
zcl-os heeft zijn woord gegeven."
Oorr.: „En hecht u aan dat woord?"
St.: „Ja, omdat Venizelos een staatsman
is en weet dat het voor Griekenland noodlotti
ge gevolgen kan hebben, wanneer het de
mogendheden nog langer blijft sarren. Welis
waar is het de vraag of Venizelos zijn be
lofte wel geheel en al kan houden en of
hij eeuig gezag heeft -over de benden, die de
grenzen onveilig maken."
Oorr.: „En het financieele probleem?"
St.: „Daarmede is men reeds een goed
eind gevorderd. In beginsel zijn de leening
en de bankkwestie zoo goed als geregeld.
Alle mogendheden, ook die van de Triplo
Entente, zijn bezield met de beste gevoelens
jegens den jongen staat."
Oorr.„Dus dc Oostcrsche kwestie is van de
baan
St.: „Ja;, tenzij Turkije er op los gaat
slaan. Maar dat zal niet gebeuren voor don
aanstaanden herfst, wanneer het er al ooit
toe komt."
Geloofsrichtingen in Amerika.
De Loiulensche correspondent van 'de „Tol."
schrijft
Een bericht uit New-York aan de „Daily
Telegraph" meldt, dat aldaar pas een kerkelijke
statistiek van do Voreenigde Staten werd ge
publiceerd, welke op het jaar 1913 betrekking
beeft. Yan de omstreeks 95.000.000 inwoners
der V. S„ waren 37.280.000 leden der verschil
lende kerken binnen dat groote gebied. En
daarvan behoorden 34.000.000 tot de acht voor
naamste kerkgenootschappen, als volgt ver
deeld
Ttoomscli-Ivatholioken 13.099.534
Methodisten 7.125.069
Doopsgezinden 5.924.662
Lutheranen 2.538.722
Presbyterianen 2.027.593
Discipelen van Christus 1.519.369
Protest,antsehe Epicopalen 997.407
C -1 i g re gation al is ten 748.340
Gedurende het vorige jaar vermeerderde in
Amerika het aantal Methodisten met 220.000,
dat der Roomsch-Katholieken met 212,500, der
Doopsgezinden met 64.600, der Presbyterianen
met 45.600, der Lutheranen met 36.100, der
Discipelen van Christus met 21.800 on der
Episcopalen met 16.500.
Het aantal kerkgenootschappen in de V. S.
zou thans half zoo groot, zijn als twintig jaar
geledon.
Een beschuldiging tegen Botha.
In een zitting van het parlement van Zuid-
Afrika legde generaal Botha een persoonlijke
verklaring af met betrekking tot de beschul
diging, kort geleden tegen hem ingebracht
dcor den afgevaardigde Fremantle, een aan
hanger van Hertzog, als zou Botha geproefd
hebben hem (Fremantle) om te koopen. Botha
gaf een nadere uitlegging der passage van een
brief, dien hij aan Fremantle geschreven had,
en waarop de beschuldiging klaarblijkelijk ge
grond was. Botha diende tegen Fremantle een
eisch om schadevergoeding van tienduizend
pond in.
Naar „Ons Land" mededeelt, zou prof. Fre
mantle, een geboren Engelschman, tijdens het
congres der Hertzogianen te Bloemfontein, 't
volgende gezegd hebben
„Onmiddellijk nadat genl. Hertzog uit bet,
Gouvernement gesloten werd, had hij (spreker)
een brief in de dagbladen geschreven en ook
een afschrift ervan aan genl. Botha gezonden.
In dien brief aan de bladen had hij zijn meening
uitgesproken, en wat had genl. Botha,, een man,
die tot dusverre altijd een rein karakter ge
toond had, hem geantwoord? (Gejuich) Hij,
genl. Botha, schreef aan hem een tijdje stil te
blijven en dan zou hij (genl. Botha) iets goeds
voor hem hebben. (Geroep van schande). Als
genl. Botha iets omtrent Engeland wist, zou
hij niet trachten een man als Fremantle om
te koopen."
DE MINISTER VAN MARINE EN DE
MATROZENBOND.
In een circulaire aan directeuren on Com
mandanten der Marine hier ten lande eri aan
den Commandant der Zeemacht in Neder-
landisch-Indië constateert de Minister van Ma
rine, onder herinnering aan de uiteenzetting
door hem in de Tweede Kamer tijdens de
behandeling der Marine-Begrooting voor het
loopende jaar gegeven van zijn standpunt
ten -aanzien van het veroenigingsleven dei-
militairen bij de zeemacht, welk standpunt
hierop neerkomt dat do Grondwet uitsluit
het dulden van uitingen van liet vereenigings-
leven in den dienst aan boord wanneer zij
nadeel berokkenen aan den dienst dat de
Bond van minder Marinepersoneel sedert ja-
reen en bij voortduring een weg bewandelt
die erop gericht is, de schepelingen meer en
rneer ongeschikt te maken voor de vrijwillige
onderwerping -aan de eischen van den dienst.
Zoolang de Bond aldus tegen het belang van
-den dienst streeft, zullen uitingen van het
vereenigingslevon onder geenerlei vorm aan
boord mogen worden geduld.
Misdien n-oodigt de Minister de Directeu
ren en Commandanten uit de commandeerende
officieren onder hun bevel te gelasten, hum
toestemming te onthouden aan elke handeling
die avn den Bond van Minder Marineper
soneel uitgaat, terwijl voorts schrifturen en
periodieken van dien Boud van boord en uit
de inrichtingen van de zeemacht zullen moe
ten worden geweerd en aan schepelingen dia
de desbetreffende bepalingen overtreden, on
verminderd de correctie waaraan zij zich hier
door blootstellen, een reëngagement zal moe
ten worden geweigerd.
NEDERLANDSCHE OFFICIEREN IN
ALBANIë.
Aan de Memorie van Antwoord op het. afdee-
lingsverslag der Eerste Kamer in zake Hoofd
stuk III der Staatsbegrooting is het volgende
ontleend
De minister handhaaft de gunstige verwach
tingen, door hem in de Tweede Kamer uitge
sproken nopens het optreden onzer officieren,
in Albanië. Hij wordt daarin bevestigd niet al
leen door hun eigen rapporten, doch ook door
verschillende berichten en oordeelvellingen,
langs officieelen weg uit het buitenland tot
hem gekomen, betreffende hetgeen reeds door
generaal De Veer en majoor Thomson met
evenveel beleid.als flinkheid is verricht.
TJit de schriftelijke antwoorden, zoowel door
den minister van Oorlog als door den minister
van Buitenlandsclio Zaken op vragen van een
lid der Tweede Kamer gegeven, is reeds geble
ken, dat die officieren, van het oogenblik, dat
zij de leiding der Albaneesche gendarmerie,
zij het, ook voorloopig en op een beperkt grond
gebied, aanvaard hadden, uit het Nederlandsch
in het Albaneesch dienstverband getreden zijn
en dat hetzelfde ten aanzien der verder uit te
zenden officieren zal gelden, terwijl voorts hun
juridische en financieele toestanden gewaar
borgd is door de zes betrokken mogendheden.
Verwikkelingen en moeilijkheden, uit die
zending voortvloeiende, zijn dus voor Neder
land niet te duchten.
Het persbericht, omtrent, een slaags raken
der Nederlandsehe officieren met. Turken, was
geheel verzonnen
De publicatie van brieven van generaal De
Veer in dagbladen, is op verzoek van dieu of
ficier zelven gestaakt.
ONDER „NEUTRALE" VLAG.
Het geïllustreerd weekblad „Panorama"
schrijft bij het portret van den afvalligen abbf
Letnire het' volgende:
Pastoor Lemire heeft zijn ontslag genomen
als onder-voorzitter der Fransche Kamer.
Hij deed zich steeds kennen als een vooruit
strevend republikein en daarom heeft Mgr.
de bisschop van Rijssel op hem de straf van
schorsing a sacris toegepast.
Vanwege de neutraliteit, moet het dus wor
den voorgesteld alsof de schorsing plaats vond,
niet, om zijn opstand tegen het kerkelijk gezag,
maar om zijn republikein-zijn.
A erder geeft het neutrale geïllustreerde
weekblaadje „Het Leven" een portret van een
grooten aap, met als onderschrift: „Een onzer
i roegste voorouders."
Commentaar overbodigdergelijke aapach
tige onzin (al zoo dikwijls weerlegd) spreekt
voor zich zelf, schrijft R in een Ingezonden
stukje in de „Msb."
Zoo ziet men hoe „neutrale" tijdschriften de
lezers juist weten in te lichten!
KERSTENING EN BESCHAVING.
De liberale pers heeft zich in den 'aatstea
tijd, naar aanleiding der veelbesproken „kers
tening" van Indië vrij sceptisch betoond om
trent den beschavenden invloed van het Chris
tendom. I e oordeelen naar sommige harer uit
sprakenscheen het vrij twijfelachtig, of men
Inuië eigenlijk wel een weldaad bewijst met de
christelijke zending. Islam, Boedhjsme of ani
misme leken vrijwel gelijkwaardig, zoo niet
verkieslijk boven het Christendom.
Met het oog op deze onder liberalen hier en
«laar gangbare meening achten wij bijzonder
opmerkelijk, wat wij in het „Handelsblad" van
Zaterdagavond lazen over de Pliilippijnen, die,
zooals men weet, thans tot de Amerikaansche
Unie beliooren.
Bij de beoordeeling van hot „koloniaal ex
periment' dat de Unie met de Philippynen
maakt, moet men, zegt het „Handelsblad," twee
gewichtige factoren niet verwaarloozen: ten
eerste den mvloed der grooto verbreiding van
het Christendom onder de Philipjiijners en ten
tweede, als gevolg van het eerste, de hoogere
trap van beschaving, waarop dit volk reedg
stond, toen de Amerikanen het bestuur over
den archipel aanvaardden.
Hier wordt dus hoogere beschaving als een
rechtstreeksch gevolg van het Christendom er
kend. En ter kenschetsing van den trap van
beschaving, waarop de christen Philippijner
stond, wordt aangehaald een woord van prof.
Kern in 't jaar 1891, volgens hetwelk op de
f'hilippijnen een goed geregeld stelsel van
hooger, middelbaar en lager onderwijs bestond.
In 1877 trof men op een bevolking van nog
geen 6 millioen zielen reed3 1000 jongens- en
600 meisjesscholen van den staat aan. Waar,
vraagt hef. „Hbld.*, vond men elders in het
Oosten in dien tijd een zoo uitgebreid onder
wijs?
Dat was onder het, gemètenelijk zoo uitge
kreten Spaansche bestuur! Dit had de inland-
scho bevolking met het Christendom toch maar
oen beschaving gebracht als in de koloniën der
Protestantsche naties, Nederland en Engeland,
nog ver te zoeken is.
Hot „Handelsblad" haalt daaromtrent het
getuigenis aan van den Episfcopaalschen bis-
•schop Charles Brent:
„Het geloof in Christus, dat in de 16e eeuw
op de eilanden werd gebracht, terwijl Japan in
Siaap verzonken lag en China van zijn voor
ouders droomde, heeft den Philippijner ver
vreemd van Zijn rasgenooten.
Om te weten, wat het Christendom voor een
volk doet, behoeft gij slechts van de Philip-
pijnen naar het Maleische schiereiland te gaan.
Het verschil tusschen de Maleiers en de
Philippijuers is gelijk dat tusschen nacht en
dag, Hi.er vinden wij nu het merkwaardig ver-
Roman van Philip Laicus.
12.)
De tegenwoordige eigenaars van de be-
wuöie herberg scheen 't niet slecht te gaan
met hunnen arbeid en (schonken aan de ge- naburig gewelf had doorgebroken. Dat was
sprekken hunner bezoekers geen aandacht een langdurig en moeilijk karwei geweest,
hoegenaamd; de kastelein kon dat zelfs niet, doch dat ruimschoots beloond werd. Tegen-
want hij was, naar hij verzekerde, hardhoo- woordig had de „muntmeester" daar zijn
rondj werkplaats gevestigd en goot derde- en zesde
Ook de houtvester trad^ niet zelden de her- thalerstukken (munten van 60 en 30 cent) in
berg binnen, om een kleine verfrissching te 'gipsen vormen; bovendien bevonden zich (laar
nemen, als hij daar in de huurt dienstzaken niet onbelangrijke stapelplaatsen van gesto-
liad. Op Zondagen, wat meer als een uit- len goederen.
«tapje gold, vergezelden hem menigmaal zijn j De kwaadaardigheid van vrouw Ranzig
huisgenooten, en zoo kwam Irma niet geheelverkreeg steeds nieuw voedsel, zoo vaak Ir-
o" al uit het oog harer vijanden. De familie ma in gezelschap van den houtvester in do
Zij bezaten de kroeg nu bijna drie jaren en W illifred had de Ranzigs te weinig gezien, herberg verscheen. Zij moest het lijdelijk aan-
;'i )vaie,i, wooulocaluei-om ze te herkennen. Bij den houtvester was zien, dat het hekoorli
■i i.„ i --, f'du. „y ubu iiouiv ester was zien, um net bekoorlijke kind zich hoe lan-
;'i(j„ :°n' erw» ?e vroeger,, het slechts tweemaal voorgekomen en dan ger hoe schooner tot jongedochter ontwikkel-
V -f v i,nifitPn-' ul®°r geloken op een j nog lange jaren geleden; destijds maakto de. Wat sprak de houtvester vriendelijk te-
Anienkaai son moiren,s De.kleine turn was Ranzig den indruk een baliekluiver te zijn,1 gen haar, met welk een moederlijke zorg
VmrUiri en drnnkPT?1?- T T!8 er te&enwoordig echter beschouwde iedereen scheen de houtvesterin over elke harer schre-
Bindeliyk, spijzen en dianken niet slecht, en hem als een fatsoenlijk man
nu kwamen op mooie, warme zomerdagen
niet zelden talrijker bezoekers dan tot nu toe.
j den te waken, en zelfs Egon had alleen oogen
Met vrouw Ranzig was het anders gesteld; voor haar. Met welk een eerbiedige oplet-
I «-flLo.» haar zou men eerder hebben herkend. Doch tendheid luisterde Irma naar elk woord van
niuat oAni i f i WW./ dip 1houtvester kwam, dan hield zij zieli den houtvester, met welk een blijmoedige toe-
maar goed bestuurde herheg. e gehouden j bui (én schot en liet de bediening over aan genegenheid las zij elk verlangen der hout-
werd door^ lieden met beschei .en middelen, den „muntmeester". Vooral geschiedde zulks, vesterin op heur gelaat, wat kon zii schalks
'maar die ijverig hun best deden liet publiek j als de houtvester niet alléén kwam, maar ziln
het naar den zin te maken. i familie meebracht. Irma zou ongetwijfeld bèi-
De argwaan, in den beginne legen de hou. j den herkend hebben.
'ders dier herberg gerezen, was na een tijd j Den gewezen koorddanser beviel zijn tegen-
van een half jaar ten eeneu male verdwenen,woordig leven niet slecht. Jenever en hier
wanl nimmer betrapte men hen op de minste had hij in huis, en zijn middelen vermeerder-
nreg:elnifu] gheid. Ranzig en de „muntmees- j den aanzienlijk door de hele rij. De burcht-
ter lachten natuurlijk om de politie. Het bouwvallen had hij wel is waar niet in eigen-
kwam zoover, dat de gendarmen, wanneer zij dom bekomen, maar toch voor twintig jaren
kroeg betraden,^ volstrekt geen bezwaar gepacht, natuurlijk werden de zichtbare in
maakten, in t bijzijn van den kastelein of gangen r aar de onderaardsche lokalen dicht-
Hiiens vrouw te spreken van de route bij liet gemetselid
»u veil toeren te nemen. De kroeghouders gin- j Niemand vermoedde dat hij van zijn kelder
gen om.ei' liet praten der gendarmen voort uit Óen geenszins gröoiêïi
Egon plagen,
„Ik geloof, dat die twee apenhakkesen op
elkaar verliefd zijn", zeide vrouw Ranzig op
een Zondagavond in den kring van hare boef-
jesmaten, toen des namiddags de beer Wil-
iifred met zijn gezin eens een wandeling naar
de boschherberg bad gemaakt.
„De „rooie Bles" Heeft me vanmiddag ge-
zeid, dat er op de houtvesterij een karwei
valt op te knappen," liet de „muntmeester"
zn proefbalonnetje op.
„Dat moet je maar uit je hoofd stellen, daar
,komt niets van," hernam Ranzig. „De hout-
nfstand n-sgy fegt vesterswoning ligt te dicht bii."
j „Hij beeft gezeid, dat er de houtverkoo-
pingen plaats hebben: hij heeft 'tin de cou-
rant, gelezen."
„Och wat, die worden immers eerst in den
j winter gehouden!"
„Ja, maar deze verkoopingen betreffen het
hout, dat door den laatsten storm is af en
omgewaaid."
„Te drommel, dat. is veel," was de scheele
Vos van meening. „In de ompaling aan den
zoom van het bosch liggen meer dan dui
zend stammen."
„Ja, een paar duizend thalers zouden, vol
gens den „rooien Bles", de volgende week
wel in den lessenaar van den houtvester lig
gen."
..Het gaat niet," zeide Ranzig opstaande.
„Willen jullie dat karwei opknappen, ik raad
je dat af. In geen geval doe ik mee."
„Maar Ranzig!" zeide hoofdschuddend de
„schele Vos."
„Ik heb er geen zin in,-en daarmede afge
daan!" verklaarde Ranzig beslist, en ver
liet de kamer.
IX.
BOEVENRECHTSGELEERDHEID.
Vrouw Ranzig sliep dezen naebt weinig.
Onrustig wentelde zij zich heen en weer, en
al sliep zij ook gedurende een half uurtje in,
dan sprak zij in bare droom onsamenhangen
de woorden, 'n Paar malen stond zij op en
dronk groote glazen water, maar dat was
niet in staat baar bloed te kalmeeren. Toen
eindelijk de dag aanbrak, stond zij op, ver
moeid en als lam geslagen en met, een hoofd,
dat koortsachtig «rloeide-
Gedurende den dag werd zij gaandeweg be-
I daarder, en tegen den avond zeide zij koeltjes
tol haar man: „Hoor eens, Ranzig, dc aanslag
i op de houtvesterswoning gaat door!"
1 „Dat spijt me, want het ligt te dicht in de
buurt," verklaarde Ranzig. „Ook is het een
dwaasheid."
„Jij weet daar niemendal van. Er zijn daar
minstens een paar duizend thaler in goud en
papier te halen." merkte vrouw Ranzig aan.
„Neen," gaf haar echtvriend ten antwoord,
„er zijn daar een paar jaar tuchthuisstraf te
halen. En dat riskeer ik niet voor die paar
honderd thalers, welke mijn deel zouden zijn."
„Je krijgt meer dan tweeduizend, en geen
sterveling denkt aan ons."
„Ik heb er geen zin in! Ik vind het veel ge
makkelijker de anderen te laten werken; wat
zij buit maken, koop ik op voor het vijfde ge
deelte van de waarde. Ik begrijp heehmaal
niet, hoe jij dat zaakje wilt opknappen. Wan
neer de houtvester geld heeft, bewaart hij dat
in z'n slaapkamer."
„Goed, dan halen wij het uit z'n slaapka
mer."
„Wel zeker! Je lijkt wel gek!" luidde het
gevoelen van m'neer Ranzig, die z'n schouder»
ophaalde.
„Je bent een lafaard," gaf vrouw Ranzig
ten antwoord.
I „'n Lafa.ardf" herhaalde deze. „Men doe mij
1'n verstandig zaakje aan de band, dat zal men
zien of ik laf ben, maar dit is gekkenwerk!"
„De „schele Vos" is toch zeker geen gek en
die acht dit karwei gemakkelijk uitvoerbaar."
„Zoof En hoe wou je 'm dat leverent" vroeg
Ranzig nieuwsgierig. „Wij hebben tegen ons
den houtvester, den hosehwnchter, den knecht