IR MI A.
BINNENLAND.
STADS NIEU WS.
HET DEENSCHE KONINGSPAAR IN ONS
LAND.
Een telegram uit Parijs heeft gemeld, dat
de koning en de koningin van Denemarken
daard en 15den of IGden Mei worden ver
wacht. Vöorloopig is bepaald, dat Hunne
Majesteiten den 19den Mei in ons land zul
len komen.
Het plan is, den koning en de koningin
te Amsterdam in liet koninklijk paleis te
ontvangen en één dag van hun verblijf hier
te lande te bestemmen voor een bezoek
aan de residentie.
ONZE OFFICIEREN IN ALBANIë.
De correspondent van de N. R» Ct. te Rome
uceft een onderhoud gehad met den adjn-
jaut van den Prins von Wied, die hem o.m.
het volgende zeide:
„Waar uw bezoek geen politiek raakt, heeft
zijne koninklijke hoogheid mij zooeven ver
zocht u te woord te staan en u alle gewenseh-
te inlichtingen te verschaffen.
Het spreekt van zelf, dat hij slechts op de
hoogte is gebracht door rapporten, officieele
cu geheime, die alle ik haast mij u dit te
zeggen met bijzonder veel lof en waardee
ring van het werk der Nederlandsehe officie
ren gewagen. Een van do eerste onderwer
pen van gesprek tusschen den prins en mij
was juist, even na mijn aankomst te Berlijn,
de organisatie der Albaneesche gendarmerie,
en het was mij toenmaals een groot genoegen
den prins daarover de gunstigste mededee-
lingen te kunnen doen. U weet dat ik, na mijn
7%-jarig verblijf in Albanië, eenigszins op
de hoogte ben van de toestanden aldaar en ik
verheel u niet dat het brengen van orde m
dezen staat mij een der moeilijkste opdrach
ten lijkt welke men een militair, en nog wel
sen die voorheen geen gelegenheid had land
en volk te kennen, kan stellen. Welnu, de
inlichtingen welke ik voor mijn vertrek naar
Berlijn ruimschoots kon inwinnen en welke
ik mij haastte den prins over te brengen, wa
ren van dien aard, dat zij niet alleen bevre
digd waren, doch zelfs alle verwachtingen
overtroffen. Ziet u, ik ben een militair, en
vleierij en mooipraten gaan mij niet goed af;
mogelijk hen ik zelfs een heel slecht diplo
maat als u wilt. Ik zeg u deze dingen ook als
soldaat, niet als staatsman. Wilde ik de open-
hare meening van uw volk vleien, dan zon
ik niet zoo rondborstig spreken en andere
bewoordingen gebruiken. Welnu, ik kan u
verzekeren, dat het werk door de Nederland
sehe officieren in Albanië verricht, een mees
terstuk is, wat door alle bevoegden als zoo
danig wordt erkend en geprezen, door den
prins van Wied in de eerste plaats. Hi mag
u dan ook wel in zijn naam verklaren, dat hij
er uitermate tevreden over is en jegens uwe
officieren een buitengewone dankbaarheid
koestert. Trouwens, dat ik u geen praatjes
verkoop, kan ik u wel even toonen".
En kapitein Castoldi gaat naar zijn koffer
en haalt er een pak papieren uit.
„Ik hoop tenminste, dat ik het vinden kan,
want u begrijpt, zoo heen en weer trekkend
leven we als in een kamp te velde. Jnist, hier
is het. Dit is een rapport, zooals u ziet van
acht bladen folio, gedateerd van 1 Februari.
De persoon die dit schreef, verstrekt ons ge
regeld inlichtingen en zal, in de nieuwe re
geering van Albanië een booge en belang
rijke plaats hekleeden. Leest u hier, wat hij
schrijft naar aanleiding van de gendarmerie.
En we lezen: „De organisatie der gendar
merie gaai met grooten spoed vooruit. De
verkregen resultaten zijn uitstekend en ge
heel t-; danken aan den msteloozen en takt-
volleti iiver der Nederlandsehe officieren, die
een energie en een geschiktheid voor hun
taak aan den dag leggen, welke bewondering
afdwingen. Onder hun meesterlijke en begaaf
de leiding, en met de medewerking van ver
scheidene zeer intelligente Albaneesche offi
cieren, vroeger ia Turkschen dienst, is reeds
een corps gevormd, wat voor de rust en de
veiligheid van den staat een sterken waar
borg oplevert."
Kapitein Castoldi had ons glimlachend ga
degeslagen, terwijl we lazen. Dan: „U ziet,
wat ik u vertelde, was de eenvoudige waar
heid, zonder vleierij. Daarbij zijn dit natuur
lijk niet de eenige inlichtingen waarover we
Inschikken. Ik zou u andere kunnen laten
zien, die overigens geheel overeenstemmen
met wat ik u hier ter inzage gaf."
Ik maakte aanstalten om te vertrekken.
„Ik sta er nog op u te verklaren, dat de
Nederlandsehe officieren in mij niet alleen
een goeden kameraad en een verknochten
wapenbroeder zullen vinden, maar dat ik ze
in alle omstandigheden, bij alles wat zich'
voor mocht doen, met al mijn krachten zal
bijstaan om het werk, wat zij met zooveel
toewijding en zelfverlochening hebben aan
vaard, wat zij met zooveel ijver en wilskracht
bewonderenswaardig vooruitbrengen, ook met
een volledigen uitslag te helpen bekronen.
Als militair zeg ik u: het zijn prachtige sol
daten welke uw land heeft. Ware er niet de
geheele geschiedenis van uw vaderland en
nw koloniën, dan was reeds het voorbeeld,
dat het drietal officieren in Albanië geeft,
reden voor uw volk om trotsch te zijn op zijn
leger" En hier schudde kapitein Castoldi,
met ongeveinsde hartelijkheid, mü krachtig
de hand. „Tot wederzions, misschien te Rome;
misschien ook zult u wel te Durazzo aanwe
zig zijn hij de uitkomst van den prins. Daar
zonden we langer en uitvoeriger het een en
ander kunnen bespreken."
Nog een handdruk, en ik neem afscheid van
den sympathieken conseiller du cabinet. Ik
had uit de beste bron vernomen wat ik ver
nemen wilde.
MUSEUM VOOR DE STUDIE VAN GEVAN
GENISWEZEN EN DWANGOPVOEDING.
In tegenwoordigheid van vele belangstel
lenden, onder wie de minister van justitie,
is gisterennamiddag te Amsterdam in het
gebouw der universiteit het nieuw-ingerich-
te Museum voor de Studie van Gevangenis
wezen en Dwangopvoeding geopend. Na
mens de commissie van Beheer voerde daar
bij het woord de voorzitter 'dier commissie,
prof. mr. J. A. van Hamel.
Het plan tot dit museum is geboren, toen
de Nederlandsehe regeering voor verschil
lende wereldtentoonstellingen in het buiten
land, met name die te Brussel, een exposi
tie had bijeengebracht, die een beeld gaf
de moderne bemoeiingen van ons land op
't gebied van misdaadbestrijding en misdaad-
voorkoming, van straffen en opvoeden.
Vooral de maatregelen jegens jeugdige mis
dadigers leverden daarbij een hoofdschotel,
omdat Nederland daar vooral den buitenlan
ders wat eigenaardigs te toonen had.
De minister van justitie, mr. Ort, betuigde
zijn instemming met het museum en zegde
steun toe.
DE ZEDELIJKHEID HOOG!
Te Nijmegen is een uiterst-geestdriftige,
drukbezochte protestvergadering gehouden
tegen de vertooning in den Stadsschouw
burg van het zedelooze tooneelstuk Monna
van den Fransch-Belgischen schrijver Mae
terlinck. Het woord werd gevoerd door den
voorz. der K." S. Actie te Nijmegen, den
heer Jac. Kneppers, en den Zeereerw. Pa
ter van Hasselt; een motie is aangenomen,
welke zal worden gezonden aan den burge
meester, den commissaris der Koningin in
Gelderland, afgevaardigden der distrieten
Nijmegen en Eist ter Tweede Kamer en den
minister van justitie.
KATHOLIEKE FRANSCIIE JONGELUI IN
NEDERLAND.
Gisterenochtend werd een bezoek gebracht
aan de Rotterdamsche havenmerken door
de leerlingen der eerste en tweede klasse
van het Katholieke Handelsinstituut te Pa
rijs. Des namiddags vertrok men naar Üen
Haag, waar o.a. een bezoek werd gebracht
aan het Vredespaleis en het Huis ten Bosch.
De kassier der Boerenleenbank te Zun-
dert. In aansluiting van wat wij gisteren
reeds meldden, nemen wij nog het volgende
over uit de Maasbode:
Een hevige agitatie heerscht. thans in de
anders zoo rustige gemeente Zundert door
de aanhouding van den heer P. B., kassier
van de boerenleenbank, wegens verduiste
ring van een bedrag van circa f 60.000.
De aangehoudene, die hier zeer gezien
was en het algemeen vertrouwen genoot,
had gelijk thans gebleken is, sinds eenige
jaren valsche spaarboekjes en schuldbeken
tenissen ten laste der Boerenleenbank uit
gegeven, teneinde met het daardoor ver
kregen geld zijne groote verliezen te dek
ken, geleden door mislukte speculaties in
Amerikaansche effecten, etc.
Zijn bedrog is aan het licht gekomen door
dat hij zijn meisje, met wie hij dezer dagen
in het huwelijk zou treden, de vorige week
van zijn oneerlijke handelingen op de hoog
te heeft gebracht. Deze waarschuwde daar
op den geestelijken adviseur der boeren
leenbank, die zich onmiddellijk in verbin
ding stelde met den Raad van Beheer der
bank, waarna een grondig onderzoek werd
ingesteld, met het hierboven vermelde ge
volg.
De hoofdinspecteur der Centrale leenbank
te Eindhoven, dr. Dekkers, bevindt zich ook
ter plaatse pm' den omvang der ge
pleegde verduistering nader te onderzoeken.
Gistermiddag circa vier uur zou de po
litie uit Breda arriveeren, teneinde den aan
gehoudene, die thans in verzekerde bewa
ring zit, een verhoor te doen ondergaan.
Sabotage? Naar de N. R. Ot. meldt is
vermoedelijk sabotage gepleegd aan de
Boombrug te Dordrecht. Toen zij' geopend
was om een boot door te laten, kon de
brug niet meer gesloten worden en men
vond toen In het kamrad een moer, die van
de brug was losgedraaid. Een paar tanden
van het kamrad waren gebroken.
Moordaanslag. Zondagavond omstreeks
10 uur heeft te Delft op de Hooikade de
magazijnmeester J. K. een moordaanslag ge
pleegd op zijn vrouw, van wie hij sedert
enkele weken gescheiden leeft. De man loste
van dichtbij twee revolverschoten op haar,
toen zij met familie huiswaarts keerde. K.
nam daarna de vlucht en dreigde een agent
van politie, die hem wilde arresteeren, te
zullen neerschieten. KL is nog niet gevon
den.
Een ontaard huisvader. In den nacht
van Zaterdag^ op Zondag heeft de 61-jarige
P. B., die bijna den ganschen dag in be
schonken toestand verkeerde, in zijn wo
ning aan de Achterhaven te Rotterdam op
ruwe manier huisgehouden, meldt de Msb.
Hij dreinde zijn vrouw op onuitstaanbare
manier, terwijl hij zjjn kinderen in het ge
laat spuwde. Toen nu de woestaard zijn
vrouw met een mes te lijf wilde gaan, trok
de 24-jarige zoon partij voor zijn moeder.
Ter bescherming zijner moeder en gedeelte
lijk uit zelfverdediging' greep deze nu een
pikhouweel en sloeg zijn vader daarmede
boven op het hoofd, waardoor hij een be
langrijke verwonding bekwam.
Nadat de gewonde door dr. Vuijlsteke was
verbonden, werd hij naar heit politiebureau
aan de Aelbrechtskolk gebracht en daar de
rest van den nacht in bewaring gesteld om
erger te voorkomen.
Alweer een. Gisterenmorgen is te
Maarssen de heer w, y. d. B., sigarenfabri
kant aldaar, door gas verstikt-, dood gevon
den.
Inbraak te Rijswijk. Tijdens de afwe-
zigheid_ van de bewoners is ingebroken bij
den winkelier P. ij_ Rijswijk. Bij zijn
terugkomst ontdekte hij, dat uit een bureau
een bedrag van pl.m. f 350 was ontvreemd.
De dief is, volgens de N. R. Ot. aan de ach
terzijde de woning binnengekomen en heeft
eerst de voordeur op den kniü gedraaid.
De dader is nog onbekend.
FEESTAVOND VAN H. F. O.
Men schreef ons gisteren het volgende, dat
wij, wegens plaatsgebrek niet meer konden
opnemen
Zaterdagavond gaf de H. F. 0. een fecstuit-
voering in de groot zaal van „De Kroon", voor
haar leden en introducés. De bedoeling van
dit feest was niet de viering van een of ander
jubileum, maar het werd wat men noemt „zoo
maar 'es" gehouden, ter bevordering van den
kameraadschappelijken club-geest.
De voorzitter, de heer J. J. Thöne, vertelde
dat met wat meer woorden in een korte ope-
nings-rede, in 't programma aangeduid als „de
aftrap." Dat programma was opgenomen in
de H. F. C.-courant, die bij deze gelegenheid
verscheen en waarvan twee leden de redactie
hadden gevoerd. De inhoud was natuurlijk,
zooals bij dergelijke gelegenheden 't geval
pleegt te wezen, van min-ernstigen aard en
vormde een verzameling van toespelingen op
toestanden en personenen, alleen voor H. F.
O.'ers begrijpelijk en waardeerbaar.
Het programma werd vlot afgewerkt. Het
aantal medewerkende leden was groot, er was
voor alle nummers ijverig gerepeteerd en een
hartelijk applaus klonk telkens uit de zaal, als
belooning.
Een strijkorkest opende, met drie Spaansohe
dansen van Moszkowski, en later verscheen een
mandoline-ensemble, twintig man sterk, dat
met z'n nummers niet minder succes had dan
't strijkje. De beide dirigenten, de heeren Fr.
Tollenaar en G. F. Evelein, werden met kran
sen, voorzien van linten in de clubkleuren,
gehuldigd.
Een paar orgineel-gevonden nummertjes be
vatte het programma. Het eerste was oen dia
loog, aangeduid door twee vraagteekens en
door een der medewerkenden geschreven. Den
inhoud na te vertellen gaat moeilijk, maar
't was geheel van toepassing op voetbal en op
H. F. O., en hRd een uitbundig en zeer verdiend
succes.
Een verrassing was ook nummer 4, aange-
duid als „optreden van een H. F. O.-elftal."
Toen 't scherm opging zaten daar elf H. F.
O.'ers in voetbalcostuum, en zongen met pia
nobegeleiding drie „ragtimes": „Hitchy Koo",
„Oh, you beautiful doll" en „He played it on
■his fiddle-dee-dee." 't Sloeg verbazend in; de
elf werden toegejuicht alsof ze H. V. V. ge
klopt hadden.
Maar het hoofdnummer was het 2-actertje
„Zaire", een parodie op Voltaire's treurspel,
door Mr. J. G. L. Nolst Trénité. 't Waren ook
allen H. F. O.'ers, die hier de rollen vervul
den, en doordat er eenige leden van de Haar-
lemsche Tooneelclub bij waren, die natuurlijk
de hoofdrollen hadden, stond de uitvoering als
dilettantenwerk op een hoog peil. Dr. G. Nolst
Trénité, wiens leiding bij de repities van groo
ten invloed op deze vertolking was, en wiens
werk in ditzelfde genre we allen zoo goed ken
nen, had ook nu weer succes van zijn arbeid.
Trouwens, we mogen niet vergeten, dat in zijn
openingswoord de H. F. O.-voorzitter hem een
speciaal woord van dank had gebracht.
Zaire is een alleraardigste parodie, vol hu
moristische trekjes en vol afwisseling met de
koren, door sultan Orosman's zeven slaven ge
zongen. Sultan Oresman, zijn dienaar Coras-
min, het gevangen Christenmeisje Zaire, baar
dienares Fatime en de Fransche graaf Néres-
tan vervulden allen hun rol met veel verdien
ste En de monteering van het stuk was waar
lijk schitterend!
Voor de club was dit uitstekend geslaagde
feest een groot succes!
Van onze Rechtbank,
(Zitting van gisteren).
DE MOORD TE IJMUIDEN.
(Vervolg).
Na de pauze werden gehoord twee getuigen
decharge, de heer en mevrouw Gildemees-
t-er, met wier dochter bekl. is getrouwd ge
weest.
Dezen verklaarden, dat het hun overtuiging
is, dat hun dochter op het Skagerak door een
ongeval om het leven is gekomen. Bekl. was
hun zeer sympathiek en gedroeg zich tegen
over hen en tegenover hun dochter steeds
zeer correct
Bekl. zeide niet geweten te hebben wat
hij gedaan heeft: het is voor hem zelf een
even groot raadsel als voor anderen, hoe hij
er toe gekomen kan zijn degene te dooden,
van wie hij veel hield.
H(j kwam tot bezining, toen Mevr. Sant
hem toeriep: „Maar mijnheer Brester, wat
doet u nu!" cn toen schoot hij op zich zelf,
dat herinnert hij zich zeer goed.
Requisitoir.
Dan verkreeg het O. M„ waargenomen
door Mr. Hoy er, het woord.
Spr. noemt deze zaak hoogst tragisch: de
personen zijn een meisje van 16 jaren en een
man in de kracht van zijn leven, vol intel
lect, wiens leven nu gebroken is.
We moeten ontegenzeggelijk ook medelij
den hebben met den persoon, die de daad be
dreven heeft.
Bekl. is ten laste gelegd: doodslag.
Vast staat dat deze persoon op D. Sant
schoten heeft gelost. Spr. gaat in het kort
het verloop van de zaak na cn de omstandig
heden, waaronder de daad is gepleegd.
Het meisje is overleden op 6 September.
De manier waarop zich B. in den eersten
tijd in de gevangenis gedroeg, maakte een
onderzoek naar de geestvermogens van bekl.
gewenscht. Er werd geen ziekelijke afwijking
ontdekt.
Heeft bekl. het opzet gehad om te dood ent
Uit de stukken blijkt, dat dit ontwijfelbaar
vast staat. Reeds het schieten met een goed-
werkend geladen revolver is hiervoor een
bewijs, doch daarbij komen de opmerkingen,
door bekl. zelf gemaakt bij zijn verhooren.
Bij de bepaling der straf moet rekening
gehouden worden met de nervositeit van
bekl., waardoor deze daad hem niet -in vollen
omvang kan worden toegerekend.
Hij heeft een zeer impulsieve natuur; hij
kau geen voet hij 6tuk houden. En dat voelde
hij zelf ook wel. Dit is zeker een van de rede
nen van zijne depressie. Hij ziet de gebreken
van anderen door een vergrootglas, doch let
niet op zijn eigen gebreken. Hij kwam dien
avond bij de familie Sant zeer bleek en ont*
daan. 'tls zeer natuurlijk, dat in depressieve
toestand in een kort oogenblik iemand vee!
doorleeft en zoo is het bij bekl. ook gegaan,
naar sprekers oordeel.
Waar de persoon toerekenbaar was en on
der normale omstandigheden handelde, kan
spr. niet nalaien een zware straf te cisehen
Spr. vraagt dan een gevangenisstraf vac
zeven jaren.
Pleidooi.
Mi. W i 11 e ke s M a c d o na 1 d, de verdedi
ger, wijst erop, dat bekl. er ongetwijfeld van
overtuigd is, dat hü onherstelbaar leed heeft
berokkend aan personen, die hem niets in
den weg gelegd hebben: de ouders van het
meisje.
Spr. geeft aan, dat in het rapport des des
kundigen zooveel ongecontroleerde en oncon
troleerbare verklaringen voorkomen.
Het rapport der deskundigen heeft feitelijk
weinig waarde, omdat de samenstellers ervan
niet verantwoordelijk zijn voor alles wat in
hun rapport wordt uitgedrukt. Spr. weer
spreekt, dat bekl. zijn revolver heeft aange
legd op het hoofd van het meisje.
In het rapport der deskundigen wordt als
reden aangegeven: jaloezie. Hiertegen protes
teert spr. ten heftigste: op grond van hetgeen
in het rapport wordt naar voren gebracht, 5s
deze conclusie niet gewettigd.
Pleiter valt nogmaals het deskundig rap
port aan: 4 September was de daad gepleegd
en eerst in October gingen de deskundigen
onderzoeken hoe de toestand op 4 September
was.
Het rapport is onvolledig, onlogisch on so-
phistiseh. Spr. zegt, dat door dit rapport eon
geel-grauwe draad loopt.
Spr. hoopt, dat nu eindelijk de lasteringen,
die over bekl. in omloop waren geweest, als
zou hij zich van zijn vrouw ontdaan hebben,
den kop zullen ingedrukt zijn. Het bewijs, dat
deze laster niet waar is. is, dat de oudera
van die vrouw hier voor hun schoonzoon zijn
komen getuigen.
In het rapport der deskundigen vindt spr.
daarover niets: gaarne had spr. daarin meer
menscbelijkheid gewensebt.
Het rapport is onlogisch, waar als motief
wordt aangegeven de jaloezie. Doch dit ls
voor spr. onbegrijpelijk, want de bewijzen
voor jaloezie kan spr. nergens vinden.
Van bekL wordt gezegd, dat hij geen uit
houdingsvermogen had, maar weet. men dan
niet, dat de vijf snelstvarende booten in Eu
ropa vervaardigd ziju naar teekeningen van
den bekl.f
Daaraan moet toch zeker langdurige en
volgehouden studie zijn vooraf gegaan.
Vreemd vindt pleiter ook, dat in het rap
port niet gesproken wordt van den val, die
bekl. eenige dagen te voren uit den mast ge
daan had.
Pleiter dringt dus aan op herziening van
het deskundig rapport of benoeming van
nieuwe deskundigen.
Wij hebben hier niet te doen met iemand
van wien alleen gezegd kan worden dat hij
hoogst nerveus is.
Tegenover het O. M. stelt spr. zich vierkant
en hij meent, dat een straf van drie jaai
nog meer dan zwaar genoeg zou zijn.
Wanneer deze man voor 7 jaar de gevan
genis ingaat, komt hij er uit als iemand, di«
meer is dan een gebroken man. Voor hem zou
drie jaar even zwaar zijn als voor een ander
zeven of acht jaar.
Bij de strafbepaling moeten, volgens spr.,
rekening gehouden worden met de levensom
standigheden vau den bekl. Spr. doet ten
slotte een beroep op de edelmoedigheid dei
rechtbank.
Het O. M. repliceerde, noemde liet pleidooi
op vele punten onbillijk en verdedigde het
rapport der deskundigen, dat door pleiter zoo
goed als niet is tegengesproken.
Spr. heeft zelf het Noorsche verhaal ge
heel uitgeschakeld en dit is blijkbaar ook door
de deskundigen gedaan.
Als bekl. geen opzet had gehad dat meisje
te dooden, dan zou vrijspraak moeten volgen.
Doeh dat er een opzet was, is niet weerspro.
ken.
Spr. blijft hij zijn eisch persisteeren.
Mr. Willekes Macdonald diende van du
pliek en vroeg op de eerste plaats vrij
spraak, omdat het opzet niet bewezen is;
vervolgens benoeming van nieuwe deskundi
gen, eu op de derde plaats een straf van drio
jaar of minder.
Bekl. vraagt om bem vrij te spreken: wan
neer hij opgesloten zal wortTeu, zal hij geen
oogenblik de gedachte hebben, dat hij het ver
diend heeft.
FEUILLETON.
Roman van Philip Laicus.
15.
Maar de rijksgravin vond middelen, om
juist datgene, waarop de beide jonge echte
lieden hunne hoop gevestigd hadden, te ver
nietigen. Op zekeren avond beval zij hare
dochter zich reisvaardig te maken. Beide da
mes bestegen den reiswagen en reden den
geli rel en nacht door, zonder dat Adèle wist
waarheen. Dat duurde zoo ettelijke dagen ach
tereen; over dag rustte men uit, 's nachts ging
'het verder. De diepe geheimzinigheid waar
mede de rijksgravin de reis omgaf, had Adèle
natuurlijk niet angstig wantrouwen vervuld;
zelfs de gedachte was in haar opgekomen, of
hare moeder niet een ontzettende misdaad be
raamde. Zij loerde en luisterde naar alle kan
tten heen, om te weten te komen, vaar zij
eigenlijk was, naar welke richting de reis ging
(Zóóveel kon Adèle slechts opmaken, dat men
taaar 't Westen reed. 's-Avonds, als zij vertrok
ken, had Adèle het gloeiendste avondrood
vóór zich, en de eerste strepen vau de mor-
(genschemering kwamen achter haren rng te
voorschijn. De kleuren van het hekwerk langs
Iden weg, wegwijzerpalen, die in dén beginne
(blauw en wit waren, werden zwart en rood,
vervolgens geel en rood. In dit laatste land
peon men op korten afstand gebruik maken
j^an den spoorweg, die destijds nog verre van
flgemeeu was.
,T'aS 6en s^a<^' welker gebied een moeder in 't schild voerde. Deze wilde zich
reusachtig gebouw met vier vleugels, juist door niets laten dwingen om hare toestem
als een vesting, gelegen was, hetwelk om ming tot het huwelijk barer dochters te ge-
zijn hijzonder voorkomen hare aandacht had j ven....
getrokken. - De jonge vrouw had nu eene wel niet
Men reed terstond naar het spoorwegsta- groote, maar zeer vriendelijke woning ter
tion; heide dames namen plaats in een coupé lmrer beschikking; ook ten opzichte van het
eerste klasse. j karakter der boerin had zij zich niet vergist.
Tegen den middag kwamen de twee reizig-1 Zij was de minzame voorkomendheid zelf;
sters in een stad met breede, regelmatige j slechts in één ding was zij onbuigzaam, na-
straten. i melijk in het vasthouden aan de haar door
Adèle stapte met hare moeder in een hotel-1 de rijksgravin voorgeschreven gedragslijn,
rijtuig, dat tot opschrift droeg: „Pfalzer Adèle kwam derhalve niet te weten, waar zij
Hoff". 's Aavonds werd de reis voortgezet, zich bevond, en kon met niemand spreken,
Men voer nu over een breede rivier, en tegen zonder dat de boerin er bij tegenwoordig
het avondrood van den westelijken hemel sta -1 was. Overigens was iedere wensch van Adèle
ken een massa hooge schoorsteenen af, terwijl j voor de boerin een hevel, dat zij met grooten
het stadje zelf betrekkelijk klein was. Het i ijver trachtte te volbrengen,
trok Adèle's aandacht dat nu weder de wit-In den beginne poogde Adèle de boerin om
blauwe kleuren te voorsehiju kwamen. Het te lcoopen, om een brief aan haren man te
rijtuig volgde den straatweg langs de rivier i kunnen zenden, opdat deze met haar verblijf
en sloeg na een uur te hebben gereden, land-1 bi kennis zou worden gesteld: doch de boerin
waarts in. Na nog een uur hield de wagen j sloeg zulks zóó heseheiden af, dat het Adèle
stil voor een eenzame boerderij. Men was terj schier voorkwam, alsof dat een verkleedde
bestemder plaatse. I „boerin" was. Zij tapte daarom uit een ander
De rijksgravin met hare dochter werden j vaatje cn trachtte haar door beminnelijkheid
klaarblijkelijk verwacht. Er stonden verver- j voor zich te winnen; maar de boerin bleef ook
scliingen bereid, en in de kamer werd met het daartegen bestand, doch voegde er bij: „De
oog op de koele nachten gestookt. i freule is volkomen vrij te doen wat haar be-
Op het zien van de boerin, die de heide da- j lieft. Mocht echter de freule, tegen mijn waar
mes welkom heette, verdween een groot ge-1 schuwing in iets doen, wat tegen muninstruc-
deelte der bezorgdheid, welke Adèle een tijd-j tie mdruiseht, dan ben ik verplicht, zmks
lang had gekoesterd. Deze vrouw was zekeronmiddellijk aan hare doorluchtigheid, me-
niet tot een misdaad in staat. i vrouw de rijksgravin te berichten."
Zij had een minzaam gezicht, dat tot ver- „Ik hen geen freule, ik heet mevrouw von
trouwen uitnoodigde, kon in 't einde der veer- j Helmberg," verklaarde Adèle verontwaar-
tig of in 't begin der vijftig zijn en was zeerdigd.
helder gekleed. Adèle begreep eu vrat h;:-:. Do hoer in haalde zwijgend do schouders oo.
Vast vertrouwend, dat eindelijk de verzoe
ning moest volgen, schikte Adèle zieh ten
slotte in haar lot. Natuurlijk ontving dien
volgens Helmberg geen brief meer van zijn©
eehtgenoote.
Na eenigen tijd arriveerde bij de oude rijks
gravin een brief van hare dochter, waarin ze
hare moede de geboorte eener dochter mede
deelde. Zij smeekte daarin hare moeder in de
roerendste bewoordingen, eindelijk die onna
tuurlijke slagboomen weg te nemen, die zij
tusschen haren echtgenoot en haar had opge
richt. Ten slotte verzocht zij het kind een
naam te geven.
In het eerste oogenblik ontwaarde ook de
rijksgravin een haar ongewone teederheid des
gemoeds, en als het kindje, dat in zijn hulp
behoevendheid vader en moeder van haar be
geerde, op dat oogenblik de handjes tot haar
had opgeheven, dan zou zij wellicht niet heb
ben kunnen wederstaan.
Daarvan getuigde een schrijven der rijks
gravin, dat zij in het eerste oogenblik van
opgewondenheid aan hare dochter richtte. Zij
drukte daarin hare blijdschap uit, zegende
dochter en kleindochter en noemde deze laat
ste naar hare overleden jongste zuster: Irma.
liet kind werd dan ook Irma gedoopt.
Doch dat was maar in het eerste oogenblik,
en weldra vlamde de oude haat weer op.
Zulk een haat is onverklaarbaar.
Maar de rijksgravin was een Mainottische,
d.w.z. zij stamde uit het land der oude Spar-
taneu. een woeste bergstreek vol diepe af
gronden, waar sedert de Turksche heer
schappij geen geweer ongeladen aan den
muur hing. De Turken en Mainotten stonden
in voortdurende kleine oorlogen tegenover
elkaar, en daarneven woedde door alle gene-
I raties de bloedwraak. Zoo vlamde ook de haat
van mevrouw de rijksgravin voort, zonder in
aanmerking te nemen, dat een beuzeling er
de oorzaak van was.
Na afloop van eenige maanden was Adete
weer bij hare moeder in Munchen terug; de
kleine Irma daarentegen was nit het open
bare leven verdwenen. Adèle vernam van
hare mama niets anders betreffende het kind,
dan dat het goed verzorgd werd, daarentegen
weigerde de rijksgravin hoe langer zoo hard
nekkiger, het huwelijk van hare dochter met
den door haar gehaten Helmberg bekend te
doen worden. En zoo bleef Adèle bij haar,
verre van haren rechtmatigen echtgenoot, en
deze legde zieh ten slotte er hij neer, heiden
dachten namelijk, dat hij het overlijden der.
moeder alles als hij tooverslag zou verande
ren. Zij wachtten op die gebeurtenis jaar uit
jaar in. Maar de oude Grieksche heeft tot
heden tot hun nog niet dat genoegen gedaan;
ze is taai als buffelleer en loopt in weerwil
van haren tachtigjarigen leeftijd nog zoo
kaarsrecht als een kostschool jut fertje.
Aldus verhaalde de domeinraad.
„En zoo leven dan die eehigenooten tot nu
toe nog van elkander gescheiden, en niemand
weet iets van hun huwelijk af!" vroeg hoofd'
schuddend de houtvester.
„Zooals u zegt," &af de domeinraad ten ant
woord.
„Maar waarom heeft baron Ecfuard von
Helmberg niet eenvoudig zijn vrouw gehaald!
(Wordt vervolgd.)
NIEUWE HAARLENSCHE COURANT ^«531°