IR MI A. BINNENLAND. STADS NIEU WS. HET DEENSCHE KONINGSPAAR IN ONS LAND. Een telegram uit Parijs heeft gemeld, dat de koning en de koningin van Denemarken daard en 15den of IGden Mei worden ver wacht. Vöorloopig is bepaald, dat Hunne Majesteiten den 19den Mei in ons land zul len komen. Het plan is, den koning en de koningin te Amsterdam in liet koninklijk paleis te ontvangen en één dag van hun verblijf hier te lande te bestemmen voor een bezoek aan de residentie. ONZE OFFICIEREN IN ALBANIë. De correspondent van de N. R» Ct. te Rome uceft een onderhoud gehad met den adjn- jaut van den Prins von Wied, die hem o.m. het volgende zeide: „Waar uw bezoek geen politiek raakt, heeft zijne koninklijke hoogheid mij zooeven ver zocht u te woord te staan en u alle gewenseh- te inlichtingen te verschaffen. Het spreekt van zelf, dat hij slechts op de hoogte is gebracht door rapporten, officieele cu geheime, die alle ik haast mij u dit te zeggen met bijzonder veel lof en waardee ring van het werk der Nederlandsehe officie ren gewagen. Een van do eerste onderwer pen van gesprek tusschen den prins en mij was juist, even na mijn aankomst te Berlijn, de organisatie der Albaneesche gendarmerie, en het was mij toenmaals een groot genoegen den prins daarover de gunstigste mededee- lingen te kunnen doen. U weet dat ik, na mijn 7%-jarig verblijf in Albanië, eenigszins op de hoogte ben van de toestanden aldaar en ik verheel u niet dat het brengen van orde m dezen staat mij een der moeilijkste opdrach ten lijkt welke men een militair, en nog wel sen die voorheen geen gelegenheid had land en volk te kennen, kan stellen. Welnu, de inlichtingen welke ik voor mijn vertrek naar Berlijn ruimschoots kon inwinnen en welke ik mij haastte den prins over te brengen, wa ren van dien aard, dat zij niet alleen bevre digd waren, doch zelfs alle verwachtingen overtroffen. Ziet u, ik ben een militair, en vleierij en mooipraten gaan mij niet goed af; mogelijk hen ik zelfs een heel slecht diplo maat als u wilt. Ik zeg u deze dingen ook als soldaat, niet als staatsman. Wilde ik de open- hare meening van uw volk vleien, dan zon ik niet zoo rondborstig spreken en andere bewoordingen gebruiken. Welnu, ik kan u verzekeren, dat het werk door de Nederland sehe officieren in Albanië verricht, een mees terstuk is, wat door alle bevoegden als zoo danig wordt erkend en geprezen, door den prins van Wied in de eerste plaats. Hi mag u dan ook wel in zijn naam verklaren, dat hij er uitermate tevreden over is en jegens uwe officieren een buitengewone dankbaarheid koestert. Trouwens, dat ik u geen praatjes verkoop, kan ik u wel even toonen". En kapitein Castoldi gaat naar zijn koffer en haalt er een pak papieren uit. „Ik hoop tenminste, dat ik het vinden kan, want u begrijpt, zoo heen en weer trekkend leven we als in een kamp te velde. Jnist, hier is het. Dit is een rapport, zooals u ziet van acht bladen folio, gedateerd van 1 Februari. De persoon die dit schreef, verstrekt ons ge regeld inlichtingen en zal, in de nieuwe re geering van Albanië een booge en belang rijke plaats hekleeden. Leest u hier, wat hij schrijft naar aanleiding van de gendarmerie. En we lezen: „De organisatie der gendar merie gaai met grooten spoed vooruit. De verkregen resultaten zijn uitstekend en ge heel t-; danken aan den msteloozen en takt- volleti iiver der Nederlandsehe officieren, die een energie en een geschiktheid voor hun taak aan den dag leggen, welke bewondering afdwingen. Onder hun meesterlijke en begaaf de leiding, en met de medewerking van ver scheidene zeer intelligente Albaneesche offi cieren, vroeger ia Turkschen dienst, is reeds een corps gevormd, wat voor de rust en de veiligheid van den staat een sterken waar borg oplevert." Kapitein Castoldi had ons glimlachend ga degeslagen, terwijl we lazen. Dan: „U ziet, wat ik u vertelde, was de eenvoudige waar heid, zonder vleierij. Daarbij zijn dit natuur lijk niet de eenige inlichtingen waarover we Inschikken. Ik zou u andere kunnen laten zien, die overigens geheel overeenstemmen met wat ik u hier ter inzage gaf." Ik maakte aanstalten om te vertrekken. „Ik sta er nog op u te verklaren, dat de Nederlandsehe officieren in mij niet alleen een goeden kameraad en een verknochten wapenbroeder zullen vinden, maar dat ik ze in alle omstandigheden, bij alles wat zich' voor mocht doen, met al mijn krachten zal bijstaan om het werk, wat zij met zooveel toewijding en zelfverlochening hebben aan vaard, wat zij met zooveel ijver en wilskracht bewonderenswaardig vooruitbrengen, ook met een volledigen uitslag te helpen bekronen. Als militair zeg ik u: het zijn prachtige sol daten welke uw land heeft. Ware er niet de geheele geschiedenis van uw vaderland en nw koloniën, dan was reeds het voorbeeld, dat het drietal officieren in Albanië geeft, reden voor uw volk om trotsch te zijn op zijn leger" En hier schudde kapitein Castoldi, met ongeveinsde hartelijkheid, mü krachtig de hand. „Tot wederzions, misschien te Rome; misschien ook zult u wel te Durazzo aanwe zig zijn hij de uitkomst van den prins. Daar zonden we langer en uitvoeriger het een en ander kunnen bespreken." Nog een handdruk, en ik neem afscheid van den sympathieken conseiller du cabinet. Ik had uit de beste bron vernomen wat ik ver nemen wilde. MUSEUM VOOR DE STUDIE VAN GEVAN GENISWEZEN EN DWANGOPVOEDING. In tegenwoordigheid van vele belangstel lenden, onder wie de minister van justitie, is gisterennamiddag te Amsterdam in het gebouw der universiteit het nieuw-ingerich- te Museum voor de Studie van Gevangenis wezen en Dwangopvoeding geopend. Na mens de commissie van Beheer voerde daar bij het woord de voorzitter 'dier commissie, prof. mr. J. A. van Hamel. Het plan tot dit museum is geboren, toen de Nederlandsehe regeering voor verschil lende wereldtentoonstellingen in het buiten land, met name die te Brussel, een exposi tie had bijeengebracht, die een beeld gaf de moderne bemoeiingen van ons land op 't gebied van misdaadbestrijding en misdaad- voorkoming, van straffen en opvoeden. Vooral de maatregelen jegens jeugdige mis dadigers leverden daarbij een hoofdschotel, omdat Nederland daar vooral den buitenlan ders wat eigenaardigs te toonen had. De minister van justitie, mr. Ort, betuigde zijn instemming met het museum en zegde steun toe. DE ZEDELIJKHEID HOOG! Te Nijmegen is een uiterst-geestdriftige, drukbezochte protestvergadering gehouden tegen de vertooning in den Stadsschouw burg van het zedelooze tooneelstuk Monna van den Fransch-Belgischen schrijver Mae terlinck. Het woord werd gevoerd door den voorz. der K." S. Actie te Nijmegen, den heer Jac. Kneppers, en den Zeereerw. Pa ter van Hasselt; een motie is aangenomen, welke zal worden gezonden aan den burge meester, den commissaris der Koningin in Gelderland, afgevaardigden der distrieten Nijmegen en Eist ter Tweede Kamer en den minister van justitie. KATHOLIEKE FRANSCIIE JONGELUI IN NEDERLAND. Gisterenochtend werd een bezoek gebracht aan de Rotterdamsche havenmerken door de leerlingen der eerste en tweede klasse van het Katholieke Handelsinstituut te Pa rijs. Des namiddags vertrok men naar Üen Haag, waar o.a. een bezoek werd gebracht aan het Vredespaleis en het Huis ten Bosch. De kassier der Boerenleenbank te Zun- dert. In aansluiting van wat wij gisteren reeds meldden, nemen wij nog het volgende over uit de Maasbode: Een hevige agitatie heerscht. thans in de anders zoo rustige gemeente Zundert door de aanhouding van den heer P. B., kassier van de boerenleenbank, wegens verduiste ring van een bedrag van circa f 60.000. De aangehoudene, die hier zeer gezien was en het algemeen vertrouwen genoot, had gelijk thans gebleken is, sinds eenige jaren valsche spaarboekjes en schuldbeken tenissen ten laste der Boerenleenbank uit gegeven, teneinde met het daardoor ver kregen geld zijne groote verliezen te dek ken, geleden door mislukte speculaties in Amerikaansche effecten, etc. Zijn bedrog is aan het licht gekomen door dat hij zijn meisje, met wie hij dezer dagen in het huwelijk zou treden, de vorige week van zijn oneerlijke handelingen op de hoog te heeft gebracht. Deze waarschuwde daar op den geestelijken adviseur der boeren leenbank, die zich onmiddellijk in verbin ding stelde met den Raad van Beheer der bank, waarna een grondig onderzoek werd ingesteld, met het hierboven vermelde ge volg. De hoofdinspecteur der Centrale leenbank te Eindhoven, dr. Dekkers, bevindt zich ook ter plaatse pm' den omvang der ge pleegde verduistering nader te onderzoeken. Gistermiddag circa vier uur zou de po litie uit Breda arriveeren, teneinde den aan gehoudene, die thans in verzekerde bewa ring zit, een verhoor te doen ondergaan. Sabotage? Naar de N. R. Ot. meldt is vermoedelijk sabotage gepleegd aan de Boombrug te Dordrecht. Toen zij' geopend was om een boot door te laten, kon de brug niet meer gesloten worden en men vond toen In het kamrad een moer, die van de brug was losgedraaid. Een paar tanden van het kamrad waren gebroken. Moordaanslag. Zondagavond omstreeks 10 uur heeft te Delft op de Hooikade de magazijnmeester J. K. een moordaanslag ge pleegd op zijn vrouw, van wie hij sedert enkele weken gescheiden leeft. De man loste van dichtbij twee revolverschoten op haar, toen zij met familie huiswaarts keerde. K. nam daarna de vlucht en dreigde een agent van politie, die hem wilde arresteeren, te zullen neerschieten. KL is nog niet gevon den. Een ontaard huisvader. In den nacht van Zaterdag^ op Zondag heeft de 61-jarige P. B., die bijna den ganschen dag in be schonken toestand verkeerde, in zijn wo ning aan de Achterhaven te Rotterdam op ruwe manier huisgehouden, meldt de Msb. Hij dreinde zijn vrouw op onuitstaanbare manier, terwijl hij zjjn kinderen in het ge laat spuwde. Toen nu de woestaard zijn vrouw met een mes te lijf wilde gaan, trok de 24-jarige zoon partij voor zijn moeder. Ter bescherming zijner moeder en gedeelte lijk uit zelfverdediging' greep deze nu een pikhouweel en sloeg zijn vader daarmede boven op het hoofd, waardoor hij een be langrijke verwonding bekwam. Nadat de gewonde door dr. Vuijlsteke was verbonden, werd hij naar heit politiebureau aan de Aelbrechtskolk gebracht en daar de rest van den nacht in bewaring gesteld om erger te voorkomen. Alweer een. Gisterenmorgen is te Maarssen de heer w, y. d. B., sigarenfabri kant aldaar, door gas verstikt-, dood gevon den. Inbraak te Rijswijk. Tijdens de afwe- zigheid_ van de bewoners is ingebroken bij den winkelier P. ij_ Rijswijk. Bij zijn terugkomst ontdekte hij, dat uit een bureau een bedrag van pl.m. f 350 was ontvreemd. De dief is, volgens de N. R. Ot. aan de ach terzijde de woning binnengekomen en heeft eerst de voordeur op den kniü gedraaid. De dader is nog onbekend. FEESTAVOND VAN H. F. O. Men schreef ons gisteren het volgende, dat wij, wegens plaatsgebrek niet meer konden opnemen Zaterdagavond gaf de H. F. 0. een fecstuit- voering in de groot zaal van „De Kroon", voor haar leden en introducés. De bedoeling van dit feest was niet de viering van een of ander jubileum, maar het werd wat men noemt „zoo maar 'es" gehouden, ter bevordering van den kameraadschappelijken club-geest. De voorzitter, de heer J. J. Thöne, vertelde dat met wat meer woorden in een korte ope- nings-rede, in 't programma aangeduid als „de aftrap." Dat programma was opgenomen in de H. F. C.-courant, die bij deze gelegenheid verscheen en waarvan twee leden de redactie hadden gevoerd. De inhoud was natuurlijk, zooals bij dergelijke gelegenheden 't geval pleegt te wezen, van min-ernstigen aard en vormde een verzameling van toespelingen op toestanden en personenen, alleen voor H. F. O.'ers begrijpelijk en waardeerbaar. Het programma werd vlot afgewerkt. Het aantal medewerkende leden was groot, er was voor alle nummers ijverig gerepeteerd en een hartelijk applaus klonk telkens uit de zaal, als belooning. Een strijkorkest opende, met drie Spaansohe dansen van Moszkowski, en later verscheen een mandoline-ensemble, twintig man sterk, dat met z'n nummers niet minder succes had dan 't strijkje. De beide dirigenten, de heeren Fr. Tollenaar en G. F. Evelein, werden met kran sen, voorzien van linten in de clubkleuren, gehuldigd. Een paar orgineel-gevonden nummertjes be vatte het programma. Het eerste was oen dia loog, aangeduid door twee vraagteekens en door een der medewerkenden geschreven. Den inhoud na te vertellen gaat moeilijk, maar 't was geheel van toepassing op voetbal en op H. F. O., en hRd een uitbundig en zeer verdiend succes. Een verrassing was ook nummer 4, aange- duid als „optreden van een H. F. O.-elftal." Toen 't scherm opging zaten daar elf H. F. O.'ers in voetbalcostuum, en zongen met pia nobegeleiding drie „ragtimes": „Hitchy Koo", „Oh, you beautiful doll" en „He played it on ■his fiddle-dee-dee." 't Sloeg verbazend in; de elf werden toegejuicht alsof ze H. V. V. ge klopt hadden. Maar het hoofdnummer was het 2-actertje „Zaire", een parodie op Voltaire's treurspel, door Mr. J. G. L. Nolst Trénité. 't Waren ook allen H. F. O.'ers, die hier de rollen vervul den, en doordat er eenige leden van de Haar- lemsche Tooneelclub bij waren, die natuurlijk de hoofdrollen hadden, stond de uitvoering als dilettantenwerk op een hoog peil. Dr. G. Nolst Trénité, wiens leiding bij de repities van groo ten invloed op deze vertolking was, en wiens werk in ditzelfde genre we allen zoo goed ken nen, had ook nu weer succes van zijn arbeid. Trouwens, we mogen niet vergeten, dat in zijn openingswoord de H. F. O.-voorzitter hem een speciaal woord van dank had gebracht. Zaire is een alleraardigste parodie, vol hu moristische trekjes en vol afwisseling met de koren, door sultan Orosman's zeven slaven ge zongen. Sultan Oresman, zijn dienaar Coras- min, het gevangen Christenmeisje Zaire, baar dienares Fatime en de Fransche graaf Néres- tan vervulden allen hun rol met veel verdien ste En de monteering van het stuk was waar lijk schitterend! Voor de club was dit uitstekend geslaagde feest een groot succes! Van onze Rechtbank, (Zitting van gisteren). DE MOORD TE IJMUIDEN. (Vervolg). Na de pauze werden gehoord twee getuigen decharge, de heer en mevrouw Gildemees- t-er, met wier dochter bekl. is getrouwd ge weest. Dezen verklaarden, dat het hun overtuiging is, dat hun dochter op het Skagerak door een ongeval om het leven is gekomen. Bekl. was hun zeer sympathiek en gedroeg zich tegen over hen en tegenover hun dochter steeds zeer correct Bekl. zeide niet geweten te hebben wat hij gedaan heeft: het is voor hem zelf een even groot raadsel als voor anderen, hoe hij er toe gekomen kan zijn degene te dooden, van wie hij veel hield. H(j kwam tot bezining, toen Mevr. Sant hem toeriep: „Maar mijnheer Brester, wat doet u nu!" cn toen schoot hij op zich zelf, dat herinnert hij zich zeer goed. Requisitoir. Dan verkreeg het O. M„ waargenomen door Mr. Hoy er, het woord. Spr. noemt deze zaak hoogst tragisch: de personen zijn een meisje van 16 jaren en een man in de kracht van zijn leven, vol intel lect, wiens leven nu gebroken is. We moeten ontegenzeggelijk ook medelij den hebben met den persoon, die de daad be dreven heeft. Bekl. is ten laste gelegd: doodslag. Vast staat dat deze persoon op D. Sant schoten heeft gelost. Spr. gaat in het kort het verloop van de zaak na cn de omstandig heden, waaronder de daad is gepleegd. Het meisje is overleden op 6 September. De manier waarop zich B. in den eersten tijd in de gevangenis gedroeg, maakte een onderzoek naar de geestvermogens van bekl. gewenscht. Er werd geen ziekelijke afwijking ontdekt. Heeft bekl. het opzet gehad om te dood ent Uit de stukken blijkt, dat dit ontwijfelbaar vast staat. Reeds het schieten met een goed- werkend geladen revolver is hiervoor een bewijs, doch daarbij komen de opmerkingen, door bekl. zelf gemaakt bij zijn verhooren. Bij de bepaling der straf moet rekening gehouden worden met de nervositeit van bekl., waardoor deze daad hem niet -in vollen omvang kan worden toegerekend. Hij heeft een zeer impulsieve natuur; hij kau geen voet hij 6tuk houden. En dat voelde hij zelf ook wel. Dit is zeker een van de rede nen van zijne depressie. Hij ziet de gebreken van anderen door een vergrootglas, doch let niet op zijn eigen gebreken. Hij kwam dien avond bij de familie Sant zeer bleek en ont* daan. 'tls zeer natuurlijk, dat in depressieve toestand in een kort oogenblik iemand vee! doorleeft en zoo is het bij bekl. ook gegaan, naar sprekers oordeel. Waar de persoon toerekenbaar was en on der normale omstandigheden handelde, kan spr. niet nalaien een zware straf te cisehen Spr. vraagt dan een gevangenisstraf vac zeven jaren. Pleidooi. Mi. W i 11 e ke s M a c d o na 1 d, de verdedi ger, wijst erop, dat bekl. er ongetwijfeld van overtuigd is, dat hü onherstelbaar leed heeft berokkend aan personen, die hem niets in den weg gelegd hebben: de ouders van het meisje. Spr. geeft aan, dat in het rapport des des kundigen zooveel ongecontroleerde en oncon troleerbare verklaringen voorkomen. Het rapport der deskundigen heeft feitelijk weinig waarde, omdat de samenstellers ervan niet verantwoordelijk zijn voor alles wat in hun rapport wordt uitgedrukt. Spr. weer spreekt, dat bekl. zijn revolver heeft aange legd op het hoofd van het meisje. In het rapport der deskundigen wordt als reden aangegeven: jaloezie. Hiertegen protes teert spr. ten heftigste: op grond van hetgeen in het rapport wordt naar voren gebracht, 5s deze conclusie niet gewettigd. Pleiter valt nogmaals het deskundig rap port aan: 4 September was de daad gepleegd en eerst in October gingen de deskundigen onderzoeken hoe de toestand op 4 September was. Het rapport is onvolledig, onlogisch on so- phistiseh. Spr. zegt, dat door dit rapport eon geel-grauwe draad loopt. Spr. hoopt, dat nu eindelijk de lasteringen, die over bekl. in omloop waren geweest, als zou hij zich van zijn vrouw ontdaan hebben, den kop zullen ingedrukt zijn. Het bewijs, dat deze laster niet waar is. is, dat de oudera van die vrouw hier voor hun schoonzoon zijn komen getuigen. In het rapport der deskundigen vindt spr. daarover niets: gaarne had spr. daarin meer menscbelijkheid gewensebt. Het rapport is onlogisch, waar als motief wordt aangegeven de jaloezie. Doch dit ls voor spr. onbegrijpelijk, want de bewijzen voor jaloezie kan spr. nergens vinden. Van bekL wordt gezegd, dat hij geen uit houdingsvermogen had, maar weet. men dan niet, dat de vijf snelstvarende booten in Eu ropa vervaardigd ziju naar teekeningen van den bekl.f Daaraan moet toch zeker langdurige en volgehouden studie zijn vooraf gegaan. Vreemd vindt pleiter ook, dat in het rap port niet gesproken wordt van den val, die bekl. eenige dagen te voren uit den mast ge daan had. Pleiter dringt dus aan op herziening van het deskundig rapport of benoeming van nieuwe deskundigen. Wij hebben hier niet te doen met iemand van wien alleen gezegd kan worden dat hij hoogst nerveus is. Tegenover het O. M. stelt spr. zich vierkant en hij meent, dat een straf van drie jaai nog meer dan zwaar genoeg zou zijn. Wanneer deze man voor 7 jaar de gevan genis ingaat, komt hij er uit als iemand, di« meer is dan een gebroken man. Voor hem zou drie jaar even zwaar zijn als voor een ander zeven of acht jaar. Bij de strafbepaling moeten, volgens spr., rekening gehouden worden met de levensom standigheden vau den bekl. Spr. doet ten slotte een beroep op de edelmoedigheid dei rechtbank. Het O. M. repliceerde, noemde liet pleidooi op vele punten onbillijk en verdedigde het rapport der deskundigen, dat door pleiter zoo goed als niet is tegengesproken. Spr. heeft zelf het Noorsche verhaal ge heel uitgeschakeld en dit is blijkbaar ook door de deskundigen gedaan. Als bekl. geen opzet had gehad dat meisje te dooden, dan zou vrijspraak moeten volgen. Doeh dat er een opzet was, is niet weerspro. ken. Spr. blijft hij zijn eisch persisteeren. Mr. Willekes Macdonald diende van du pliek en vroeg op de eerste plaats vrij spraak, omdat het opzet niet bewezen is; vervolgens benoeming van nieuwe deskundi gen, eu op de derde plaats een straf van drio jaar of minder. Bekl. vraagt om bem vrij te spreken: wan neer hij opgesloten zal wortTeu, zal hij geen oogenblik de gedachte hebben, dat hij het ver diend heeft. FEUILLETON. Roman van Philip Laicus. 15. Maar de rijksgravin vond middelen, om juist datgene, waarop de beide jonge echte lieden hunne hoop gevestigd hadden, te ver nietigen. Op zekeren avond beval zij hare dochter zich reisvaardig te maken. Beide da mes bestegen den reiswagen en reden den geli rel en nacht door, zonder dat Adèle wist waarheen. Dat duurde zoo ettelijke dagen ach tereen; over dag rustte men uit, 's nachts ging 'het verder. De diepe geheimzinigheid waar mede de rijksgravin de reis omgaf, had Adèle natuurlijk niet angstig wantrouwen vervuld; zelfs de gedachte was in haar opgekomen, of hare moeder niet een ontzettende misdaad be raamde. Zij loerde en luisterde naar alle kan tten heen, om te weten te komen, vaar zij eigenlijk was, naar welke richting de reis ging (Zóóveel kon Adèle slechts opmaken, dat men taaar 't Westen reed. 's-Avonds, als zij vertrok ken, had Adèle het gloeiendste avondrood vóór zich, en de eerste strepen vau de mor- (genschemering kwamen achter haren rng te voorschijn. De kleuren van het hekwerk langs Iden weg, wegwijzerpalen, die in dén beginne (blauw en wit waren, werden zwart en rood, vervolgens geel en rood. In dit laatste land peon men op korten afstand gebruik maken j^an den spoorweg, die destijds nog verre van flgemeeu was. ,T'aS 6en s^a<^' welker gebied een moeder in 't schild voerde. Deze wilde zich reusachtig gebouw met vier vleugels, juist door niets laten dwingen om hare toestem als een vesting, gelegen was, hetwelk om ming tot het huwelijk barer dochters te ge- zijn hijzonder voorkomen hare aandacht had j ven.... getrokken. - De jonge vrouw had nu eene wel niet Men reed terstond naar het spoorwegsta- groote, maar zeer vriendelijke woning ter tion; heide dames namen plaats in een coupé lmrer beschikking; ook ten opzichte van het eerste klasse. j karakter der boerin had zij zich niet vergist. Tegen den middag kwamen de twee reizig-1 Zij was de minzame voorkomendheid zelf; sters in een stad met breede, regelmatige j slechts in één ding was zij onbuigzaam, na- straten. i melijk in het vasthouden aan de haar door Adèle stapte met hare moeder in een hotel-1 de rijksgravin voorgeschreven gedragslijn, rijtuig, dat tot opschrift droeg: „Pfalzer Adèle kwam derhalve niet te weten, waar zij Hoff". 's Aavonds werd de reis voortgezet, zich bevond, en kon met niemand spreken, Men voer nu over een breede rivier, en tegen zonder dat de boerin er bij tegenwoordig het avondrood van den westelijken hemel sta -1 was. Overigens was iedere wensch van Adèle ken een massa hooge schoorsteenen af, terwijl j voor de boerin een hevel, dat zij met grooten het stadje zelf betrekkelijk klein was. Het i ijver trachtte te volbrengen, trok Adèle's aandacht dat nu weder de wit-In den beginne poogde Adèle de boerin om blauwe kleuren te voorsehiju kwamen. Het te lcoopen, om een brief aan haren man te rijtuig volgde den straatweg langs de rivier i kunnen zenden, opdat deze met haar verblijf en sloeg na een uur te hebben gereden, land-1 bi kennis zou worden gesteld: doch de boerin waarts in. Na nog een uur hield de wagen j sloeg zulks zóó heseheiden af, dat het Adèle stil voor een eenzame boerderij. Men was terj schier voorkwam, alsof dat een verkleedde bestemder plaatse. I „boerin" was. Zij tapte daarom uit een ander De rijksgravin met hare dochter werden j vaatje cn trachtte haar door beminnelijkheid klaarblijkelijk verwacht. Er stonden verver- j voor zich te winnen; maar de boerin bleef ook scliingen bereid, en in de kamer werd met het daartegen bestand, doch voegde er bij: „De oog op de koele nachten gestookt. i freule is volkomen vrij te doen wat haar be- Op het zien van de boerin, die de heide da- j lieft. Mocht echter de freule, tegen mijn waar mes welkom heette, verdween een groot ge-1 schuwing in iets doen, wat tegen muninstruc- deelte der bezorgdheid, welke Adèle een tijd-j tie mdruiseht, dan ben ik verplicht, zmks lang had gekoesterd. Deze vrouw was zekeronmiddellijk aan hare doorluchtigheid, me- niet tot een misdaad in staat. i vrouw de rijksgravin te berichten." Zij had een minzaam gezicht, dat tot ver- „Ik hen geen freule, ik heet mevrouw von trouwen uitnoodigde, kon in 't einde der veer- j Helmberg," verklaarde Adèle verontwaar- tig of in 't begin der vijftig zijn en was zeerdigd. helder gekleed. Adèle begreep eu vrat h;:-:. Do hoer in haalde zwijgend do schouders oo. Vast vertrouwend, dat eindelijk de verzoe ning moest volgen, schikte Adèle zieh ten slotte in haar lot. Natuurlijk ontving dien volgens Helmberg geen brief meer van zijn© eehtgenoote. Na eenigen tijd arriveerde bij de oude rijks gravin een brief van hare dochter, waarin ze hare moede de geboorte eener dochter mede deelde. Zij smeekte daarin hare moeder in de roerendste bewoordingen, eindelijk die onna tuurlijke slagboomen weg te nemen, die zij tusschen haren echtgenoot en haar had opge richt. Ten slotte verzocht zij het kind een naam te geven. In het eerste oogenblik ontwaarde ook de rijksgravin een haar ongewone teederheid des gemoeds, en als het kindje, dat in zijn hulp behoevendheid vader en moeder van haar be geerde, op dat oogenblik de handjes tot haar had opgeheven, dan zou zij wellicht niet heb ben kunnen wederstaan. Daarvan getuigde een schrijven der rijks gravin, dat zij in het eerste oogenblik van opgewondenheid aan hare dochter richtte. Zij drukte daarin hare blijdschap uit, zegende dochter en kleindochter en noemde deze laat ste naar hare overleden jongste zuster: Irma. liet kind werd dan ook Irma gedoopt. Doch dat was maar in het eerste oogenblik, en weldra vlamde de oude haat weer op. Zulk een haat is onverklaarbaar. Maar de rijksgravin was een Mainottische, d.w.z. zij stamde uit het land der oude Spar- taneu. een woeste bergstreek vol diepe af gronden, waar sedert de Turksche heer schappij geen geweer ongeladen aan den muur hing. De Turken en Mainotten stonden in voortdurende kleine oorlogen tegenover elkaar, en daarneven woedde door alle gene- I raties de bloedwraak. Zoo vlamde ook de haat van mevrouw de rijksgravin voort, zonder in aanmerking te nemen, dat een beuzeling er de oorzaak van was. Na afloop van eenige maanden was Adete weer bij hare moeder in Munchen terug; de kleine Irma daarentegen was nit het open bare leven verdwenen. Adèle vernam van hare mama niets anders betreffende het kind, dan dat het goed verzorgd werd, daarentegen weigerde de rijksgravin hoe langer zoo hard nekkiger, het huwelijk van hare dochter met den door haar gehaten Helmberg bekend te doen worden. En zoo bleef Adèle bij haar, verre van haren rechtmatigen echtgenoot, en deze legde zieh ten slotte er hij neer, heiden dachten namelijk, dat hij het overlijden der. moeder alles als hij tooverslag zou verande ren. Zij wachtten op die gebeurtenis jaar uit jaar in. Maar de oude Grieksche heeft tot heden tot hun nog niet dat genoegen gedaan; ze is taai als buffelleer en loopt in weerwil van haren tachtigjarigen leeftijd nog zoo kaarsrecht als een kostschool jut fertje. Aldus verhaalde de domeinraad. „En zoo leven dan die eehigenooten tot nu toe nog van elkander gescheiden, en niemand weet iets van hun huwelijk af!" vroeg hoofd' schuddend de houtvester. „Zooals u zegt," &af de domeinraad ten ant woord. „Maar waarom heeft baron Ecfuard von Helmberg niet eenvoudig zijn vrouw gehaald! (Wordt vervolgd.) NIEUWE HAARLENSCHE COURANT ^«531°

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5