De Vondelinge.
Hef S&egiijro.
DINSDAG 17 FEBRUARI 1914.
38ste JAARGANG *o. 8366
BIJVOEGSEL VAN DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
aaiiger was; ztöfc een echtgenoot, als mijn
heer Burg wensch ik je toe."
Het ijs was gebroken, en toen durfde An
na zeggen: „Mijnheer Burg zegt altijd: de
wenschen eener grootmoeder zijn heilig."
0D. v. N.-B."
Wel, RMiêrme? vroeg Gabureau,
waar denkt je aan?
Och, ik sta verbluft, dat je tegenwoor
dig zoo vlug kunt reizen. Boomen, huizen,
't vliegt lallerrmal voorbij, 't Is net of het
kind draait en wij stil zitten, v
Er wa.s een «ogenblik stilte; men. hoorde
niets anders dan 't rommelig rumoer van
den trein en 't luidruchtig lachen van de
passagiers in de andere compartimenten van
den wagon derde-klasse.
De trein was te 5.20 's avonds het kleine
station Maroiiloles gepasseerd; 't was nu on
geveer 6.20 en men naderde St. Rambert,
waar een gedeelte der passagiers zou uit
stappen, menschen, die (ten Zondag buiten
hadden doorgebracht.
Gabureau, merkende dat de trein langza
mer reed, stond op, nam een tasch uit het
net en schoof naar het portier en fluisterde
aan het oor zijner betere helft:
Als ik denk taJan het konijn.
Gabureau had des Zaterdagsavonds zijd
scfoioenmakerswinkel gesloten om met zijnl
vrouw eens te genieten van een Zondagje
buiteS, bij zijn zwiaiger, en ze keerden nu
vroolijk naar huis om 'nog een paar rustige
.uurtjes te hebben.
Bij 't afscheid had de zwager Gabureau
een prachtig konijn aangeboden, dat hij zelf
gevangen had; men kon er een heerlijke
hazepeper van maken en van 't velletje een
prachtige mof voor de vrouw.
fWat een feest voor het echtpaar. Men al
•niet eiken dag wild, en zelfs de rijkelui
te St Rambert, die de middelen hadden om
zich wat lekkers te verschaffen, konden geen
konijn krijgen als ze maar .wilden.
En daarom straalde een glanzend genot,
t genot der eenvoudigen, die met weinig
tevreden zijn, in de oogen van juffrouw Ga
bureau, toen haar man herinnerde aan 't
geschenk vam den zwager: „Ik denk ook
'aan 't konijn."
Ook zij dacht er aan en ze sprak:
Ik zal de helft braden voor den mid-
iJaig; met de andere helft maken wij dan
een kostelijke hazepeper voor 's avonds. Wat
aal Nounon blij wezen, 't Arme kind zal
zich wel verveeld hebben bij tante Mina.
Maar zulke jonge kinderen kan je niet overal
mee heen nemenZeg zouden we tante
niet vragen op het konijn? Die goede ziel
heeft den gelieelen dag op onze kleine ge
past. Ze heeft wel een lekker brokje ver
diend. Wat zeg -jij?
Gabureau was verstrooid en! ongerust; hij
gaf geen antwoord. Zijn vrouw merkte dat
met schrik en trok op haar beurt een on
gerust gezicht.
Zeg je niets, man? Wat is er? Als
je 't liever hebt, dat ik tante niet vraag
Och neen, tante hindert mij niet. 't Is
om den aocijns.
Accijns?
Ja, wij moeten betalen voor het konijn.
Als 't anders niet is.
Wij hebben al zeven francs uitgege
ven voor de reis; dat is zoo goed als twee
daigloonen, en ik heb er 't land aan, nu ook
nog voor 't konijn te betalen.
't Behoort toch aan mij van af 't oogen-
blik, dat je zwager 't mij gaf. Wat geeft
't nu of ik de leege tasch draag of een
konijn er in: ik maig toch mee naar huis
nemen wait ik wil, zonder, dat iemand 't
recht heeft, daarin te neuzen. Wij teven in
een republiek.
Bij deze woorden betrok 't gezicht der
vrouw; zij wist, dat haar man meer zui
nig was dan angstvallig; doch haar gewe
ten verzette zich tegen <te gedachte, iemand
te benadeelen.
Gabureau, je zult todh niet zonder te
betalen
Heb ik niet irtijn refcourkaartjes be
taald? Ze halen een armen burger al genoeg
't vel over de ooren. Die hoeren van die
belasting zullen lekker afblijven van mijn
komijn.
De vrouw trachtte hem te overredenmaar
'hij bleef bij zijn besluit: 't konijln zou bin
nengesmokkeld worden.
De trein stopte, en alten die uitslapten,
haastten zich, 1 kleine station uit te ko
men:. Gabureau voorop werkend mat do elle
bogen. Hij dacht er niet aan, zooals gewoon
lijk, zijn vrouw die zich moeilijk bewoog,
een arm te geven. Bijna duwde hij een oude
dame omver, in zijn haast om buiten te
komen, en hij wals de eerste, die stond voor
den belastingoommies, die naar de bagage
der reizigers, vooral naar die der huiswaarts
keerende jagers keek.
Daig meneer Gabureau. riep plotseling
een stem, heeft u zoo'n haast, dat u een
goeden vriend niet eens ziet?
Gabureau herkende de stem en sidderde,
't Was de ambtenaar, een goede ziel, die
tweemaal' per jaar bij hem een paar laarzen
liet verzolen.
Heb je niets aan te geven? Ga maar
door; mijn complimenten aan juffrouw Ga-
bureaiu.... Ah, daar komt ze zelf.... Goeden
avond, juffrouw, pardon, maar....
Daar naderde een groepje jagers, en de
ambtenaar kreeg 't nu te druk om zich
langer met de goede vrouw bezig te hou
den. Bevend haalde zij haar echtgenoot in,
die al een eind vooruit was.
Wel, vroeg zij angstig; wat heb je
aangegeven?
Niets. Gelukkig stond er juist die goede
Jules; hij gaf mij de hand en vroeg naar
jou. Je ziet wél, dat 't gemakkelijk genoeg
gaat. Als ze je kennen als goed werkman
en fateoenl ijk burger. Maar je moet niet bang
wezen.
De vrouw durfde niet tegenpraten.
't Was nu donker geworden. Ze gingen naar
het huis van tante Mina om hun dochtertje
te halen. En Gabureau deed met feestelijk
air zijn uitnoodiging. Daarna repten ze zich
naar liun woning en gingen spoedig uitrusten
van de ongewone vermoeienissen der reis.
Juffrouw Gabureau echter droomde den ge-
heelen nacht van een reuzentoonijn, dat de
valbijl van een guillotine hanteerde.
Den volgenden dag regende het hard, en
dit bracht juffrouw Gabureau tot de ont
dekking, dat de familieparapluie verdwenen
was.
Gabureau, jij had 'm in de hand, toen
wij te Marcilloles in den trein stapten.
Dan hebben ze 'ra gegapt, of ik heb
hem in 't net laten liggen.
Die mfooie parapluie. Je moeder heeft
'm r.feg gebruikt, en ik heb er met Kerst
mis nog een nieuw overtrek om laten ma-
En juffrouvt Gabureau, al durfde zij het
niet luid uitspreken, dacht: dat is de straf
voor 't bedrog van gisteren. In den ijver
om 't konijn te smokkelen, hadden ze de
parapluie vergeten.
't Uur voor het plechtig maal was aan
gebroken. De beste braadpan was uitgezocht,
die enkel voor feestelijke gelegenheden dienst
deed.
Juffrouw Gabureau die goed kon koken,
had zich voorgenomen, iets uitstekends te
leveren, 't Verlies van het regenscherm was
al straf genoeg, de schuld was nu geboet
en men kon zich met gerust geweten ont
halen op het vette brokje.
't Ongeluk wilde nog, daifc zij in den win
kel, waar de ingrediënten voor liet feest
maal moesten worden gehaald, bij 't openen
van haar beursje een stuk van vijf centimes
liet vallen, "dat de deur uitsprong in het
slijk. Ondanks al haar zoeken vond zij 't
niet tweede straf des Hemels voor het
bedriegen van den fiscus. Tevreden en met
verlicht hart keerde zij terug naar haar keu
ken, nu ten volle overtuigd, dat ze het ko
nijn zonder gewetenswroeging konden nut
tigen. Vijftig centimes 't zou ongeveer:
het bedrag van den accijns zijn geweest.
Ze gingen aan tafel en genoten van het
buitengewone festijn. Gabureau was in den
zevenden hemel, een beetje ook om de han
dige manier, waarop hij de belasting had
ontdoken, vooral echter om de uitstekendei
manier, waarop zijn wederhelft het konijn
had toebereid. Hij Bchonk haar tal van vleien
de woordjes.
Tante Mina was bizonder goed gehumeurd
en animeerde haar gastheer en vrouw om
t vertellen van het uitstapje. Gabureau was
galant, zocht mooie stukjes voor haar uit en
noemden haar Hermina, bij haar Zondagschen
naam.
Het kind genoot in stilte en had 't te
druk mot eten om een woord te kunnen
spreken. De vrouw des huizes triomfeerde
en smulde evenzeer aan haar roem als aan
het konijn. Er werd een glas wijn gedron
ken op den braven zwager te Marcilloles,
en de blijdschap van hot maal werd niet
gedempt door 't naderend einde, immers,
's avonds w a elite nog de konijnepeper.
Als Gabureau over scherper geheugen en
goooter dankbiaai'he.ia bad beschikt, zou hij
ook gedronken hebben op den braven belas
tingambtenaar Jules.
Echter, het genot zou 't al 'te gelukkige
echtpaar Gabureau daar komen te staan. De
wraakgodinnen leken nog niet verzoend of
haar jaloezie was gewekt door zooveel vreug
debetoon.... Een konijnbotje schoot in de ver
keerde keel bij tante Mina, zij dreigde te
stikken; haar gezicht werd paars, en zij
moest hoesten van geweld, zoodat zij de ka
mer uitvluchtte, het onschuldige konijn vecr-
wensehend.
Dit was het eerste incident, dat de algie-
meene vroolijkheid temperde-, Gabureau ging
egoistisch voort met genieten, in gezelschap
van zijn kind. Zijn vrouw, die tante-Mina
had geholpen, kwam in de kamer tengg en
begon te beven voor den kleine, 't Moeder
lijk instict faalde niet.
Nounon kreeg weldra een hevige indi
gestie. Het feest wasnu voor goed verstoord,
de Hemel dacht juffrouw Gabureau, had 't
konijn gebruikt om hen te straffen; zij zag
haar man en tante Mina met alle onheilen
bedreigd, en voelde zich zelve als vernietigd.
Tot overmaat van ramp zagen ze Tien bra
ven Jules aankomen, glimlachend en vrien
delijk als naar gewoonte en verbaasd over
het feestelijk aanzien van den disch.
Nieuwsgierig informeerde hij, naar den oor
sprong der geuren, die uit de keuken kwa
men.
Nu werd 't juffrouw Gabureau te mach
tig; pardoes wierp zij zich op de knieën
voor den belastingambtenaar en bekende den
ten hoogste verbaasden man liun schuld.
Jules was een eerlijke ziel, hij fronste 't
voorhoofd en hield in naam van „de Stad"
wier wetten waren geschonden, een schoonc
rede, die eindigde met den uitroep:
Hadden jelui mij tenminste geïnviteerd.
Men moet toch denken aan den vriend.
Niettemin beloofde hij plechtig, te zullen
zwijgen.
Zoodra hij weg was, maakte Gab-uroau zijn
vrouw een standje, dat zonder de tnsscben-
komst van .tante Mina een tragisch einde
zou hebben genomen.
De arme vrouw herhaalde telkens: Ik
haid 't je wel gezegd, dat het ongeluk zou
aanbrengen. Langzamerhand werd haar st'-m
zoo klagend, dat Gabureau kalmeerde. En
nu eerst merkte men, waarvoor de brave amb
tenaar gekomen was in een hoekje had hij
stilletjes de vergeten parapluie neergezet..
Pr. Gr. CTt.
DE THEEPRODUCTIE DER WERELD.
Een nauwkeurige statistiek van de theepro
ductie der geheele wereld is moeilijk to geven.
Immers het eigen gebruik van China, dat een
aanmerkelijke hoeveelheid van de geheele oogst
bedraagt, is niet bekend. De theeproductie is
echter voor het jaar 1911-1912 op 1.3:>0.000 ton
geschat, waarvan China 1.039.000 ton leverde,
Indië 123.200 en Ceylon 35.000. Van deze hoe
veelheid was 347.900 ton voor de export bc
stemd, waarvan 118.000 ton uit Indië, 89.600
uit China en 85.000 van Ceylon afkomstig was.
Java, Japan en China voerden te zamen meer
dan 50.000 ton uit.
Buiten Azië hoeft den handel. Sedert 25
jaar doet men proefnemingen mei. de aanplan-
ting in den Kaukasus en in Natal. Het eerste
land levert ongeveer 100 ton per jaar, wat
voor den handel natuurlijk niet beteekent,
maar in Natal, waar de export in 1886 begon,
werden in 1911 915.000 kilo uitgevoerd.
De thee-aanplantingfr in Noord- en Zuid-
Amerika is alleen als proefneming belangrijk
De handel profiteert hier niets van.
YARENDE SANATORIA.
In medische kringen is men het vrij wel
eens over den gunstigen invloed van het zee
klimaat. op allerlei ziekten. In Duitschland be
staat reeds eetiige jaren een vereeniging, waar
van het doel is, de „zee-geneeskundc"' te be
vorderen.
Van haar gaat op het oogenblik een actie uit.
tot aanschaffing en bouw van z.'g. scheeps-
sanatoria. Langen tijd heeft men zich bezig
gehouden met do studie over het voor elke
ziekte geëigende type schip; Men heeft vast
gesteld, dat middelmatig grootc stoomschepen
ideaal zijn voor patiënten mot, storing der
ademhalingsorganen, van hot zenuw- en bloed
vatenstelsel of van do stofwisseling, terwijl
zeil- en motorbootcn bijzonder a- schikt zijn
voor tuborctllonsen. Bouw en onderhoud van
zoon schfe.p-samiforiuni zijn niet kostbaarder
dan dut van een landsunatoriiini.
VOOR DE HUISKAMER
1 1 =zsas^yysgt
De prinses ovenwei zond aan de nieuwe pen-
sionnaire kistjes met suikergoed, mandjes met
uitgezocht fruit, en daardoor evenals elders,
vond het jonge meisje eindelijk vriendinnen
en ook vleisters. Haar hoogmoed nam toe en
de vorderingen welke zij in hare studiën maak-
Men schreef 3 November 17.De feestdag
fan St. Hubertus werd met de gewone jaar-
lijksehe plechtigheid gevierd in het kasteel te verhoogden nog deze ondeugd. Tevergeefs
Morbaix, in Vlaanderen, het zomerverblijf van wilden de zusters, godvruchtige en verstandige
den prins en de prinses M. De Mis, welke ter zielen haar verlichten.
eere van den heiligen Bisschop der Ardennen Olympia verliet de abdij op 18 jarigen leef-
plechtig werd gecelebreerd, had nevens de tijd met een nog grootere ijdelheid; namelijk
eigenaars van het kasteel en hun gasten ook die der wetenschap en begaafdheid,
alle bedienden, jagers, boschwachters en jager- Dé prinses, die haar altijd met blinde liefde
meesters binnen de muren der slotkapel ver- beminde, gaf haar een prachtig vertrek, twee
tenigd. vrouwen en een knecht om haar te bedienen en
Na afloop der plechtigheid werden al de vestigde tevens een groote lijfrente voor haar.
jachthonden bijeengebracht en aanstonds daar
na toog men ter jacht naar het dichte woud
van Dieppe, een oud erfgoed van de graven van
Charolais.
Eerst laat in den avond weerklonk het tee-
ken, dat de jacht geëindigd was en het rijtuig,
waarin de prinses en twee andere dames had
den plaats genomen, hernam het eerste den
terugweg naar het kasteel.
Op het oogenblik, dat de lichte equipage
De vondelinge ontving deze weldaden met er
kentelijkheid, maar zonder verwondering,
want zij was onkundig van het geheim harer
geboorte en dacht, dat haar ouders reeds lang
gestorven, haar onder de bescherming hadden
gesteld dezer machtige vrouw. Ofschoon niets
haar hoogmoed in den weg lag, toch deed hare
toomlooze heerschzucht haar haten en wan
trouwen door de geheele omgeving. Op zekeren
dag was zij vertoornd tegen een dienstmaagd
;en kruisweg moest passeereu. bekend om een j der prinses en sloeg haar met een handschoen,,
oud steenen kruisbeeld, dat daar stond, riep i welke zij in hare hand hield, in het gelaat,
een der dames uit: I Deze vrouw wilde haar hierover terecht-
„Wat is toch dat witte pakje daaronder het j wijzen en zeide:
kruis?" j „Wie zijt gij toch, dat gij mp aldus belieg
„Zijt gij benieuwd het te weten?" vroeg dejdelt? Ik ben een eerlijk meisje, ik ken mijn
prinses. „Steven" voegde zij er bij, terwijl zy
zich in het rijtuig oprichtte en een lakei aan
sprak, die het te paard volgde, „Steven, neem
dat pakje daar en breng het naar het kasteel."
Een kwartier later waren allen in de feest
zaal vereenigd en hadden het druk over de
voorvallen van den dag toen een knecht bin
nentrad. die een omvangrijk pak overhandigde
met de boorschap: „Ziedaar, dit heeft Steven
meegebracht voor mevrouw de prinses." Alle
dames schaarden zich rond de tafel: men maak
te een voor een de spelden los, welke aan ver
schillende witte, grove linten waren vastge
maakt en eindelijk ontdekte men onder de ver
schillende omhulsels een aanminnig kind, nog
slechts eenige weken ond, dat gerust sliep
Toejuichingen begroetten deze verschijning en
do prinses riep bewogen uit, terwijl zij het
kind,, een meisje, in have armen nam:
„Daar ik haar op mijn weg heb gevonden,
blijft zij hi.j mij. Ik neem haar als kind aan!"
Do prinses zond iemand haastig naar 't dorp
om oen voedster te zoeken en den volgenden
'dac werd het kind plechtig gedoopt. Zij ont
ving van hare edele meter de namen van
Olympia Hubertina. Men voegde er dien van
Vier-IIoek aan toe, naar de plaats waar zij
gevonde was. Tevergeefs werden alle mogelijke
nazoekingen in den omtrek gedaan; de ge
boorte van Olympia bleeft bedekt met een
'gehcimzinnigen sluier. Om den hals der kleine
had men de helft eener medaille der Heilige
Maagd gevonden, dat was alles.
De beschermster van Olympia beminde j
haar met hartstocht en teederheid. Hoe ouder j
Olympia word. hoe meer het hooge kind, al
vermogend op het hart der meesteres van het
kasteel, gevreesd werd.
Toen Olympia den leeftijd van tien jaren
'bereikt had, plaatste de prinses haar in het
•klooster. Zij koos hiervoor de abdij van. Ber-
laymon, waar sedert verscheidene eeuwen,
door dc zusters van den H. Benedictus de doch
ters werd enopgevoed van den boogsten adel
der Nederlanden. Olympia's nieuwe gezellinnen
behandelden haar aanvankelijk met. minach
ting, informeerden nnnr de plaats, waar liet
leengoed Vier Hoek, welks naam zij droeg,
gelegen was en vroegen bnar nnnr hare voor
vaderen en haar blazoen.
ouders, maar gij,, gij zijt slechts een kind, ge
vonden in den Vier-Hoek en kunt noch uw
vader noch uw moeder noemen
Olympia beklaagde zich hierover. De prin
ses maakte haar voor de eerste maal met de
waarheid bekend en troostte de verontwaardig
de door hare liefkoozingen.
De tijd ging zoodoende voorbij cn men
schreef reeds 28 December. Ondanks de guur
heid van het seizoen bevonden zich de prins
en de prinses nog op Morbaix.
Een arme vrouw dwaalde sedert den morgen
lang de bevroren grachten en aanschouwde met
een beschroomd oog de vensters van het ka
steel.
Eensklaps neemt zij haar besluit en gaat met
onvasten tred het voorplein op.
De arme vrouw naderde den bediende en
zeide hem: „Ik wensckte de juffrouw te spre
ken."
De knecht keerde het hoofd oiri en gevoelde
zich eenigszins bewogen bij het gezicht van
dit arme schepsel. Een oude japon bedekte zon
der haar te verwarmen, haar uitgeteerd
lichaamhaar geel linnen muts omlijste een
gelaat, waarop alle lijden zijn stempel scheen
gedrukt te hebben on met haar bloote voeten
ging zij slechts met moeite over de sneeuw,
w; .irm<de grond bedekt was.
Wat wilt gij, goede vrouw?" zei de knecht.
..Ik wenschte de juffrouw tc spreken."
„Juffrouw Olympia! Goede vrouw., dat zal
moeilijk gaan."
„O, ik bid er u om!...."
„Welnu ik zal eens zien, maar niet aan mij
is de schuld wanneer zij niet goed gehumeurd
is!.... Kom."
Hij leidde haar door de vestibule; zij beste
gen oen trap, zorgvuldig belegd met tapijten.
Op den achtergrond zag men eon andere
deur bijna verborgen, door een rijk fluwcelen
gordijn. Hij klopte zacht en een heldere, maar
gebiedende stem zei: „Wie is daar?"
„Mejuffrouw, liet is een arme vrouw, die
zich in uwe goedheid verlangt aan te bevelen."
Te gelijker tijd ojnnde de knecht dc deur
en liet de arme vrouw in de kamer; daarna
viel het gordjjn en de knecht verdween.
Olympia was alleen en zat nabij het, venster
voor haar schildersezel Zij keerde zich halver-'
wege om en beschouwde met een minachtenden
blik de arme vrouw, die smeekend en be
schroomd nabij de deur bleef staan.
„Wat wilt ge?" vroeg zij eindelijk.
De vrouw antwoordde niets, maar haar ge
voelvolle blik was op Olympia gericht.
Wat wilt ge van mij? Antwoord toch!" her-
haarde het jonge meisje met ongeduld.
Hetzelfde stilzwijgen.
„Antwoord gij riep zij nit, zich oprichtende
eji stampte tegelijk met den voet op den grond.
De arme vrouw, door deze beweging van
ongeduld uit hare overpeinzing getrokken,
werd een oogenblik bevreesd en de handeD
vouwende, zeide zij met bevende stem en onder
broken door zuchten:
„O, mejuffrouw, vergeef mij! Ik ben geko
men, omdat.gij mij niet kent en evenwel
ik ben uwe moeder
„Gij! gijmijn moeder!" riep Olympia uit,
terwijl zij zich terugtrok met een doodelijke
bleekheid op de wangen.
„Ja, ik.... ik heet Nicola Bernard; mijn
man stierf reeds voor uwe geboorte en liet mij.
arme weduwe, achterzonder geld en zon
der brood.Toen gij het leven ontving, dacht
ik met huivering aan de ellende en vernede
ringen, welke u zouden treffen, en eenige
weken later, wetende dat de prinses in den
omtrek was, legde ik u langs den weg, waar
zij voorbij moest komen. Ik zag, dat men u
opnam en medevoerde.
„Een zucht van verlichting en een bede
van dank stegen hemelwaarts! Nu was al mijn
vrees voor u geweken. Immers ik wist, dat gi"
goed verzorgd zoudt worden en een passende
opvoeding zoudt ontvangen.
„Ik keerde terug naar Sailly, mijn dorp. Ik
heb u meer dan eens wedergezien, schoon en
groot, en zulks verheugde mij. Nooit zou ik
gezegd hebben, dat een arme vrouw als ik, uwe
moeder was, maar.... ik sterf van honger,
alles is zoo duur! Geef mij een kleine onder
steuning, en ik zal tevreden zijn I Gij ant
woordt mij niet? Mijn kind, ziehier de andere
helft der medaille, welke ik om uwen hals ge
hangen heb; de heilige Maagd heeft u be
schermd. O mijn kind, zeg mij een enkel
woord!" En deze laatste woorden herhalende,
trad de ongelukkige naar voren en wilde Olym
pia in haren armen nemen.
Maar 'deze hief het hoofd op, hare lippen
heefden en zij riep met vaste stem uit:
„Neen, dat is onwaarheid! Ik geloof je niet'
Een moeder kan haar kind niet Van zich stoo
ten. Beproef elders uw bedrog, ga!"
In der haast een lade openende, nam zi;
eenige zilverstukken en wierp ze naar de arme
vrouw, en tegelijk wees ze naar de deur.
Nicole scheen versteend. Zij week achteruit,
zonder iets te zeggen. Het deurgordijn viel.
De ongelukkige moeder ging den knecht; voor
bij, die in de voorzal was gebelven en liet met
den lach eener waanzinnige de ontvangen zil
verstukken voor zijn voeten vallen. Zij daalde
de trap af, ging over het voorplein, bereikte
het, land en verdween te midden der sneeuw
vlokken, die langzaam van den hemel vielen.
Toen men bij Olympia kwam, vond men
haar bezwijmd.
Gedurende veertien dagen bleef zij tusschen
leven en dood. Ilare onsamenhangende taal
verried de geweldige aandoening, welke zij ge
voeld had.
De prins werd onderricht door den knecht,
die Nicola had aangediend, over het, voorge
vallene, tusschen de oude vrouw en het jonge
meisje en hij beval inlichtingen in te winnen.
Nicole hod de waarheid gezegd. De bewo
ners van Sailly verklaarden, dat de weduw>
Bernard door den dood van haren man in droe
vige omstandigheden wcraakt was maar nie-