De blinde zoon. DE VEILIGHEIDSLAMP. op zekeren dag bij een woord vol zalving van den ouden priester, barstte het jonge meisje los in tranen. „O mpn moeder!.... mijn arme moeder!" zeide zij hevig snikkend. „Ik, jn ik heb u ge- Ik heb haar goed gekend; ik kende haar wel dood!. Ik! moedermoordenaresNeenluidenden naam ook haar man, die .professor i -erwas en vele ambten bekleedde, was mij bekend. *T Bten. °r|?1 .d j. „f,pltpi;ike Maar a"oos wanneer ik aan haar denk, en ook „Mpn dochter, antwoordde de geestelijke. r rege]s ovcr haar „de Verlosser is met gekomen voor de recht- sc^rijf) kefl ik haaf niet anders en zou jk geen vaardigen, maar voor de zondaars!" anderen naam en titels voor haar weten dan: Een uur daarna verliet de priester bleek, dc m0pder. met tranen in de oogen Olympia's kamer. Hij f Zij had in haar huwelijk lang moeten wachten ontmoette den prins en zijn handen nemende, 0p het geluk van moeaer te zijn. Maar toen hii: JUa is gered 1 Geloofd zij de Heer, ging haar vrouwelijk verlangen in vervulling. Zij kreeg een zoon, dien zij Joseph noemde. Eens was ik bij haar, toen zij gelijk zij zoo vaak deed zich boog over de wieg van den kleine en telkens dat ééne zocht: zijn blik, of juister gezegd, de ziel in zijn oogen. En juist toen ik bij haar was, jubelde zij en zeide: „Nu heeft hij mij erkend, nu heeft hij mij aangezien en mij toegelachen." O, hoe ingeluk- kig was toen de moeder! Ik kan er geen verklaring van geven, waarom het mij toen bang te moede werd. Misschien was het een voorgevoel van hetgeen ik een paar da gen later door onzen besten oogarts hoorde ver zekeren, dat de kleine Joseph aan beide oogen blind was. Hoe zij het in den beginne opnam, is me on bekend; dit alleen weet ik dat zij er niet ziek van werd, niet in tranen uitbarstte, niet klaagde of jammerde. Alleen zat zij dag en nacht aan de wieg van den kleinen Joseph te mijmeren en te peinzen. Na verloop van een paar weken zag ik haar eiken dag mijn huis voorbijgaan. Zij nam les bij een directeur van het blindengesticht. Ook schafte zij zich een heele bibliotheek aan van werken betreffende het behandelen en opvoeden van blinden, en zat uren en uren aan het bedje van Joseph re studeeren. Zij zal wel veel uit die boeken geleerd heb ben, maar het meeste had zij ongetwijfeld uit zich zelve opgediept. Zijn ziel zou licht ontvangen, zóóveel licht, als godsdienst, wetenschap en kunst kunnen ver schaffen. Van den beginne was al haar streven er op gericht, om dit licht in hem te ontsteken. Zij bemoeide zich uitsluitend met den knaap. Ik herinner mij niet, haar ooit in het huishou den iets te hebben zien verrichten, wat niet rechtstreeks betrekking had op het jongske: maar ik heb haar ook nooit buitenshuis gezien, zonder den kleine. „Wij hebben met ons beiden slechts twee oogen," zeide zij, „en ik kan ze niet van hem wegnemen." blinde Joseph had reeds leeren spreken, toen hij een jaar oud was; zij beijverde zich echter volstrekt niet, hem te ieeren Ioopen. „Dan wil hij weg," was zij van meening, „dan ontwaakt in hem het verlangen en de begeerte. Wie ook maar één begeerte heeft, kan reeds ongelukkig zijn. Ik zal hem zóó lang dragen, tot hij van zelf loopt." Zij bezaten een prachtigen tuin. Op een heer lijken voorjaarsdag trad ik dien binnen. Rond om was alles pracht, glans en liefelijkheid. Zij zat, met het thans vijfjarige jongetje op een tuinbank en vertelde hem sprookjes. Daarbij zat zij met haar oogen dicht. Toen ik haar naderde, verschrikte zij en keek mij aan. Zij was genoodzaakt voor het felle licht te knipoogen. Ik wist dat zij lang, misschier uren in de ontluikende voorjaarspracht met ge sloten oogen had gezeten. De moeder wilde d< duizenden wonderen niet zien, waarvan het oog des kinds niet in staat was ook maar een zweem op te vangen. Om dezelfde reden wilde zij nooit op reis gaan. „Voor ons tweeën is het onverschillig, waar wij zijn," zeide zij, „maar als hij grooter is, zullen wij gaan naar de zee. opdat hjj de bran ding kan hooren." Eiken zomer bracht zij met den knaap buiten door. Zij liet hem makke paarden betasten, om hun vorm te leeren kennen, bracht hem bij koeien en schapen, liet voorzichtig zijn hand glijder over ploeg en eg, en zat met hem aan den dorps vijver, waar zij hem elke beweging beschreef, die de schaar ganzen en eenden maakte, het rappe zwaluwtje schilderde en hem een klein eindje in 't water deed piasseen. Zij had musschen, visschen. regenwormen, ja zelfs hagedissen gevangen, alleen om hein die diertjes eenige oogenblikken te laten betasten en ze dan weer de vrijheid te hergeven. Zij liet hem vruchten plukken van lage takken, aardappelen rooien uit de voren; zij ging met hem naar den hooizolder en in den kelder, zij was met hem geweest op den dorpstoren bij de klokken. Zij wilde hem voorstellingen van de dinger, bijbrengen, duidelijke beelden in zijn gemoed prenten. Zij oefende ook zijn verbeelding. Ik heb dat knaapje schetsen hooren ontwerpen, zooals ik die bij een kind dat zien kon, nooit waarnam Dan was de moeder gelukkig. Zij wist, dat de verbeelding het oog onzer ziel is, waarvoor geen nevelen en geen nacht bestaan en welker blik door geen horizont begrensd is. I Op zekeren keer vroeg hij haar, hoe het toch wel in den hemel zou zijn. Toen had zij, met al den hartegloed, waartoe een brave moeder in staat is, maar tevens ook met een verbeeldings kracht, welke een Oostersche dichter bezit, hem daarvan een schildering gegeven. Terwijl zij zoo, altijd met de oogen dicht, en hare zachte hand op zijn schouder, sprak. kaalde de knaap diep ademzijn gezicht ver- j van, toen hij' elndelïpc waagde Zijn Kaarde |rok krampachtigen uit zijn doode oogen wel- i bij de oude dame af te geven. Sen tranen, terwijl hij bij het einde der schil-j „Zijt gij reeds bij Eicke geweest: juf frouw?" vroeg hij, nadat hij een oogenblik !en tranen, terwijl hij bij het einde der schil dering smartelijk uitriep „En ik, moeder, ik kan dat alles niet zienj had nagedacht. „Dat kunt gij zien, lievelineg, dat alles kunt j „Bij Ëicke Neen, ik zal 't zoeken maar {ij eenmaal duidelijk zien; in den hemel zullen i opgeven." «we oogen grooter, schooner en helderder zijn Jan de mijne." „Is dat Vaar, moeder, is dat echt waar? ZalEicke. Dat nooit! De wensch eener grootmoe der is heilig! Kom ik ga met u meo naar k dan kunnen zien Echt zien „Hebt gij een lamp met een veiligheids- aes wwrpas raeo© <eüi eeai gsm wijw wjX& nen drinken. Ten einde zich te verstrooien dafcht hjjVaCn Anna; daarna dwaalden zijne gedachten ver der naar hunne ontmoeting en hun bezoek bij Eicke en de lamp. Hij schrikt», want in zijn verstrooidheid had hij zijne hand feeds naar het verleidelijk© kogeltje uitgestrekt. Haastig trok hij haar terug. Maar voor hij het wist dwaalden zijn gedachten weer af, en was zijne hand weder dicht bij den vei- „Oij zult zien, en God zal u alles toon en, wat j brander?" vroeg Anna toen zij den winkel ligheidsbrander. Het kogeltje bewoog zich,, fe nu niet kunt zien." „Ook de rozen en de vogelen?" „Ook die! Alles, alles zult gij zien!" binnen waren getreden. I „Eene lamp met een veiligheidsbrander i laat eens zien ik heb er nog juist één O moeder! O, wanneer zal ik de rozen en delöVer. De veiligheidsbrander bestaat uit een tegel en kunnen zien!" Zij had hem nooit gezegd, dat hij ongelukkig tvaszorgvuldig had zij elke betuiging van me delijden van hem verwijderd gehouden, die den zijn wijsvinger lag op het kettinkje, eens al- gemeene kreet van schrik, en grootmama, theetafel, gasten, alles was in een Egypti sche duisternis gehuld. Een pijnlijke stilte volgde, terwijl 'Anna met een „dacht ik het niet," lachend een an dere lamp ging halen. Het gebeurt, dikwijls dat misdadigers door het bewustzijn hunner zware schuld in hun- kettinkje met een kogeltje er aan, dat op een rond plaatje ligt. Valt het kogeltje naar beneden, wat bij het omgooien der lamp be- paald gebeurt, dan trekt het aan 't kettinkje, (Minde maar kwelling veroorzaakt; zij had hem dat daardoor den brander in de hoogte heft. ook nooit het geluk geschilderd van gezonde Be vlam krijgt dan geen voedsel meer en ne vertwijfeling een moed bezitten die hun togen te bezitten en toch leefde in deze knaap natuurlijk uit. Dit doet echter elke alles doet wagen. Zoo dacht ook hier de ten bestendig verlangen naar licht. j als bij valt. U moet er echter voor- j boosdoener niet aan berouw, maar voorname- Zij trachtte hem afleiding te bezorgen door ziohtig mee zijn; als men door onachtzaam- jjjjf aall z-jjn dorst. Een vermetele gedachte ♦nuziek. Zij bezat een fraaie stem en speelde aeid bet kogeltje stoot, zit men onver- bwam ;n hem op. Hij wist met juistheid de meesterlijk piano. Zij liet reeds vroegtijdig haar wachts in het donker. - Anna aarzelde. „Neem ze, juffrouw Anna," zeide Burg»; „gij weet toch, hoe oude dames zijn, en zoon les geven op de viool. Vaak musiceerden zij samen, het liefst in het Schemerdonker, in 'n vertrek zonder licht. Dan zwelgden zij in het rijk der schoonheid, 'en de (laarhoven kan ik slecht® herhalende wensch ♦noeder was even rijk als de zoon. 1 „Dat zijn mijn aangenaamste uren, want dan heb ik niets op hem voor," zei de moeder. eener grootmoeder is heilig." „Ik neem de lamp op uwe verantwoor ding, mijnheer Burg", zeide Anna lachend, Menigmaal dacht zij aan den dood dacht er en beiden stapten met hun buit door de - - sneeuw. De lamp brandde uitstekend en mevrouw, Werner was zeer in haar schik. Juist zoo een heb ik mij gewenscht, fan, hoe eenzaam het voor hem zou wezen, als rij er niet meer zou zijn. En dan sidderde zij. „Ja, als ik hem mijn oogen kon nalaten, dan zou ik willen sterven. Maar nu moet ik leven, moet ik ook voor hem zien." Inmiddels was de knaap twaalf jaar gewor den. Zijn vader onderwees hem persoonlijk en rijn moeder was bij alle lessen tegenwoordig. Ik onderhield mij menigmaal met den schran- deren knaap. Hij was niet zooals andere jon- fgens, veel weekhartiger, veel gevoeliger. Dat toevallig m den winkel was, beweerde, plaats, waar de flesch stond; door het zachte pluche bon hij ;haar onhoorbaar opnemen en weer neer zetten. „Zoo, dat smaakt; hij had de flesch gegrepen, en zich door een flinken teug verkwikt waarna hij de flesch weer voorzichtig op het zachte flesschenbakje plaatste. Toen A n na met eert andere lamp zon der veiligheidsbrander, zooals zij geruststel lend verklaarde weer binnentrad, wilde hij I zich geheel onbevangen verontschuldigen. -I». M «W ee„ tarnt kibd. dat fÜSt S? over den inval van een oude vrouw niet de, schouders hebt opgehaald." vrouw des huizes za-g hem streng en bestraf- - -fend aan. Aller oosren waren op één punt „Eigenlijk komt mij uw lof met toe, ant-1 Hii - --- F... F— in dezelfde richting. He- K? Ui - daar stond de M Mt b* Hó. t,„valt,O in Hon 'wintel «i mi<idOT in de appeltaart! kwam door den voortdurenden omgang met zijne moeder. Hij hield zielsveel van haar en zei eens tegen mij„Wanneer ik één enkele seconde kon zien, dan zou ik mijne moeder willen zien!" en Jloor eens" j i - I ii 11urn t '.-io zeide mevrouw Werner den dat het juist dezelfde moest wezen als gij V verta,nwtefvolgenden dag tot Anna, „je vriend heeft verlangdet. „In dit opzicht had hij gelijk. Het ei moet niet wijzer willen zijn dan de hen," zeide zij eenigszins bits. zich zonderling gedragen.' Daartegen viel niets in te brengen, en het jonge meisje waagde het ook niet, Burg te Anna zag haar schalks aan. „Mijnheer Burg verontschuldigen. Dit was het verstandigste T- rM i wat Z11 doen kon, want de oude dame had Eens was ïk veertien dagen op reis geweest. 13 zeer d-e^lijk mensch verwacht dat zij voor hem in de bres zou Toen ik thuiskwam, vond ik een rouwbrief op. zn was benieuwd naar het antwoord dei" L -■ men tegenwoor- mijn tafel liggen. iMh tone. Dit viel echter niet poo uit, ale te beften Na een kortstondige, doch hevige ziekte was gedacht had want haar grootmama zeide zijn onrecht berouw beviel mü echter" de blinde Joseph overleden. Hij was nog niet hf< S'J mi]n "T ,Zal,g?r moe" gin'? zb v«rt en dat vindt oegraven; ik kon het lijk nog zien. Ik moet kei\nen' dat ^as een Schoei ander man f bh'de ongelui bekennen, dat ik er tegen opzag, daar aan huis dan de tegenwoordige jongelui. Zij zeide al- a]" l l n D1J ae ct komen. Ik vreesde, naast het doode kind een i l0en' da^ te weinig van Burg wist om over hem te kunnen oordeèlen. Ik herinner mij echter, dat hij mij' een krankzinnige moeder te zullen vinden. Dat was echter niet het geval, integendeel. Anna zweeg. „Het schijnt ook een degelijk jongmensch te zijn." Anna zweeg weder." „Hij bloosde hevig. Dit doen de tegenwoor- ..Geef mij de tairtjSTeen, dUte JJui gemakte^ maer.-' had een kruisje in zijn handen, aan het hoofd- aan- „Als 't n belieft grootmama, kaartje Van mijnheer Burg. Zij zat naast hem, doodbedaard,' zonder ietshe®f* lZORd®r ik hcm te zeggen, zonder te kunnen schreien. Het fraaie - VOOT beleefdheid heb bedankt, ging de einde brandde één enkele kaars. De oogen van het lijkje stonden wijd open. Getroffen bleef ik staan, niet in staat mij te bewegen. „Ik heb er niets van bemerkt; hij maakte hier is hetzi°h snel uit de voeten," zeide Anna* j Haar grootmama lachte. „Zijn vlucht was Mevrouw Werner zag Anna onderzoekendgrappig.-Eigenlijk heb ik toch me- aan. „Ik zou hem wel eens op de thee kun- Nu keerde zij zich om. Haar gelaat was nen vragen. Wat denkt gij, zou hij het kwu- sneeuwwit, maar er lag vrede op, ja. het scheen lijk nemen?" alsof zij glimlachte. Langzaam kwam zij naar mij toe en vatte mijne hand. Zen wees naar het glimlachende, schoone kindergelaat en naar zijn geopende oogen, welke in dén dood een eigenaardige glans bezaten, en zeide gelaten en gelukkig: „Nu ziet hij!" Hgzn. Het was reeds duister, toen te Berlijn op den hoek der Friedrichs- en Jageretrasse een jonge man en een jong nteisjje plotseling te gen elkander liepen. Goeden avond, juffrouw Werner, waar gaat ge zco haastig heen?" Kwalijk nemen, grootmama? Daarvoor heeft hij voor oude dames te veel eerbied." Op den avond der theevisite kwamen een oude dame en heenen met plechtige gezich- delijden met hem." „Nu, als hij moed bezit, Komt hij zich vandaag nog verontschuldigen. Gisteren heeft hij dat door zijn haastige vlucht vergeten." Er werd gescheld. De huisknecht diende mijnheer Burg aan, en de schuldige trad bin- ouiut? uiaime eii ïitruntm iixtju tnt:L*u waits trezauu- w ~,TT ten, stijve dassen en de noodig deftigheid fen- .Mevrouw Werner zag hem strong an, terwijl Anna moeite had om ernstig te blij ven. bij mevrouw Werner. Het gezelschap was klein, maar erg deftig, en er werd in het salon thee gedronken. Er brandde slechts één lamp Op de ronde Mevrouw ik kom u mijne verontschuldi ging aanbieden voor mijne onvergeeflijke! ver tafel welk een eer vooir Anna of eigenlijk strooidheid van gisterenavond." vooc -frtirghet was de lamp met den Mevrouw Werner nam dezen stap zeer goer? veiligheidsbnander, waarvoor Burg juist kwam j op en nam zelfs dankbaar Burg's aanbod aan, te zitten. Het verleidelijke kogeltje dat los om mevrouw nu en dan eens iets te kojraen op het kleine plaatje lag wias dicht bij! hem, voorlezen. Hij voelde zijn vingers jeuken en moest al zijn wilskracht inspannen, om zich dien avond niet onmogelijk te maken. Het gesprek was niet zeer boeiend. De woorden en de breinaalden klapperden gelijkmatig door elkander. Er werd slechts Zij zag er verdrietig uit. „Ach ik ben reeds over den goeden ouden tijd gesproken, waag den geheelen dag op de been, daar ik gaarne over Burg zeer verwarde denkbeelden had. Wat is de langste roman?" vroeg hij. „Laat eens zien. „Het groene vuurscherm van A. Walteer von Katau", er zijn negen tien deelen van." „Wordt dit boek veel gelezen?" „Er zijn menschen genoeg, die nieuwsgie rig zijn wat men in negentien dooien over een groen vuurscherm kan lezen. „Geef mij het boek terstond." Een roman in negentien deelen is, goeé voorgelezen, wel geschikt om het hart van een lamp met een veiligheidsbrander voor Ann« schonk thee, en hoewel hij haar ter grootmama's verjaardag zou willen koopen, sluiks aanzag, moest hij daarbij toch voor- en ik kam die nergens krijgen. Het moet een ziehtig zijn. daar grootmama hem scherp ga- bijzonder soort van lamp zijn. Zie maar eens!" desloeg. Daarbij had hij een verschrikkclijken de strengste grootmama te verteederen. Toer Zij ontvouwde een papier met een afbeel- dorst, en met thee h-ad hij nooit gedweept. Burg het woordje slot uitsprak, wist hij ook ding, waaronder met groot© letters stondWel stond er een flesch rijnwijn voor hem zelf heel juist tot welk besluit hij was geko- ,Deze lamp dooft, wanneer zij omgeworpen maar de knecht had hem slechts eens zijn af- j men. wordt, zonder gevaar uit." schuwelijk klein glas volgeschonken en daar- j „Kindlier*, zeide den volgenden dag me De heer Burg had Anna op de wandeling na de flesch weder op het sierlijke bakje vrouw Werner tot Anna, „het is jammer dal leeren kennen en trachtte dit nu ook in met zilveren rand neergezet. Natuurlijk waag- onze feestavonden zijn geëindigd, en dat mijn haar eigen huis te doen, maar haar groot- de hij het niet, zich zelf nog eens in te heer Burg niet meer bij ons zal komen." mama moedigde zijne pogingen tot een na- schenken, en Anna's grootmama had geen „Beviel hij u, grootmama?" der verkeer niet aan en nam er geen notit-io denkbeeld, dat een welopgevoed jongmensch l „Nu, hij is juist zoo n maa, als mijn man mand kon Bevestigen, dat het kind zijn vader<Ee een vermorzeld en berouwvol hart niet overleefd had. De register van den burgerlijken verstoot stand waren geheel in wanorde en de pastoor; Hij kwam de volgende dagen terug; en ha en de ouden van dagen waren gestorven. Ein- do H. Sacramenten ontvangen te hebben, kreeg del ijk verklaarde een nicht van Nicole dat het Olympia haar krachten weder en keerde tot kind, hetwelk men indertijd nabij het kruis het leven terug. van den Vier-hoek gevonden had, de dochter Nederig, berouwvol en godsdienstig scheen van Nicole was en dat zij het er had neerge- zij een nieuw leven te zijn begonnen, legd om het zoodoende door de prinses van M,Toen zij zich genoegzaam hersteld waande, te laten vinden. De datums en omstandigheden vroeg het jongs meisje een onderhoud met de waren volkomen juist. prinses, die vroolijk en voldaan hare orders In de hnt, welke Nicole bewoond had. ont- gaf voor den terugkeer naar Frankrijk. Toen dekte men, zorgvuldig verborgen, een kleinen de prinses Olympia zag, wier oogen en houding zijden zakdoek, welke Olympia, nog kind zijnde, op dit oogenblik getuigden van diepe ontroe- in den tuin verloren had en die de arme moe- j ring, glimlachte zij, omarmde haar en zeide der zonder twijfel gevonden en als een kostba-j „Mijn dierbaar kind, gij zijt waarlijk uit ren schat bewaard had. Alles vereenigde zich den dood opgstaanwelke vreugde voor mij om de geloofwaardigheid dezer arme vrouw te „Ach, mevrouw, ik gevoel welke genade God bevestigen; hare eigen getuigenis ontbrak nog j mij heeft geschonken en ik zal er Hem niet ge- aan dezen stapel bewijzen. j noeg dankbaar voor zijn! j Sedert den dag na Kerstmis was Nicole ver- „En nuj, mevrouw, gelief mij te aanhooren. dwenen. De prins liet naar alle richtingen Ik moet een ander leven beginnen: God heeft schrijven en weldra wist men, dat Nicole Ber- j het offer mijns levens niet aangenomen, het- nard verscheidene dorpen doorkruist had zon- j welk ik hem aanbood. Hij wil dat ik lijde, dat der zich ergens op te houden, tot zij eindelijk, i ik boete, dat ik zoodoende verdiene voor den uitgeput van honger, koude en vermoeidheid hemel, waar Hij mij mijn moeder zal weder-1 was aangekomen op de grens van Artois, waar geven rij de gastvrijheid van een armen daglooner Zij bedekte het aangezicht met hare handen,1 had aangenomen. i terwijl zij er bijvoegde: j Z5 had zich daar te bed begeven om met! wenschte de gaven te gebruiken, welke meer op te staan. Toen rij den dood voelde na-lk.va; We S°edb®ld ontving, om de rest van deren, had zij aan den pastoor en in bijzijn van leveQ te w«den aan de verzorging van twee personen opnieuw de verklaring afge-1 arme vrouwen. Ik zal haar dochter legd, welke zij aan Olympia gedaan had en zij zijn of liever haar dienstmaagd! O zeg mij, had 'hen de tweede helft der medaille ter hand mevrouw, zeg mij dat gij toestemt." gesteld, welks eene helft men om den hals harer dochter gevonden had. Weinige oogen- blikken later was zij dood. De overlijdensakte der arme weduwe een De prinses barstte in tranen los. „Olympia...." zeide zij eindelijk, „gehoor zaam aan God, Die u geleidt!" Van'toen af verzaakte Olympia aan de we- eopie der verklaring, door haar afgelegd «m^eld; van dien dag al hernam zij de k eederen door haar lang bewaarde medaille, werden aan j Tan stand. Zp volgde bare weldoeners) den prins gezonden. Deze voegde de helft der Frankrijk en deze begeleidden haar naar j medaille aan die. welke in Olympia's bezit was j ®aR ere®- en de twee stukken pasten volmaakt. Daar ^honken zp haar een oud jachthuis en I Olympia herstelde langzaam: maar bleef -em,ge weken daarna was dit veranderd tot eon- inrichting, waarvan Olympia net hoofd Overgeleverd aan de somberste droefgeestig-j u was. Zes arme wednwe zonder kinderen wer- beid. i ti er in opgenomen. Gedurende de lange dagen en slapeloozezjj de dimstaumgd der arn)e vroxl nachten, die zjj mpmerend door rac J8**11*" i well; wier grove manieren haar eertijds zoo nerde zij zich dikwijls de vrouw, we e zp a j gebjnderd hadden, 's Morgens ging zij van de weggejaagd. Zij hoorde de stem, zag ien een(J kamer naar de andere en hielp haar klee- blik, waarin zich smart en liefde tegelijk den.; aan den maaitijd bediende zij haar het spiegelden, en die haar bijna had overwonnen. eer8^ g.af haar het beste voedsel en vergenoeg- Maar de nederige erkentenis van berouw en datgene wat overbleef. Zy zoebt het zoete vertrouwen der vriendschap bleven haar beiden vreemd. Toen de prins haar bijna geheel hersteld zag, gaf hij haar de helft der medaille en zeide .Hetgeen Nicole Bernard u gezegd heeft. haar door honderden middelen het leven te veraangenamen. Olympia kende nu Set Ipden. zij begreep het nu, zp besefte meer en meer aan welke buiten sporige armoede de vrouw was overgeleverd gewest, die om haar eenig kind te behoeden Olympia, is waarheid. Ween nu. want- zp heeft f bonger en bondC; bet bad toevertrouwd reeds opgehouden te leven. aan een voorbij gangster, welke zij wist, dat het Olympia boog het hoofd en zeide mets meer.?oed op mn voeden. begreep ook, dat deze Weldra verklaarden de geneesheer en, at zy 0p^fferende daad duizendmaal vreeselijker was voor hare gezondheid moest gaan reizen en dfm het verlie8 van baar eigen leven! En hoe schreven haar voor den winter door te brengen ha(J d;t offef beloonl? Neen, nooit zou zij in een zachter klimaat. j genoeg Ijjden. nooit zouden de zwaarste op- De prinses bezocht met haar alle beroemde offeringen te groot zpn voor de dochter, welke badplaatsen, alle bekende bronnen, alle van den }lare moedor had verjaagd, hemel bevoorrechte plaatsen, maar het was j Twoe jaren waren aldus voorbijgegaan. De vergeefsch, bij het begin van den herfst, gelei - krachten van de vondelinge verzwakten; op de de prinses van M. hare pleegdochter naar z;ekeren dag bg bet begin va„ December moest Nizza, doch zij was kwijnender en zieker dan bed houden. ooit. f)p Kerstdag bracht de herder dor parochie De prins, getroffen door haar verval, meende baaj. 'de laatste H. Teerspijze. Olympia. ont- een priester te moeten ontbieden. Hij koos y;ng met een onuitsprekelijke troost Hem. dien hiervoor een Franciscaner minderbroeder, en 71-j Weldra hoopte te zien in den hemel. Zp had voor hp hem bp baar bracht verhaalde de prins lBjigCTj tijd voor hare „moeders." voor hare hem haar geschiedenis. weldoeners, verzocht allen nederig vergiffenis Het eerste bezoek van den geestelijke werd Pn eindelijk, tegen den middag, gaf zij tevre- met koude beleefdheid ontvangen; een tv/eede den baar zJel aan God. Hgzn. en derde hadden geen gunstiger gevolg. Maar i i nnr nor. mier Wo7.c»i frïo m-rvrwer ttrwr-on ole mi «VAK Aori 5n«d va.ri «en vwwiw niet- tin,onvemoien verontwaardiging ie ïezen. jje ■wtvï/Ia Anna. Kar/aViaja.md ilr wiIcïa. rAATÏR geveSTlgu.. xl J „Werkelijk?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 8