I R
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Sociale Berichten.
DE ONLUSTEN IN MEXICO.
De volgelingen van Zapata, een der opstan
delingenleiders, zijn, al eins verneemt de N. R.
Ct. nit Mexico, voor de hoofdstad en hebben
reeds enkele buitenwijken bezet.
De regcering dér Ver. Staten beeft in ver
band daarmede besloten nog drie oorlogssche
pen naar Vera Cruz te zenden. Door de wei
gering om Hiierta te erkennen, is de regeo-
ring te Washington voor de bescherming yau
onderdanen in Mexico in minder gunstige
omstandigheden dan de Europeescbe staten.
FTuerta heeft zonder aarzelen aan Engeland
en Japan vergunning gegeven te Vera Cruz
gewapende afdeelingon aan land te zetten
on die naar de hoofdstad te vervoeren om er
de legaties te beschermen. Duitschland zal
dezer dagen da.t voorbeeld volgen. Doch de
Ver. Staten, die Huerta niet erkennen, kun
nen hem ook moeilijk om een gunst vragen
en 't zonder zijn toestemming te doen zon ge
lijk staan met een oorlogsverklaring.
VERKIEZINGEN IN SPANJE.
Op 5 Maart zullen in Spanje de verkie
zingen voor de Kamer worden gehouden, op
22 Maart die voor den Senaat,.
Dat de regeering een vrij groote meerder
heid zal krijgen staat vast, daar echter on-
eenigheid heerseht in den boezem der ver
schillende partijen, zullen zich vermoedelijk
wel eenige verrassingen voordoen. Sedert
Dato het bewind heeft aanvaard, liggen n.l.
zijn vrienden overhoop met die van Maura
on het gevolg zal wel zijn, dat in verschil,en-
de districten twee conservatieve eandidaten
zullen worden gesteld.
De liberale partij is verdeeld in aanhan
gers van Garcia Prieto en van Romanones
en ook deze zullen elkander vermoedelijk tn
de wielen rijden.
De republikeinen gaan eveneens verschil
lende kanten nit, nu een fractie onder leiding
van Melquiades Alvarez zien verzoend heeft
met-de monarchie.
Toch kan de regeering, volgens den corres
pondent van den Matin" te Madrid, vrij stel
lig rekenen op een meerderheid van 240 ze
tels.
Het palels van den Prins von Wied te
Durazzo.
Met behulp van bijna 300 werklieden is bet
gelukt het toekomstig verblijf van den Prins
von Wied eenigszins op een paleis te doen
gelijken. Tot nog toe werd liet gedeeltelijk als
kazerne, gedeeltelijk als gerechtshof gebruikt.
Een volkomen geruïneerd dak zonder een
spoor van schoorsteen en bekroonde het pa
leis; van binnen was alles vervallen en ver
waarloosd. Door de vloer van de bovenste
verdiepingen kon men naar beneden kijken,
de trap was heelemaal in elkaar gezakt. Van
alle gemakken, die men bij ons in de goed
koopste huurkazernes vindt, geen spoor. De
onderste verdieping bad niet eens ramen.
Thans ziet het gebouw er vrij wat heter uit.
De outvangsalons liggen gelijkvloers, de
woonkamers op de hoogere verdiepingen. On
der het dak is een schildersatelier voor de
vorstin gemaakt. Reeds is hot meubilair van
den Prins te Durazzo aangekomen. Van de
haven levert het herbouwde paleis een mooi
gezicht op.
Geheel in tegenstelling hiermede is het vol
gende bericht:
Als men den correspondent van de „Tiibu-
na" te Durazzo mag gelooven, dan zal de
prins von Wied in den eersten tijd van zijn
verblijf in zijn Albaneesche hoofdstad en
vermoedelijk ook later nog dikwijls met wee
moed terugdenken aan het comfort, dat zijn
Duitsclie paleizen boden.
Hij zal n.l., zoo zegt deze correspondent, in
?en tent moeten verblijven of barakken moe
ten laten opslaan, tenzij hij er de voorkeur
aan geeft onder den schoonen Albaneeschen
hemel te slapen.
De Internationale Commissie van Toezicht
heeft, zooals men weet, haren intrek moeten
.lemen op een oorlogsschip bij gebrek aan
een geschikt verblijf en naar het schijnt, zal
do prins zich ook op een dergelijke wijze moe
ten bphelpen.
„Ik heb," zoo vervolgt de correspondent,
„het huis bezocht, dat voor hem in gereed
heid wordt gebracht. Iets treurigere kan men
zich niet voorstellen. Het is niet beter dan
een hooischuur met zijn lage vensters, en zijn
verroest ijzerwerk, waar de eenvoudigste ko
lonist niet zou willen wonen.
Op de phofographieën is het krot buitenge
woon geflatteerd. Het is niet alleen een vorst
onwaardig, het zon zelfs niet goed genoeg
zijn voor een postkantoor."
DE KATHOLIEKE PARTIJ.
Enkele jaren geleden is in krantenartike
len en zelfs in vlugschriften hartstochtelijk
getwist over de vraag, of de katholieke staats
partij in Nederland een zuiver politieke of
een confessioneele is.
Aldus de „Tijd" in een zeer lezenswaardig
artikel, waarin het blad een schets geeft van
de Katholieke partij in Nederland. De vraag
is opnieuw actueel, nn het centraal bestuur
der pas voltooide Duitsche Centrums
partij in een plechtig document de verzeke
ring heeft gegeven: „Het Centrum is een
fundamenteel politieke, niet confessioneele
partij."
Deze verklaring sluit een episode van chro
nische verschillen onder onze naburige ge-
loofsgenooten af, maar zij kan niet gerekend
worden tot de voor alle landen voorbeeldige,
welke aan het katholieke Germanië den titel
hebben bezorgd van het doceerende. Reeds in
verleden polemieken hebbe'n wij tegen dege
nen, die zij het dan academisch het ka
rakter der katholieke staatsparty in Neder
land wilden ontwrichten, telkens het ken
schetsend onderscheid verdedigd tusschen de
politieke organisatie der onzen en die der
Duitscliers.
Dit onderscheid bestaat juist hierin, dat zij
een politieke, wij in den gestrengen en eigen
lijken zin geen politieke saamhoorigheid vor
men. Of om de verhouding met een vreerad
woord te teekenen, dat zich in de karakterl-
seering van het geval burgerrecht verwierf;
zij vormen een interconfessioneele, wij een
confessioneele partij.
In tegenstelling met het Duitsche Centrum
heeft onze Roomsch-Katholieke Kamerclub
in haar program van beginselen zeer stellig
den „Syllabus" de encyclieken „Quanta Cu-
ra", Immortale Dei" en „Rerum Novai'um",
benevens de voorschriften van het Neder-
landseh Episcopaat aanvaard. Ook laat zij
geen hospitanten toe en kunnen slechts ka
tholieken leden van de partij zijn.
Niemand kan dus redelijk betwijfelen dat
de Nederlandsche Staatspartij der katholieken
zich beweegt op een zuiver Roomsehen
geenszins op eeff gemengd christelijkon of
onzijdigen grondslag al is haar actie een
politieke. En ook volgens den eisch der om
standigheden mag men omnium consensu ge
tuigen, dat in Nederland de confessioneel-
politieke organisatie de verkieselijkste is,
theoretisch de eenig denkbare.
Dat de Nederlandsche katholieken een per
soonlijkheid vormen, die vrijheid vordert, is
door Broere tot een formule gemaakt, welke
de kern is van onze verschijning in de staats
orde. Als een scherp geteekende persoonlijk
heid, gelijke rechten en vrijheden als andere
burgers vorderend van de wet, trad ouze par
tij immer op; de strijd voor de godsdienstige
school dreef ons bijeen en bracht ons den
vuurdoop, de godsdienstige belangen hielden
ons samen, de roep om vrijheid voor de Kerk,
geestelijkheid en geweten was onze eenheids-
leuze. Maar zoodra het de profane wetgeving
betrof, verdoolden de individueele meeningen
te vaak in alle richtingen, om haar als de
uiting van een prompt aaneengesloten poli
tieke partij te beschouwen.
Zelfs kan men onze katholieke taatspartij
als zoodanig eerst noemen, sedert zij ging
ageeren in het raam van een party-program.
Voor dien tijd ontbraken de katholieke staats
lieden wel niet, maar wel een Roomsch-Ka
tholieke organisatie., Men leefde naar de po
litiek van de vrije hand en bevocht de Eoom-
sche zaak op eigen gelegenheid, zelfs door de
verwikkeling met andere partijen in soms on
beraden avontuur. Maar in het licht der pau
selijke encyclieken over de staatsinstellingen
en van het, bisschoppelijk mandement over
het onderwijs vonden de katholieken elkan
der. Lang voor de Grondwetsherziening van
1887 in zicht kwam, begonnen onze leden der
volksvertegenwoordiging de behoefte te ge
voelen aan een zelfstandig collectief inzicht
ten aanzien der richting, waarin het staats
bestuur behoorde geleid te worden.
Men tastte naar een uitdrukking van dit
collectief inzicht, en in 1880 verscheen Dr.
Schaepman's Programproeve Qp den duur
kon de recruteering niet uitblijven van onze
katholieke staatsparty op dezen grondslag,
die in het program der Katholieke Staats-
partijd van 1896 bevestigd werd.
Wie aldus de wording en het karakter van
beide Programma's raadpleegt, zal de eigen
heid onzer party dadelijk erkennen aan de
zelfstandige plaats, die de katholieken in het
Nederlandsche volk innemen. Een enghartige
kerkelijke partij louter ter bescherming van
kerkgenootschappeliike rechten bezitten wij
niet, maar wel, volgens de omschriivïng van
Dr. Schaapman, „een vrije vereenieéng van
katholieke Nederlanders, die uitdrukking
geeft aan hun politieke persoonlijkheid", op
„een program van leidende beginselen."
Gelijk de katholieke staatkunde de prakti
sche toepassing der katholieke beginselen is
op staatszaken, zoo is onze partij de instel
ling, die deze practische toepassing voltrekt.
De materie, welke zij behandelt, is er eene
van staatkundige orde, de verhoudingen, wel
ke zij te regelen heeft, zijn er van wetgeven-
den en staatsrechterljjken aard en zoo wordt
haar_ geheele actie een politieke. Maar deze
politiek is door het katholicisme bezield, zij
vormt er een zekere eenheid mee, gelijk een
katholiek geheel en onverdeeld katholiek is
en uit het geloof leeft zoowel als echtgenoot
en vader, als man van een bepaald beroep
in het openbare leven.
NEDERLANDSCHE OFFICIEREN IN
ALBANIë.
Uit de beste bron deelt men aan de N. R.
Ut. mede, dat de beschouwingen van den
Konstantinopolitaanschen correspondent van
dat blad en die door ons ook werden mede
gedeeld, betreffende de regeling van de fi
naneieele positie der Nederlandsche officie
ren in Albanië in vele opzichten onjuist zijn.
„Het Albaneesche reglement aldus meldt
men stelt de tractementen als volgt vast:
„Nederlandsche hoofdofficier, ongeacht den
rang, 30.000 frs.; kapitein 16,000 frs.; luitenant
10,000 frs. Deze tractementen kunnen dus de
vergelijking met die der Fransche officieren
in Turksehen dienst indien althans de cor
respondent omtrent deze traetementen met
meer juistheid is ingelicht zeer wel door
staan. Want zijn die opgaven inderdaad juist,
dan volgt daaruit, dat de tractementen van
onze officeren in Albanië in den rang van
hoofdofficier 16.200 frs., in dien van kapitein
4680 frs. en in dien van luitenant 900 frs.
booger zijn dan die der Fransche officieren.
„Wel is waar moet nit de Albaneesche trac-
tement het onderhoud der paarden bekostigd
worden en Wordt na het eindigen van het
contract geen dienstpremie genoten, doch
daartegenover staat de zeer ruime bepaling
van het Albaneesche reglement, dat de ge-
lmwdo officieren, die hunne gezinnen niet
kunnen medenemen (hiervan toch kan voors
hands geen sprake zijn) het volle Nederland
sche tracfcment in surplus ontvangen. Zoo
ontvangt dus de commandant van het gendar-
meriecorps een tractement van 41,000 frs.,
hetwelk tegenover het tractement van 35,000
frs. van den Fransehen commandant een
goed figuur maakt.
„De vergoeding voor eerste uitrusting be
draagt voor onze officieren 2000 frs., tegen
over 1500 frs. voor de Fransche officieren.
Ofschoon onze officieren uit dat bedrag ook
de kosten van aanschaffing van paarden moe
ten bestrijden, diept n het oog gehouden te
worden, dat de grijsgroene uniform, behou
dens kleine wijzigingen, ook in Albanië zal
worden gedragen, zoodat in dit opzicht de
aanschaffingskosten gering zijn.
„Het contract der Nederlandsche officieren
is voor den duur van twee jaar bindend, als
gevolg van de dringende noodzakelijkheid, het
officierskorps, dienende in een naar zeden
en taal onbekend land, eenigermate stabiel
te doen zijn. Het Albaneesche reglement voor
ziet echter wel degelijk in het geval om,
bij uitzondering, tusscbentijds ontslag te ver
krijgen.
„Ten overvloede volgt hier nog eens eene
opgave van de reeds meermalen gepubliceer
de uitkeeringen ineens,' in geval van overlij
den jn dienst of van invaliditeit. De uitkee
ringen zijn voor den hoofdofficier 100,000
frs.; voor den kapitein 70.000 frs. en voor den
luitenant 50,000 frs.
Dat alles tezamen genomen" de voorge-
gestelde finaneieele voorwaarden voor de
dienstneming van onze officieren „bepaald
onvoldoende" moet worden geacht, is een ge
volgtrekking, die geheel moet. worden gelaten
voor de verantwoording van wie haar ma
ken."
DE TELEURSTELLING DER ONDER
WIJZERS.
Onder de afwijzende houding der Regeering
inzake de verhooging der onderwijzers-sala-
risscheu schrijft Mgr. dr. Nolens in de N.
Venl Crt.:
Het geld is er niet.
En overigens ook de tijd ontbreekt! „Afge
zien van die kosten, zonden toch belangrijke
hervormingen zijn uitgesloten. Waarom! De
sociale maatregelen, die aan de orde zyn, en
do finaneieele regelingen, waardoor in de
dekking van de uitgaven moet worden voor
zien, nemen al den tijd, waarover de Kamer
besebikt, in beslag."
De uitspraak van den Minister maakte op
de sprekers der linkerzijde een „troosteloo-
zen", „bedroevenden", „verbijsterenden" in
druk.
De Minister bleef echter op zijn stuk staan.
„Wanneer eenmaal het evenwicht in de fi
nanciën als een gevolg van nieuwe middelen,
mogelük zal zijn, dan zal ook de tijd gekomen
zijn om in de eerste plaats aan bet onderwijs
te denken. Nn kan men zeggen: ik kan zoo
lang niet wachten, wij moeten alles op eens
doen, maar ik kan niet anders doen dan her
halen wat ik gezegd heb: „deze Regeering ziet
daartoe geen kans."
Daarna werd er van de linkerzijde getuigd.
Dc-or een amendement en door moties.
Het eerste werd door den heer Ketelaar het
krachtigst bestreden, door zijn kwalificatie:
„een houten ham."
Die kwalificatie past ook op de motie.
De Minister wees ze af, zelfs als men er
geen anders beteekenis aan wilde hechten dan
die van aansporing, steun, herinnering voor
de Regeering, en voegde erbij: „heeft de Ka
mer er behoefte aan om dergelijke verklaring
te geven, die tot niets bindt, dan moet zij I
het weten, doch op de gedragslijn zgj het
aannemen of verwerpen van dit amendement
van niet den minsten invloed zijn." Hetzelfde
gold van de moties.
IJdel vertoon.
Steepen voor brood.
De feleurstelling bij de onderwijzers is be
grijpelijk.
Misschien zullen sommigen zich nu afvra
gen: had het niet anders gekund?
Het Kabinet-Heemskerk deed tenminste iets.
Een half millioen is toch meer dan eene
motie zonder beteekenis.
Maar het Eechtscbe Kabinet kon in de re-
geeringsperiode tot 1913 niet meer doen.
Meer dan waarschijnlijk is het dat de Bala
nsverbetering in een nieuwe reehtsehe perio
de spoedig aan He orde zou zijn gekomen.
Immers de sociale maatregelen, de verze
keringswetten, waren er.
En het tarief zou waarschijnlijk meer heb
ben opgeleverd, dan van Rijkswege voor die
sociale maatregelen moest worden bijgedra
gen.
Er zou dan tijd geweest zijn.
En geld.
En van den goeden wil had de Kamer, zoo
wel links als rechts, herhaaldelijk blijk gege-
Hoopt men een volksbeweging- te ver
wekken, waarvoor Parlement en regeering
zullen zwichten?
Maar dan is die hoop ijdel, want een
volksbeweging voor algemeen vrouwenkies
recht is niet te wekken. Het lawaai is groot
genoeg, doch het volk verlangt andere din
gen dan een stembiljet voor alle vrouwen.
ven.
WAARVOOR DAT DRIJVEN?
Alles, zoo schrijft Het Huisgezin, schijnt
de uiterste linkerzijde van dit ministerie te
zullen dulden en dragen, maar op hot. stuk
van kiesrecht gaat men drij venl
Met algemeen kiesrecht voor mannen en
het wegruimen der beletselen tegen vrou
wenkiesrecht uit de Grondwet is men niet
tevreden. Er wordt een warme propaganda
voor algemeen vrouwenkiesrecht gevoerd.
Men Aveet dat dit een hersenschim is; dat
de rechterzijde in haar geheel er niets van
hebben moet hetgeen het Volk schijnt te
bevreemden dat de liberalen in het alge
meen van een tsembiljet aan alle vrouwen
beslist afkeerig zijn.
Men kon, ais men eenigen historischen
zin had, begrijpen, dat een hervorming van
zoo ver strekkende beteekenis als -algemeen
vrouwenkiesrecht niet in een paar jaar is
te verwezenlijken waar men een halve eeuw
heeft noodig gehad om tot algemeen man-
nenkiesreebt te komen.'
Men drijft toch.
De Vrijzinnig-democraten doen aan dit spel
mee.
En de liberalen, die voorshands niet ver
der wenschen te gaan en krachtens het
concentratie-contract niet verder hoeven te
gaan dan het wegruimen der hinderpalen
tegen vrouwenkiesrecht, krijgen er van
langs.
De „Nieuwe Ort." vat daar vuur op.
Algemeen vrouwenkiesrecht heeft geen
kans van slagen, zegt zij, en daarom is
al de drukte die er voor gemaakt wordt
ijdel, terwijl het afgeven op de liberalen,
die daar niet aan meedoen, de kansen op
het verkrijgen van hetgeen bereikbaar is
verslechtert.
Dit is zeer juist gezien.
Maar wat noopt dan tot de campagne,
welke datgene wat reeds zeer moeilijk te
halen zal zijn, in gevaar brengt? -
Een hontverkoop met hindernissen. Vrij
dag had de groote jaarlijksche hrutverkoo-
ping plaats van het domein Het Loo. Vele
perceel en waren ten verkoop aangeboden;
ook het aantal koopers was groot.
Deze verkoop leidde tot een ernstig protest
van de zijde der hontkoopers, meldt bet Hbld.
Toen n.l. 100 pereeelen waren verkocht, be
gaf de bosehbaas zich met de lijst naar hei
kant cm-" van den intendant, waar geraad
pleegd werd over de gunning van het ver
kochte bont. Deze conferentie duurde onge
veer drie kwartier, toen werd medegedeeld,
dat de 15 pereeelen zwaar dennenbom, welke
de meeste handelswaarde bezaten, niet wer
den gegund. De koopers onthielden zich aan
vankelijk van verdere biedingen. Het verschil
werd iater bijgelegd, zoodat de verkoop door
gang kon hebben, zonder dat pereeelen wer»
den geweigerd.
Brand. Men schrijft ons uit Joure:
Maandagmiddag tnsseheu 12 en 1 uur, ter
wijl het personeel aan het sehaften was. ont
stond door onbekende oorzaak brand in dt
meubelfabriek van den heer J. Blaanw op den
Sluisdijk, alhier, een geheel van hout op stee.
nen voet opgetrokken gebonw, met mastiek-
dakbedekkiug, in welk gebouw de heer W.
Fortuin tevens, n.l. op de eerste verdieping,
een meubelschildersaffaire uitoefent.
De brand, in den aanwezigen voorraad hout
en meubelen, zoomede in de hoeveelheid
oliën, lakken en vernissen, gretig voedsel
vond. nam in zulke afmetingen aan, dat al
6poedig fabriek en menbelschilderswerkplaats
met beider inhoud totaal door het vuur ver
woest werden. Door spoedige hulp der brand
spuiten slaagde men er in de belendende per
eeelen fe bebonden. Gelukkig was het bijna
windstil, anders had de ramp by de dichte
bebouwing op den Sluisdijk grooter afmeting
aangenomen. Verzekering dekt in hoofdzaak
de schade, behalve het gereedschap van en
kele werklieden.
Niet veel goeds iu 't stin. Men s -.-.rijft
uit Utrecht aan de Tel.
Wij vernemen, dat dezer dagen bij ver
schillende bewoners van de Lombökbuurt,
alhier, een individu, dat blijkbaar veel haast
had, kwam aanbellen en als hem openge
daan werd, mededeelde, dat een bekend pro
fessor van de rijksklinieken hem stuurde
om te vragen of naar gelang wie open
deed de man of vrouw direct in het zie
kenhuis wilde komen, want dat de toestand
van het kind of man of vrouw slecht was.
Natuurlijk groote verbazing bij de bewo
ners, daar geen familielid in het ziekenhuis
verpleegd werd.
De brenger der boodschap hield vol'en de
van niets afwetende bewoners eveneens tot»
dat de man aftrok.
Men ging bedoelde persoon na en bemerk
te weldra, dat hij in die wijk dezelfde ma
noeuvre nog eenige malen uithaalde, doch
evenmin met succes.
Ten slotte bemerkende, dat hij nagegaan
werd, trok hij de stad in en ging een be
kend café binnen. Meneer bestelde een pot
je bier ad 15 cent en rustte in een hoek
van het café uit van de vermoeienissen, die
het boodschappen doen voor den professor
hadden veroorzaakt.
Zijn vervolger wachtte geduldig en waar
schuwde ten slotte een dienaar van de hei
lige Hermandad. Deze ging het café binnen,
verzocht den pseudo-boodschaplooper zijn
gelag te betalen en even met hem mee te
gaan naar een inrichting, waar ieder harte
lijk welkom is die met een bezwaard ge
moed rondloopt.
Do betaling zou geschieden, doch de ge
dienstige geest was slechts in 't bezit van...
acht centen!
Wat het heerschap eigenlijk in 't zin had
met zijn boodschap, is ons niet bekend ge
worden, doch veel goeds zal het wel niet
geweest zijn.
WERKSTAKINGEN EN UITSLUITINGEN
IN NEDERLAND IN 1912.
In de eerste aflevering van den jaargang
1913 van het Maandschrift heeft het Oentraal
Bureau voor de Statistiek de voorloopige cij-
FE IJ ILL ET OR
Roman van Philip Laicus.
16.
Omdat deze geheel en al onder den invloed gissingen
trant, dejigging van de andere stad aan een
rivier was Mannheim en itaartegenover Lud-
wigshaien met zyn hooge schoorsteenen en
de kleuren blauw en wit.
Toen daarna de reis derwaarts ging en
twee nren duurde, moest de geboorteplaats
van Irma gezocht woi-den in de Belersche
Rijnpalts, niet ver van Worms en Ludwigs-
hafen, in elk geval tusschen heide steden-
Dat waren de uitkomsten van Helmberg's
In deze mededeeling moest ook de reden
worden gezocht, waarom de heer von Helm-
berg destijds een zekere belangstelling op
vatte voor de kleine Irma. De naam herinner-
harer moeder staat en langzamerhand heel
veel van deze heeft overgenomen."
„En hoe lang is liet nu al geleden, dat het
huwelijk tusschen baron Helmberg en Adèle
Falkenhorst plaats had?" j dc hem aan zijn eigen kind; daarenboven
„Dat zullen zoo ongeveer achttien, negen- meende hij in de trekken van het bedelkind
tien jaren zyn, gat de domeinraad ten ant de algemeene gelaatsuitdrukking van Adèle
^0I'n- ite herkennen, gelijk die hem voor den geest
En toen voegde hy er ten slotte by: „Uit de zweefde. Zelfs de klank der stfem kwam hem
briefwisseling met Ac.' e, die haren echtgc-bekend voor. Tengevolge van een bijgeloo-
noot natuurlijk alles tot in de kleinste byzon-jvige meening, zooais men er zooveel in het
dei heden had meegedeeld, vei nam, laatstge-leven vindt, geloofde hij, dat wat hij aan dit
noemde, dat hij een dochter had, genaamd arme meisje wel deed, zyn eigen, onbekend
rma, on dat deze woonde op een plaats, die kind ten goede zou komen; daarom had hij
alieen aan. dc ryksgravm bekend was. Uit de een bijzondere toegenegenheid tot dat'kind
bijzonderheden van de reis trachtte hij de opgevat.
plaats te bepalen, waar Irma werd geboren, j De domeinraad had reeds lang zijn verhaal
i j,,6'® 3n al£emeen Plaats van het geëindigd, en het was in den kleinen kring
uosi aai net Westen. De kleuren van het der oplettende toehoorders stil; men peinsde
ianclge ne zeiden, dat men door Wurtem- en maakte in stilte bemerkingen. Juffrouw
biupr en baden was gereisd. Men legde een j Willifred had medelijden met dat echtpaar,
einriAveegs a) per spoor; maar op dat traject dat voor het altaar gezworen had, hand in
bestom ...leen nog m«ar de lijn Bruchsalhand den weg door het leven te gaan, en nu
Mannheim. Het groote, sombere gebouw met reeds sedert lang van elkander gescheurd
vier vleugels, dat den indruk maakte van een i was; zij beklaagde vader en moeder, die avïs-
vesting, A\as klaarblykelyk de cellulaire ge- ten dat zij een kind hadden en niet kenden,
fangei s van Bruchsal; de regelmatige houw-De eemraudige vrouw uit het volk kon er
geen begrip van krijgen, hoe om zulke rede
nen een vrouw van haren man, een moeder
van haar kind gescheiden kon blÜAren.
De blik van den houtvester ontmoette den
haren, en de houtvester las de onuitgespro
ken Ai-aag op heur gelaat.
„Neen," zeide hij en legde zijn gebruinde
hand op haren schouder,; nadat ge voor God
mijn vrouw waart geworden, had slechts de
dood ons kunnen scheiden."
„Er bestaan evenwel omstandigheden,
waarde houtvester," luidde het gevoelen van
den domeinraad.
„Neen," antwoordde Willifred heslist, „er
bestaan zulke omstandigheden niet. De echt-
genooten behooren bij eikaar, en de oudere
belmoren hij het kind."
„Dat is een zrer ruwe eerlijkheid," ant
woordde de domeinraad. „Men moet verzach
tende omstandigheden doen gelden."
„Ik heb trouwens den heer von Helmberg
niet te beoordeelen, Avant de zAak gaat my
niemandal aan; ik kan alleen zeggen, dat ik
in zijn geval niet zoo zou gehandeld hebben."
De domeinraad nam tegen den avond af
scheid en vertrok; de houtvester deed hem
uitgeleide tot aan den zoom van 't bosch. Van
daar had men nog ongeveer tien minuten te
gaan tot aan 't dorp, waar men van den trein
gebruik kon maken.
Toen de houtvester alleen terugkeerde, wil
de hem een gedachte maar niet verlaten.
Steeds zweefde hem Frankenthal voor den
geest, den naam van het dorp dat in de in
structie betreffende de herkomst van Irma
een zekere rol had gespeeld..
Men kan van een houtvester, die in de
huurt do Elbe woont, niet vergen, dat hii
bekend is met al de kleine dorpen en gehuch
ten langs den Rijn. Maar Willifred herinner
de zich zeer namvkeurig, dat destijds de ge
tuigenissen weifelden tusschen Rynpruisen
en Rijnbeieren; het was dus in elk geval in
de nabijheid van den Rijn en het verhaal van
den domeinraad wees den Rijn aan als de
geboorfplaats van die Irma. Natuurlijk be
stond niet de minste aanleiding tot de veron
derstelling, dat zij niet nog altijd daar was;
het was ronduit krankzinnigenwerk, de pleeg
dochter van den huotATester in eenigerlei be
trekking tot die Irma von Helmberg te bren
gen. En nochtans liet hij zich thuis door Egon
diens atlas geven en zocht Frankenthal op.
Fn daar lag het merkwaardigerwijze niet heel
ver van Ludwigshafen, de rivier af op Worms
aan.
Ook Irma had zoo in stilte hare gedachten,
die zij niemand toevertrouwde. Toen de do
meinraad vertelde van die boerin, die me
vrouw von Helmberg- verwelkomde, toen rees
voor haren geest een reeds lang verdwenen
tafereel op: een -vrouw met^een sneenwwitten
mufs, waarvan hare vroegste herinneringen
sjJraken, herinneringen, waarmede men den
spot dreef, als malle droomen, herinneringen,
die men mei slagen uit haar wilde drijven,
maar die telkens en telkens ergens nog een
plaatsje in haar hart vonden, waar ze hie
ven hanger.
Als het nu toch eens waar was? Als hare
ouders gevonden waren? Als zij de beschei
den houtvesterswoning zou moeten verlaten,
om de haar toekomende plaats in de eerste
kringen der maatschappij in te nemen? Zij,
die eens om de kermisbezoekers te vermaken,
tusschen houten eieren gedanst had. en na
de AToorstellir.g geslagen werd, als haar voet
een dezer eieren geraakt had het meis.'
werd er duizelig van toen deze gedachte haar
bestormden.
„Neen!" riep zij en sloeg hartstochtelijk ha-
re armen om den lials der houtvesterin, „ik
heb geene moeder, dan u!"
Het kostte de houtvesterin geen gerings
moeite, Irma, die zieh reeds zag weggevoerd,
tot bedaren te brengen.
XII.
EEN BANGE NACHT.
Tegen den avond kwam de hoschwachter
thuis; na het midagmaal had hij een tocht
door 't hosch gedaan om te zien of alles in
orde was. Hij meldde, dat hij het hosch in de
richting naar de herberg had doorloopen, om
dat daar tengevolge van de houtveiling zieh
meer mensehen ophielden dan in den regel
en er mogelijke baldadigheid gepleegd werd.
Ten huize van den houtvester was het ge
bruikelijk, dat alles huisgenooten des avonds
om negen uur in de woonkamer gezamenhik
baden, en daarna begaf ieder zieh ter ruste.
Sedert de oneenigheid met den hoschwachter
was deze weggebleven, en de houtA7ester vond
'geen aanleiding hem aan te 6poren aan het
j gemeenschappelijk gebed deel te nemen.
Zoo gebeurde het ook ditmaal; maar terwijl
i anders de knecht of de hoschwachter alles
i afsloot en den houtvester de sleutels bracht,
placht, op tijden, als er groote sommen gelds
i in huis waren, de houtvester persoonlijk na
te zien, of alles behoorlijk egrendeld en go-
sloten was. want een lichtzinnigheid in dit
NIEUWE HAARLEWSCHE COURANT tSSSXJS^?