IRMA. BINNENLAND. Boekbeoordeeling. FEUILLETON. NIEUWE HAftRLEmSCNE COURANT DE CONCENTRATIE EN VROUWENKIESRECHT. De vrij-liberale „Nieuwe Courant" ia slecht te spreken over de vrouwenmeeting Zondag te Amsterdam gehouden. Zij herinnert eraan, dat de Vrijzinnige Concentratie het inzake vrou wenkiesrecht voor de naaste toekomst is eens geworden op den volgenden grondslag: „De gelegenheid moet worden geopend, aan de vrouw het kiesrecht te verleenen, zonder dat daarbij eischen van maatschappelijken wel stand mogen worden gesteld. De beletselen tegen verkiesbaarheid der vrouw moeten wor den weggenomen." Dit is toch wel de eerste stap te noemen naar den weg tot het algemeen kiesrecht ook voor de vrouwen en de Concentratie heeft dit punt nadrukkelijk aan de orde gesteld. Waarom móest mevr. Aletta Jacobs de twee vrijzinnige partijen,, die wegbleven van de op touw gezet- t'j demonstratie, wijl deze een uitspraak van wantrouwen beoogde tegen de Concentratie, uitschelden en haar nog eens den duidelijk uit gesproken volkswil onder den neus duwen 1 Het blad schrijft daarover: „Wie daarvan echter, zooals wij, niets be speurd heeft, integendeel heeft waargenomen welk een diep ingewortelden afkeer van vrou wenkiesrecht, in welke mate ook, nog bij tien duizenden mannen en vrouwen in het land be staat, voelt zich geneigd dor dames eemge ma tiging aan te raden jegens diegenen harer medestanders, die nog niet terstond den weg naar het vrouwenkiesrecht willen afleggen tot het uiterste eindo, dat, wat de mannen betrext, eerst na meer dan een halve eeuw praktijk en ervaring door middel van opvolgende kiesrecht- hervormingen is bereikt. Vooral hindert de „Nieuwe Courant" het op treden van den heer Herman Snijders,waarvan het schrijft „Het is begrijpelijk, dat de voorzitter van den Vrijzinnig-Democratischen Bond, ex offi cie ter vergadering te Amsterdam aanwezig, zich geroepen gevoelde het publiek duidelijk te maken, dat hetgeen toegezegd werd, niet ge ring te schatten was, al bevredigde het ook niet ten volle de programwenschen van zijn partij. Hij wees er echter op. dat het een ergerlijke mystificatie zou zijn, indien men alleen de ge legenheid tot vrouwenkiesrecht in de Grond wet ging openen, maar de zaak zelf daarna varen liet en dat zulk een unfair spel niet van de Concentratie viel te verwachten. „Echter sprak hij de hoop nit, dat het peti tionnement, hetwelk beoogt algemeen vrouwen kiesrecht gebiedend in de Grondwet neer te schrijven, zou slagen. „Het is te betreuren, dat de heer Snijders, wiens partii haar adhaesie aan de zinsnede in het Concentratie-manifest schonk, in die om- gevhTipr deze laatste woorden heeft gesproken. Want hij weet, dat die hulp ijdel is en dat deze beweging bij de komende Grondwetsher ziening onder deze Regeering en bij deze sa menstelling van de Tweede en de Eerste Kamer der Stat en-Generaal, niet slagen kan. Niette- i min heeft hij de betoogers in haar hoopeloos ondernemen gestijfd en (voor zoover wij in het verslag van de „Maandag-Courant" konden na gaan) niet geprotesteerd tegen de minachtende woorden van de pres'dente over de partijen die, met de zijne, de bovenvermelde formule be treffende het vrouwenkiesrecht hebben onder teekend. „Pc tegenstanders van vrouwenkiesrecht zul len dit alles met leedvermaak aanschouwen." DE OUDERDOMSRENTE. Gelijk bekend heeft het bestuur der Rijks verzekeringsbank het vorig jaar besloten, even- lueele tweede aanvragen buiten beslissing te laten. Ter nadere toelichting van dit standpunt sn. mede als antwoord op verschillende vragen dienaangaande tot het bestuur gericht, heeft dit het volgende aan de rentecommissies ge schreven: De bedoeling van de gezonden circulaires v as om gedurende den beroepstermijn op een door ons gegeven beslissing niet terug te ko- tnen, zoodat de belanghebbenden gedurende dien termijn niet moeten pogen door een fcieuwe aanvrage verandering in onze beslis sing te krijgen, maar zich daartoe den bevoeg den Raad van Beroep zullen hebben te wenden. Worden bij het instellen van beroep nieuwe gronden aangevoerd en aanmerkelijk gemaakt, dan zal de Raad van Beroep daar rekening mede hebben te houden bij zijn uitspraak, zoo dat de belanghebbenden niet behoeven te vree zij, dat aan hun latere, bij klaagschrift aan gevoerde gronden voor hun recht op rente geen aandacht zal worden geschonken. Nu doet zich de mogelijkheid voor, dat de belanghebbende zijn beroepstermijn ongebruikt heeft laten voorbijgaan en daarna tot de mee ning komt, dat indien hij nog andere gege vens had verschaft zijn aanvrage wellicht niet zou zijn afgewezen. In die gevallen nu wil len wij op een tweede aanvrage beslissen met de bedoeling over da rechtmatigheid van zoo danige beslissing een uitspraak van den rech ter uit te lokken. Ten slotte wordt door sommige rentecommis- siën het geval verondersteld, dat de belang hebbende, nadat zijn aanvrage hetzij dan in een of twee instanties bij onherroepelijk ge worden rechterlijke uitspraak is afgewezen, als nog nieuwe gronden voor zijn recht op ouder domsrente zou willen aanvoeren. Wij merken naar aanleiding van deze ver onderstelling opt dat waar de behandeling in beroep, zooals reeds gezegd is, gelegenheid geeft, om ook nieuwe gronden onder 's rech ters aandacht te brengen, het aan klager zal liggen, wanneer hij den rechter niet voldoende inlicht en hij de eventueele gevolgen daarvan zichzelf zal hebben te wijten. Die gevolgen zijn naar onze meening, dat do belanghebbende zich zal hebben neer te leggen bij een rechtterlijka beslissing, die niet meer voor beroep vatbaar is. Wanneer hij er echter op staat, om door een nieuwe aanvrage onder aanvoering zoo mo gelijk van nieuwe feiten of gronden ander maal onze beslissing uit te lokken, ten einde zich zoo noodig andermaal in beroep te kunnen voorzien da znullen wij hem een nieuwe af wijzende beschikking moeten zenden, waarbij wij ons uitsluitend zullen beroepen op het feit, dat zijn zaak is beslist en de oorspronkelijke afwijzing in staat van gewijsde verkeert. Deze tweede afwijzende beslissing zal hij dan, des- gewenscht., weder aan het oordeel van den reoh- ter kunnen onderwerpen. Naar wij vernemen, heeft tusschen de behan deling van beroepschriften by den Raad van Beroep te Leeuwarden een andere wending ge nomen, dan hierboven door het bestuur der Bank werd verondersteld. Die Raad toch heeft gemeend by de beoordeeling der aanspraken op ouderdomsrente de in de beroepschriften aangevoerde nieuwe gronden buiten beschou wing te moeten laten. EEN VIJFTIGTAL BOEREN UIT ZUID— AFRIKA NAAR NEDERLAND. Deze week hebben we bericht, dat te 's-Gra- venhage eene commissie is samengekomen voor de ontvangst van een vijftigtal Zuid-Afrikaan- sehe Boeren, die ons vaderland zullen komen bezoeken. Betrekkelijk de wordingsgeschiedenis van dit bezoek zij het navolgende medegedeeld: Ahn een feestmaaltijd van belangstellenden in en belanghebbenden by Zuid-Afrika in Juni 1912 te.Londen gehouden, werd door Sir Owen Philips, de voorzitter van de Union G'astle Steamschip Cy.„ een redevoering gehouden, waarin onder meer het volgende medegedeeld werd. Ten einde de prachtische kennis van den Zuid-Afrikaanschen landbouwer te vergroo- ten heeft de Union Castle Steamship C.y beslo ten een BO-tal landbouwers, en wel 10 uit ieder der provincies Kaap,Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal en 10 uit Rhodesia uit te noodigen naar Groot-Britannië over te komen om den landbouw daar door eigen aanschouwing te lee- ren kennen. De deelnemers moesten zijn practi- sche landbouwers, die hun hoofdbestaan in het onderwerpelijke bedrijf vidnen. Als voorzitter van dit gezelschap zal optre den de heer J. A. Neser uit Klerksdorp, voor zitter van het Unie Droogland-congres en Dr. William Macdonald. Zoowel door het Nederlandsche Gezantschap te Londen als door den heer Roosegaarde Bis schop werd er op gewezen, dat het een zaak van groot belang zou zijn, bedoeld gezel schap ook tot een bezoek aan Nederland uit te nooSigen en na verschillende besprekingen tus schen het Departement van Buitenlandsche Za ken en dat van Landbouw, Nijverheid en Han del werd besloten de Koninklijke Nederland sche Landbouw-vereeniging te verzoeken eene uitnoodiging te richten tot het Zuid-Afrikaan- sche reisgezelschap om ook een bezoek te bren gen aan Nederland. Dit werd volgaarne aangenomen. Uit berichten in verschillende Zuid-Afri- kaansche bladen blijkt, dat de uitnoodiging tot een bezoek aan Nederland met bijzondere geestdrift is ontvangen. Ook op het Unie Droogland Congres, dat op 6 en 6 November 1918 te Johannesburg gehou den werd, besprak men de uitnoodiging tot een bezoek aan Nederland zeer geestdriftig. Ook bij ons te lande is het plan met veel be. langstelling begroet, hetgeen o.m. blijken kan niet alleen uit het groote aantal personen, dat zich bereid verklaarde zitting te nemen in het eero-comité, maar ook uit de geestdriftige wyze, waarop menigeen zijn benoeming als zoo danig aannam. Omtrent de komst van het reisgezelschap zijn de volgende nadere bijzonderheden bekend. Men vertrek op 7 Juni 1914 per boot van Kaap stad en komt Dinsdag 23 Juni 1914 te Sout hampton aan. Daarna wordt tot 14 Juli een tocht door Engeland en Schotland gemaakt en in den avond van 15 Juli naar Nederland over gestoken. De tocht door Nederland duurt acht dagen. Daarna gaat het gezelschap nog een excursie maken door Denemarken. Bij het op maken van het excursieplan door Nederland is er vooral naar gestreefd onze bezoekers op de hoogte te brengen van wat men zou kunnen noemen de organisatie van den Nederlt ndschen landbouw, zich uitsprekende in de staatszorg eenerzijds en het vereenigingsleven anderzijds. Ter aanvulling van hetgeen gedurende de ex cursie waargenomen wordt, zullen verschillen de monografieën aan de gasten uitgereikt wor den, waardoor zij een meer algemeenen indruk van onzen landbouw, ds staatszorg en het ver eenigingsleven kunnen krijgen Bet dagelijksch bestuur van de Koninklijke Nederlandsche Landbouwvereeniging is belast met de voorbereiding en uitvoering van de ex cursie en draagt ook zorg voor voldoende bege leiding gedurende den tocht. ZULLEN ZE NU GERUST ZIJN? In een polemiek met „De Vaderlander* schrijft „De Standaard" „Thans bepalen we er ons toe, te herhalen wat we reeds verklaarden, dat o.i. van een ten tweeden male dingen naar het ministerschap door dr. Kuyper, geen sprake meer zal kunnen zijn. „Dit ware in 1909 mogelijk geweest, maar is toen, van zoover wij oordeelen kunnen, voor goed afgesneden." Zullen ze nu gerust zijn? weineen.... het Kuyper-3pook treedt tóch weer vroeg of laat opl DE MAAS IN LIMBURG. Naar aanleiding van de Maas-overstrooml'n- gen van dit voorjaar schrijft men o.m. aan „De Tijd.": „DaJ; de Maas een regenrivier is is dezen winter al twee maal gebleken. Het waterni veau stijgt soms in één etmaal tot 25 M. Als de Maas „oet" ia, ziet het er donker uit, voornamelijk voor de bewoners der op den rechteroever gelegen dorpen. Heugem en Lim- mel zijn er steeds het ergste aan toe, benevens de bewoners van het Bosscherveld, Borghaven en Itteren. 't Is heel aardig, in geïllustreerde bladen naar de foto's te kijken vamhet landschap, zoo als het er uitziet bij een overstrooming, doch voor de betrokkenen, die dagen lang van alle communicatiemiddelen verstoken zijn, die met have en goed naar den zolder moesten vlucht ten, en dikwijls zonder voedsel moeten blijven zitten, is er het romantische spoedig af. Het nadeel, dat door velen geleden wordt, is groot, doch de Zuid-Limburger hangt zulks niet aan de groote klok, maar draagt zijn kruisken met geduld. De toestand kan echter op den duur zoo niet blijven; eiken winter de risico te loopen in het water te komen zitten is alles be halve prettig. De regeering diende hare aandacht eens te schenken aan deze aangelegenheid door den Maasoeverbewoners de helpende hand te bie den, b.v. door het graven van een kanaal, dat het overtollige water benoorden Eijsden af voert. Onze knappe rijkswaterstaat zal wellicht nog meer afdoende middelen kunnen vinden, als de zaak eens bestudeerd en in overweging genomen wordt. De zware Maasbrug, met haar breeds, mas sieve pijlers, is bovendien een geweldige sta-in- den-weg om het snel aanwassende water be hoorlijk te laten passeeren." Telefoonweé in Amsterdam. Barbarossa schrijft in de „Tel." de volgende persiflage: Je hebt lekker gegeten en zit in je gemak- kelijksten stoel de rookwolkjes van je sigaar na te staren tot waar ze door de hitte-uitstra- ling van het gas vervagen. Prettige gedachten soezen door je hoofd.... Rrrrengggl gaat de telefoon. Je verheft je van je stoel en niet zonder waardigheid schrijdt je naar het toestel, neemt langzaam en met gratie den hoorn op eu vraagt, bemin nelijk „Halloo „Spreek ik met Noppes?* „Pardon, met...." „O, verkeerd aangesloten?' En weg is de stem. 'Je schrijdt terug, gaat weer zitten en aan gename beelden rijzen voor je op...« Rrrrengg Er is nog altijd waardigheid in je stap en ook in het gebaar, waarmee je den hoorn op neemt. „Spreek ik met Noppes „Nee, met...." „O, verkeerd aangesloten." En weg is alweer de stem. Er was ongeduld in je stem en je gang is minder langzaam dan daareven. Weer zit je.... Rrrrengt. Je huisgenooten, tot dusver over hun krant gebogen begint het geval te interesseeren en je voelt hoe ze naar je loeren. Er is een frons tusschen je wenkbrauwen, je gang is elasti scher en „Spreek ik met Noppes?" „Loop naar....* „O, verkeerd aangesloten. En je hoort niet meer. Je zit nu rechtop in je stoel en je handen omkrampen de leuning. Rrrrengg!. Als een tijger werp je je op 't foestel. „Is u 4402?" „Nee, 4442!!!" brul je. „O, verkeerd aangesloten. 1 Je huisgenooten hebben hun krant neerge legd en wachten op de dingen, die komen zul len. Eén gloeiende blik gaat er van je oogen naar het toestel, Rrreng!. In een wilden sprong sta Je by het toestel. „Met het gebouw Lux?" „Lux „Met Lux?" „Wat kan mij Lux...." „O, verkeerd aangesloten." Je bent nu van dieprood blauw geworden'en je gebalde vuist ligt breed op tafel. Rrrengg!. Het tafelkleed sleur je mee en de hoorn zit met een smak tegen je hoofd. „Ben jij daar, Benjamin?" „Ik ben geen Ben, ilc heet geen Noppes en Lux lean me niks...." „O, verkeerd aangesloten." Bazend grijp je het toestel in zijn nek en slingert het in een hoek. Vanmorgen beneden komend, zag ik mijn twee jongsten telefoontje" spelen en den oudste hoorde ik zeggen: „Nou ben ik. Nop pes en jij vader, en non moet jij blauw worden en goed vloeken." Dit zij eerbiedig opgedragen aan den Raad. Als er op 4442 Z. eerstdaags een ongeluk ge beurt, weet men aan wie het te wijten is. NIEUWE LITURGISCHE UITGAVE. Binnenkort verschijnt hij L. C. G. Malm- berg te Nijmegen „Het Goede Week-Kerlc- boek", door Oscar Huff S, J. Het boekje geeft den latijnscb-ncderlanclechen tekst der Goede Weekplechtigbeden met verklaringen. De verklaringen tusschen den tekst in ge plaatst zijn beknopt, helder, eenvoudig, zeer volledig en van een diepgang als meu van een schrijver die een alom geprezen „Van Palmzondag tot Paschen" als vóórstudie gaf, mag verwachten. Aan de vertaling der litur gische gebeden is zeer veel zorg besteed, en ook in dit. opzicht brengt deze uitgave ons een schrede verder. De psalmen en verdere moeilijk verstaanbare Schriftuurstukken zijn o.a. ook door verklarende tusschenvocgsels in cursief voor ieder toegankelijk gemaakt. Er is steeds naar gestreefd den zinsloop en het karakter van godsvrucht eu gebed daarbij onaangetast te laten. Geheel nieuw zijn naast de gebeds-verta- lingen o.a. ook de liturgische verklaringen bij Donkere Metten en Vespers, terwyl hier evenals bij de uiteenzetting der andere plech tigheden rekening is gehouden met de nic- r- ste literatuur op dit gebied. De uitgave op dun papier en in zee* handig formaat is verder zeer artistiek verzorgd met beginletters, vignetten, sluit stukken en band van Eug. Zücker. Directorium om behoorlijk de H.EL Missen en Vespers mede te bidden, naar het Roonisch Kerkgebruik, voor het Bisdom Haarlem, gedu- rende het .jaar Onzes Heeren 1914. C. L. vau Langenhuüsen, Amster dam. Prijs 0.25. Dit hoekje, enkele dagen geleden in de pers aangekondigd en thans verschenen, is vau groote practiscbe beteekenis. Wat een motor is voor een automobiel, dat wil dit Directo rium zijn voor 't richtig gebruik der bestaan de Nederlandsche Missaaltjes. In zijn eersten rondzendbrief aan de geheels Christenwereld schreef onze veelgeliefde Paus Pius letterlijk 't volgende: „Om den wa ren ehristelijken geest te herstellen moet men de geloovigen terug brengen tot de eerste en onmisbare bron van dien geest, n.l. tot het daadwerkelijk deelnemen der geloovigen aan de hoogheilige Geheimen en aan het openbaar plechtig Gebed der H. Kerk". Dat woord heeft kolossaal ingeslagen. Evenals een in het water geworpen steen steeds meer dere en wijdere kringen maakt, is sinds het uitspreken van dit Pauselijk woord onder de katholieke leeken de belangstelling voor de liturgie, cLi. voor den officieelen eeredienst der Kerk voortdurend groote en grooter ge worden. Sindsdien hebben èn vertalers èn uit gevers zich aan het werk gezet, om ook de Nederlandsche katholieken in etaat te stellen het Gebed der Kerk met den priester te kun nen meebidden. Behalve de drie liturgische Zondagsmis boeken van de Benedictijnen, van Pastoor Ruyter en Dr. Bertens, hebben we sinds jaar en dag Goddauk ook reeds het ..Mis- en perhoek van Desclée" en „Het Roomsche Mis boek" van Baarda. Deze twee laatste werken zijnde een volledige vertaling van het Ro- meinsch Missaal verdienen boven alle an dere kerkboeken den voorrang, wijl zij den katholieken leek het genot verschaffen d a- gelijks den priester bij het H. Misoffer woord voor woord te kunnen volgen. Het ideaal van de minnaars der H. Litur gie werd door deze heide uitgaven h ij n a verwezenlijkt. Ik zeg „h ij n a", want evenals de geestelijkheid voor het bidden van het Brevier en ihet lezen der H. Mis een Direc- torum van noode heeft d.w.z. een boekje, waarin voor een geheel jaar staat aangege ven, wat er op iederen dag te bidden valt en welk feest er op iederen datum door de Kerk dat jaar gevierd wordt zoo deed zich ook voor de leeken, die liturgisch willen bidden, de absolute noodzakelijkheid van zoo'n Direo. torinm of Wegwijzer gevoelen. Tot nu toe trachtten de ijveraars voor de H. Liturgie dit bezwaar te ondervangen door in de R. K. dag- en weekbladen een wekelijk- schen liturgischen wegwijzer te plaatsen. Aan de gezamenlijke R. K. Pers. die door de wel willende opname dezer wegwijzers aan de li turgische beweging zoo'n flinken stoot heeft gegeven, zij hiervoor hij dezen een woord van oprechten dank- en welverdienden lof ge bracht! Evenwel, zulk een Wegwijzer in de krant was en bleef een hulpmiddel ter voor- loopige vervanging van een heslist noodza kelijk, doch helaas nog niet bestaand Jaar- lijksch Directorium voor de Leeken. Door deze overwegingen geleid nam het actieve be stuur van de Liturgische Vereeuiging in het Bisdom Haarlem het initiatief tot het doen verschijnen van zoo'n hoekje voor het jaar 1914; welwillend verklaarde de Zeercerw. Heer C. Floor, pastoor te Wijk aan Zee, zich Roman van Philip Laicus. 23. „Het heette Irma. Verder is mij niets be kend." „Bij wie werd het kind verpleegd?" „Dat weet ik niet; mijn intendant heeft al les bezorgd." De majoor werd wantrouwig. Daar liep zeker een leugen onder; men wilde hem van het spoor afbrengen. „Ik moet uw geheugen te hulp komen," merkte do majoor koeltjes aan. „Gij zelf hebt destijds uw dochter naar Frankenlhal ge bracht, en het is niet aan te nemen, dat ge niet zoudt weten, hij wie ge baar onderko men versehaftet". „Eu toch ken ik den waren naam dier 'vrouw niet; zij heette Margaretlia en was een /vroegere kamenier van mij, die trouwde, naar -die streek verhuisde en kort daarop weduwe werd. Wie bekommert zich om de namen van ,zulte niensehen? Voor mij was ze Marga retlia. M'u intendant heeft dat allemaal m Orde gebracht." „Laat hem hier komen." „Hij is twee jaren geleden gestorven." „Inderdaad, hoogheid, de dood haalt de /menschen voor uwe oogmerken juist op tijd. Maai- Adèle zelde. ruij, dat ge tot in deu laat- ten tijd voortgingt met geld voor het kind te betalen. „Dat was een pensioen voor Margaretba, die het kind heeft verzorgd." „En waar woont die Margaretba? Die moet toch in de hoeken staan opgeteekend, daar van moet dus uw tegenwoordige intendant kennis dragen. Ik sta èr op, dat u hem laat roepen." De gravin geleek nu tegenover deu majoor een willoos kind. De intendant werd ontbo- den. Hij kwam, en zonder moeite werd nii ge- i constateerd, dat er een pensioen van vier- I honderd gulden in paaiementen van drie maanden werd uitbetaald aan een zekere i Margaretba Pelzer te Oggersheim. Waarom7 Dat wist de intendant niet te zeggen; hij had dien post in de hoeken gevonden, de gravin i daarover nagevraagd en ten antwoord ont- j vangen met voort te gaan dat bedrag uit te betalen. j Deze gegevens stemden nauwkeurig over een met hetgeen de gravin gezegd had, en zoo verdween weder het wantrouwen, dat majoor j von Helmberg aanvankelijk tegen het ge 1 ui - gems zijner schoonmama had gekoesterd Met het nauwkeurige adres van vrouw Pelzer in den zak, verwijderde hij zich eindelijk. De gravin was nu alleen; zij behoefde nu niet langer te veinrvn; er vertoonde zich een pijnlijke onrust in hare trekken, in al haar bewegingen, zij, die anders zoo moeilijk ter heen was, die zich alleen met behulp van een krukstok heen en weer bewoog, logde op eens een verbazende haast aan den dag. Het zweet stond op beur voorhoofd en bij elk gedruisch kromp zij van schrik ineen. Eindelijk zette zü.ziok voor haar schrijftafel aan het raam. greep driftig pen en papier en schreef een? De brief kwam dan ook veilig aan zijn brief, al vlugger en vlugger, men zou hebben kunnen denken, dat de angst aan haar hand vleugelen gaf. De brief luidde als volgt: „Goede Margaretba! Eerstdaags zal een man komen, om naar het kind te vragen. Ik heb hem ge zegd, dat het op vierjarigen leeftijd ge storven is. Meer weet hij niet. Ik stel je hiervan in kennis, opdat ge niet in het eerste oogenhlik van verrassing eenige .bijzonderheden omtrent het overlijden en de aanleiding daartoe uit den mond laat vallen." De gravin las den brief twee of driemaal over, steunde heur hoofd peinzend op de hand, en het einde was, dat zij den brief ver scheurde en in de snippermand wierp. Zij schreef daarop een tweeden brief van den i volgenden minder doorslepen, meer rondbor- stiger van inhoud: „Irma's vader was hij me, om naar het arme kind te vragen. Ik heb hem gezegd, dat de lieve kleine reeds op vierjarigen leeftijd overleden is. Hii wil op haren grafheuvel bidden eu zal binnen eenige dagerr naar u toekomen. Ik verwittig^ u hiervan, opdat ge er op voorbereid zijt, den heer te ontvangen en hem het grar van zijn dochtertje te toorien. Hii is zeer verdrietig; ge moet hem maar zoo good mogelijk zien te troosten." Dezen brief deed de rijksgravin in een cou vert, verzegelde het en liet het schrijven ter stond naar het postkantoor .brengen- adres, maar de indruk, dien hij maakte, was zeer verschillend van den indruk welke de afzendster verwacht en gewenscht had. Vrouw Margaretba Pelzer was thans een vrouw op leeftijd, die in een der laatste huis. jes van 't provinciestadje Oggersheim woon- de. Toen zij ongeveer vijftien jaar geleden I hierheen trok, was zij een statige verschij ning met een echt goedaardig gezicht, dat steeds omlijst was door een sneeuwwitte muts. Zij leefde stil en teruggetrokken, hield zieh onledig met fijne vrouwelijke handwer- ken, welke zij maakte voor de notabelen van het stadje, en genoot een pensioen van een I hooggeplaatste dame, bij w.ie zij vroeger als kamenier bad gediend. Dat was alles wat de Oggersheimrs van haar wisten; dat was dood- I gewoon en alledaagsch, en daar er geen ge- !rucbtmakende dingen bijkwamen, hield vrouw i Pelzer al spoedig op de nieuwsgierigheid der j inwoners te prikkelen. Men raakte aan haar en haar witte muts gewoon. Doeh de Oggersheimer lucht scheen vrouw I Pelzer niet goed te bekomen. Hare gezetheid j nam af, ze werd mager en hare trekken kwa men scherper nit. Het gezicht verloor daar door wel niet de minzame uitdrukking, maar er, scheen een treurige ernst over heen ge- spreid. Vrouw Pelzer lachte nooit, maar als ze glimlachte dan zag haar gezicht er ong i veel pijnlijker uit dan gewoonlijk. Ze- sprak ook niet veel, maar vaak hoorden de men schen in huis haar diep zuchten; men boorde haar luide op een hijzonder smartelyken toon bidden, en daarin mengden; zich woorden, welker zin de medebewoners niet verstonden; kortom: ten slotte was het een uitgemaakte zaak, dat vrouw Pelzer ofwel diep verdriet gevoelde wegens een of ander ongeluk, of dat zij iets gedaan had wat haar geen rust liet. Margaretfha ontving den brief der rijksgra- ving. Een brief op een bnitengewonen tijd, een brief, verzegeld met. den afdruk van een kroon moest wel opzien haren. Het was der halve geen wonder, dat de nieuwsgierigen onder de huisbewoners voor de kamerdeur 1 van vrouw Pelzer heen en weer drentelden^ toen de postbode het huis had verlaten. Toen vrouw Pelzer den brief had gelezen, wierp zij zieh op de knieën voor het kruisbeeld, dat tusschen de twee ramen der kamer hing, en riep met heide handen opgeheven: „O. God, ik dank U, dat gij dezen verschrikkelijke» last van mij afneemt." Zij liet hare handen dalen en bleef nog go- ruimen tijd in knielende bonding. Tranen stroomden over haar gelaat. Eindelijk stond zij op, wischte de tranen af en ging ijverig aan 't werk; alles werd af gewreven, alhoewel er geen stofje aanwezig wgs; zij trok haar beste plunje aan, en bij dit schrijven scheen een stille vreugde over haar gekomen te zijn, haar gelaat scheen al» het ware verheerlijkt, zooals de medebewo ners van het huis nog nooit hadden gezien. Vrouw Pelzer behoefde niet al te lang op haren bezoeker te wachten. Nog dienzelfden dag, slechts een paar uren na aankomst van den brief, verscheen ma joor von Helmberg en zijn echtgenoote ge armd in de woning van vrouw Pelzer. Adèle herkende de vrouw haast niet meen zoozeer hadden verdriet en berouw hare trek. ken veranderd. Daarentegen herkende vronw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5