HAARLEflSCHE COURANT blad
Over vrouwenkiesrecht
BUITENLAND.
S&CAr StS£I0üm -116 k""er' I _**-. - W--e„ rrhr«r
BINNENLAND.
In. nei Katholieke Volk." komt een door
G V geteekendo beschouwing voor over vrou
wenkiesrecht, di® ongetwijfeld de aandacht
VCondor ons dadelijk volkomen homogeen
le verklaren met de conclusies van den schrij
ver bevelen we toch een bestudeering van
dit 'artikel met nadruk aan degenen die in
deze „brandende kwestie" belangstellen, aan.
De schrijver stelt al3 beginsel eerst: dat
het kiesrecht is „een maatschappelijke func
tie die door den wetgever aan de burgers
wordt opgelegd in een dusdanige verhouding
en uitgestrektheid ais zulks voor hot alge
meen welzijn van den Staat wordt noodig o
nuttig geacht."
In het licht van dit beginsel (zoo gaat
ie schrijver dan voort) moet men z.L de
vraag omtrent het vrouwenkiesrecht aldus
stellenis het in den tegenwoordigen tijd nut
tig of noodig voor het algemeen welzijn van
den Staat, dat aan de vrouw kiesrecht wordt
verleend? We moenen dat men voor het
antwoord op dezo vraag vooral rekening hecfu
te houden met een tweede staatkundig begin
sel dat zoo kort en zoo duidelijk door Maurice
Barrès werd geformuleerd: „il n'est pas per
mis a un legisMeur de ne pas tenir eompte
de la réalité" - het is den wetgever met
geoorloofd, geen rekening te houden met de
werkelijkheid 1 Als dit beginsel ergens
geldt, dan zeker bij een kiesrechtregeling.
In het algemeen reeds kan men de stel
ling opzetten dat de wetten niet de zeden
maken, doch deze veronderstellen; ze zijn
in het algemeen de juridische formuleering
van het levend rechtsbewustzijn des volks.
Maar zeker moet een kiesrechtregeling ge
bouwd zijn op de werkelijkheid. Een kieswet
is als de jas van de maatschappij; ze mag
niet te wijd en niet te nauw zijn; ze moet
passen, opdat de maatschappij zich in haar
vrij bewegen en uiten kunne. Een kieswet
heeft ten doel aan de maatschappij, voor
welke ze gemaakt wordt, een regeling te
schenken, welke haar in staat stalt deel te
nemen aan het bestuur van het land, maar
dan spreekt het toch van zelf, dat di© re-
geiing moet aansluiten aan de maatschappij
gelijk deze feitelijk is ingericht en niet zoo
als men, ofschoon met volkomen recht, gaarne
zou willen dat ze ingericht was.
Nu is het voor iemand, die niet stekeblind
is voor de werkelijkheid, een niet te mis
kennen feit, dat er voortdurend meer vrouwen
in onze hedendaagsche maatschappij een eigen
zelfstandige positie innemen. Daar is in onze
moderne samenleving bijna geen tak van be
drijf, van kunst of van wetenschap, waar de
vrouw niet naast den man zich. een plaats
heeft veroverd, AI grooter wordt het getal
van de vrouwen, die, hetzij door de econo
mische wantoestanden daartoe gedwongen, of
door dwa idealen daartoe verleid, den klei
nen, maar gezegenden kring van het huishou
den verinten en evengoed als de man, op
ie markt van het openbare leven als zelf
standige individuen zich vertooncn. Eu nu
Kunnen we niet inzien, met welk recht een
wetgever die, gelijk het toch moet, rekening
houdt met deze werkelijkheid, aan mannen
het kierecht verleent, miaar het aan vrouwen
weigert, alleen omdat ze vrouwen zijn, ter
wijl deze toch feitelijk en inderdaad voor
hem, wetgever, >op maatschappelijk gebied
in dezelfde verhouding als de mannen staan.
We gelooven dan ook, dat het in het be
lang is van de maatschappij, dat rekening
gehouden worde met dezen feitelijken toe
stand cn dat dus minstons de mogelijk
heid tot vrouwenkiesrecht geo
pend worde.
Evenwel: of het. kiesrecht nu ook metterdaad
aan de vrouwen moet worden verleend, is een
twééde vraag, welker beantwoording geheel
afhangt van de mate waarin de vrouw in dit
of dat land als zelfstandige op maatschappelijk
gebied optreedt.
Om voor ons land omtrent dit punt eenig
oordeel te kunnen vormen, heeft schrijver aan
het; Katholiek Sociaal Bureau te Leiden of-
ficiëele statistieken gevraagd, die hem met
de grootste bereidwilligheid worden toegezon
den.
Dc hoofdzaak van deze gegevens laat do
schrijver dan volgen:
Volgens de beroepstelling van 1909, waar
van de uitkomsten in 1912 door het Centraal
Bureau voor de Statistiek werden gepubli
ceerd, was de verhouding in ons land da vol
gende
Er waren 2.959.050 vrouwelijke personen,
waarvan gehuwd 1.188.090 en ongehuwd (kfn-
deren inbegrepen) 1.770.960. Behalve 728 ge-1 Ergo dus, aan den veldtocht van 1914 hecht
pensionneerden, oefenden van dit totaal-aantalde socialistische leider geen het minste be-
vrouwelijke personen er 540.987 een vast ba-lang en hij verwacht er dan ook niemandal
roep uit; van dezen waren er 128.372 ge- j van.
huwd en 414.615 ongehuwd (kinderen en min- i Kijk nu toch 'ne keer: ze hebben ons drie
derjarigen inbegrepen), zoodat volgens onze jaar lang de ooren doorgezaagd met de be-
berekening op het totaal aantal vrouwen in wering, dat de schoolwet „de millioenen voor
Nederland een percentage van 18.3 een vast de kloosters," het Belgisch volk in opstand
beroep uitoefenden; op de gehuwden afzon- hadden gebracht, tegen do priesterheerschap-
derlij k bedraagt dat percentage 10.6 en op
de ongehuwden 23.4. Onder de 540.987 vrou
wen in vast, beroep oefenden er 23.376 of
4.9 pet. een zoogenaamd vrij beroep uit (het
onderwijs inbegrepen), terwijl er 540.987 of
95.1 pet. werkzaam waren in wat men in al-
gemeenen zin „arbeid" noemt.
Nu de schoolwet is gestemd, zon die veront
waardiging wel tot -uitbarsting moeten ko
men en de partij, die aan het bewind is, als
in een wervelstorm wegvoeren.
BBr/. Masson en Vandervelde doen zien
dat daar niemendal van aan is, en bekennen
We laten gaarne aan den lezer over, voorvandaag, dat ze het publiek drie jaar lang
zich zelf uit deze cijfers een conclusie te voor den aap hebben gehouden, met hun le-
trekken, waarbij dan niet mag vergeten wor- gende va ti t verzet tegen de schoolwet
den, dat bij het getal der ongehuwden ook T 1
minderjarigen zijn inbegrepen. Onze meening
geven we voor wat ze is. - TT
Hebben we boven uit het niet to miskennen-, wetfiaseo zal Br.:, vandervelde zelf wel ge-
feit, dat er in de vrouwenwereld oen stroo
ming naar zelfstandig, maatschappelijk op
treden bestaat, de conclusia getrokken dat
de mogelijkheid tot vrouwenkiesrecht worde
geopend, met de hier geciteerde cijfers voor
oogen zijn wij voor ons van meening, dat,
Voor 1916 zuilen ze misschien wat anders
gevonden hebben om 't publiek warm te krij-
g-m; maar na het cartelfiasco en het school-
looveu, dat hij in 1916 ook wel het herzienings
fiasco zal beleven.
HET KATHOLICISME IN RUSLAND.
Uit een dezer dagen gepubliceerde statis-
o;tiek omtrent den stand van het Katbolicis-
indien de wetgever er toa overgaat aan de me in bet Czarenrijk blijkt, dat het aantal
Nederlandsche vrouw ook feitelijk het kies-Katholieken in het aartsdiocees Moholiew
recht te. verleenen, zulks niet anders dan in 887.000 bedraag, dtie van het diocees Minsk
zeer beperkte maté en in verschillende tem-2S9.000.
po's zou mogen geschiedenl i Tot het aartsdiocees Mohilew belmoren: het
Voor een uitgebreid vrouwenkiesrecht bio-diocees Samogitien (de gouvernementen Kow-
den de cijfers geen enkelen redel ij-j no en Koerland), bet diocees Wilna (de gou-
ken grondslag. Ja, we neigen tot de vernemen ten Wilna en Grodno), Polen en de
meening, dat juist wijl het aantal maatschap- Zuidelijke gouvernementen,
pelijk-zelfstandigen, die voor kiesrecht in, j Geheel midden- en Noord-Rusland alsmede
aanmerking komen, nog betrekkelijk zoo ge-de Aziatische bezittingen tot Wladiwostoek
ring is (immers 18.3 pet. verminderd met het en Alexandrowsk vallen daarbuiten,
groot getal minderjarigen I) het beter is voor-1 De grenzen van het diocees Minsk vallen
alsnog 't kiesrecht niet te verleenen, vooral samen met die van met gelijknamige gouver-
omdat men niet weet of door de doorwerking nement.
der christelijke-sociaje gedachte en bij ver-Het aartsdiocees Mohilew telt 227 Katholie-
betering van economische misstanden de ge- ke kerken, waar-onder 171 parochiekerken en
signaleerde strooming niet zal worden gestuit.56 bijkerken.
Het diocees Mansk, dat door de Russische
Tot zoover de schriiver in Het Katholieke regeering als gesloten wordt beschouwd, doch
Volk" sennjver in „Het KattioiieKe weAeiykheid door den aartsbisschop van
Men ziet, dat zijn beschouwingen geheel Mohilew als protonotarins ^en
staan op zuiver-practisch standpunt. Met theo->sturdtelt 82 kerken, (50 parochiekerken
retische bespiegelingen houdt hij zich nietenTT,i;t n n T1
op, evenmin als met principiëele be
schouwingen.
Doch daarom des te meer zal dit betoog
dat als conclusie heeft; laat de wetgever
de mogelijkheid van vrouwenkiesrecht
gerust openen, doch laat hem streng zich
wachten, op dit oogenblik vrouwenkiesrecht in
te voeren, de aandacht trekken in breedea
kring!
DE NADERENDE VERKIEZINGEN IN
BELGIë.
De voorbereiding voor de naderende v-er-
Het aantal geestelijken in het aartsdiocees
en het diocees Minsk bedraagt 420 tegen 400
in het vorige jaar.
Het aantal parochianen is met 8500 toegeno
men tegenover het aantal in 1913 ingeschre
ven.
In het seminarie van het aartsdiocees be
vinden zich 156 studenten.
Het aantal studenten aan de keizerlijke R.K.
academie te St. Petersburg bedraagt 68
Een vier en negentig-jarige held.
Zondagavond is op een groot banket te Pa
rijs dat door den president der Fransche repu-
bliek Poinearé werd bijgewoond een vier-en-
kiezingen in Mei zet voor de linkerzijde niet j neo-entigjarige held gehuldigd. Het is de oud-
buitengewoon gunstig in. Het „H. v. A." j hoornhlazer Rolland, wiens daden nauwelijks
schrijft er het volgende rake stukje over: j „bennen" dan die van den groo-
„Ondanks de hartversterking, die de an-s „dij r>
ti-clericale pers gekregen heeft met het in- ten> den »razenden Roland van Boncevaux,
cident-Fléchet, zoover is het reeds geko- en die> evenals deze, beroemd geworden is door
men, dat die pers eene kwajongensstreek als zÜn trompetgeschal.
een heldendaad verheerlijkt zit de troef er Bolland, die afkomstig is uit de oude zuid-
tock niet in. Fransche provincie Rouergue, tegenwoordig
Daar waar onze tegenstrevers den veld- het departement Aveyron, maakte deel uit van
tocht reeds geopend hebben, met bet oog op ,je lichting 1842 In dien, op dit punt nu niet
de verkiezingen van Mei is dat gebeurd teheel aantrekkelijken goeden ouden tijd dienden
midden wall de meest volslagen onverschil- de conscrit9 nog zeven jaren lang en namen
1 Te6 Bergen was het Br:;. Masson, die voor 1 deeli aan de koloniale expedities. Rolland die
de liberalen het eerst in het veld kwam, en te tot hoornblazer bp de jagers was aan geste
Soignies was bet brr. Vandervelde; in beide vertrok met zijn regiment naar Algiers, waar
gevalen bad het meer weg van een zeven-uren j de Fransche troepen toen den wanhopigen
lijkdienst dan van een kies-campagne.
strijd streden met den ontembaren Abd-el-
Waar is de tijd toen die heeren, zes maan- Kader. Het was daarin dat hij zijn roem en zijn
den vóór de verkiezingen van 1912, bij de her- Legioen van Eer verwierf,
opening der kamera in November 1911, aan de j Abd-el-Kader was erin geslaagd bij Sidi-
Katliolieke meerderheid nog 14 dagen tijd Drahim de Fransche troepen in een hinder-
Nu is -t binnen 10 weken verktoing en er'ok9 ftfi""»""1' H«« S"1'"'1-
is in oils land geen levende ziel di© ©r aan was gevallen, en meer dan tachtig gewon-
denkt en er zich om bekommert. den waren" krijgsgevangen gemaakt. Onder
Br. Ma6son'e redevoering te Bergen liet hen was de hoornblazer, die een kogel in de
de teleurstelling sijpelen door elke harer dij en een yatagan-houw over een der voeten
woorden en 't had even goed een lijkrede kun- gekregen had. Toen echter het gevecht voort-
nen zijn als een strijdkreét. duurde en de Franschen weigerden zich over
Br.-. Vandervelde opende den mond om te f de Arabische opperbevelhebber
verklaren, dat hij niemendal verwachtte van nn
rla -njlast een trompetter onder de gevangenen op
de stembus in Mei. Ik open niet den veldtocht
van 1914 zeide hij, maar wel dien van de
te zoeken. Men bracht hem Rolland. En Abd-
Constituante van 1916, van de herziening en el-Kader gelastte: „Blaas den aftocht!"
van het algemeen stemrecht.
Rolland, zonder een woord, zette zijn trom
pet aan zijn lippen en blies, zoo schetterend
hij kon den stormaanval!
Dit electriseerde de weinige Franschen, die
nog waren overgebleven. Met de bajonet
stormden ze op den vijand los en wisten zich
erdoor te slaan. Zoo bleef de overwinning der
Arabieren onvolkomen.
Rolland werd met de overige gevangenen
meegevoerd en vela maanden lang vastgehou
den. Op een gegeven oogenblik zag hij zijn
kans schoon, ontsnapte, hoewel met een nieuw
kogelwond in het been, en voegde zich bij zijn
regiment. Hij werd ridder van het Legioen
van Eer. Toen hij genezen was, nam hij op
nieuw aan alle gevechten deel, en verrichtte
zóóveel moedige daden, dat generaal Cavaig-
nac een nieuwe onderscheiding voor hem uiG
dacht. Hij deed hem plaats nemen op het af
fuit van een kanon, dat vervolgens defileerde
langs het front van alle troepen, in gevechts
orde opgesteld
Toen zijn diensttijd om was, keerde de held
haftige hoornblazer terug naar zijn land, waar
hij verder vreedzaam voortleefde als brieven,
besteller en later als jachtopzichter. Bij de
laatste promotie van het Legioen van Eer
werd hij officier, en liet was om die onder
scheiding te vieren dat zijn mede-Rouergats
hem het feest hebben bereid, dat Zondag
hier in Parijs plaats had. Zonder aarzelen ac
cepteerde hij, deed op zijn leeftijd! de
meer dan veertien-urige spoorreis, en zat Zon
dagavond, kras en gelukkig, aan naast den
President van de Republiek
Ook daarna is de held van Sidi-Brahim nog
overal gehuldigd. Hij werd ontvangen door
den Groot-Kanselier van het Legioen van Eer
en door generaal Niox, den beheerder van het
„Musée de l'armée" in bet „Hotel des Invali
des," waar de oude man eerbiedig knielde voor
het graf van Napoleon, dat hij meer dan dertig
jaar geleden voor bet laatst had gezien. Hij
genoot van alles en bewonderde.
Welk een schat van herinneringen neemt hij
mee naar zijn dorpje, die oude ijzervreter! En
hij zal er nog lang van kunnen genieten, want
zeggen zijn vrienden „il y a longtemps
qu'il a passé l'&ge ou l'on meurt!....
„Hbld*
DE NIEUWE HOOFDREDACTEUR VAN
„DE MAASBODE",
De ZeerEerw. heer N. H. M. van Reijsen
heeft met het nummer van gisterenmorgen
het hoofdredacteurschap van „De Maasbo
de" op zich genomen. Hij doet dat met
een artikel „Ter inleiding" dat in vele op
zichten lezenswaardig is, en waarin hij op
voortreffelijke wijze de gedragslijn die den
katholieken journalist is voorgeschreven,
uiteenzet.
Een onafwijsbaren plicht acht de nieuwe
hoofdredacteur het, den weg te wijzen, dien
Z. H. de Paus heeft voorgeschreven aan
den katholieken journalist, en die in het
door Paus en Kardinalen zoo ondubbelzin-
nig-geprezen geschrift van p. Chiaudano „Ka
thoüek journalisme" is uiteengezet.
„Volgens het woord van dien schrijver
moet de Katholieke journalist, zijn taak op
vattend als een ware zending, als een we
zenlijk apostolaat, er naar streven door de
Katholieke pers een heilzamen invloed uit
te oefenen op de menigte, om haar te lei
den, en zelfs met krachtige hand te bren
gen tot haar waar geluk. Dit apostolaats-
werk hebbe als uitgangspunt en als leiden
de lijn de alles omvattende wet van chris
telijke wijsheid: het kwade vermijden en
het goede beoefenen; hij zal dus de courant
Roomsch doen zijn door niet alleen daaruit
alles te weren, wat met het Katholiek ka
rakter eener courant in strijd is; maar te
vens door daarin alles neer te leggen, wat
strekken kan tot bevordering cn opbouwing
van het katholieke leven in al zijn schakee
ringen."
Het kwade vermijden: schrijver zet uit
een, dat dit alleen dé,n voldoende geschiedt
in de courant „wanneer zij in wijze voor
zichtigheid zelf op haar hoede voor alles,
wat dwaling is, tot dwaling voert, of van de
dwaling uitloopt, zorgvuldig alle3 vermijdt,
wat niet in alle opzichten rechtzinnig te
noemen is; wanneer zij schuwt en afwijst
alle gewaagdheid van meening en beoordee
ling, welke reeds zoo dikwerf verwarring
stichtte en wanorde bracht in de geesten
en vaak aanleiding werd tot noodlottige
dwalingen; dit is alleen mogelijk, wanneer.
ZÜ» hoewel huldigend gepaste vrijheid in
twijfelachtige vraagstukken, toch met
scherpzinnig toezien vermijdt en aanwijst
alle^ gevaarlijke en vermetele meeuingen,
welke ook maar eenige smet zouden kun
nen werpen op de ongereptheid des geloofs,
wanneer zij met ontwijking van alle dubbel
zinnigheid en onduidelijkheid in woorden en
uitdrukkingen de taal van klaarheid en
waarneid doet hooren; dit is alleen moge»
lijk, wanneer zij alle uitlatingen achter
houdt, welke, hoewel bedoeld als een objec
tieve vermelding van feiten of uitspraken,
toch, zonder commentaar gelaten, den lezer
in verkeerde richting zouden kunnen bren
gen.
„En in dit alles, zooals gezegd, moet zij
zich laten leiden door de bevelen en de
wenschen van den Paus, opdat zij op haar
beurt veilige leiding geve aan anderen."
Daarnevens: „moet de Roomsche courant,
ook positief werkend, een taal spreken en
een richting huldigen, welke alleen passen
aan een Katholiek blad.
„Het moet een openlijke, krachtige belij
denis zijn van ons heerlijk Roomsch geloof;
haar woord moet zijn één luide, vrijmoedige
prediking van de reine zedelijkheid der cliis-
telijke moraal; te midden van het al-over-
heerschend rumoer der materialistische we
reldmarkt en boven het cynisch gelach van
de brutale zonde moet zij' onafgebroken la
ten klinken het klokkelied van haar credo,
dat de harten van het stof der aarde af
trekt omhoog naar den hemel; moet zij luid
en nimmer-wijkend der zonde in het aange
zicht slingeren de kloeke forsche taal van
haar eeuwig-geldende moraal met het nim
mer toegevende non-licet.
„Jal vóór alles een ongeveinsd Katho
lieke belijdenis; geen verduiking van wat
ons heilig is, geen angstig wegschuilen of
zwijgen, wanneer de plicht ons dwingt tot
uitkomen of spreken: geen lafhartig hullen
in twijfelachtige kleur. Wij, die on3 verheu
gen in het bezit van de Goddeiijke Waar
heid, wij behoeven het allerminst ons ge
loof en zijn beginselen achteraf te houden,
aLs ware het minderwaardig en beschamend,
geloovig te zijn. En daarom di- waarheid
voorop, onbevreesd en ongeveinsd!
In alles moet het uitkomen, dat wij katho
liek zijn; alles in ons en van ons moet
doortrokken zijn van den echt-katholieken
geest. Met meer recht dan de anderen kun
nen wij met onze meer-dan-menschelijke, met
onze Goddelijke levensbeschouwing, met on
ze Goddelijke waarhe'd en zedenleer voor
het voetlicht treden; en, wanneer zij niet
zwijgen, wanneer zij van of
aanpassen willen weten, wanneer zij allen
schijn zelfs van mceloopen met hun tegen
standers vermijden :n alles en overal, dan
past het zeker ons, Christus' leerlingen,' voer
den dag te komen met niet minder levens
durf en sprekensmoed dan zij; dan past het
ons zeker niet, onze kleur bangelijk bedekt
te houden, met onze beginselen te schippe
ren of mee te zeulen met hen, die tegen
ons zijn.
„Vandaar moet die belijdenis tevens zijn
geheel en volkomen, zonder eenige terughou
dendheid, zonder eenige beperking;" het
zuurdeesem moet volkomen kunnen door
werken en de gemoederen geheel doortrek
ken; het moet het heele leven der enkelin
gen, en heel het leven der katholieke maat
schappij in aL zijn vormen en verhoudingen
geheel bezielen.
„Zoo immers wil het onze H. Vader de
Paus, niet anders mogen zijn kinderen het
willen.
„Tot die ongeveinsd-katholieke, tot die ge
heel-katholieke beiijdenis moet de Roomsclie
pers haar krachtige opwekking laten hoo
ren; het is haar heilige plicht, om bijna
uitsluitend schrijvend voor' Katholieken, in
dien echt-katholieken zin te schrijven; niet
slechts de schrijvers zelf, waar al wdt ze
schrijven, moét den waren katholieken geest
ademen; alles moet er op gericht zijn het
bovennatuurlijke element in de lezers te
ersterken, en aldus hun geestelijk welzijn
te bevorderen. Het overal doordringende, in
vloedrijke woord, dat van den leerstoel'der
courant uitgaat tot duizenden, moet die dui
zenden versterken in hun godsdmnsttos
overtuiging, moet de Katholieke "beginselen
steeds dieper en vaster inheien in hun har
ten; haar woord moet levenwekkend en ver
sterkend, verlichtend en verwarmend, op«
beurend en aanvurend heengaan tot geest en
hart, om beide te vormen in Christus."
FEUILLETON.
Roman van Philip Laicus.
26.
„Het hindert Egon", was eindelijk de hout-
vesterin van meening, dat Irma thans in ze
keren zin niet zoo geheel en al van zijne ge
nade afhankelijk is."
„Dat vrees ik," gaf Willifred ten antwoord,
„en het zou mij onaangenaam zijn, als het an
ders ware. Ik ken geen beter gerechtvaardig
de mannentrots, dan aan zijne vrouw, van wie
men alles eischt, ook alles te bieden!"
„Wat zou hij 't meisje geschreven hebben!"
mompelde de houtvesterin. „Arme Irma!"
Te vergeefs wachtten beiden er op, dat Ir-
jna naar beneden kwam; na verloop van een
ialf uur ging juffrouw Willifred naar bo
ven, om eens naar bet meisje te zien.
Irma lag voor haar bed op de knieën met
baar gelaat in de kussens begraven; zij schei-
de zachtjes, nauwelijks hoorbaar, wanneer
niet van tijd tot tijd een zenuwachtige snik
haar gansche lichaam deed schokken. Zij be-
Bpenrde er niets van, dat de houtvesterin bin
nenkwam.
„Maar, Irma," zeide de houtvesterin en
lboog zich vol liefde over haar heen, „kindlief,
Jtfat schort er aan?"
Irma gaf geen antwoord: zij schudde slechts
driftig met het hoofd en duwde haar gezicht
nog dieper in de kussens.
Juffrouw Willifred stond tamelijk radeloos.
Wat zon zij tegenover zulk een hevige uitbar
sting van droefheid doen? Onwillekeurig viel
haar blik op het schrijven van Egon, dat naast
Irma op den grond lag. Zij raapte het op en
las:
Geachte freule!
Veroorloof mij op de allereerste plaats,
dat ik, zij het ook met een bloedend hart,
Ti mijn geluk wenschen met uwe verheffing
van staat aanbied. Bij kalm nadenken zult
u vinden, dat daardoor de omstandigheden
wezenlijk zijn veranderd. Een poosje heb
31c mij overgeleverd aan den verieidelijken
droom, dat ik u alles zou kunnen zijn; dat
is voorbij; maar wanneer ik u niet alles
ben, dan kan ik slecbts niets voor u zijn.
Sta mijnen burgerlijken trots als schade
loosstelling voor een eerzame toekomst de
eenige voldoening toe, dat ik mii vrijwillig
in dat niet terugtrek, alvorens ik wellicht
ik beschuldig geen personen, maar ik
betreur alleen de omstandigheden daar
heen verwezen wordt.
Met onveranderde hoogachting, Uw .toe
genegen
EGON WILLIFRED."
„Maar, Irma! Meisje!" zeide juffrouw Wil-
lifgred, na het schrijven te hebben gelezen,
„versta het toch niet verkeerd: als je hem
niet alles waart zou hij imers dat niet geschre
ven hebben."
„Alles is uit," antwoordde Irma wederom
het hoofd schuddende.
„Het is nog ternauwernood begonnen," zeide
juffrouw Willifred, haar zacht oprichtend.
.JDeDk toch aan je zelf, meisje; je wildet im-
i mere ook terstond naar den vreemde, en ver-
langdel niets anders, dan dat wij je niet zou
den vloeken. Kom, kom, Irmaatje," voegde
zij in buitengewoon milden, kalmeerenden
toon bij, terwijl zij het gloeiende hoofd van
het meisje tegen hare borst drukte, „geen
boom valt door den eersten slag."
Irma sloeg beide armen om den hals harer
pleegmoeder en ging voort met snikken.
„Zeg zelf eens," vervolgde juffrouw Willi-
fred, „zou het je naar je zin geweest zijn, wan
neer hü blij ware, niet de arme Irma, die
thuiskomen noch ouders had, maar een hoog
edelgeboren freule von Helmberg te huwen?
Zie je dan daaruit niet, dat hij slechts u be
mint, niet je naam, niet je rang, niet je po
sitie, maar n zelf, m'n kind, en geloof je dan,
dat die liefde zon ophouden, wanneer je een
ander kleed aantrekt?"
„Neen, moeder, neen; wat n nn zegt, moet
mij slechts troosten, maar alles is afgedaan;
ik ben voor n allen enkel en alleen freule von
Helmberg."
„Dwaas kind! Zoo lang j« mijn goede Irma
wilt. zijn, knn je gerust een koningskroon op
het hoofd zetten, toch zul je daarom mijn Ir
ma blijven. Laat Egon eerst maar wat beda-
yen. Toon hem maar dat je hem niet vergeet"
„Nooit, moeder, rooit!"
„Last hem dat blijken, kindlief."
„Wanneer hij daaraan twijfelt
„Wij willen niets voor de toekomst beloven.*
„Ook gij! O God!.... Laat mij.... ik wil
weg van hier....! dadelijk..,!., ben ik dan
zóó slecht?...."
„Maar kind, ik Seb immers volstrekt niets
beweerd. Dit zal in de toekomst bliiken. Hoe
kunnen wij thans daarover iets zeggen? Maar
toon het hem, en je zult zien, hoe spoedig hij
weer uit zijn niets terugkeert, om n aan de
heele wereld te betwisten."
„Maar hij heeft gezegd...." viel Irma haar
op den toon des twijfels in de rede.
„Zeker, heeft hij gezegd," hernam juffrouw
Willifred. „Maar of hij het nn precies zoo ge
meend heeft, als hij 't zeide, of hij zich zelf
niet nn reeds de grofste benamingen geeft,
omdat hij het gezegd heeft, dat zullen we nu
maar niet uitpluizen en laten voor hetgeen 't
is. Voorloopig, kindlief, moet ge dezen brief
beschouwen als niet geschreven, totdat ik
met hem gesproken heb."
„En zegt u dat niet enkel, om mü hoop te
geven
„Mün kind," gaf juffrouw Willifred ten
antwoord, „ik zou m'n zoon slecht moeten
kennen, als het niet van nw gedrag zou af
hangen, of deze brief waarheid wordt of een
uiting blüft van een oogeublikkdSike over
prikkeling. En ofschoon het ook nu een ver
nedering voor hem is, dat gü niet alles aan
hem zult hebben te danken, in het vervolg
zal hü n des te hooger waardeeren, hoe meer
ge om zünentwil op het spel hebt gezet. En
bedaar nu, wanneer ge bedaard geworden züt,
kom dan heneden, wdj moeten de tafel dek
ken, andera knort oom Willifred. Je ziet wel,
kind, dat je voor ons geen ander geworden
zijn."
Dit zeggende, kuste tij Irma teeüer op het
voorhoofd en liet haar alleen. Een half uur
later kwam Irma beneden. Zü was inderdaad
zoo niet vrooUjk, dan toch kalm. Het leven
ln buis werd op dezelfde wijze voortgezet, als
yóór deze beslissende gebeurtenis: bet bad
hel karakter van een stillen weemoed, en hoe
meer de dag van een scheiding naderde, des
te stiller werd men, des te dieper voelde men
1 dat. Eindelük brak de noodlottige Zaterdag
aan. In twee kleine koffers gepakt, stond het
goed van Irma, dat zü mee zou nemen. Een
groote kist had de houtvester zelf ineenge
timmerd, en ofschoon hü niets zeide, was het
toch alsof elke hamerslag op zün eigen borst
neerkwam. In de kist werd het overige van
hare kleederen gepakt, en deze zou haar uit
gezonden worden, wanneer Irma in de gele»
genheid zou züu. haar luiste adres op te ge-
ven.
Tegen den middag kwam de domeinraaü
per rijtuig. De koetsier laadde de twee kof
fers op, terwül juffrouw Willifred met gros»
te moeite het snikken onderdrukte en Irma'f
tranen hü stroomen over hare wangen rolden,
De houtvester zat op zün kantoortje en liei
zich in t geheel niet zien.
Eensklaps wischte Irma driftig de trans*
van liaar gelaat en stampte toornig met h*
ren kleinen voet op den vloer.
„Het is echt dwaas van mü. «n u raoeal
mü beknorren, moeder, flink op mü knorrem
dat ik zoo huiL Men zon haast denken, dat
ik de wereld nitga.... Ik ga mij no oudere
bezoeken.... en, niet waar, moederUt
mag immers temgkomenT"
Met hare kunstmatige kalmte was Erf géi
daan, zü wierp zich luid snikkend aajj de*
hals der houtvesterin.
Nogmaals slaagde Irma er in. bare bé*
daardheid te herkrijgen.
„Niet waar, moeder, u Bpreekt met Egon.
Zeg hem- boe zeer het mü heeft gedaan, maar
pij.
i