HAARLEflSCHE COURANT blad Over vrouwenkiesrecht BUITENLAND. S&CAr StS£I0üm -116 k""er' I _**-. - W--e„ rrhr«r BINNENLAND. In. nei Katholieke Volk." komt een door G V geteekendo beschouwing voor over vrou wenkiesrecht, di® ongetwijfeld de aandacht VCondor ons dadelijk volkomen homogeen le verklaren met de conclusies van den schrij ver bevelen we toch een bestudeering van dit 'artikel met nadruk aan degenen die in deze „brandende kwestie" belangstellen, aan. De schrijver stelt al3 beginsel eerst: dat het kiesrecht is „een maatschappelijke func tie die door den wetgever aan de burgers wordt opgelegd in een dusdanige verhouding en uitgestrektheid ais zulks voor hot alge meen welzijn van den Staat wordt noodig o nuttig geacht." In het licht van dit beginsel (zoo gaat ie schrijver dan voort) moet men z.L de vraag omtrent het vrouwenkiesrecht aldus stellenis het in den tegenwoordigen tijd nut tig of noodig voor het algemeen welzijn van den Staat, dat aan de vrouw kiesrecht wordt verleend? We moenen dat men voor het antwoord op dezo vraag vooral rekening hecfu te houden met een tweede staatkundig begin sel dat zoo kort en zoo duidelijk door Maurice Barrès werd geformuleerd: „il n'est pas per mis a un legisMeur de ne pas tenir eompte de la réalité" - het is den wetgever met geoorloofd, geen rekening te houden met de werkelijkheid 1 Als dit beginsel ergens geldt, dan zeker bij een kiesrechtregeling. In het algemeen reeds kan men de stel ling opzetten dat de wetten niet de zeden maken, doch deze veronderstellen; ze zijn in het algemeen de juridische formuleering van het levend rechtsbewustzijn des volks. Maar zeker moet een kiesrechtregeling ge bouwd zijn op de werkelijkheid. Een kieswet is als de jas van de maatschappij; ze mag niet te wijd en niet te nauw zijn; ze moet passen, opdat de maatschappij zich in haar vrij bewegen en uiten kunne. Een kieswet heeft ten doel aan de maatschappij, voor welke ze gemaakt wordt, een regeling te schenken, welke haar in staat stalt deel te nemen aan het bestuur van het land, maar dan spreekt het toch van zelf, dat di© re- geiing moet aansluiten aan de maatschappij gelijk deze feitelijk is ingericht en niet zoo als men, ofschoon met volkomen recht, gaarne zou willen dat ze ingericht was. Nu is het voor iemand, die niet stekeblind is voor de werkelijkheid, een niet te mis kennen feit, dat er voortdurend meer vrouwen in onze hedendaagsche maatschappij een eigen zelfstandige positie innemen. Daar is in onze moderne samenleving bijna geen tak van be drijf, van kunst of van wetenschap, waar de vrouw niet naast den man zich. een plaats heeft veroverd, AI grooter wordt het getal van de vrouwen, die, hetzij door de econo mische wantoestanden daartoe gedwongen, of door dwa idealen daartoe verleid, den klei nen, maar gezegenden kring van het huishou den verinten en evengoed als de man, op ie markt van het openbare leven als zelf standige individuen zich vertooncn. Eu nu Kunnen we niet inzien, met welk recht een wetgever die, gelijk het toch moet, rekening houdt met deze werkelijkheid, aan mannen het kierecht verleent, miaar het aan vrouwen weigert, alleen omdat ze vrouwen zijn, ter wijl deze toch feitelijk en inderdaad voor hem, wetgever, >op maatschappelijk gebied in dezelfde verhouding als de mannen staan. We gelooven dan ook, dat het in het be lang is van de maatschappij, dat rekening gehouden worde met dezen feitelijken toe stand cn dat dus minstons de mogelijk heid tot vrouwenkiesrecht geo pend worde. Evenwel: of het. kiesrecht nu ook metterdaad aan de vrouwen moet worden verleend, is een twééde vraag, welker beantwoording geheel afhangt van de mate waarin de vrouw in dit of dat land als zelfstandige op maatschappelijk gebied optreedt. Om voor ons land omtrent dit punt eenig oordeel te kunnen vormen, heeft schrijver aan het; Katholiek Sociaal Bureau te Leiden of- ficiëele statistieken gevraagd, die hem met de grootste bereidwilligheid worden toegezon den. Dc hoofdzaak van deze gegevens laat do schrijver dan volgen: Volgens de beroepstelling van 1909, waar van de uitkomsten in 1912 door het Centraal Bureau voor de Statistiek werden gepubli ceerd, was de verhouding in ons land da vol gende Er waren 2.959.050 vrouwelijke personen, waarvan gehuwd 1.188.090 en ongehuwd (kfn- deren inbegrepen) 1.770.960. Behalve 728 ge-1 Ergo dus, aan den veldtocht van 1914 hecht pensionneerden, oefenden van dit totaal-aantalde socialistische leider geen het minste be- vrouwelijke personen er 540.987 een vast ba-lang en hij verwacht er dan ook niemandal roep uit; van dezen waren er 128.372 ge- j van. huwd en 414.615 ongehuwd (kinderen en min- i Kijk nu toch 'ne keer: ze hebben ons drie derjarigen inbegrepen), zoodat volgens onze jaar lang de ooren doorgezaagd met de be- berekening op het totaal aantal vrouwen in wering, dat de schoolwet „de millioenen voor Nederland een percentage van 18.3 een vast de kloosters," het Belgisch volk in opstand beroep uitoefenden; op de gehuwden afzon- hadden gebracht, tegen do priesterheerschap- derlij k bedraagt dat percentage 10.6 en op de ongehuwden 23.4. Onder de 540.987 vrou wen in vast, beroep oefenden er 23.376 of 4.9 pet. een zoogenaamd vrij beroep uit (het onderwijs inbegrepen), terwijl er 540.987 of 95.1 pet. werkzaam waren in wat men in al- gemeenen zin „arbeid" noemt. Nu de schoolwet is gestemd, zon die veront waardiging wel tot -uitbarsting moeten ko men en de partij, die aan het bewind is, als in een wervelstorm wegvoeren. BBr/. Masson en Vandervelde doen zien dat daar niemendal van aan is, en bekennen We laten gaarne aan den lezer over, voorvandaag, dat ze het publiek drie jaar lang zich zelf uit deze cijfers een conclusie te voor den aap hebben gehouden, met hun le- trekken, waarbij dan niet mag vergeten wor- gende va ti t verzet tegen de schoolwet den, dat bij het getal der ongehuwden ook T 1 minderjarigen zijn inbegrepen. Onze meening geven we voor wat ze is. - TT Hebben we boven uit het niet to miskennen-, wetfiaseo zal Br.:, vandervelde zelf wel ge- feit, dat er in de vrouwenwereld oen stroo ming naar zelfstandig, maatschappelijk op treden bestaat, de conclusia getrokken dat de mogelijkheid tot vrouwenkiesrecht worde geopend, met de hier geciteerde cijfers voor oogen zijn wij voor ons van meening, dat, Voor 1916 zuilen ze misschien wat anders gevonden hebben om 't publiek warm te krij- g-m; maar na het cartelfiasco en het school- looveu, dat hij in 1916 ook wel het herzienings fiasco zal beleven. HET KATHOLICISME IN RUSLAND. Uit een dezer dagen gepubliceerde statis- o;tiek omtrent den stand van het Katbolicis- indien de wetgever er toa overgaat aan de me in bet Czarenrijk blijkt, dat het aantal Nederlandsche vrouw ook feitelijk het kies-Katholieken in het aartsdiocees Moholiew recht te. verleenen, zulks niet anders dan in 887.000 bedraag, dtie van het diocees Minsk zeer beperkte maté en in verschillende tem-2S9.000. po's zou mogen geschiedenl i Tot het aartsdiocees Mohilew belmoren: het Voor een uitgebreid vrouwenkiesrecht bio-diocees Samogitien (de gouvernementen Kow- den de cijfers geen enkelen redel ij-j no en Koerland), bet diocees Wilna (de gou- ken grondslag. Ja, we neigen tot de vernemen ten Wilna en Grodno), Polen en de meening, dat juist wijl het aantal maatschap- Zuidelijke gouvernementen, pelijk-zelfstandigen, die voor kiesrecht in, j Geheel midden- en Noord-Rusland alsmede aanmerking komen, nog betrekkelijk zoo ge-de Aziatische bezittingen tot Wladiwostoek ring is (immers 18.3 pet. verminderd met het en Alexandrowsk vallen daarbuiten, groot getal minderjarigen I) het beter is voor-1 De grenzen van het diocees Minsk vallen alsnog 't kiesrecht niet te verleenen, vooral samen met die van met gelijknamige gouver- omdat men niet weet of door de doorwerking nement. der christelijke-sociaje gedachte en bij ver-Het aartsdiocees Mohilew telt 227 Katholie- betering van economische misstanden de ge- ke kerken, waar-onder 171 parochiekerken en signaleerde strooming niet zal worden gestuit.56 bijkerken. Het diocees Mansk, dat door de Russische Tot zoover de schriiver in Het Katholieke regeering als gesloten wordt beschouwd, doch Volk" sennjver in „Het KattioiieKe weAeiykheid door den aartsbisschop van Men ziet, dat zijn beschouwingen geheel Mohilew als protonotarins ^en staan op zuiver-practisch standpunt. Met theo->sturdtelt 82 kerken, (50 parochiekerken retische bespiegelingen houdt hij zich nietenTT,i;t n n T1 op, evenmin als met principiëele be schouwingen. Doch daarom des te meer zal dit betoog dat als conclusie heeft; laat de wetgever de mogelijkheid van vrouwenkiesrecht gerust openen, doch laat hem streng zich wachten, op dit oogenblik vrouwenkiesrecht in te voeren, de aandacht trekken in breedea kring! DE NADERENDE VERKIEZINGEN IN BELGIë. De voorbereiding voor de naderende v-er- Het aantal geestelijken in het aartsdiocees en het diocees Minsk bedraagt 420 tegen 400 in het vorige jaar. Het aantal parochianen is met 8500 toegeno men tegenover het aantal in 1913 ingeschre ven. In het seminarie van het aartsdiocees be vinden zich 156 studenten. Het aantal studenten aan de keizerlijke R.K. academie te St. Petersburg bedraagt 68 Een vier en negentig-jarige held. Zondagavond is op een groot banket te Pa rijs dat door den president der Fransche repu- bliek Poinearé werd bijgewoond een vier-en- kiezingen in Mei zet voor de linkerzijde niet j neo-entigjarige held gehuldigd. Het is de oud- buitengewoon gunstig in. Het „H. v. A." j hoornhlazer Rolland, wiens daden nauwelijks schrijft er het volgende rake stukje over: j „bennen" dan die van den groo- „Ondanks de hartversterking, die de an-s „dij r> ti-clericale pers gekregen heeft met het in- ten> den »razenden Roland van Boncevaux, cident-Fléchet, zoover is het reeds geko- en die> evenals deze, beroemd geworden is door men, dat die pers eene kwajongensstreek als zÜn trompetgeschal. een heldendaad verheerlijkt zit de troef er Bolland, die afkomstig is uit de oude zuid- tock niet in. Fransche provincie Rouergue, tegenwoordig Daar waar onze tegenstrevers den veld- het departement Aveyron, maakte deel uit van tocht reeds geopend hebben, met bet oog op ,je lichting 1842 In dien, op dit punt nu niet de verkiezingen van Mei is dat gebeurd teheel aantrekkelijken goeden ouden tijd dienden midden wall de meest volslagen onverschil- de conscrit9 nog zeven jaren lang en namen 1 Te6 Bergen was het Br:;. Masson, die voor 1 deeli aan de koloniale expedities. Rolland die de liberalen het eerst in het veld kwam, en te tot hoornblazer bp de jagers was aan geste Soignies was bet brr. Vandervelde; in beide vertrok met zijn regiment naar Algiers, waar gevalen bad het meer weg van een zeven-uren j de Fransche troepen toen den wanhopigen lijkdienst dan van een kies-campagne. strijd streden met den ontembaren Abd-el- Waar is de tijd toen die heeren, zes maan- Kader. Het was daarin dat hij zijn roem en zijn den vóór de verkiezingen van 1912, bij de her- Legioen van Eer verwierf, opening der kamera in November 1911, aan de j Abd-el-Kader was erin geslaagd bij Sidi- Katliolieke meerderheid nog 14 dagen tijd Drahim de Fransche troepen in een hinder- Nu is -t binnen 10 weken verktoing en er'ok9 ftfi""»""1' H«« S"1'"'1- is in oils land geen levende ziel di© ©r aan was gevallen, en meer dan tachtig gewon- denkt en er zich om bekommert. den waren" krijgsgevangen gemaakt. Onder Br. Ma6son'e redevoering te Bergen liet hen was de hoornblazer, die een kogel in de de teleurstelling sijpelen door elke harer dij en een yatagan-houw over een der voeten woorden en 't had even goed een lijkrede kun- gekregen had. Toen echter het gevecht voort- nen zijn als een strijdkreét. duurde en de Franschen weigerden zich over Br.-. Vandervelde opende den mond om te f de Arabische opperbevelhebber verklaren, dat hij niemendal verwachtte van nn rla -njlast een trompetter onder de gevangenen op de stembus in Mei. Ik open niet den veldtocht van 1914 zeide hij, maar wel dien van de te zoeken. Men bracht hem Rolland. En Abd- Constituante van 1916, van de herziening en el-Kader gelastte: „Blaas den aftocht!" van het algemeen stemrecht. Rolland, zonder een woord, zette zijn trom pet aan zijn lippen en blies, zoo schetterend hij kon den stormaanval! Dit electriseerde de weinige Franschen, die nog waren overgebleven. Met de bajonet stormden ze op den vijand los en wisten zich erdoor te slaan. Zoo bleef de overwinning der Arabieren onvolkomen. Rolland werd met de overige gevangenen meegevoerd en vela maanden lang vastgehou den. Op een gegeven oogenblik zag hij zijn kans schoon, ontsnapte, hoewel met een nieuw kogelwond in het been, en voegde zich bij zijn regiment. Hij werd ridder van het Legioen van Eer. Toen hij genezen was, nam hij op nieuw aan alle gevechten deel, en verrichtte zóóveel moedige daden, dat generaal Cavaig- nac een nieuwe onderscheiding voor hem uiG dacht. Hij deed hem plaats nemen op het af fuit van een kanon, dat vervolgens defileerde langs het front van alle troepen, in gevechts orde opgesteld Toen zijn diensttijd om was, keerde de held haftige hoornblazer terug naar zijn land, waar hij verder vreedzaam voortleefde als brieven, besteller en later als jachtopzichter. Bij de laatste promotie van het Legioen van Eer werd hij officier, en liet was om die onder scheiding te vieren dat zijn mede-Rouergats hem het feest hebben bereid, dat Zondag hier in Parijs plaats had. Zonder aarzelen ac cepteerde hij, deed op zijn leeftijd! de meer dan veertien-urige spoorreis, en zat Zon dagavond, kras en gelukkig, aan naast den President van de Republiek Ook daarna is de held van Sidi-Brahim nog overal gehuldigd. Hij werd ontvangen door den Groot-Kanselier van het Legioen van Eer en door generaal Niox, den beheerder van het „Musée de l'armée" in bet „Hotel des Invali des," waar de oude man eerbiedig knielde voor het graf van Napoleon, dat hij meer dan dertig jaar geleden voor bet laatst had gezien. Hij genoot van alles en bewonderde. Welk een schat van herinneringen neemt hij mee naar zijn dorpje, die oude ijzervreter! En hij zal er nog lang van kunnen genieten, want zeggen zijn vrienden „il y a longtemps qu'il a passé l'&ge ou l'on meurt!.... „Hbld* DE NIEUWE HOOFDREDACTEUR VAN „DE MAASBODE", De ZeerEerw. heer N. H. M. van Reijsen heeft met het nummer van gisterenmorgen het hoofdredacteurschap van „De Maasbo de" op zich genomen. Hij doet dat met een artikel „Ter inleiding" dat in vele op zichten lezenswaardig is, en waarin hij op voortreffelijke wijze de gedragslijn die den katholieken journalist is voorgeschreven, uiteenzet. Een onafwijsbaren plicht acht de nieuwe hoofdredacteur het, den weg te wijzen, dien Z. H. de Paus heeft voorgeschreven aan den katholieken journalist, en die in het door Paus en Kardinalen zoo ondubbelzin- nig-geprezen geschrift van p. Chiaudano „Ka thoüek journalisme" is uiteengezet. „Volgens het woord van dien schrijver moet de Katholieke journalist, zijn taak op vattend als een ware zending, als een we zenlijk apostolaat, er naar streven door de Katholieke pers een heilzamen invloed uit te oefenen op de menigte, om haar te lei den, en zelfs met krachtige hand te bren gen tot haar waar geluk. Dit apostolaats- werk hebbe als uitgangspunt en als leiden de lijn de alles omvattende wet van chris telijke wijsheid: het kwade vermijden en het goede beoefenen; hij zal dus de courant Roomsch doen zijn door niet alleen daaruit alles te weren, wat met het Katholiek ka rakter eener courant in strijd is; maar te vens door daarin alles neer te leggen, wat strekken kan tot bevordering cn opbouwing van het katholieke leven in al zijn schakee ringen." Het kwade vermijden: schrijver zet uit een, dat dit alleen dé,n voldoende geschiedt in de courant „wanneer zij in wijze voor zichtigheid zelf op haar hoede voor alles, wat dwaling is, tot dwaling voert, of van de dwaling uitloopt, zorgvuldig alle3 vermijdt, wat niet in alle opzichten rechtzinnig te noemen is; wanneer zij schuwt en afwijst alle gewaagdheid van meening en beoordee ling, welke reeds zoo dikwerf verwarring stichtte en wanorde bracht in de geesten en vaak aanleiding werd tot noodlottige dwalingen; dit is alleen mogelijk, wanneer. ZÜ» hoewel huldigend gepaste vrijheid in twijfelachtige vraagstukken, toch met scherpzinnig toezien vermijdt en aanwijst alle^ gevaarlijke en vermetele meeuingen, welke ook maar eenige smet zouden kun nen werpen op de ongereptheid des geloofs, wanneer zij met ontwijking van alle dubbel zinnigheid en onduidelijkheid in woorden en uitdrukkingen de taal van klaarheid en waarneid doet hooren; dit is alleen moge» lijk, wanneer zij alle uitlatingen achter houdt, welke, hoewel bedoeld als een objec tieve vermelding van feiten of uitspraken, toch, zonder commentaar gelaten, den lezer in verkeerde richting zouden kunnen bren gen. „En in dit alles, zooals gezegd, moet zij zich laten leiden door de bevelen en de wenschen van den Paus, opdat zij op haar beurt veilige leiding geve aan anderen." Daarnevens: „moet de Roomsche courant, ook positief werkend, een taal spreken en een richting huldigen, welke alleen passen aan een Katholiek blad. „Het moet een openlijke, krachtige belij denis zijn van ons heerlijk Roomsch geloof; haar woord moet zijn één luide, vrijmoedige prediking van de reine zedelijkheid der cliis- telijke moraal; te midden van het al-over- heerschend rumoer der materialistische we reldmarkt en boven het cynisch gelach van de brutale zonde moet zij' onafgebroken la ten klinken het klokkelied van haar credo, dat de harten van het stof der aarde af trekt omhoog naar den hemel; moet zij luid en nimmer-wijkend der zonde in het aange zicht slingeren de kloeke forsche taal van haar eeuwig-geldende moraal met het nim mer toegevende non-licet. „Jal vóór alles een ongeveinsd Katho lieke belijdenis; geen verduiking van wat ons heilig is, geen angstig wegschuilen of zwijgen, wanneer de plicht ons dwingt tot uitkomen of spreken: geen lafhartig hullen in twijfelachtige kleur. Wij, die on3 verheu gen in het bezit van de Goddeiijke Waar heid, wij behoeven het allerminst ons ge loof en zijn beginselen achteraf te houden, aLs ware het minderwaardig en beschamend, geloovig te zijn. En daarom di- waarheid voorop, onbevreesd en ongeveinsd! In alles moet het uitkomen, dat wij katho liek zijn; alles in ons en van ons moet doortrokken zijn van den echt-katholieken geest. Met meer recht dan de anderen kun nen wij met onze meer-dan-menschelijke, met onze Goddelijke levensbeschouwing, met on ze Goddelijke waarhe'd en zedenleer voor het voetlicht treden; en, wanneer zij niet zwijgen, wanneer zij van of aanpassen willen weten, wanneer zij allen schijn zelfs van mceloopen met hun tegen standers vermijden :n alles en overal, dan past het zeker ons, Christus' leerlingen,' voer den dag te komen met niet minder levens durf en sprekensmoed dan zij; dan past het ons zeker niet, onze kleur bangelijk bedekt te houden, met onze beginselen te schippe ren of mee te zeulen met hen, die tegen ons zijn. „Vandaar moet die belijdenis tevens zijn geheel en volkomen, zonder eenige terughou dendheid, zonder eenige beperking;" het zuurdeesem moet volkomen kunnen door werken en de gemoederen geheel doortrek ken; het moet het heele leven der enkelin gen, en heel het leven der katholieke maat schappij in aL zijn vormen en verhoudingen geheel bezielen. „Zoo immers wil het onze H. Vader de Paus, niet anders mogen zijn kinderen het willen. „Tot die ongeveinsd-katholieke, tot die ge heel-katholieke beiijdenis moet de Roomsclie pers haar krachtige opwekking laten hoo ren; het is haar heilige plicht, om bijna uitsluitend schrijvend voor' Katholieken, in dien echt-katholieken zin te schrijven; niet slechts de schrijvers zelf, waar al wdt ze schrijven, moét den waren katholieken geest ademen; alles moet er op gericht zijn het bovennatuurlijke element in de lezers te ersterken, en aldus hun geestelijk welzijn te bevorderen. Het overal doordringende, in vloedrijke woord, dat van den leerstoel'der courant uitgaat tot duizenden, moet die dui zenden versterken in hun godsdmnsttos overtuiging, moet de Katholieke "beginselen steeds dieper en vaster inheien in hun har ten; haar woord moet levenwekkend en ver sterkend, verlichtend en verwarmend, op« beurend en aanvurend heengaan tot geest en hart, om beide te vormen in Christus." FEUILLETON. Roman van Philip Laicus. 26. „Het hindert Egon", was eindelijk de hout- vesterin van meening, dat Irma thans in ze keren zin niet zoo geheel en al van zijne ge nade afhankelijk is." „Dat vrees ik," gaf Willifred ten antwoord, „en het zou mij onaangenaam zijn, als het an ders ware. Ik ken geen beter gerechtvaardig de mannentrots, dan aan zijne vrouw, van wie men alles eischt, ook alles te bieden!" „Wat zou hij 't meisje geschreven hebben!" mompelde de houtvesterin. „Arme Irma!" Te vergeefs wachtten beiden er op, dat Ir- jna naar beneden kwam; na verloop van een ialf uur ging juffrouw Willifred naar bo ven, om eens naar bet meisje te zien. Irma lag voor haar bed op de knieën met baar gelaat in de kussens begraven; zij schei- de zachtjes, nauwelijks hoorbaar, wanneer niet van tijd tot tijd een zenuwachtige snik haar gansche lichaam deed schokken. Zij be- Bpenrde er niets van, dat de houtvesterin bin nenkwam. „Maar, Irma," zeide de houtvesterin en lboog zich vol liefde over haar heen, „kindlief, Jtfat schort er aan?" Irma gaf geen antwoord: zij schudde slechts driftig met het hoofd en duwde haar gezicht nog dieper in de kussens. Juffrouw Willifred stond tamelijk radeloos. Wat zon zij tegenover zulk een hevige uitbar sting van droefheid doen? Onwillekeurig viel haar blik op het schrijven van Egon, dat naast Irma op den grond lag. Zij raapte het op en las: Geachte freule! Veroorloof mij op de allereerste plaats, dat ik, zij het ook met een bloedend hart, Ti mijn geluk wenschen met uwe verheffing van staat aanbied. Bij kalm nadenken zult u vinden, dat daardoor de omstandigheden wezenlijk zijn veranderd. Een poosje heb 31c mij overgeleverd aan den verieidelijken droom, dat ik u alles zou kunnen zijn; dat is voorbij; maar wanneer ik u niet alles ben, dan kan ik slecbts niets voor u zijn. Sta mijnen burgerlijken trots als schade loosstelling voor een eerzame toekomst de eenige voldoening toe, dat ik mii vrijwillig in dat niet terugtrek, alvorens ik wellicht ik beschuldig geen personen, maar ik betreur alleen de omstandigheden daar heen verwezen wordt. Met onveranderde hoogachting, Uw .toe genegen EGON WILLIFRED." „Maar, Irma! Meisje!" zeide juffrouw Wil- lifgred, na het schrijven te hebben gelezen, „versta het toch niet verkeerd: als je hem niet alles waart zou hij imers dat niet geschre ven hebben." „Alles is uit," antwoordde Irma wederom het hoofd schuddende. „Het is nog ternauwernood begonnen," zeide juffrouw Willifred, haar zacht oprichtend. .JDeDk toch aan je zelf, meisje; je wildet im- i mere ook terstond naar den vreemde, en ver- langdel niets anders, dan dat wij je niet zou den vloeken. Kom, kom, Irmaatje," voegde zij in buitengewoon milden, kalmeerenden toon bij, terwijl zij het gloeiende hoofd van het meisje tegen hare borst drukte, „geen boom valt door den eersten slag." Irma sloeg beide armen om den hals harer pleegmoeder en ging voort met snikken. „Zeg zelf eens," vervolgde juffrouw Willi- fred, „zou het je naar je zin geweest zijn, wan neer hü blij ware, niet de arme Irma, die thuiskomen noch ouders had, maar een hoog edelgeboren freule von Helmberg te huwen? Zie je dan daaruit niet, dat hij slechts u be mint, niet je naam, niet je rang, niet je po sitie, maar n zelf, m'n kind, en geloof je dan, dat die liefde zon ophouden, wanneer je een ander kleed aantrekt?" „Neen, moeder, neen; wat n nn zegt, moet mij slechts troosten, maar alles is afgedaan; ik ben voor n allen enkel en alleen freule von Helmberg." „Dwaas kind! Zoo lang j« mijn goede Irma wilt. zijn, knn je gerust een koningskroon op het hoofd zetten, toch zul je daarom mijn Ir ma blijven. Laat Egon eerst maar wat beda- yen. Toon hem maar dat je hem niet vergeet" „Nooit, moeder, rooit!" „Last hem dat blijken, kindlief." „Wanneer hij daaraan twijfelt „Wij willen niets voor de toekomst beloven.* „Ook gij! O God!.... Laat mij.... ik wil weg van hier....! dadelijk..,!., ben ik dan zóó slecht?...." „Maar kind, ik Seb immers volstrekt niets beweerd. Dit zal in de toekomst bliiken. Hoe kunnen wij thans daarover iets zeggen? Maar toon het hem, en je zult zien, hoe spoedig hij weer uit zijn niets terugkeert, om n aan de heele wereld te betwisten." „Maar hij heeft gezegd...." viel Irma haar op den toon des twijfels in de rede. „Zeker, heeft hij gezegd," hernam juffrouw Willifred. „Maar of hij het nn precies zoo ge meend heeft, als hij 't zeide, of hij zich zelf niet nn reeds de grofste benamingen geeft, omdat hij het gezegd heeft, dat zullen we nu maar niet uitpluizen en laten voor hetgeen 't is. Voorloopig, kindlief, moet ge dezen brief beschouwen als niet geschreven, totdat ik met hem gesproken heb." „En zegt u dat niet enkel, om mü hoop te geven „Mün kind," gaf juffrouw Willifred ten antwoord, „ik zou m'n zoon slecht moeten kennen, als het niet van nw gedrag zou af hangen, of deze brief waarheid wordt of een uiting blüft van een oogeublikkdSike over prikkeling. En ofschoon het ook nu een ver nedering voor hem is, dat gü niet alles aan hem zult hebben te danken, in het vervolg zal hü n des te hooger waardeeren, hoe meer ge om zünentwil op het spel hebt gezet. En bedaar nu, wanneer ge bedaard geworden züt, kom dan heneden, wdj moeten de tafel dek ken, andera knort oom Willifred. Je ziet wel, kind, dat je voor ons geen ander geworden zijn." Dit zeggende, kuste tij Irma teeüer op het voorhoofd en liet haar alleen. Een half uur later kwam Irma beneden. Zü was inderdaad zoo niet vrooUjk, dan toch kalm. Het leven ln buis werd op dezelfde wijze voortgezet, als yóór deze beslissende gebeurtenis: bet bad hel karakter van een stillen weemoed, en hoe meer de dag van een scheiding naderde, des te stiller werd men, des te dieper voelde men 1 dat. Eindelük brak de noodlottige Zaterdag aan. In twee kleine koffers gepakt, stond het goed van Irma, dat zü mee zou nemen. Een groote kist had de houtvester zelf ineenge timmerd, en ofschoon hü niets zeide, was het toch alsof elke hamerslag op zün eigen borst neerkwam. In de kist werd het overige van hare kleederen gepakt, en deze zou haar uit gezonden worden, wanneer Irma in de gele» genheid zou züu. haar luiste adres op te ge- ven. Tegen den middag kwam de domeinraaü per rijtuig. De koetsier laadde de twee kof fers op, terwül juffrouw Willifred met gros» te moeite het snikken onderdrukte en Irma'f tranen hü stroomen over hare wangen rolden, De houtvester zat op zün kantoortje en liei zich in t geheel niet zien. Eensklaps wischte Irma driftig de trans* van liaar gelaat en stampte toornig met h* ren kleinen voet op den vloer. „Het is echt dwaas van mü. «n u raoeal mü beknorren, moeder, flink op mü knorrem dat ik zoo huiL Men zon haast denken, dat ik de wereld nitga.... Ik ga mij no oudere bezoeken.... en, niet waar, moederUt mag immers temgkomenT" Met hare kunstmatige kalmte was Erf géi daan, zü wierp zich luid snikkend aajj de* hals der houtvesterin. Nogmaals slaagde Irma er in. bare bé* daardheid te herkrijgen. „Niet waar, moeder, u Bpreekt met Egon. Zeg hem- boe zeer het mü heeft gedaan, maar pij. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5