Anecdoten. De Millioenenmenschen. gemaixen van wat van eieren aTRomstïg- is. Wil men zoo iets streng doorvoeren, dan komt men, zooals begrijpelijk is, tot uiterst rare din- gen. Want het valt gemakkelijk honderde dingen op te noemen, die dienen voor dagelijksch gebruik en noodzakelijk zijn voor de behoeften der men- schen en die afkomstig zijn van dieren. En nu zal een verstandig denkend mensch zeg gen dat het natuurlijk de bedoeling niet kan zijn de vegetarische beginselen zoover door te voeren, dat men alles wat van dieren afkomstig is wil ter zijde stellen. Maar jawel. Wie zoo redeneert kent de opvattingen van die dierenvrienden al heel weinig. Ze gaan nu in Engeland waar een groote vereeniging van vegetarische vrouwen bestaat en „werkt" zoover dat er een actie op touw wordt gezet tegen kleedingstoffen, die van dieren afkomstig zijn. De voorstandsters der vegetarische kleeding weigeren wollen kousen te dragen, want, zeg gen zij, zoolang er koeien en schapen geslacht moeten worden om ons met hun huid te be- kleeden, zoolang zal het vleesch dezer dieren opgegeten moeten worden. Op den hoed van een vegetarisch gekleede vrouw zal men vergeefs naar veer of pluim zoekenzelfs zal men het zij den lint missen. Zijde is immers ook afkomstig van de dieren. Het bestuur der vereeniging houdt zich thans bezig met voorschriften omtrent de vegetarische kleeding. Maar ze zullen wel lang moeten zoeken. Mo- gelijk zullen zij het middel vinden om een ele gante japon van boombladeren of een mantel van boomschors en kousen van gras of iets der gelijks te vervaardigen en dan zal het het beste zijn, dat zij in plaats van schoenen op klompen loopen. j Wie weet welke artistieke en uiterst elegante klompensoorten dan wel mode zullen worden! We zien met belangstelling die „vegetarische mode" tegemoet!!! WELKE ZOMER WAARSCHIJNLIJK IS. Reeds nu houden verschillende weerkun digen zich bezig met de vraag, hoe de zo mer van 1914 zal zijn, warm, koel, regen achtig, droog, zonnig of onweersachtig. Wel iswaar zijn er absoluut geen gegevens, waar- Uit iets omtrent den aanstaanden zomer valt af te leiden, en is het geredeneer van deze meteorologen feitelijk bijna kletspraat. De meeste weerkundigen wagen zich dan ook niet aan die voorspellingen voor langen tijd. Enkele redeneeren echter als volgt: Meest wordt een zeer koele zomer gevolgd door een kouden winter, en in het algemeen komt na een kouden winter een warme zomer; na een zeer kouden winter komt gewoonlijk een koele zomer; na een zachten winter komt in j net algemeen een zeer warme zomer, enz. Den afgeloopen winter kan 'men als een normalen winter beschouwen, in December was het iets te zacht voor den tijd van het jaar, Januari was wat te koud. Na zoo'n normalen winter komt in het algemeen even eens een normale zomer, d.w.z. Juli zal mis- j schien iets te koel zijn. Augustus iets te warm, maar veel wijkt de thermometer niet van den normaal-stand af. Zooals vanzelf spreekt, is „normale zomer" een ruim begrip, en zal I men misschien wel 75 pet. van de resp. zomers j als normaalzomer kunnen beschouwen. Ieder taar is de kans het grootst, dat er een „nor- maal-zomer" komt En de kans, dat de prognose van deze weerkundigen werkelijk-1 leid wordt is dus niet klein. Inmiddels zijn er enkele weerkundigen, die verder gaan. Een bekend Engelsch meteoro loog voorspelt b.v., dat de zomer 1914 zeer onweersachtig zal zijn, het gevolg van een vochtige warmte. Deze vochtige warmte zou dan weer veroorzaakt worden door het zich vormen van z.g. aanhang-depressies en die aanhang-depressies zouden worden teweegge bracht door het zich wijzigen van den atmos- ferischen golfstroom, welke wijziging zou ont staan.maar nu zal men ons de rest wel schenken, nietwaar? DE GOUDHONGER. Sinds de ontdekking van de onmetelijke goudvoorraden in Transvaal is de jaarlijksche goudaanwinning in de wereld bijna vervijfvou digd en toch heerscht er bijna voortdurend goudgebrek voor de aanmunting, zoo meldt het Vad. Vooreerst is hot bedrijf in edele metalen, dat voor luxe en industrieele doeleinden jaar lijks ruim 300 millioen gulden aan goud ver bruikt. Verder heeft het aannemen van den gouden Standaard door vele landen in eenige tientallen van jaren vele milliarden aan de markt onttrokken en eindelijk is er, het ergste v-'ip alle», de goudhonger van Indië biigeko. men, dat alleen in de jaren 1911 en 1912 600.000.000 verslond. Tot voor korten tijd stond men tegenover ditverschijnsel als tegenover een raadsel, te Men zoekt de betreffende eassa. Hij komt z'n vronw achterna. Dan gaan ze verder. Zij blijft voor elke afdeeling, en elk rayon meer daar daar Indië dat geld niet voor waar- j vo| bewondering staan. borg noodig had, aangezien daar het zilverAan Reeling „wasohgoed" hizonder t j n j j i lang. Hier treft ze werkelijk koopjes. Zu vorkeoi'smunt is Iemand verklaarde dan ook servettcn> handdoeken enK. d(ror olkaaj. met eenige overdrijving: al het geld dat uit j 0n inforn,cert terioops naar den prijs van Zuid-Afrika uit den grond komt, gaat er meen mooieu tafellooper. Zuid-Azië weer in. j Daar valt haar in, dat Melanie haar ge- Met deze verklaring is echter het verschijn- vraagd heeft om droogdoeken voor de keu sel niet verklaard. Blijkbaar koopen de Hin- ken. Daarvoor moeten ze op de vierde étage doe's veel goud niet voor geldelijke doelein- zbn. den. In Indië worden bijv. door inlandsche art-- gaan naar de lift. Boven gekomen sen zeer dnnne goudplaatjes als medicijn voor ™0D1stert^ al]f mogelijke huishoudelijke ar- v <~v i t. j. ii tiKelen. Zij interesseert zich voor borstels, innerlijk gebruik voorgeschreven. Ook het reh-mattel3k]oppers, „eemlappenhouders. Haai gieuse leven vereiseht veel goud De vergul- keuken js haar trots> en zjj kan do ^erïok ding van tempels, moet elk jaar 150.000 be- king niet weerstaan om een vernikkelden dragen. Ook versiert de burger zijn huis gaarne tafelschuier te koopen. met 't edel metaal. Zoo kocht onlangs een Hij wordt ongeduldig. Toe, laten we nu radja voor eenige duizenden ponden, opdat hij doorgaan? elk klein ruitje van zijn venster met g-oud- Te voet gaan ze naar heneden. Even stil- stukken zou kunnen versieren. 1 staan voor een „stand waar zoo wat var Er werken echter ook jurdische oorzaken f waS' schilderijen, romans, brie- mee. Volgens de Indische wetten kunnen de jV BHcwenpap'ier kan men altijd gebruiken, vrouwen met erven. De eenige weg, waarlangs En hier gtaan 7Al]ke verrukkelijke doozen. de vader deze wet ontduiken kan, is deze, dat zijn, kan men er zoo lekker zak- hij vrouw en dochters zoo rijk mogelijk in goud doeken in bewaren. en sieraden zet. Honderd sovereigns aan een j Zoo gaat de tijd voorbij. Hoe gejaagder gouden draad worden persoonlijk eigendom I hij wordt, hoe meer zij herhaalt: Nog een der vrouw, zonder dat de zoon er aanspraak j oogenblikje. op mag maken, terwijl dezelfde som in afzon-1 moet nog zien wat tegenwoordig mo- derlijke stukken of in grond als vreemd goed ^ern is. n a* re Het wordt zoo vol, dat zij bijna met meer aan de weduwe onttrokken wordt Dientenge-1 voort klinneT,. Hy is het stikken nabij, zij volge worden m alle gezinnen, rijk of arm, de J hfteft het ook benauwd. Zij wil nu ook dade- meisjes met sovereigns gelukkig gemaakt. Na lijk de straat op, om wat versche luebt te een dood van den echtgenoot mag de hindoe- i happen. weduwe niet wederom huwen, noch eenig sie- Beiden slaken zij buiten een zucht van ver raad dragen. Zij verkoopt dan haar sieraden lichting. Dan zegt zij minzaam: en leeft van de opbrengst. i O ja, die tandenborstel kan jij zelf Doch ook den man is het goudbezit vanmorf?en op dan dag Wel eens koopen. 's Mor gens is het er niet zoo druk. 'sMiddpgs, je hoogé waarde Daar namelijk het persoonlijk kebt het nu gezien, kan je bijna niet op je crediet m Indië bijna onbekend is, restte den gemak wat koopen! Indischen boer bij de financeering van zijn oogst slechts de uiterst omslachtige en dure fS verpanding van zijn grondbezit. Is echter een jjil familiesieraad aanwezig, dan kan hij daarop 'i yj gemakkelijk en zondei formaliteiten een be- j langrijk voorschot ontvangen. De Indische boer verbindt dus het nuttige met het aangename; j OOK EEN BELEED'IGING. i,;; ..„„u j I Rechter. Hoe komt gij er toe dezen heer inj verschaft zich door den aankoop van goud- 7, - ,6 aan te klagen, hu heeft u immers mets an- stukken vrede en gemak in zijn huis, bevre- ders. gezegd dan; jik verzeker u". digt de ïjdelheid zijner dames en heeft een i Aanklager. Juist daarom, dat is eene be- schat, die hij in nood ten allen tijde verzilveren leediging, deze heer is namelijk agent van kan. een vee-verzekeringmaatschappij. EEN SPOORWEG-ZOöLOOG, Bij gelegenheid, dat Frank Buckland uit Frankrijk naar Engeland terugkeerde, als ge woonlijk beladen met levende en doode „exemplaren," trok de kop van een aap, die uit zijn zak keek, de aancbicht van den spoor weg-beambte in het plaats-bureau, en in weer- MIJNHEER HEEFT EEN TANDEN BORSTEL NOODIG. In de Journal publiceert Maurice Level de volgende satyre op het familieleven. De heer en de dame des huizes zitten te zamen. Heb jij voor het oogenblik iets bijzon-wil van alle verzekeringen van Buckland, ders te doen? vraagt hij verlegen. (dat hij het mis had, beweerde hij dat liet Neen, waarom? Wel, dan zou ik je willen vragen even voor mij naar het Warenhuis te gaan of een der „Galeries" om een tandenborstel te koo- I pen. Wat voor een tandenborstel, een harde j of een zachte? Zooals ik er gewoonlijk een heb, niet te i hard en niet te zacht. Weet je wat, ga zelf even mee, wij zijn in langen tijd samen niet meer uit geweest. Ze rijden met een taximeter naar een der een hond was, en dat er als zoodanig voor betaald moest worden. Buckland, die er wre velig over werd, stak zijne hand in een an deren zak, haalde er eene schildpad uit, en terwijl hij die op het plankje voor het loket legde, zeide hij„Misschien noemt gij dat ook wel een hond?" De beambte bekeek de schildpad. „Neen," zeide hij op deftig royalen toon, „daar laten vyy geen vrach voor betalen. Dat zijn insecten!" HEROÏSME. A. Gisteren-avond was het bier in de kneij Galeries, welke juist in het middaguur prop-i misembel dat men het nfet kon Zij kent alle verkoopafdeelingen, zooals brinken, een kunstliefhebber de zalen van het Louvre kent. Hij wilde, nauwelijks binnengekomen, er liefst maar weer uit Zij blijft plotseling staan. Onder een bijna niet te onderscheiden boop van hoedvormen beeft zij een zeer bijzonder model gezien. Niet leeliik, wel? Moet ook niet, brom hij. Jij kan dat ook niet zoo direct zien, hij moet eerst netjes gegarneerd zijn. Maar als hij opgemaakt is, zal ie ver- rukeklijk wezen. Wat kost, ie, juffrouw? Acht franc, negentig. Wil je 'm koopen? vraagt hij. Wacht even, en die andere? Zet die 's op, opdat ik 'm goed zal kunnen zien? Nee, die eerste bevalt mij beter. Het verschil ia prijs ie ook niet aoo groot. Weet u wat, zandt mij die vier eens op zicht, dan zal ik deeidceren, B. Zoo, en wat hebt- ge toen gedaan? A. We hebben het toch maar gedronken. TEGENWOORDIGHEID VAN GEEST. Eerste vagebond. Drommels daar komt de veldwachter, wat moeten we nu doen? Tweede vagebond. Stil blijven staan dan houdt hij ons voor vogelverschrikkers, EEN PRACTICUS. Procureur. Voor dit feit kunt ge gestraft worden met(hij draait zich om, om het strafwetboek uit de boekenkast te ne men). Vagebond. Doe geen moeite, mijnheer de procureur, dat geeft 10 maanden. METEOROLOGIE. Kareh Vader wat is toch eigenlijk de blik sem? Vader. De bliksem is een natuurverschijnsel Karei. Maar wat is dan een natuurver schijnsel? ■Vader. Domme jongen, dat is de bliksem. 32= DiMSDAG 3 HAART 3914. 38ste JAARGANG No. 8377 BIJVOEGSEL VAM DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Si Te Dwoonde Jan Romijn in de Kat tensteeg. Een tamelijk breed straatje, waar in huis aan huis affaire werd uitgeoefend. Ro mijn verhandelde en (verruilde) over zijn toonbank koloniale waren en alle artikelen, die zich onder dien naam in den handel heb ben laten doopen. Hij was getrouwd, maar had geen kinderen. lederen morgen stond hij des zomers ten vier uur op; des winters ten half- zes. lederen avond, winter en zomier, dook hij met vrouwlief ten tien uur onder de wol. Zij waren zeer gelukkig. Op een morgen stak een man zijn hoofd door de deur van den winkel, „Ben ik hier bij Johannes Romijn?" En Jan, achter zijn toonbank, antwoordde: „Ja, vadertje." „O, dan mot dit hier wezen. Asjeblief!" De man met een groote portefeuille bij zich, waarin een aardig vrachtje aanslagbil jetten lagen, had er een uitgenomen en reikte het den winkelier over. Romijn veegde aan zijn sloof de handen af, die wat kleverig waren, daar hij juist met stroop bezig was, en nam bet biljet met de toppen van duim en wijsvinger aan en legde het op een lessenaartje. Hij knikte tegen den man met de porte feuille en op een toon, alsof de brenger van het biljet een klant was, die bij hem gekocht had, sprak hij „Dank-je wel. Goeie morgen!" De man met de portefeuille vera ween. Hij frist niet, dat hij een flater begaan had. Machinaal, als zoovele menschen van zijn soort, deed hij zijn werk. Het aanslagbiljet in de grondlasten ten name Johannes Romeijn, hoorde niet bij Johannes Romijn in de Kat- tensteeg thuis, maar bij een zekeren Romeijn, gep. O. I. ambtenaar, die pas te D.... was ko men wonen. Dit belette niet, dat de man met de portefeuille te zijner tijd een waarschu wing in de Kattensteeg bezorgde. Toen een aanmaning. Eindelijk een dwangbevel. Men had in de Kattensteeg die lieve druk werken aangenomen en bij elkander gelegd, soms tusschen man en vronw er over gespro ken, maar verder het er bij gelaten. Maar het woord dwangbevel had Romijn doen schrik ken. Het werd nu tijd om eens goeden raad in te winnen. En deze raad kwam van boven. Boven Jan Romijn woonde een klerkje, dat bij de stoomboot-maatschappij de vracht jes inschreef en nu en dan hielp bij het afwegen der goederen. Deze man van de pen, die wel een ont wikkeld mensch moest zijn, daar hij schreef, alsof het gedrukt stond, sprak: „Sapperloot, Romijn, je bent waarachtig grondeigenaar geworden. Die goederen zul len hier in de buurt, in hét dorp O. liggen. Het biljet komt van den ontvanger te O.... Hebt ge daar ook soms familie?" Jan plaagde zijn hersens. Eindelijk schudde hijneen. De vrouw nam het woord „Wel, zijn daar de zusters van neef Gerrit zaliger indertijd niet naar tee getrokken, Leentje en Pietje? Zouden die oude zielen naar den hemel zijn? De baas antwoordde „Juist, juist. Maar had die Gerrit zooveel geld?" - De raad van boven sprak: „Op die ouderwetsche menschen kan men niet opaan. Dat potte vroeger maar en hield zich van den domme. Maar," ging hij voort, K,vóór ge de belasting gaat betalen, moet ge paar O, gaan en zien of alles klopt. Romijn sloeg oen vragenden blik op den 'raadgever: i „Hoe meen je dat?" „Gaan zien of het land er is en of alles zooals het hier op de papieren staat." j Den volgenden dag reed een karretje over ten steenweg naar O. Re©d3 voelden de eeh- 'telieden Rotmijn zich gegoede menschen. De i raad van boven had het gezegd: Als het is,„Dè is het nij volk, dè het goed heet zooals hier staat mensch, dan benne jul- gekocht." lie rijk, dan hebbe jullie geld als slijk! En; Peer kwaim naden 't moest wel zoo zijn zei de raadgever j Hij had niet van een verandering van 't stond te duidelijk op schrift en er 'bestond eigenaar gehoord, maar ook kendo hij den in de heele stad maar één Romijn en daarom: O. I. ambtenaar niet, die zelf nog nooit te het was zeker maar toch, het is voor zichtig, eerst de zaak te onderzoeken. Veel twijfel bestond er eigenlijk niet meer bij Romijn; bij zijn vrouw stond de zaak vast als een muur, maar zij deden wat hun gezegd werd. Bij menschen, die duizenden zoo 'goed als in de kast hebben liggen, zat het er aan, vonden zij. En daarom waren zij niet naar O. geloopen, maar waren zij bij een stalhouder gaan pingelen op een vrachtje naar O., heen en terug. Do rijtuigverhuurder te O. was geweest. Dus het kon goed in an dere handen zijn overgegaan. Het pachtgeld inde de notaris. Peer deed zijn pet af en vroeg: „Lustte gullie geen beksk© koffie, juf frouw? Moeder Romijn had er wel ooren naar en nadat Jan den boer-geleider zijn congé had gegevén, door hem een dubbeltje in de hand te stoppen en een sigaar te geven toog Jan en Go. en Peer vain Kiessel naar ,,'t eerste vroeg drie gulden. Jan bood twee. Zijn vrouw j huis." deed, toen de rijtuigverhuurder er niet van j Het 7jCm geld wa,ard z|jn geweest voor een wilde hiooren, nog vijftig cent er bij. Zoo van de Kattensteeg, om hier bij zaten zij voor slechts f 2.50 in het rijtuig yan Eosseij Komijn en zijn vrouw op den naar O., heen en terug. Het mocht eens onver- fe hebben zien zitten. hoopt niet waar zijn! dachten zij toch cn Qp de £af0[ jag een krentebrood en een in de Kattensteeg zijn twee kwartjes zoo gauw- kajve kaas. De koffie zwart als inkt, stond niet verdiend. Dien dag bleef de winkel gesloten. En in de buurt liepen er al aardige praatjes, te dampen in de boordevolle kopjes. De vrouw van Peer zei: Maar eet dan toch, juffrouw. *t Is oe toen gelkkig de raad van boven hier en ge'/rUTldj d& -witte! Daar, Lieske, doar bedd' daar ging vertellen, dat Jan Romijn, door een cr eene_" erfenis vajn de zusters van zijns vrouws neef Gerrit zaliger, schatrijk geworden was. Men had in de buurt wel nooit van de zusters vain Gerrit zaliger gehoord, doch, naarmate het gerucht zich verspreidde, zwol het op. Romijn en zijn vrouw werden niet weinig benijd. De koetsier hield voor den Vergulden OsSe- kop te O. stil. Romijn stapte met zijn vrouw aan deh arm het dorp in. Zij waren op zijn Zondagsoh. De boeren groetten hen. Jatn en Oo. knipten een oogje tegen elkaar. „Moeder, ze weten hier reeds iets!" zei Jan. De vrouw, erg nieuwsgierig om de bezit ting te zien, sprak: „Vraag nou eens, Jan, waar 't ligt. Die boer daar ginds, die is daar heel alleen in de wei. Daar luistert ons niemand af." En heb echtpaar stapte in hooge hanen, stappen door het malsche gras, dat wat voch tig was, naar den boer, die op het weiland stand te droomen. Jan liet zijn aanslagbiljet zien. Hij voegde er bij „Wij wilden graag weten, waar die goede ren liggen." De boer bekeek zeer lang het biljet als of hij heb vain A tot Z wilde spellen. Hij las echter slechts en met moeit© het woord: „Romijn." Daarop sprak hij; „O, dè gedoei van mijnheer Romijn, da's daor achter de meulen van Driekke. Dat's 'n schon gedoei. De. boer staarde de twee luitjes aan. Hij vervolgde op.lijmigen toon: „Zoo hedde-gij-dè gekocht? Nou dan hedde ze ook zat!" Moeder groeide van pleizier. „Vriend, kun je ons mijn goed niet eens wijzen?" De boer antwoordde niet, maar begon lang zaam dwars over het weiland te loopen. Jan en Oo. liepen zwijgend achter hun cicerone. Deze wees eensklaps met een hoofdgebaar: „Doar heddet, ginder achter die buskes, boerin stopte de vrouw van Romijn vol met meneer en juffrouw." krentebrood en kaas en koffie. Weldra waren ze op eigen grond, J Nog twee pachtboeren van Romijn, die als De boer bleef staan, prees het land en de oude Gra-dus ook het nieuws van een nieu- zei, dat er geen beter was in O. j wen heer hadden gehooord, kwamen bij van De vrouw van Jan kneep haar man in Kessel buurten, lieten zich daar het hun den arm. Jan drukte den arm van zijn reeds bekende als nieuws vertellen, lachten vrouw stevig tegen zich aan. Zij hadden bij de aardigheden, welke mijnheer debiteer het wel willen uitkraaien van pret. de, dampten allen aan de één-cents sigaren, „O, doar hedde ginder Peer van Kessel, welke hun door Romijn waren uitgereikt en die wo*nt op 'fc eerste huis van ullie goed, kuierden, als een soort ©erewacht, mat Ro- daor aan den kruisweg." j mijn en zijn vrouw mee, toen des» zich En de boer schreeuwde Peer tegemoet: i waar het rijtuigje, nog altijd aangespannen. Met reikte zij aian een deerntje een bo terham. toe. Maar vrouw Romijn kwam tusschenbeide. Zij hield innig vain kinderen, zei ze. En Ja® ook. En de kinderen moesten bij de nieuwe „heer en juffrouw" hlijven, zaten op den schoot der vrouw uit de Kattensteeg en trokken den heer uit de Kattensteeg aan zijn horlogeketting. Eén dag te voren zou hij' voor geen geld ter wereld het hebben toegelaten, dat men naar zijn ketting wees, die hij a<cht jaar geleden voor twintig gulden 821/2 cent had gekocht op een erfhuis. De jongste jongen van Van Kessel viel eensklaps op den grond en hield in zijn handje de helft van den ketting van Romijn De andere helft bengelde aan Romijns vest Romijn lachte. Daar verscheen eensklaps een man aan rde deur. Een oude man, die eerbiedig groette en zijn klompen bij den ingang uittrok. Op de sokken kwam hij verlegen naar de tafel en zei: „Ik ben Graduis, die al dartig joar op de Kolder woont. Ik hoop dè meneer me zal laote wonen. Veur 7 of 7 d'half honderd gulden. As 't koe zèn, nog wè minder, want cle naoste joar is 't slecht gewist met de aerrepel en de boon; gelek de ziekte der in, dè wit Va Kessel wel. „Jaoi, des woar, meneer, gelek den boel verrot. Van Kessel stond op, lei de twee handen op tafel en op zijn armen steunend© en zich naar Romein voorover buigende sprak hij: „Ja, as 't koe, as 't kos, dan zoude ons ook gerieve kunne. Wij betalen hier zes hon derd gulden pacht. En da's duur, ijselijk duur." Plotseling stond de vrouw van Romijn uit haar leunstoel op. „Hoor eens, menschen, wij komen van daag alleen maar eens kennis maken, maai wat het geld betreft, wij kunnen niets be> slissen. Maar als mijn man het mij vraagt, djan zeg ik: neen." Daarop ging ze zitten. De boeren zeiden verder niets meör. De ■ysssf VOOR DE HUISKAMER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 7