Anecdoten.
De Millioenenmenschen.
gemaixen van wat van eieren aTRomstïg- is.
Wil men zoo iets streng doorvoeren, dan komt
men, zooals begrijpelijk is, tot uiterst rare din-
gen.
Want het valt gemakkelijk honderde dingen op
te noemen, die dienen voor dagelijksch gebruik en
noodzakelijk zijn voor de behoeften der men-
schen en die afkomstig zijn van dieren.
En nu zal een verstandig denkend mensch zeg
gen dat het natuurlijk de bedoeling niet kan
zijn de vegetarische beginselen zoover door te
voeren, dat men alles wat van dieren afkomstig
is wil ter zijde stellen.
Maar jawel.
Wie zoo redeneert kent de opvattingen van die
dierenvrienden al heel weinig.
Ze gaan nu in Engeland waar een groote
vereeniging van vegetarische vrouwen bestaat en
„werkt" zoover dat er een actie op touw
wordt gezet tegen kleedingstoffen, die van dieren
afkomstig zijn.
De voorstandsters der vegetarische kleeding
weigeren wollen kousen te dragen, want, zeg
gen zij, zoolang er koeien en schapen geslacht
moeten worden om ons met hun huid te be-
kleeden, zoolang zal het vleesch dezer dieren
opgegeten moeten worden. Op den hoed van een
vegetarisch gekleede vrouw zal men vergeefs
naar veer of pluim zoekenzelfs zal men het zij
den lint missen. Zijde is immers ook afkomstig
van de dieren. Het bestuur der vereeniging houdt
zich thans bezig met voorschriften omtrent de
vegetarische kleeding.
Maar ze zullen wel lang moeten zoeken. Mo-
gelijk zullen zij het middel vinden om een ele
gante japon van boombladeren of een mantel
van boomschors en kousen van gras of iets der
gelijks te vervaardigen en dan zal het het beste
zijn, dat zij in plaats van schoenen op klompen
loopen. j
Wie weet welke artistieke en uiterst elegante
klompensoorten dan wel mode zullen worden!
We zien met belangstelling die „vegetarische
mode" tegemoet!!!
WELKE ZOMER WAARSCHIJNLIJK IS.
Reeds nu houden verschillende weerkun
digen zich bezig met de vraag, hoe de zo
mer van 1914 zal zijn, warm, koel, regen
achtig, droog, zonnig of onweersachtig. Wel
iswaar zijn er absoluut geen gegevens, waar-
Uit iets omtrent den aanstaanden zomer valt
af te leiden, en is het geredeneer van deze
meteorologen feitelijk bijna kletspraat. De
meeste weerkundigen wagen zich dan ook
niet aan die voorspellingen voor langen tijd.
Enkele redeneeren echter als volgt: Meest
wordt een zeer koele zomer gevolgd door
een kouden winter, en in het algemeen komt
na een kouden winter een warme zomer; na
een zeer kouden winter komt gewoonlijk een
koele zomer; na een zachten winter komt in j
net algemeen een zeer warme zomer, enz.
Den afgeloopen winter kan 'men als een
normalen winter beschouwen, in December
was het iets te zacht voor den tijd van het
jaar, Januari was wat te koud. Na zoo'n
normalen winter komt in het algemeen even
eens een normale zomer, d.w.z. Juli zal mis- j
schien iets te koel zijn. Augustus iets te warm,
maar veel wijkt de thermometer niet van
den normaal-stand af. Zooals vanzelf spreekt,
is „normale zomer" een ruim begrip, en zal I
men misschien wel 75 pet. van de resp. zomers j
als normaalzomer kunnen beschouwen. Ieder
taar is de kans het grootst, dat er een „nor-
maal-zomer" komt En de kans, dat de
prognose van deze weerkundigen werkelijk-1
leid wordt is dus niet klein.
Inmiddels zijn er enkele weerkundigen, die
verder gaan. Een bekend Engelsch meteoro
loog voorspelt b.v., dat de zomer 1914 zeer
onweersachtig zal zijn, het gevolg van een
vochtige warmte. Deze vochtige warmte zou
dan weer veroorzaakt worden door het zich
vormen van z.g. aanhang-depressies en die
aanhang-depressies zouden worden teweegge
bracht door het zich wijzigen van den atmos-
ferischen golfstroom, welke wijziging zou ont
staan.maar nu zal men ons de rest wel
schenken, nietwaar?
DE GOUDHONGER.
Sinds de ontdekking van de onmetelijke
goudvoorraden in Transvaal is de jaarlijksche
goudaanwinning in de wereld bijna vervijfvou
digd en toch heerscht er bijna voortdurend
goudgebrek voor de aanmunting, zoo meldt het
Vad. Vooreerst is hot bedrijf in edele metalen,
dat voor luxe en industrieele doeleinden jaar
lijks ruim 300 millioen gulden aan goud ver
bruikt. Verder heeft het aannemen van den
gouden Standaard door vele landen in eenige
tientallen van jaren vele milliarden aan de
markt onttrokken en eindelijk is er, het ergste
v-'ip alle», de goudhonger van Indië biigeko.
men, dat alleen in de jaren 1911 en 1912
600.000.000 verslond.
Tot voor korten tijd stond men tegenover
ditverschijnsel als tegenover een raadsel, te
Men zoekt de betreffende eassa. Hij komt
z'n vronw achterna.
Dan gaan ze verder.
Zij blijft voor elke afdeeling, en elk rayon
meer daar daar Indië dat geld niet voor waar- j vo| bewondering staan.
borg noodig had, aangezien daar het zilverAan Reeling „wasohgoed" hizonder
t j n j j i lang. Hier treft ze werkelijk koopjes. Zu
vorkeoi'smunt is Iemand verklaarde dan ook servettcn> handdoeken enK. d(ror olkaaj.
met eenige overdrijving: al het geld dat uit j 0n inforn,cert terioops naar den prijs van
Zuid-Afrika uit den grond komt, gaat er meen mooieu tafellooper.
Zuid-Azië weer in. j Daar valt haar in, dat Melanie haar ge-
Met deze verklaring is echter het verschijn- vraagd heeft om droogdoeken voor de keu
sel niet verklaard. Blijkbaar koopen de Hin- ken. Daarvoor moeten ze op de vierde étage
doe's veel goud niet voor geldelijke doelein- zbn.
den. In Indië worden bijv. door inlandsche art-- gaan naar de lift. Boven gekomen
sen zeer dnnne goudplaatjes als medicijn voor ™0D1stert^ al]f mogelijke huishoudelijke ar-
v <~v i t. j. ii tiKelen. Zij interesseert zich voor borstels,
innerlijk gebruik voorgeschreven. Ook het reh-mattel3k]oppers, „eemlappenhouders. Haai
gieuse leven vereiseht veel goud De vergul- keuken js haar trots> en zjj kan do ^erïok
ding van tempels, moet elk jaar 150.000 be- king niet weerstaan om een vernikkelden
dragen. Ook versiert de burger zijn huis gaarne tafelschuier te koopen.
met 't edel metaal. Zoo kocht onlangs een Hij wordt ongeduldig. Toe, laten we nu
radja voor eenige duizenden ponden, opdat hij doorgaan?
elk klein ruitje van zijn venster met g-oud- Te voet gaan ze naar heneden. Even stil-
stukken zou kunnen versieren. 1 staan voor een „stand waar zoo wat var
Er werken echter ook jurdische oorzaken f waS' schilderijen, romans, brie-
mee. Volgens de Indische wetten kunnen de jV BHcwenpap'ier kan men altijd gebruiken,
vrouwen met erven. De eenige weg, waarlangs En hier gtaan 7Al]ke verrukkelijke doozen.
de vader deze wet ontduiken kan, is deze, dat zijn, kan men er zoo lekker zak-
hij vrouw en dochters zoo rijk mogelijk in goud doeken in bewaren.
en sieraden zet. Honderd sovereigns aan een j Zoo gaat de tijd voorbij. Hoe gejaagder
gouden draad worden persoonlijk eigendom I hij wordt, hoe meer zij herhaalt: Nog een
der vrouw, zonder dat de zoon er aanspraak j oogenblikje.
op mag maken, terwijl dezelfde som in afzon-1 moet nog zien wat tegenwoordig mo-
derlijke stukken of in grond als vreemd goed ^ern is.
n a* re Het wordt zoo vol, dat zij bijna met meer
aan de weduwe onttrokken wordt Dientenge-1 voort klinneT,. Hy is het stikken nabij, zij
volge worden m alle gezinnen, rijk of arm, de J hfteft het ook benauwd. Zij wil nu ook dade-
meisjes met sovereigns gelukkig gemaakt. Na lijk de straat op, om wat versche luebt te
een dood van den echtgenoot mag de hindoe- i happen.
weduwe niet wederom huwen, noch eenig sie- Beiden slaken zij buiten een zucht van ver
raad dragen. Zij verkoopt dan haar sieraden lichting. Dan zegt zij minzaam:
en leeft van de opbrengst. i O ja, die tandenborstel kan jij zelf
Doch ook den man is het goudbezit vanmorf?en op dan dag Wel eens koopen. 's Mor
gens is het er niet zoo druk. 'sMiddpgs, je
hoogé waarde Daar namelijk het persoonlijk kebt het nu gezien, kan je bijna niet op je
crediet m Indië bijna onbekend is, restte den gemak wat koopen!
Indischen boer bij de financeering van zijn
oogst slechts de uiterst omslachtige en dure fS
verpanding van zijn grondbezit. Is echter een jjil
familiesieraad aanwezig, dan kan hij daarop 'i yj
gemakkelijk en zondei formaliteiten een be- j
langrijk voorschot ontvangen. De Indische boer
verbindt dus het nuttige met het aangename; j
OOK EEN BELEED'IGING.
i,;; ..„„u j I Rechter. Hoe komt gij er toe dezen heer
inj verschaft zich door den aankoop van goud- 7, -
,6 aan te klagen, hu heeft u immers mets an-
stukken vrede en gemak in zijn huis, bevre- ders. gezegd dan; jik verzeker u".
digt de ïjdelheid zijner dames en heeft een i Aanklager. Juist daarom, dat is eene be-
schat, die hij in nood ten allen tijde verzilveren leediging, deze heer is namelijk agent van
kan. een vee-verzekeringmaatschappij.
EEN SPOORWEG-ZOöLOOG,
Bij gelegenheid, dat Frank Buckland uit
Frankrijk naar Engeland terugkeerde, als ge
woonlijk beladen met levende en doode
„exemplaren," trok de kop van een aap, die
uit zijn zak keek, de aancbicht van den spoor
weg-beambte in het plaats-bureau, en in weer-
MIJNHEER HEEFT EEN TANDEN
BORSTEL NOODIG.
In de Journal publiceert Maurice Level
de volgende satyre op het familieleven.
De heer en de dame des huizes zitten te
zamen.
Heb jij voor het oogenblik iets bijzon-wil van alle verzekeringen van Buckland,
ders te doen? vraagt hij verlegen. (dat hij het mis had, beweerde hij dat liet
Neen, waarom?
Wel, dan zou ik je willen vragen even
voor mij naar het Warenhuis te gaan of een
der „Galeries" om een tandenborstel te koo-
I pen.
Wat voor een tandenborstel, een harde
j of een zachte?
Zooals ik er gewoonlijk een heb, niet te
i hard en niet te zacht.
Weet je wat, ga zelf even mee, wij zijn
in langen tijd samen niet meer uit geweest.
Ze rijden met een taximeter naar een der
een hond was, en dat er als zoodanig voor
betaald moest worden. Buckland, die er wre
velig over werd, stak zijne hand in een an
deren zak, haalde er eene schildpad uit, en
terwijl hij die op het plankje voor het loket
legde, zeide hij„Misschien noemt gij dat
ook wel een hond?" De beambte bekeek
de schildpad. „Neen," zeide hij op deftig
royalen toon, „daar laten vyy geen vrach
voor betalen. Dat zijn insecten!"
HEROÏSME.
A. Gisteren-avond was het bier in de kneij
Galeries, welke juist in het middaguur prop-i misembel dat men het nfet kon
Zij kent alle verkoopafdeelingen, zooals brinken,
een kunstliefhebber de zalen van het Louvre
kent.
Hij wilde, nauwelijks binnengekomen, er
liefst maar weer uit
Zij blijft plotseling staan. Onder een bijna
niet te onderscheiden boop van hoedvormen
beeft zij een zeer bijzonder model gezien.
Niet leeliik, wel?
Moet ook niet, brom hij.
Jij kan dat ook niet zoo direct zien, hij
moet eerst netjes gegarneerd zijn.
Maar als hij opgemaakt is, zal ie ver-
rukeklijk wezen. Wat kost, ie, juffrouw?
Acht franc, negentig.
Wil je 'm koopen? vraagt hij.
Wacht even, en die andere? Zet die 's
op, opdat ik 'm goed zal kunnen zien?
Nee, die eerste bevalt mij beter.
Het verschil ia prijs ie ook niet aoo
groot.
Weet u wat, zandt mij die vier eens op
zicht, dan zal ik deeidceren,
B. Zoo, en wat hebt- ge toen gedaan?
A. We hebben het toch maar gedronken.
TEGENWOORDIGHEID VAN GEEST.
Eerste vagebond. Drommels daar komt de
veldwachter, wat moeten we nu doen?
Tweede vagebond. Stil blijven staan
dan houdt hij ons voor vogelverschrikkers,
EEN PRACTICUS.
Procureur. Voor dit feit kunt ge gestraft
worden met(hij draait zich om, om
het strafwetboek uit de boekenkast te ne
men).
Vagebond. Doe geen moeite, mijnheer de
procureur, dat geeft 10 maanden.
METEOROLOGIE.
Kareh Vader wat is toch eigenlijk de blik
sem?
Vader. De bliksem is een natuurverschijnsel
Karei. Maar wat is dan een natuurver
schijnsel?
■Vader. Domme jongen, dat is de bliksem.
32=
DiMSDAG 3 HAART 3914.
38ste JAARGANG No. 8377
BIJVOEGSEL VAM DE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Si
Te Dwoonde Jan Romijn in de Kat
tensteeg. Een tamelijk breed straatje, waar
in huis aan huis affaire werd uitgeoefend. Ro
mijn verhandelde en (verruilde) over zijn
toonbank koloniale waren en alle artikelen,
die zich onder dien naam in den handel heb
ben laten doopen. Hij was getrouwd, maar had
geen kinderen. lederen morgen stond hij des
zomers ten vier uur op; des winters ten half-
zes. lederen avond, winter en zomier, dook
hij met vrouwlief ten tien uur onder de wol.
Zij waren zeer gelukkig.
Op een morgen stak een man zijn hoofd
door de deur van den winkel,
„Ben ik hier bij Johannes Romijn?"
En Jan, achter zijn toonbank, antwoordde:
„Ja, vadertje."
„O, dan mot dit hier wezen. Asjeblief!"
De man met een groote portefeuille bij
zich, waarin een aardig vrachtje aanslagbil
jetten lagen, had er een uitgenomen en reikte
het den winkelier over.
Romijn veegde aan zijn sloof de handen
af, die wat kleverig waren, daar hij juist
met stroop bezig was, en nam bet biljet
met de toppen van duim en wijsvinger aan
en legde het op een lessenaartje.
Hij knikte tegen den man met de porte
feuille en op een toon, alsof de brenger van
het biljet een klant was, die bij hem gekocht
had, sprak hij
„Dank-je wel. Goeie morgen!"
De man met de portefeuille vera ween. Hij
frist niet, dat hij een flater begaan had.
Machinaal, als zoovele menschen van zijn
soort, deed hij zijn werk. Het aanslagbiljet
in de grondlasten ten name Johannes Romeijn,
hoorde niet bij Johannes Romijn in de Kat-
tensteeg thuis, maar bij een zekeren Romeijn,
gep. O. I. ambtenaar, die pas te D.... was ko
men wonen. Dit belette niet, dat de man met
de portefeuille te zijner tijd een waarschu
wing in de Kattensteeg bezorgde. Toen een
aanmaning. Eindelijk een dwangbevel.
Men had in de Kattensteeg die lieve druk
werken aangenomen en bij elkander gelegd,
soms tusschen man en vronw er over gespro
ken, maar verder het er bij gelaten. Maar het
woord dwangbevel had Romijn doen schrik
ken. Het werd nu tijd om eens goeden raad
in te winnen. En deze raad kwam van boven.
Boven Jan Romijn woonde een klerkje,
dat bij de stoomboot-maatschappij de vracht
jes inschreef en nu en dan hielp bij het
afwegen der goederen.
Deze man van de pen, die wel een ont
wikkeld mensch moest zijn, daar hij schreef,
alsof het gedrukt stond, sprak:
„Sapperloot, Romijn, je bent waarachtig
grondeigenaar geworden. Die goederen zul
len hier in de buurt, in hét dorp O. liggen.
Het biljet komt van den ontvanger te O....
Hebt ge daar ook soms familie?"
Jan plaagde zijn hersens. Eindelijk schudde
hijneen.
De vrouw nam het woord
„Wel, zijn daar de zusters van neef Gerrit
zaliger indertijd niet naar tee getrokken,
Leentje en Pietje? Zouden die oude zielen naar
den hemel zijn?
De baas antwoordde
„Juist, juist. Maar had die Gerrit zooveel
geld?"
- De raad van boven sprak:
„Op die ouderwetsche menschen kan men
niet opaan. Dat potte vroeger maar en hield
zich van den domme. Maar," ging hij voort,
K,vóór ge de belasting gaat betalen, moet ge
paar O, gaan en zien of alles klopt.
Romijn sloeg oen vragenden blik op den
'raadgever: i
„Hoe meen je dat?"
„Gaan zien of het land er is en of alles
zooals het hier op de papieren staat." j
Den volgenden dag reed een karretje over
ten steenweg naar O. Re©d3 voelden de eeh-
'telieden Rotmijn zich gegoede menschen. De i
raad van boven had het gezegd: Als het is,„Dè is het nij volk, dè het goed heet
zooals hier staat mensch, dan benne jul- gekocht."
lie rijk, dan hebbe jullie geld als slijk! En; Peer kwaim naden
't moest wel zoo zijn zei de raadgever j Hij had niet van een verandering van
't stond te duidelijk op schrift en er 'bestond eigenaar gehoord, maar ook kendo hij den
in de heele stad maar één Romijn en daarom: O. I. ambtenaar niet, die zelf nog nooit te
het was zeker maar toch, het is voor
zichtig, eerst de zaak te onderzoeken.
Veel twijfel bestond er eigenlijk niet meer
bij Romijn; bij zijn vrouw stond de zaak
vast als een muur, maar zij deden wat hun
gezegd werd. Bij menschen, die duizenden
zoo 'goed als in de kast hebben liggen, zat
het er aan, vonden zij. En daarom waren zij
niet naar O. geloopen, maar waren zij bij
een stalhouder gaan pingelen op een vrachtje
naar O., heen en terug. Do rijtuigverhuurder
te O. was geweest. Dus het kon goed in an
dere handen zijn overgegaan. Het pachtgeld
inde de notaris.
Peer deed zijn pet af en vroeg:
„Lustte gullie geen beksk© koffie, juf
frouw?
Moeder Romijn had er wel ooren naar en
nadat Jan den boer-geleider zijn congé had
gegevén, door hem een dubbeltje in de hand
te stoppen en een sigaar te geven toog Jan
en Go. en Peer vain Kiessel naar ,,'t eerste
vroeg drie gulden. Jan bood twee. Zijn vrouw j huis."
deed, toen de rijtuigverhuurder er niet van j Het 7jCm geld wa,ard z|jn geweest voor een
wilde hiooren, nog vijftig cent er bij. Zoo van de Kattensteeg, om hier bij
zaten zij voor slechts f 2.50 in het rijtuig yan Eosseij Komijn en zijn vrouw op den
naar O., heen en terug. Het mocht eens onver- fe hebben zien zitten.
hoopt niet waar zijn! dachten zij toch cn Qp de £af0[ jag een krentebrood en een
in de Kattensteeg zijn twee kwartjes zoo gauw- kajve kaas. De koffie zwart als inkt, stond
niet verdiend.
Dien dag bleef de winkel gesloten.
En in de buurt liepen er al aardige praatjes,
te dampen in de boordevolle kopjes.
De vrouw van Peer zei:
Maar eet dan toch, juffrouw. *t Is oe
toen gelkkig de raad van boven hier en ge'/rUTldj d& -witte! Daar, Lieske, doar bedd'
daar ging vertellen, dat Jan Romijn, door een cr eene_"
erfenis vajn de zusters van zijns vrouws neef
Gerrit zaliger, schatrijk geworden was. Men
had in de buurt wel nooit van de zusters
vain Gerrit zaliger gehoord, doch, naarmate
het gerucht zich verspreidde, zwol het op.
Romijn en zijn vrouw werden niet weinig
benijd.
De koetsier hield voor den Vergulden OsSe-
kop te O. stil.
Romijn stapte met zijn vrouw aan deh
arm het dorp in. Zij waren op zijn Zondagsoh.
De boeren groetten hen. Jatn en Oo. knipten
een oogje tegen elkaar.
„Moeder, ze weten hier reeds iets!" zei
Jan.
De vrouw, erg nieuwsgierig om de bezit
ting te zien, sprak:
„Vraag nou eens, Jan, waar 't ligt. Die
boer daar ginds, die is daar heel alleen in
de wei. Daar luistert ons niemand af."
En heb echtpaar stapte in hooge hanen,
stappen door het malsche gras, dat wat voch
tig was, naar den boer, die op het weiland
stand te droomen.
Jan liet zijn aanslagbiljet zien. Hij voegde
er bij
„Wij wilden graag weten, waar die goede
ren liggen."
De boer bekeek zeer lang het biljet als
of hij heb vain A tot Z wilde spellen. Hij
las echter slechts en met moeit© het woord:
„Romijn."
Daarop sprak hij;
„O, dè gedoei van mijnheer Romijn, da's
daor achter de meulen van Driekke. Dat's
'n schon gedoei.
De. boer staarde de twee luitjes aan. Hij
vervolgde op.lijmigen toon:
„Zoo hedde-gij-dè gekocht? Nou dan hedde
ze ook zat!"
Moeder groeide van pleizier.
„Vriend, kun je ons mijn goed niet eens
wijzen?"
De boer antwoordde niet, maar begon lang
zaam dwars over het weiland te loopen.
Jan en Oo. liepen zwijgend achter hun
cicerone.
Deze wees eensklaps met een hoofdgebaar:
„Doar heddet, ginder achter die buskes, boerin stopte de vrouw van Romijn vol met
meneer en juffrouw." krentebrood en kaas en koffie.
Weldra waren ze op eigen grond, J Nog twee pachtboeren van Romijn, die als
De boer bleef staan, prees het land en de oude Gra-dus ook het nieuws van een nieu-
zei, dat er geen beter was in O. j wen heer hadden gehooord, kwamen bij van
De vrouw van Jan kneep haar man in Kessel buurten, lieten zich daar het hun
den arm. Jan drukte den arm van zijn reeds bekende als nieuws vertellen, lachten
vrouw stevig tegen zich aan. Zij hadden bij de aardigheden, welke mijnheer debiteer
het wel willen uitkraaien van pret. de, dampten allen aan de één-cents sigaren,
„O, doar hedde ginder Peer van Kessel, welke hun door Romijn waren uitgereikt en
die wo*nt op 'fc eerste huis van ullie goed, kuierden, als een soort ©erewacht, mat Ro-
daor aan den kruisweg." j mijn en zijn vrouw mee, toen des» zich
En de boer schreeuwde Peer tegemoet: i waar het rijtuigje, nog altijd aangespannen.
Met reikte zij aian een deerntje een bo
terham. toe.
Maar vrouw Romijn kwam tusschenbeide.
Zij hield innig vain kinderen, zei ze. En
Ja® ook. En de kinderen moesten bij de
nieuwe „heer en juffrouw" hlijven, zaten op
den schoot der vrouw uit de Kattensteeg en
trokken den heer uit de Kattensteeg aan zijn
horlogeketting.
Eén dag te voren zou hij' voor geen geld
ter wereld het hebben toegelaten, dat men
naar zijn ketting wees, die hij a<cht jaar
geleden voor twintig gulden 821/2 cent had
gekocht op een erfhuis.
De jongste jongen van Van Kessel viel
eensklaps op den grond en hield in zijn
handje de helft van den ketting van Romijn
De andere helft bengelde aan Romijns vest
Romijn lachte.
Daar verscheen eensklaps een man aan rde
deur. Een oude man, die eerbiedig groette
en zijn klompen bij den ingang uittrok.
Op de sokken kwam hij verlegen naar de
tafel en zei:
„Ik ben Graduis, die al dartig joar op de
Kolder woont. Ik hoop dè meneer me zal
laote wonen. Veur 7 of 7 d'half honderd
gulden. As 't koe zèn, nog wè minder, want
cle naoste joar is 't slecht gewist met de
aerrepel en de boon; gelek de ziekte der
in, dè wit Va Kessel wel.
„Jaoi, des woar, meneer, gelek den boel
verrot.
Van Kessel stond op, lei de twee handen
op tafel en op zijn armen steunend© en zich
naar Romein voorover buigende sprak hij:
„Ja, as 't koe, as 't kos, dan zoude ons
ook gerieve kunne. Wij betalen hier zes hon
derd gulden pacht. En da's duur, ijselijk duur."
Plotseling stond de vrouw van Romijn uit
haar leunstoel op.
„Hoor eens, menschen, wij komen van
daag alleen maar eens kennis maken, maai
wat het geld betreft, wij kunnen niets be>
slissen. Maar als mijn man het mij vraagt, djan
zeg ik: neen."
Daarop ging ze zitten.
De boeren zeiden verder niets meör. De
■ysssf
VOOR DE HUISKAMER