ALLERLEI. Gevaarlijk Spel. SSKrtïlSr' Tridtn1 Hc' is mociliit' e« dent- Weer naar <ren vergulden Ossekop oegaven, stond te wachten. De koetsier, die wist, wat voor menschen hij pp z;jn kussens moest dulden, was één en al verbazing, toen hij bij het wegrijden een hoopje boeren beleefd de pet van eht hoofd zag nemen. Komijn strekte, toen het rijtuigje in be weging was gekomen, de beenen uit, zette den buik naar voren, kruiste de armen en trok hevig aan zijn sigaar. Eensklaps sloeg zijn vrouw met haar mol lige hand hem op de beenen en riep, zoo hard, dat de koetsier omkeek: „We zijn nou rijk, Jan. Zoo rijk als ie mand 1" En beiden lachten. Toen vielen ze van vermoeienis en het ongewone van het geschok van het karretje in slaap, Den volgenden dag, toen Komijn bij den rijksontvanger wilde betalen, kwam de ver gissing uit. Het was een harde ontgoocheling, doch ïpoedig waren de twee gemoedelijke en ar beidzame menschen weer met hun ouden doen verzoend. Eeq paar weken later werd in den winkel op de erfenis van de zusters van Gerrit-neef- zaliger gezinspeeld. Komijn kreeg een kleur, maar zei: „Nou, ik zal jullie eens precies zeggen, hoe het gegaan js. 't Is een vergissing op het belastingkantoor." En hij vertelde het historietje van het aan slagbiljet, de waarschuwing, de aanmaning, het dwangbevel enz. Men lachte in den winkel. „Grappenmaker," zei een oud man, die op een ijzergieterij werkte, „maak dat anderen wijsl Maar, gij hebt ze, dat is het voor naamste. Hoe ge er aan komt, dat raakt geen mensch!" Komijn protesteerde. lederen dag vertelde hij aan de klanten het historietje van het aanslagbiljet. Nu rezen er vermoedens. Ko mijn was zeker bang, dat de buurt, nu hij (zooo veel geld had, hem zou komen lastig vallen. Vandaar dat onmogelijke verzinsel met ,het aanslagbiljet. Sommigen gingen verder en zeiden: „Waar doet zoo'n vent nou nog winkel voor? Hij heeft kind noch kraai en hij bulkt .van het geld, de gierigaard!" En als hij voor de honderdste maal zijn historietje vertelde, lachte men niet meer, 'maar werd men boos. Op een morgen vond hij, toen hij de blin den van de ramen ging nemen, een groot 'papjer pp de blinden geplakt. Hij las: Een buske zwevel, Een buske kruit, Hier hangt de gierige duvel uitl En het zaakje verliep. Komijn en zijn vrouw hadden het hard te verantwoorden. Soms le den zij gebrek. En de heele buurrt noemde hen: de millioenenmenschen, N.K. Welnu mr. Merton, is 't u inderdaad ernst,, of speelt gij met mij? Deze vraag werd gedaan door mijne vriendin, Suzanna Sharpe, aan den reeds ge noemden heer, die haar wat men in 't dage- lijksch leven „eene liefdesverklaring" noemt, had gedaan. Met u spelen! zeide hij. Wel waarvoor ziet gij mij aan, Suze? Meent gij dat ik zou spotten met de heiligste Gekheid 1 viel Suzanna hem, schijnbaar on verschillig, in de rede; denkt gij dat ik die ftaal nog niet Vhn buiten ken? Welken ro man hebt gij 't laatst gelezen, mr. Merton Ik verzeker u, Suzanna, 't geen ik zei, kwam uit den grond van mijn hart, en niet uit een roman, hernam Karei eenigszins ge krenkt door haren toon van spreken. Wel, wel, gij hebt volstrekt geen reden om boos te zijn, zeide Suzanna; 't staat de manner/ fraai, zoo'n geweld te maken ove zulke beuzelingen. Gelukkig, dat hunne woede even spoedig bedaart als hunne liefde. I Nu zijt gij onrechtvaardig Suzanna, en ik ,moet cr bijvoegen zeer onaardig, ten minste .zoo gij mijne woorden zoo blijft verdraaien. Maar nu heb ik r geen antwoord op mijn 'vraag en mijn geduld is bijna ten einde, t Dat is al heel verkeerd van u, Karei, her- mam d» onverblddellijke Suzanna; want ik zou u Hog eenigen tijd in onzekerheid kunnen 'laten. Laat eens zien, ik meen dat uwe vraag (was, of ik mij zelf ongelukkig wilde maken door u te trouwen, was 't niet zoo? Wel ïk moet bekennen, dat ik wel een weinig vun u houd, maar daarentegen heb ik een natuur lijk wantrouwen in alle mannen. Ik durf nu zelfs zeggen, dat gij morgen geknield ligt voor Maria of Emma, terwijl gij eene derge lijke verklaring aflegt. Gij ziet, ik heb niet veel vertrouwen in u, Karei. Neen, ik zie dat gij dat niet hebt, zeide Karei tegen wil en dank glimlachende over hare geestige voorstelling, maar ik verklaar mij tegen O natuurlijk doet gij dat die kunst ver staat gij uitnemend, maar dat doet niets ter zake. De vraag is hoe lang gij mij tijd laat om over uw voorstel na te denken? Juist ééne minuut. En Karei haalde zijn horloge uit zijn vestzakje. Eene minuut! Een maand meent gij, of twee als ik dit zou vergen; en dat is geen oogenblik te lang om te ontdekken of gij we zenlijk mij alleen bemint, of een half dozijn buitendien. Wees billijk Karei. Maar Karei wilde niet billijk zijn. Hij had allerlei bezwaren en tegenwerpingen, en ter wijl hij zich beijverde, om ze allen op te sommen, ontsnapte Suzanna en ijlde de trap op. Het viel niet te loochenen, dat Maria Ward, Suzanna Sharpe en ik drie van de wildste meisjes waren, die ooit een huis verontrust hebben. Suzanna en ik waren gekomen om door te brengen op het lieve buitengoed van de zomermaanden met onze vriendin Maria haren vader. Hier vermaakten wij ons op allerhande wijze, toen een neef van den heer Ward, Karei Merton onze vreugde kwam sto ren, daar hij zoowel bij Suzanna als bij mij onbekend was. Weldra zagen wij echter, dat Karei even vroolijk en luchthartig was als wij drieën en de hand leende aan al onze guitenstreken; en zoo gebeurde het, dat wij hem spoedig in ons vertrouwen lieten deelen en hem geheel bedierven, zoo als de heer Ward zeide. Voor al deze vriendelijkheid van onzen kant was Karei snood ondankbaar ge noeg om verliefd te worden op Suzanna en haar dit zelfs te openbaren. En de bijzon derheden van deze „liefdesverklaring" hoor den wij van Suzanna zelf, dadelijk na hare merkwaardige vlucht naar boven. Suzanna zag er vrij lief uit, had een aar dig figuurtje en was een weinig koket op den koop toe. Maar al wie haar van nabij kende, had sedert lang ontdekt, dat achter dit schijnbaar ongevoelig uiterlijk een hart woonde, zoo warm en gevoelig als men maar kon begeeren. En nu, zeide Suzanna, toen zij ons zoo veel van 't gesprek had meegedeeld om te kunnen weten hoe de zaak stond dik wijls afgebroken door onze uitroepen ha! en foei! en nu meisjes, heb ik een plan gemaakt om mij te overtuigen of Karei het ernstig meent ja of neen hebt gij lust mij in de uitvoering behulpzaam te zijn? Natuurlijk sloegen wij dadelijk toe, en tot ons groot genoegen hadden wij in een half uurtje alle bijzonderheden van 't. zonderlinge ontwerp geregeld, dat Suzanna van zijne ge negenheid moest overtuigen. De volgende dag, toen Karei tot aan den avond voor bezigheden uit was, werd gekozen om ons plan ten uitvoer te brengen. Karei kwam des avonds te acht uur thuis, ging naar zijn kamer, maar kwam terstond daarna in de kamer, waar Maria en ik zaten te naaien, en een open brief in de hand houdende, riep hij: Wat beteekent dit, meisjes? waar is Su zanna? Vertrokken, was mijn antwoord. Vertrokken, wezenlijk vertrokken, zeide hij en zij liet slechts dezen onvoldoenden brief achter? Ik geloof, dat dit een ondeugende grap is. Vraag mevrouw Ward dan maar, indien gij er meer van wilt weten, zeide ik. Suzan na ging zeer ongaarne heen, maar zij had zelfs geen uur meer te verliezen, anders had zij gewacht tot uwe (komst. Zij had slechts tijd dien brief te schrijven. Had hare nicht nu geen anderen tijd kun nen kiezen om ziek te worden? zeide Karei, meer dan ooit geneigd om uit zijn humour te geraken. Arme jongen! Ik begon wezenlijk mede lijden met hem te krijgen, toen ik zijne groo te teleurstelling zag maar 't berouw kwam te laat. Den volgenden morgen stelde mevrouw Ward aan het ontbijt een nieuwe gast voor tante Hanna, die ofschoon zeer oud, hm uit Londen was komen opzoeken. Hebt gij eene aangename reis gehad, me vrouw? was Kare'.s eerste vraag, na de ken nismaking, als 't ware om een gesprek te beginnen. Een aangename reis! Wel, wel, jongeman, hoe kan een mensch van mijn jaren eenig ge not vinden in reizen? Ik zeg dat 't maar een geluk is, dat ik er tot nu toe levend af kwam. Kareis gelaat nam een vreemde uitdruk- king aan; voor een oogenblik speelde er een kleine glimlach om zijn mond en daarna verliet hij schouderophalend de kamer. Een half uur later kwam hij beneden met em j brief in de hand en vroeg of wij ook iets voor den post hadden, daar hij naar Fairlighf ging rijden. I „Zijt gij wel eens te Fairlight geweest, me i vrouw?" zeide hij, zich plotseling tot tante Hanna wendend. I Neen, was 't antwoord der oude dame. I Dan heb ik een aardig plan bedacht, zei Karei, namelijk om daar aanstaanden Woens dag eene partij te hebben en u dan mede te nemen. Wacht eens en hij nam eene pein zende houding aan gij zijt één, Marie en Emma drie, en tante Ward en ik zelf vijf juist genoeg om 't rijtuig te vullen, wan neer ik op den bok ga zitten. Wij nemen dan eene mand mede en maken er een feestelijke pique-nique van, brengen er den geheelen dag door, beklimmen eerst den Loversstoel en ge bruiken 't middagmaal in 't bosch. Hoe vindt gij dit plan, mevrouw? en gij, jonge dames? Wij verzekerden dat wij er over verrukt waren en tante Hanna stond op, maakte een ouderwetsche buiging voor Karei, terwijl hare oogen van vreugde schitterden. Zult gij den dag stellig niet vergeten, me vrouw? zeide Ka-rel, die bijzonder lang bij het door hem gevormd plan bleef stilstaan, i Tante Hanna stond weder op, strompelde over de kamer, en hare bevende hand op den schouder van Ka-rel leggende, zei ze op bevenden toon: Ik zal er aan denken, mijn heer; gij hebt mij zeer gelukkig gemaakt. De Woensdag kwam, zoo vroolijk en hel der als men maar kon wenschen. Karei was bijzonder opgewonden, en na ons op een zeer geleerde wijze in den wagen gepakt te hebben, den voorraadsmand en den afschu welijken zwarten hoed niet te vergeten, ging hij zelf op den bok zitten, en voort reden wij door de heerlijke groene lanen. Wij stapten af bij de poort, die naar den molen leidt, en lieten paarden en rijtuig ever aan de zorg van een der molenaars. Bij 't uitstappen var het rijtuig liet Karei zijne oogen over 't ge- heele landschap dwalen en riep toen plot seling uit: Hoe jammer! Daar komt nog eene familie aan, ook zoo 't schijnt voor den gehee len dag. Maar er is toch ruimte genoeg voor ons allen, is 't niet? I Terwijl hij nog sprak, kwam er een licht, aardig wagentje oprijden, en hier stapten twee dames en een heer uit, die den berg beklemmen om 't uitzicht te bewonderen. Het was inderdaad zeer jammer, zooals Ka rel zeide; maar wij hadden 't ook wel ver wacht, daar deze plaats vermaard is voor pi que-nique-partijen. Den eenen arm aan me vrouw Ward en den anderen aan tante Ilannr. aangeboden hebbende, voerde Karei zijne da mes naar den waterval, die een zeer schil derachtig gezicht opleverde. Wij bezagen hem van alle kanten en waren overvloedig in lof tuitingen; de oudere dames zich nu eenigszins vermoeid gevoelende, namen plaats op eene bank, nabij de Drippingbronterwijl wij het jongere gedeelte van het gezelschap, ver derop gingen om e#n tocht naar den Lovers- i stoel te maken. Toen wij ons weder bij 't ge zelschap voegden, bemerkten wij, dat de drie vreemdelingen die niet ver van ons op een I rotsblok zaten, nu en dan nieuwsgierige blik ken op ons wierpen.- Welk een innemend gelaat! riep mevrouw Ward uit, toen een der meisjes omzag om 1 eens hoogte van ons gezelschap te nemen. Het was inderdaad een innemend gelaat, maar niet alleen dat. zij was ook nog jong, en had een bevallig voorkomen. Karei sprong eensklaps op, en met een uitroep die onverstaanbaar voor ons was, ijlde hij I 't pad op, naar hen toe, en spoedig zagen wij hem de vreemdelingen de hand schud den, en toon, alsof hij een oude kennis was naast het jonge meisje plaats nemen, mot wie hij, naar 't scheen, spoedig in eon be langrijk gesprek verdiept scheen. Tante Hanna wierp vurige blikken naar de plaats waar Karei zat, en prevelde iets binnensmonds. Wij waren zeer verwonderd, maar veronderstelden dat Karei een oude kennis had aangetroffen, en zich weldra bij ons zou voegen. Eindelijk zagen wij hem tot onze groote geruststelling opstaan en tot ons komen, maar niet alleen, want het meisje nam zijn arm, alsof zij steun noodig had op het glibberige pad, en zoo naderden de twee langzaam ons gezelschap. Veroorloof mij, dames, u mejurfrouw Ken nedy, eene o-ude vriendin van mij, voor te stellen. Het heeft mij mogen gelukken, haar over te halen zich b:j ons gezelschap te voeg n. daar haar b.ooder en zuster verder naar Hastings gaan. Juffrouw Kennedy boog op eenigszins trot- sche wijze voor ons, staarde vrij lang en door dringend naar tante Hanna en maakte toen eene opmerking aan haren metgezel. Tante Hanna was alles behalve verrukt over Ka reis uitnoodigen van juffrouw Kennedy, en nog minder in haar schik met den doordrin genden blik waarmede zij begroet was; maar •zij zei niets. De dag ging voor ons eenigszins vervelend voorbij, want Karei hield zich met niemand anders bezig dan met juffrouw Kennedy. Hij had ons, of liever tante Hanna, toegefluisterd, dat juffrouw Kennedy een oude vlam van hem was, had met grooten lof over haar uit- gewijd, maar werd door tante Hanna zeer ongaarne aangehoord. Voor juffrouw Kennedy scheen 't gezicht van tante Hanna eene be langrijke oudheid te zijn; want zij nam elke gelegenheid waar haar aan te zien, en zoo aan te zien, dat het de tante, hoe oud zij ook was, vrij sterk deed blo-zen. Kort daarop wandelden wij door de vel den naar 't bosch, waarheen een man ons met de hand was voorgegaan. Wij zochten een lief plekje op, waar eenige dunne afge sneden eiketakken ons tot zitplaatsen dien den, terwijl 't laken op 't groene veld werd uitgespreid. Het middagmaal zag er door de gemeenschappelijk aangebrachte hulp waar lijk uitnoodigend uit, rnaar niemand scheen er zich veel om te bekommeren; want Ka- rel en juffrouw Kennedy hadden veel te veel te vertellen, zoo dat zij zich geen oogenblik tijd gunden om te eten, en wat ons overigen betrof, wij hadden onzen eetlust verloren. De namiddag was gloeiend heet en allen, be halve Karei en juffrouw Kennedy, hadden geen opgewektheid meer tot wandelen. Deze liepen voort tot aan strand. Nadat zij ons verlaten hadden, dwaalden mijne gedachten jnwillekeurig naar hen en naar hunne schijn baar toevallige ontmoeting. Eensklaps wer den er stemmen beneden ons gehoord, en zagen wij hen naderkomen; zij schenen ons chter niet te zien, want. zij namen op een rotsblok beneden ons plaats. Karei sprak tot 't meisje op vrij teedcren toon. Ja, Charlotte, ik heb haar bemind; maar zij wantrouwde mij zoo zeer en behandelde mij zoo schandelijk, dat zij mijne achting, niet meer waard is. Iedere vrouw en hier verhief Karei zijne stem die tot list kan overgaan om de liefde eens mans te toet sen, wanneer zij niet de minste reden heeft die te betwijfelen, verdient te worden ver geten. Nu bemin ik u alleen, en ditmaal vrees ik niet afgewezen of met een koud uitstel afgescheept te worden. Het antwoord van juffrouw Kennedy was onverstaanbaar, maar volgens ons oordeel gunstig. Een oogenblik zat tante Hanna als versteend, toen sprong- zij met vlammende oogen op, en het pad afsnellend stond zij woedend voor de twee geliefden. Ka-rel hoe durft gij 1 was haar spijtige uit roep. Karei zag haar voor een oogenblik aan, daarna wierp hij een uitvorschenden blik op ons allen, terwijl een eenigszins spot- tenden lach om zijn mond speelde, en zeide op bedaarden toon: Wel, wel, dames, tante Hanna wordt waarlijk dartel, vindt gij niet. Veroorloof mij. mevrouw, te zeggen dat deze bemoeizucht zeer weinig past voor uwen leeftijd. Deze opmerking en dan nog die spotach tige glimlach neen, dat was te veel voor tante Hanna. Met één ruk waren hoed, bril en pruik verdwenen die ze met afkeer van zich wierp, terwijl zij uitriep: Kent gij mij nu Karei? Hé, hoe vaart gij, mejuffrouw Sharpe? zei Karei zonder de minste verwondering te too- nen. Veroorloof mij, u juffrouw Kennedy, eene bijzondere vriendin van mij, voor te stellen. Is uwe nicht van de koorts hersteld? Niettegenstaande al de moeite die Suzanna deed, sprongen haar toch de tranen in de 'oogen' en zij keerde zich onthutst terug, ter wijl Karei, den arm van juffrouw Kennedy ne mende, langzaam voortging. Dwaas die ik was! zeide Suzanna tot zich zelf, terwijl zij zich aan een onbedaarlijke droefheid overgaf. Ik had kunnen weten dat geen achtenswaardig man zulke kinderach tige grappen zou willen verdragen; en wel ben ik nu gestraft, want ik heb mijn eigen geluk verwoest Verlaat, mij ik wensch vllpen te zijn. Wij verlieten haar en wandelden droevig yoort, beschaamd en vol berouw over ons aandeel in deze gra-p, me zooveel genoegen had moeten geven, en die nu, ten minste aan één van 't gezelschap, levenslang ver driet zou veroorzaken. Eindelijk gingen wij, daar wij niets van Suzanna bemerkten en ons verontrustten over hare lange afwezig heid, met een bezwaard gemoed naar 't bosch terug, en ontdekten niet Suzanna, smelten de in tranen maar Suzanna gezeten naast Karei met een zeer onderdanig maar toch gelukkig voorkomen. Juffrouw Kennedy zat op een kleinen afstand, het tooneel met groot welbehagen gade te slaan en zoo 't scheen zonder de minste afgunst. Het scheen tot een j volkomen verklaring te zijn gekomen tusschen Karei en Suzanna, want beiden zagen er hoogst gelukkig uit, en Karei zeide ons op zijn ouden vroolijken toon: damesl deze is tante Hanna zonder bril en deze (op juf frouw Kennedy wijzend) is mijne nicht en geschikte hulp in alle soort van grappen. Ik weet waarlijk niet wat 't meest is te bewon deren, uw list. of mijn tegenlist; beide zijn voortreffelijk gelukt, daar Suze beloofd heeft mij nooit weer te wantrouwen. „U.C." .«©ft dit artikel tot verre boven het mïö- delmasige. Men ziet dus, dat de stokmode, ofschoon ivoor de hoofdrol daarin spelen zal, zeer veelzijdig belooft te worden. VERMENIGVULDIGEN GSFIGUUR. 1X9- - 2 11 12 X 9 -j - 3 111 123 X 9 - t- 4 Uil 1234 X 9 -J - 5 11111 12345 X 9 - - 6 111111 123456 X 9 H - 7 1111111 1234567 X 9 - h 8 11111111 12345678 X 9 - - 9 111111111 123456789 X 8 - U 9 987654321 12345678 X 8 8 98765432 1234567 X 8 - - 7 9876543 123456 X 8 - - 6 987654 12345 X 8 - - 5 98765 1234 X 8 - - 4 9876 123 X 8 - - 3 987 12 X 8 H - 2 98 1X8- -1 9 KONINKLIJKE HÜWELIJKSVRAAG. MEEUWEN ALS INSECTEN VERDELGERS Men schrijft uit Workum aan de Leeuw. Ct.: Met dit zachte en druilerige weder zijn onze lage weilanden wit van meeuwen. Het grondwater is hoog, 'dus leven de wormen thans in den bovengrond. De meeuwen azen in de velden op larven, slakken en wormen en voortdurend ziet ge ze een en ander Naar aanleiding van het bezoek van den weghappen. president van de Eransche Republiek aan i Eene eigenaardige en nog niet algemeen Spanje, brengt men in Engeland het huw©- bekende manier houden deze slimme vogels lijk van den Spaanschen koning met een er op na, om de wormen te verschalken. Ze Engelsche prinses in herinnering. blijven daartoe geruimen tijd op dezelfde I Koning Alfons kwam naar Engeland, om plaats en trappelen dan in snel tempo met de hand te vragen van prinses Patricia van de vrij breede zwempooten op den weeken Connaught. Doch bij de eerste ontmoeting bodem. Deze roffel doet een trilling in deD toonde de prinses zich van zulk een Engel- grond ontstaan, waardoor de wormen zich sche koelheid, dat de aanwezige koning Edu- verschrikt naar boven werken. Het resul- ard en diens gemalin op heet© kooien zaten; taat 1S soms waarlijk verrassend voor de ook een nicht van prinses Patricia was bij hongerige meeuwen. deze ongezellige ontmoeting tegenwoordig en Gedurende de laatste dagen ben ik meer baar opvatting over het koels gedrag van haai- malen in de gelegenheid geweest., deze kod- nicht liet zij duidelijk blijken. dige beweging op zeer korten afstand wAar Plotseling stapte de Spaansche koning op te nemen. De meeuwen zijn nu niet schuw, haar toe, en vroeg haar: Een boerenarbeider die zulke dansende „Wilt u koningin van Spanje worden?" meeuwen honderdmaal had gezien, meende. De prinses antwoordde: „Maar die kroon »die arme vogels koude pooten hadden." is bestemd voor prinses Patricia." ,Ik bied ze u aan, indien u mij er bij wilt hebben," antwoordde de jongé koning, En prinses Victoria- later Ena genoemd f wilde wel. Aldus werd prinses Patricia verlos* van ra.777n de hoofdstad van het IN DE HOOFDSTAD VAN HET NIEÜWP VORSTENDOM ALBANIë. Een medewerker van de „Gaulois" ver telt in zijn blad over den indruk die Du- razzzo, de hoofdstad van het nieuwe Al- fons een^ndp'rp'^hrm'ff'n boning Al- baansciie vorstendom, op hem maakte. P So1- (Hdbl.) beeld te vormen van de verwarring en r>iMTr<?wivnrT «rrvv „nnr [chaos, die op het oogenblik te Durazzo heer DAMESWANDELSTOK-MODE. ]schen. Bij mijn aankomst had men nog to. De „Manufa-cturier" schrijft: i taal niets gedaan om de gasten te ontvan- Voor het voorjaar 'bestaat er alle kans, gen, die weldra in de hoofdstad hun in- dat de dameswandelstok een artikel van trek zouden nemen. Men krijgt den indruk, groot belang zal zijn. We bedoelen niet, die dat men vertoeft in een gehucht in Cali- eenvoudige stokjes met een gekleurden fornië, waar pas een goudmijn ontdekt is. I zijden strik, zoo-als ze 1.1. zomer op de inter- In een paar weken tijds zijn geheele stra- nationale badplaatsen algemeen gezien wer- ten opnieuw opgebouwd. De vertrekken in den, doch echte stokken met stevige, dik- de met kunst en vliegwerk opgetrokken ge- 1 wijls kostbare knoppen van metaal, ivoor, bouwen worden tegen fabelachtige prijzen paarlmoer en gesneden hout. De dames3tok i verhuurd, hoewel zij niet voldoen aan de I is zooals men hem thans in den handel heeft meest elementaire eischen, die een Wester- gebracht, een artikel, dat in vakkringen reeds j ling aan een bewoonbaar huis stelt. Zoo is lang gewenscht werd. Geen grillige mode mij bekend, dat de vertegenwoordiger van voor één dag, doch een artikel voor het Oostenrijk Hongarije een klein en slecht groote publiek, zonder verschil van leeftijd, j ingericht huis huurt voor den fabelachtigen j Als Parijs zijn beginsel getrouw blijft, zal prijs van 16.000 francs per jaar. Voor drie j ivoor het materiaal voor stokknoppeii zijn. of vier half-bewoonbare kamers moet oer Wij zien het als zelfstandigen knop, als ko- huur van 7000 a- 8000 francs betaald wor- gelvormigen ronden knop met metalen schacht (len- Bovendien is het leven uiterst duur, en als inlegsels in ebbenhout. Artistiek is wat °°k toegeschreven moet worden aan een damesstok met ivoren schacht en goud- de hooge salarissen, die de talrijke buiten- monteering waarin geslepen aquamarinen i (zeegroene of kleurlooze edelsteenen), zijn in gezet, alsmede de ivoren knop met geplet- zilveren band, een voorbeeld voor de combi- landsche ambtenaren ontvangen. Als het ko ninklijk paleis thans meer of minder be woonbaar is, dan moet men dit toeschrijven aan liet kranig optreden van den hof-maar natie van ivoor met metaal. Steeds moderner schalk Tliilo von Trot-ha, die langen tijd in wordt barnsteen, iets wat vooral bij de nieu- Duitsch Zuid-West Afrika gediend en daar we damesstokken uitkomt. Maar deze stok- geleerd heeft zich met de meest primitieve ken zijn, dank zij de groote navraag, zóó 1 middelen te redden. Men kan zich voorstel- hoog in prijs, dat zij al heel gauw niet meer 'cn> 'j00 ontevreden de hofdames der nieuwe te krijgen zullen zijn. Natuurlijk heeft, do vorstin bij haar aankomst waren, toen zij, industrie reeds een surrogaat voor barnsteen gewend aan de luxe der Europeesche ho- gevonden en wordt daarvan reeds druk ge- ven, haar intrek in den bouwvalligcn konak bruik gemaakt. Daar dit echter al heel gauw moesten nemen. Een van haar had niet min- van liet- echte te onderscheiden is, golden der dan 60 koffers medegebracht als moest deze stokken alleen als bazar-artikel. Meer z'j in hot, Nieuwe Paleis te Potsdam haar in- opgang maken zal de stok met paarlmoeren trek nemen. M. G. greep en in zilver de initialen dor eigenares; j een bijzonder sterk artikel. Zeer origineel' VEGETARISCHE KLEEDING. zijn eeingo houten stokken met gesneden dier- Vegetariërs zijn zonderlinge menschen en de koppen, die den bek bewegen. Onder deze dwepers onder hen dat zijn er niet weinige noemen we in de. eerste plaats de hondekop- toonen op de allervreemdste wijzen in kleeding pen. De plastische natuurgetrouwe imitatie en uiterlijk dat zij behooren tot degenen die niets

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 8