der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K, Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Liturgische Wegwijzer. TusschenKeulenenParp. koopje* Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl Courant" van 28 Maart 1914. De nadrub van de berichten en mededeelingen in dit blad is verboden. KNIP DIT UIT en leg het in uw liturgisch kerkboek. D Mis- en Vcsperboek van Desclée. B Het Koomsclie Misboek van Baarda (uitgave 1913). Fr. Deselée in Franciscanerkerken, Zondag 29 Maart. Passie-Zondag, D. 556, B. 256; 2e Gebed voor Kerk of Paus. D. 102, B. 62 (Fr. 2e Gebed Z. Paula, D. [85]). VESPERS van den Zondag, D. 560 en 123. Maandag 30 Maart. Van den dag, D. 560, B. 258; 2e Gebed nis gisteren (Fr. 2e Gebed Z. Angela, D. [S6] en 236). Fr. naar keuze ook: Z. Angela, D. [86] en 236, 2e Gebed 560. Laatste Ev. 562. Dinsdag 31 Maart. Van den dag, D. 563, B. 260; 2e Gebed als Zondag (Fr. 2e Gebed Z. Marcus, D. [86] en 227). Woensdag 1 April. Van den dag, D. 567, B. 263 2e Gebed als Zondag (Fr. 2e Gebed H. Martina, D. 240). Fr. naar keuze ook: H. Martina, D. 1103 en 240 2e Gebed 567; 3e Gebed voor Kerk of Paus, 101 of 102: laatsie Evangelie 573. Donderdag 2 April. H. Franeiscus van Paula, D. 1165 en 230, B. 547 en 90; 2e Gebed van den dag, D. 571, B. 206. Laatste Ev., D. 573, B. 266. Indien paars: Mis van den dag, D. 571, B. 265; 2e Gebed H. Frano., D. 1165, B. 547. Vrijdag 3 Anril. üe VII Smarten van Maria, D. 991, B. 530 2e Gebed van den dag, D, 575, B. 268. Credo. Praefatie H. Maagd, laatsie Ev., D. 577, B. 269 (Fr. H. Beue- dictus, [87] en 230.; 2e Gebed Zeven Smar ten; 3e van den dag. Credo en bet overige als voren). Indien paars: Mis van den dag, D. 575; B. 268; 2e Gebed Zeven Smar ten. 991. B. 530. .Zaterdag 4 April. H. Isidorus, D. 1166 en 222, B. 548 en 86; 2e Gebed van den dag, D. 578, B. 270; 3e Gebed voor den Pans, D. 302. B. 62. Laatste Ev. D. 579, B. 271. Indien paars: Mis van den dag, D. 578, B. 270; 2e Gebed H. Isidorus, D. 222; B. 86; 3e Gebed vót>r den Paus, D. 102, B. 62. Wegers het verschijnen van een Direeto- •inm ont behoorlijk de H.H. Missen en Ves pers mede te bidden, voor het Bisdom Haar* iem, gedurende het jaar O. H. 1914 (uitgave van Langerliuyseii, Amsterdam), zal, te be ginnen met bet a.s. Paasclifeest (12 April) de Wekciüksclic Liturgische Wegwijzer in onze courant vervallen. Met het oog hierop raden wij den gebrui kers van Desclée's ..Mis- eu Vespersboek" en Van Baarda's „Het Hoomsche Misboek" drin gend aan zieli dit Directorium tijdig aan te schaffen, dat voor den prijs van 0.25 bij de R. K. Bockhandelaren verkrijgbaar is. N.B. In iedere Mis bidde men de „Gewone Orde tier H. Mis"; uitgave Desclée, blz. 71 tot !'4; uitgave Baarda (1913), blz. 35 tot 55. Li de Paterskerken (Groenmarkt. Kleverpark en Velseroord) kan men uitsluitend het Mis- eti Vcsperboek van Desclée gebruiken. Het in het Mis- en Vesperboek van Des- clée verwijst naar bet, Aanhangsel voor de Nederh Bisdommen; de naar dat voor de Orde der Franciscanen. zwaren arbeid of wegens een andere geldige reden van de verplichting ontslagen is. Deze verplichtingen gelden als volgt: Op Zondag is het geoorloofd meermalen per dag vleeseh en vetspijzen en meer dan één vollen maaltijd per dag te gebruiken. Verboden is visch en vleeseh t e g e 1 ij k bij een maaltijd te gebruiken. Op Maandag, Dinsdag, Donderdag en Za- t terdag is het geoorloofd ééns per dag vleeseh I of vet te gebruiken. j Verbodenis des morgens een ontbijt en op die dagen meer dan één vollen maaltijd te gebruiken. j Het is geoorloofd 's-middags of 's-avonds (naar gelang men den maaltijd gebruikt) een collatie te nemen. Op Woensdag en Vrijdag is eveneens ver boden des morgens een ontbijt te gebruiken of meer dan één vollen maaltijd te nemen, doch tevens is verboden vleeseh te ge bruiken (op Woensdag is het geoorloofd ge smolten vet te gebruiken; Vrijdags niet). I Hetzelfde geldt ook voor de Ader laatste dagen der Goede Week. I Wel is het toegestaan des morgens een z.g. „ontnuchtering" te gebruiken bestaande in b.v. een dunne snede brood. Wien maakt Gij U zelvenl Jesns antwoordde: Indien Ik Mij zeiven verheerlijk, is Mijne verheerlijking niets. Het is Mijn Vader, die Mij verheerlijkt, van wien gij zegt dat Hij uw God is. Maar gij kent Hem niet; Ik echter ken Hem; en, zoo Ik zeide dat Ik Hem niet ken, zou Ik aan u gelijk zijn, een leugenaar. Maar Ik ken Hem en bewaar zijn woord. Abraham, uw vader, heeft zich zeer verheugd dat hij mijnen dag zou zien; hij heeft dien ge zien en zich verblijd. Ds Joden zeiden dan tot Hem: Nog geen vijftig jaren zijt Gij oud. en Gij hebt Abraham gezien! Jesus sprak tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: eer Abraham werd, ben Ik. Zü namen dan stee- nen op om op Hem te werpen; doch Jesns verborg zich en ging uit den tempel. Ten slotte nog deze opmerking. Deze verplichtingen zijn niet meer van kracht wanneer men door dispensatie van de verplichting der vasten- of onthou- dingswet is ontheven. I Degenen, die niet in staat zijn 'het gebod j om te vasten (des morgeus niets te gebruiken en één vollen maaltijd nemen) te onderhou den, moeten zieh tot hun biechtvader wenden die dan wel zal uitmaken, of iemaud gehou den is te vasten of niet l Men handelt in allen gevalle voorzichtig, als men zich ten allen tijde tot zijn biecht vader wendt. PASSIE-ZONDAG. Les uit den brief van den H. Apostel Paulus aan de Hebreen; IX, 11—15. HOE MOET MEN VASTEN? Onderscheiden moet worden: le. De Ontliondingswet, waarbij verboden wordt op bepaalde dagen sommige spijzen (vleeseh, vet, en 6oms zuivel en eieren) te ïebruiken. 2e. De Vasten wet, waarbij verboden wordt ■neer dan eens per dag een vollen maaltijd -e gebruiken. De Onllioudingswet verplicht ieder, die ot de jaren des verstands is gekomen, in dien hij niet om wettige reden ontslagen is. De Vasten wet verplicht ieder, die bet 21e aar voleindigd en den leeftijd van 60 jaar nog niet bereikt heeft, tenzij hij door ziekte. Broeders! Ghristus, opgetreden zijnde als Hoogepriester der toekomstige goederen, is j door den grooteren en meer volmaakten ta bernakel, die niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping is, en niet door bloed van bokken en van kalveren, maar door Zijn eigen bloed éénmaal in het heiligdom binnengegaan, ha eeuwige verlossing verwor ven te hebben. Want indien het bloed van bokken en stieren en de besprenkeling met de asch eener jonge koe do besmetten heiligt tot reiniging des vleesehes. hoeveel meer zal hot bloed van Christus, die door den Heili gen Giïest Zieh zeiven onbevlekt aan God heeft opgeofferd, ons geweten zuiveren van dootle werken, om den levenden God te die nen? En daarom is Hij Middelaar van een j nieuw Verbond; opdat, terwijl een dood tus- scbenbeide kwam tot verzoening van de over tredingen ondeT bet vorig Verbond, zij, die geroepen zijn, de belofte ontvangen mogen der eeuwige erfenis, in Christus Jesus onzen Heer. Evang. volgens den H. Joannes; VIII, 4659. In dien tijd sprak Jesus tot de scharen der Joden: Wie van u zal Mij van zonde overtui gen? Indien Ik u de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet? Wie uit God is, hoort Gods woorden; daarom hoort gli ze niet, om dat gij niet uit God zijt. Do Joden antwoord den dan en zeiden Hem: Zeggen wij niet te recht, dat Gij een Samaritaan zi.it en eenen duivel in hebt? Jesus antwoordde: Ik liebgee- nen duivel; maar Ik vereer Mijnen Vader, en gij hebt Mij onteerd. Echter zoek Ik Mijne eer niet; ér is iemand/die ze zoekt en die oor deelt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: indien iemand Mijn woord bewaart, bij zal den dood niet zien in eeuwigheid. De Joden zeiden dan: rm erkennen wij, dat Gij eenen duivel in hebt! Abraham is gestorven en de Profeten; en Gij zegt: indien iemand Mijn woord bewaart, hij zal den dood niet smaken in eeuwigheid. Zijt Gij grooter dan onze vader Abraham, die ge storven is? Ook de Profeten zijn gestorven. Evangeliever klaring. OP PASSIE-ZONDAG. De Phariseeërs en Schriftgeleerden hadden steeds geweigerd de waarheid van Jesus' woorden te gelooven, en Zijne leer aan te ne men en toch mocht Jesns hun volle geloof eischen, terwijl zü Hem nooit van de minste zonde, dus ook van geen leugen, konden over tuigen. „Wie van u zal Mij van zoude over tuigen? Indien Ik u de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?" Maar hoe komt het dan. dat zoo weinigen in Hem geloofden? kunnen wij hier vragen. Jesus zelf heeft die vraag reeds voorzien en beantwoord in het Evange lie van dezen Zondag. „Die uit God is, boort Gods woorden, daarom boort gij niet, omdat gij uit God niet zijt." Zij hadden niet God. maar den duivel tot vader en als echte kin deren des duivels, vertoonden zij de geaard heid en de inborst van den vader der leugen taal door de waarheid te haten. De Joden waren door die woorden van Jesus beschaamd maar niet bekeerd, en omdat zij aan zijne uitdaging om Hem van zonde te overtuigen, niet konden voldoen, begonnen zij te schelden en noemden Hem een Samardtaan en een be zetene. „Zeggen wij niet te recht, dat Gij een Samarilaan zijt en een boozen geest hebt?" Hoewel wij meenen zouden, dat het der god delijke Majesteit onwaardig was, op zulke vernederende en lasterende aantijgingen te antwoorden, wilde Jesus toch een terechtwij zing doen hooren. De beschuldigingen moch ten niet op Zijn geëerbiedigden Naam blijven kleven. Het antwoord, dat Jesus Z:ch ver waardigde te geven, gaf aanleiding tot een gesprek, waarin de Joden bewezen, dat hun hart vol was van haat tegen Jesus. Hij was i voor een Samaritaan gescholden, dat is voor een, van hen die de bitterste vijanden der Joden waren en als ketters veracht werden. Aan het weerleggen van die beschuldiging. kon slaan, wikle Jesns geen enkel woord wij den. Maar met verachting doodzwijgen, was het eenige wat zij verdiende. De andere be schuldiging wees Hij, die door niemand van eenige zonde kon overtuigd worden, terug met de een voudige maar afdoende verklaring: „Ik heb geen boozen geest, maar Ik eer Mijnen Vader, en gij onteerdet Mij, door uwe laster taal. Ik zeg dat niet, omdat Ik Mijne eer zoek. doch Ik zoek Mijne eer niet, er is één die baar zoekt en oordeelt, die Hem, die Mij onleert, niet ongestraft zal laten." Jésus wijst met die laatste woorden de Jo den op het vonnis der veroordeeling, dat ben zeker wachtte, als zij in hunne zonden bleven, en ben nogmaals aan de vreeselijke straffen die hen wachtten herinnertnd, doet Hij er de woorden op volgen: „voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: zoo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, hij zal den dood in eeuwigheid niet zien." Maar die anderen, die Zijn woord niet bewaard hebben, Jesns spreekt het niet uit. maar voelen laat HU bet den Joden wel: zij zullen den dood wel z'en. Met opzet en sluw overleg vatlen de Joden Jesus' woorden ln een geheel anderen zin op dan Hij bedoel had. Niet van den tiidelijken, maar van den eeuwi gen dood had Hij gesproken, zü daarentegen gaven voor verstaan te hebben, dat hü den tijdelijken dood, den liehamelüken, niet zou sterven. Vandaar hunne opwerping: „nu we ten wü» dat Gij een boozen geest inhebt: Abra ham is gestorven, en de profeten, en. Gij zegt: indien iemand Mijn woord zal bewaard heb ben, bij zal in eeuwigheid den dood niet sma ken. Zijt Gij grooter dan onze vader Abra ham, die gestorven is? Ook de profeten zijn gestorven. Tot wibn maakt GU U zeiven?" Op deze nieuwe beschuldiging van ijdele grootspraak, antwoordt Jesns eerst zijdelings en dan rechtstreeks. Hij verklaarde, dat Zyne eer niets zou wezen, bijaldien Hij voor Zijne zelfverheffing geen andereu grond kon aan voeren dan Zijne eigene getuigenis. Dit kon Hij, als menseh sprekend, hun toegeven. Maar Zijne getuigenis stond niet alleen. Zijn He- melsche Vader 'had Hem van eeuwigheid af verheerlijkt, en voortdurend verheerlijkte Hem nog de Vader, door do wonderwerken die Hij door Zijne hand verrichtte. En dat deed de Vader, Dien de Joden niet kenden en niet vereerden, omdat zij des Vaders wer ken niet deden en het woord Zijns Zoons niet aannamen, waar Jesus minde en liefhad en Wiens geboden Hij onderhield. Hiermede nog niet genoeg zijn doel bereikende, ging Jesus voort met een reehtstreeksch antwoord op de nietswaardige tegenwerping te geven, door Zijne betrekking met Abraham aan 'hen in het helderste licht voor te stellen. Die aartsva der, aldus leerde Jesus, „verheugde zich dat Hü Mynen dag zonde zien, hü heeft dien ge zien en zich verblyd," gezien in de prophetiën. die hem omtrent de komst van den Messias gedaan werden, gezien ook in het voorge borchte, alwaar de geboorte van den God- mensch gemeld was. Voor de aardsehgeziude Joden waren die openbaringen van Jesus een gesloten boek, omdat zij niet zien wilden. Nog- maal legden zü Jesns' woorden in een ver keerden zin uit, en wat Jesus van een geeste- lük zien, een zien des geloofs, gezegd had, namen zü op alsof, er sprake was van een zien met de lichamelüke oogen. Daarom zes den zü: „Gü zyt nog geen vyftig jaren oud. en gij hebt Abraham gezien?" Op die belce- digende spotternij legde Jesus als antwoord deze plechtige verklaring af: „Voorwaar, voorwaar, zeg ik u: eer Abraham werd, ben Ik," zonder begin, van eeuwigheid bestaande, geen tijd en geen verandering kun nende, in één woord, de eeuwige Zoon Gods. De Joden wilden in hunne vleeschelyke ge zindheid den diepen zin van die uitspraak des Zaligmakers niet aannemen. Zij wilden daarin eene godslastering hooron, en grepen naar steenen om op Hem te werpen. Maar Jesus verborg zich en ging den tempel uit, omdat zün uur om te sterven nog niet geko men was. Laat bet Evangelie van dezen Zondag ons loeren een grooten eerbied te hebben voor den God-menseh, den oneindig heiligen. Dien nie mand ooit van do minste zoude kon overtui gen, te luisteren naar zijn woorden met nede righeid en goeden wil, dan zullen het ivoor don des levens voor ons z(in, dan zal in ons het woord bewaarheid worden wat de Zalig maker tot de Joden zeide, die het niet wilden aannemen: „voorwaar, voorwaar zeg Ik u: zoo iemand Myn woord zal bewaard hebben, hy zal in eeuwigheid den dood niet zien." Een koopman, ruim 70 jaren oud; zoon van het oude volk heeft zich van klein negotiant, tot groothandelaar opgewerkt, doch kan, zijn oude gewoonte getrouw, om in alles de uiter ste zuinigheid te betrachten, er niet toe be sluiten, ook maar een kleinigheid voor zich zelf te besteden, hetwelk vooral merkbaar is, aan zijn soms meer dan afgedragen kleeding. Zich een nieuw kleedingstuk koopen, is in zijn oog een verkwisting. Zijn zoons, die door hun zaken in de betere kringen verkeeren, hadden reeds meermalen in bedekte termen over deze misplaatste zui nigheid hun misnoegen te kennen geven, en vooral zich geërgerd over de zoo sjofele klee ding waarin vader zieh vertoont, meer bij zonder over de groen-grijs-zwarte winterjas. Al de pogingen die men had aangewend, om den vader te bewegen, zich toch betere klee ding aan te schaffen hadden schipbreuk ge leden; en den vader een nieuw kleedingstuk ten geschenke aanbieden, zou eon bcloeat- ging zijn; hiervoor keuden zij hun vader te goed. •Hoe nu. deze brandende kwestie tot een oplossing te brengen, zonder aan do eer dca ouden mans te kort te doen?..„. Na veel beraad en nog meer besprekingen; komt eindelijk de echtgenoote van een der zoons op een lumineuss gedachte en doet een voorstel, dat direct door allen wordi toe gejuicht en goedgekeurd. Zij stelt n.ra. voor om voor gezamenlijke rekening bij een der cerate kleermakers ter plaatse een moderne winterjas te laten maken, naar maat, volgens hot oude kleedingstuk, dat een der zoons ter sluiks zal zien to bemachtigen Zoodra de jas gereed is zal men ze den' vader voor zulk een luttel bedrag te koop aanbieden, dat hij, zeker niet zal verzuimen, van een dergelijk koopje, to profiteeren. Op deze wyze zal niet alleen de kwestie opgelost worden, maar zal zelfs, den vader het genoegen verschaft worden, dat hij zijn kinderen kan lateD zien, hoe weinig men voor zich zelf noodig heeft en zich hun ten voorbeeld stellen, wat steeds zijn grootste pleizier is; terwijl de zoons, zich gaarne met den vader zullen vertoonen waarvoor zij tot heden wei eens huiverig waren, temeer omdat door vrienden eens sarcastisch gevraagd was, of in Koning Farao's tijd, reeds duffel voor winterjassen gefabriceerd werd De besprekingen hadden tot resultaat, dat na eenige dagen, de oudste zoon. een winter jas ontvangt als uit een modeplaat geknipt, Ze kistte wel is waar ruim honderd gulden, maar daarvoor voldeed ze aan alle gestelde eischen. Nadat allen het kleedingstuk hadden beke ken en goedgekeurd, bracht nog denzelfden avond de oudste zoon Simon den vader een bezoek. Vader, cenigszins verwonderd over het on gewone late bezoek, vroeg de reden, en ontving ten antwoord, dat Simon toevallig door bijzondere omstandigheden een koopje had, maar waarover nog heden moest beslist worden. Met deze woorden opende hij het pak ket, en toonde den vader de nieuwe winter jas. Met een critiseerenden blik bekijkt de oude heer de jas, trekt hem aan, en zeer toe vallig past het kleedingstuk hem zoo bijzon der goed! Na de noodige afkeuringen te heb ben laten hooren, vraagt hij, wat de prijs moest zijn. Ais dan de zoon een prijs noemt van twin tig gulden vraagt de vader of het geld soms geen waaide heeft, en of zijn zoon, niet goed wijs is, om twintig gulden te durven vragen, voor een dergelijk kleedingstuk; hij denkt er niet aan, zooveel te betalen, enz., te meer daar hij nog een zeer goede winter jas heeft. Na véél'loven en bieden, zal dan de oude heer om den zoon van een strop af te hel pen, de jas nemen, maar niet voor meer dan vijf rijksdaalders en dan nog alleen omdat hij hem een pleizier wil doen. Quasi-ontevreden verlaat de zoon het ouder huis, met de waarschuwing van vader om in 't vervolg toch voorzichtiger te zijn, en geen stroppen meer zich om de hals te halen. Zeer verheugd dat de list zoo goed geslaagd is, keert de zoon naar zijn huis terug, waar allen in spanning den uitslag verwachten; en nadat hij verslag van zijn zending heeft uitgebracht, koeren allen vergenoegd naar hun woningen terug, met het vooruitzicht, dat zij den eerst volgenden Zondag, vader in zijn nieuw kleedingstuk zullen zien verschijnen. De verwachte Zondag is dan aangebroken en de drie zoons, begeven zich naar het ouder huis, cn noodigen vader tot een wandeling uit. Eenigszins verwonderd, niet gewoon aan een dergelijke invitatie, is de oude man da delijk bereid en na zich een oqgenbük te hebben verwijderd, treed hij binnen, zeg gende dat hij gereed is. Verschrikt, staren echter de zoons vader aan, als zij hem weder met de oude winterjas gekleed zien, en verbaasd-weifelend, vraagt de oudste zoon: vader waarom trekt u die oude jas aan, en niet die mooie nieuwe, die ik u zoo billijk heb aan de hand gedaan? PÊUiLLE ON. DE VISCHVKOUW VAN PARIJS. Paaschzaterdag 1871. De laatste bedrijven van bet bloedig oorlogspel speelden zich af 'n en om Parijs. Buiten de hoofdstad lagen nn\yrikbaar en onkwetsbaar in hun rust de Duitsche legere maar nog feller vyand dreef zijn spel binnen de benauwde veste. De commune liad de hoofdstad in baar •nacht. Burgerkrijg eu schrikbewind, brand stichting eti plundering woedden binnen de Ui uren. Geen sterveling was zün leven zeker Parijs. Hd was Paasebzaterdag doch van fbiascliviering zou geen sprake zün dit jaar, Want allerwegc waren de priesters op bevel v»n het Co ni i té gekerkerd om te gelegener 'ibl gcfusileerd te worden, gelijk den aarts bisschop en verscheidene anderen overkomen k Ook de groote St: Eustachinskerk lag daar Ifplumlerd en huilen dienst. De pastoor, abbé millions, zat sedert weken iti het tuchthuis, "een H. Misoffer werd opgedragen, geen Sa- moment meer toegediend. De kerk lag reodseh en eenzaam als een grafkelder. En kiorgen vierde ganseh de christenheid Pa- Hon.... k— Dat kan zoo niet blijven! We willen met .gschen een priester hebben en een lange j'is met muziek en met preek èn met alles i'°waar ik geen beiden, maar een christen ij6'1..,, verklaarde vrouw Lamoureux, en met do vuist op haar eerlyk gemoed, "•verdosrend bruiste de adhuesie oo uit alle rangen en standen der „dames de la balie." Wie wag vrouw Lamoureux en wat zijn de „dames de la balie?" De „halles" zün enorme, uit ijzer, zink en glas gebouwde gaanderyen, waar dagelijks de levensmiddelen der wereldstad: vleeseh. visch, gevogelte, kaas, boter, vruchten en eieren worden afgemijnd en verkocht. Het aantal kraampjes bedraagt 1200, dat der verkoopstere loopt in de duizenden, de omzet voor één dag meer dan een half mil- lioen. „Les dames de la balie" zün kloeke, eer- I zo me, wel wat rumoerige vrouwen uit het volk, om haar slagvaardigheid en resoluteu durf door heel Parüs bekend, ontzien, om niet te zeggen gevreesd. Ze vormen een staat apart in de hoofdstad en weten zich te doen gelden. Ze hangen als klitlen aan mekaar en daarin ligt haar kracht. I Jeanne Lamoureux, een weduwvrouw, knap van postuur, met haar op de landen, gold in 187.1 voor de voornaamste en meest geduchte dame de la 'balie, zij bediende haar klauten onverbeterly'k, haar nering was welvarend als haar gezin en gestel en wat nog beter klinkt: Jeanne was als hijkant al haar geburen ka tholiek in merg en been en stak dat niet on der stoelen eu banken. Nu stond ze op dien Paaschzaterdagmorgen als een koningin omstuwd door tal van edel- vrouwen op het plein van haar paleis en hief dreigend haar duchtige vuisten in de rich ting der Sint-Eustaehiuskerk, wier doodsche poort, gesloten en verzegeld, haar godsdien stig gemoed in vuur en vlam zette. Kinderen, voer zij voort, we hebben nu al lang genoeg gebeden. God gaf ons géén tons: om er mee te bidden alleen, maar om een woordje mee te praten ook en Hy gaf er ons handen en ellebogen by. Do heeren op het stadhuis verdraaien geen vinger om wat we hier praten en rede- tieeren, maar we moeten ze op het lijf vallen en niet loslaten voor we onzen zin krygen. Pastoor Simons moet vrü en morgen verkie zen we een plechtige Paasehmis.dat is de eischl En nu allen mee naar 't stadhuis en zien wie de baas is I Dat was de slag op de vuurpyl! i Do vijand was gesignaleerd, een onbedaar lijk enthousiasme knetterde op en onder een 'kruisvuur vau schimpscheuten trok de Pa- rysebe weerbaarheid, groeiend van minuut tot minuut iu aantal en strüdvaardigheid, legen de regecvirig in 't veld. Het was een onvergetelijk oogonbük, toen deze geweldige volksverhuizing de place de la Concorde over stroomde, politie en gendarmen als stuifzand voor z'cli opjagend en vrouw Lamoureux met haar staf de etadhuistrap beklom, i Blanqui, „de roode duivel", en Pyat, „zün bloedhond", zaten aan de groene regeering's- tafelte arbeiden. Elk had een flesch Chateau d'Etrennes voor zich. Nog eenige heeren van het Comité Nationale recht verloopen sujetten be vonden zich in de zaal, toen de deputatie on aangemeld binnendrong. Met een gesmoordeD vloek sprong Blanquin van zyn fluweelen zetel, maar ziende dat hü met vrouwen uit het volk te doen had, hond hij in en vroeg hoffelijk: En wat wenschen de dames? Vrouw Lamoureux trad naderbü, de han den rustig in de zyde, en begon recht ge moedelijk: Morgen, heeren, vieren we het heilig Paasclifeest, maar wat wil het geval, we heb ben geen priester om de plechtigheid te vie ren en. En wat zou dat nog, viel Blanqui driftig in en sloeg de vuist imponeerend op tafel. Wat dat zou, vervolgde de visehvrouw nu teemend langzaam en de armen gekruist op haar jak, wc kwamen nu aan de heeren jvragen: geef ons abbé Simons vrü, of.... Of.... nu of.... onderbrak ironisch de president, maar de glimlach stierf weg om zü'n lippen, toen zyn weerparty een stap naderbü deed en hem dreigend de vuist on der den neus hield: Ofde dames van de bal zullen u wat nieuw6 vertoonen! Blanqui moest inbinden. De vrouwen van de Halle vormden een macht waarmee te rekenen viel. Aarzelend zag hy naar Pyat, die uit het venster keek en hem een wenk gaf naderbü te komen. Daaronder bewogen zich, kwette rend als ganzen, duizende bü duizende vron- wen, rumoerig, onvervaard, met de fonke lende oogen en gespierde armen dreigend naar bet bordes Mille tonnerres! Wat 'n bende! Daar valt niet mee te gekken, meende Pyat en wenkte een klerk. Hoeveel groentevrouwen in Parys? Volgens de laatste telling zesduizend..,. En vleeschbazinnen? Niet veel minder! Dieu! dat 's een armée en geen kleintje! En vischwyven? Ongeveer vierduizend! Dat zyn de slimste, nog gevaarlüker dan de Prussiens. En dan volgen nog eierenvrou- wen botervrouwen, bloemen, gevogelte, en fruit!dat is legioen, murmelde Blanqut. En die allen zijn moeders, schoonmoe ders, grootmoeders, tantes, nichten en zwa- gerinnen en daarachter staan de vader-s, i!e mannen, de vryers enzoo voort.... zuchtte Pyat. Zie die oogen fonkelen, dat zyn geen menschep meer. dat zün vleeschgeworöen bedsermoenen.... hu! ik ril.... We zullen waarachtig mooi weer moeten spelen. Ze zyn in staat ons levend te roos teren! Mag ik de heeren om antwoord verzoe- ken, scherp als een scheermes klonk de stem van vrouw Lamoureux door de zaal. Blanqui trad haar tegemoet en deelde haar honigzoet mede* dat het Comité, de verdien sten der burgeressen in aanmerking nemend, haar verzoek met genoegen inwilligde. Daar hebben we vrede mee, was Laar antwoord met bet gebaar eener geboren ko ningin, maar morgenvroeg dan, prompt i zeven uur! En de staf trok zegevierend naar buiten en marcheerde aan het hoofd van het leger, dat j vroolyk en voldaan naar zyn kwartieren te- ruglrok. Maar Paaschochtend, 9 April, 's morgens zeven uur, openden zieh de poorten der ge- j vangenis Le Pétard en verwelkomd en I toegejuicht door duizend geoefende kelem trad Pastoor Simons in volle vrijheid naar buiten. In triomf werd de priester naar zijn schoongeschrobde kerk geleid, waar nu de langbegeerde Paasehmis kon aanvangen en een Gloria in excels is opklonk, die heel de parochie van aandoening schreien deed. Sinds dien Paaschdag ging Pastoor Simonj vrij uit als een vogel geen communard dnrT- de den priester schuin aanzien, de „balles" hadden hem verslonden. MAX. DE OFFICIEELE KERRLIJST zoo ongegrond dat idt-Diand daaraan greloof

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 15