der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K, Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen
Liturgische Wegwijzer.
TusschenKeulenenParp.
koopje*
Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl Courant" van 28 Maart 1914.
De nadrub van de berichten en mededeelingen in dit blad is verboden.
KNIP DIT UIT
en leg het in uw liturgisch kerkboek.
D Mis- en Vcsperboek van Desclée.
B Het Koomsclie Misboek van Baarda
(uitgave 1913).
Fr. Deselée in Franciscanerkerken,
Zondag 29 Maart. Passie-Zondag, D. 556, B.
256; 2e Gebed voor Kerk of Paus. D. 102,
B. 62 (Fr. 2e Gebed Z. Paula, D. [85]).
VESPERS van den Zondag, D. 560 en 123.
Maandag 30 Maart. Van den dag, D. 560, B.
258; 2e Gebed nis gisteren (Fr. 2e Gebed
Z. Angela, D. [S6] en 236). Fr. naar
keuze ook: Z. Angela, D. [86] en 236, 2e
Gebed 560. Laatste Ev. 562.
Dinsdag 31 Maart. Van den dag, D. 563, B.
260; 2e Gebed als Zondag (Fr. 2e Gebed
Z. Marcus, D. [86] en 227).
Woensdag 1 April. Van den dag, D. 567, B.
263 2e Gebed als Zondag (Fr. 2e Gebed
H. Martina, D. 240). Fr. naar keuze ook:
H. Martina, D. 1103 en 240 2e Gebed 567;
3e Gebed voor Kerk of Paus, 101 of 102:
laatsie Evangelie 573.
Donderdag 2 April. H. Franeiscus van Paula,
D. 1165 en 230, B. 547 en 90; 2e Gebed van
den dag, D. 571, B. 206. Laatste Ev., D.
573, B. 266. Indien paars: Mis van den
dag, D. 571, B. 265; 2e Gebed H. Frano.,
D. 1165, B. 547.
Vrijdag 3 Anril. üe VII Smarten van Maria,
D. 991, B. 530 2e Gebed van den dag, D,
575, B. 268. Credo. Praefatie H. Maagd,
laatsie Ev., D. 577, B. 269 (Fr. H. Beue-
dictus, [87] en 230.; 2e Gebed Zeven Smar
ten; 3e van den dag. Credo en bet overige
als voren). Indien paars: Mis van den
dag, D. 575; B. 268; 2e Gebed Zeven Smar
ten. 991. B. 530.
.Zaterdag 4 April. H. Isidorus, D. 1166 en 222,
B. 548 en 86; 2e Gebed van den dag, D.
578, B. 270; 3e Gebed voor den Pans, D.
302. B. 62. Laatste Ev. D. 579, B. 271.
Indien paars: Mis van den dag, D. 578, B.
270; 2e Gebed H. Isidorus, D. 222; B. 86;
3e Gebed vót>r den Paus, D. 102, B. 62.
Wegers het verschijnen van een Direeto-
•inm ont behoorlijk de H.H. Missen en Ves
pers mede te bidden, voor het Bisdom Haar*
iem, gedurende het jaar O. H. 1914 (uitgave
van Langerliuyseii, Amsterdam), zal, te be
ginnen met bet a.s. Paasclifeest (12 April) de
Wekciüksclic Liturgische Wegwijzer in onze
courant vervallen.
Met het oog hierop raden wij den gebrui
kers van Desclée's ..Mis- eu Vespersboek" en
Van Baarda's „Het Hoomsche Misboek" drin
gend aan zieli dit Directorium tijdig aan te
schaffen, dat voor den prijs van 0.25 bij de
R. K. Bockhandelaren verkrijgbaar is.
N.B. In iedere Mis bidde men de „Gewone
Orde tier H. Mis"; uitgave Desclée, blz. 71 tot
!'4; uitgave Baarda (1913), blz. 35 tot 55.
Li de Paterskerken (Groenmarkt. Kleverpark
en Velseroord) kan men uitsluitend het Mis-
eti Vcsperboek van Desclée gebruiken.
Het in het Mis- en Vesperboek van Des-
clée verwijst naar bet, Aanhangsel voor de
Nederh Bisdommen; de naar dat voor de
Orde der Franciscanen.
zwaren arbeid of wegens een andere geldige
reden van de verplichting ontslagen is.
Deze verplichtingen gelden als volgt:
Op Zondag is het geoorloofd meermalen
per dag vleeseh en vetspijzen en meer dan
één vollen maaltijd per dag te gebruiken.
Verboden is visch en vleeseh t e g e 1 ij k
bij een maaltijd te gebruiken.
Op Maandag, Dinsdag, Donderdag en Za-
t terdag is het geoorloofd ééns per dag vleeseh
I of vet te gebruiken.
j Verbodenis des morgens een ontbijt en
op die dagen meer dan één vollen maaltijd
te gebruiken.
j Het is geoorloofd 's-middags of 's-avonds
(naar gelang men den maaltijd gebruikt) een
collatie te nemen.
Op Woensdag en Vrijdag is eveneens ver
boden des morgens een ontbijt te gebruiken
of meer dan één vollen maaltijd te nemen,
doch tevens is verboden vleeseh te ge
bruiken (op Woensdag is het geoorloofd ge
smolten vet te gebruiken; Vrijdags niet).
I Hetzelfde geldt ook voor de Ader laatste
dagen der Goede Week.
I Wel is het toegestaan des morgens een z.g.
„ontnuchtering" te gebruiken bestaande in
b.v. een dunne snede brood.
Wien maakt Gij U zelvenl Jesns antwoordde:
Indien Ik Mij zeiven verheerlijk, is Mijne
verheerlijking niets. Het is Mijn Vader, die
Mij verheerlijkt, van wien gij zegt dat Hij uw
God is. Maar gij kent Hem niet; Ik echter
ken Hem; en, zoo Ik zeide dat Ik Hem niet
ken, zou Ik aan u gelijk zijn, een leugenaar.
Maar Ik ken Hem en bewaar zijn woord.
Abraham, uw vader, heeft zich zeer verheugd
dat hij mijnen dag zou zien; hij heeft dien ge
zien en zich verblijd. Ds Joden zeiden dan
tot Hem: Nog geen vijftig jaren zijt Gij oud.
en Gij hebt Abraham gezien! Jesus sprak tot
hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: eer
Abraham werd, ben Ik. Zü namen dan stee-
nen op om op Hem te werpen; doch Jesns
verborg zich en ging uit den tempel.
Ten slotte nog deze opmerking.
Deze verplichtingen zijn niet meer van
kracht wanneer men door dispensatie
van de verplichting der vasten- of onthou-
dingswet is ontheven.
I Degenen, die niet in staat zijn 'het gebod
j om te vasten (des morgeus niets te gebruiken
en één vollen maaltijd nemen) te onderhou
den, moeten zieh tot hun biechtvader wenden
die dan wel zal uitmaken, of iemaud gehou
den is te vasten of niet
l Men handelt in allen gevalle voorzichtig,
als men zich ten allen tijde tot zijn biecht
vader wendt.
PASSIE-ZONDAG.
Les uit den brief van den H. Apostel Paulus
aan de Hebreen; IX, 11—15.
HOE MOET MEN VASTEN?
Onderscheiden moet worden:
le. De Ontliondingswet, waarbij verboden
wordt op bepaalde dagen sommige spijzen
(vleeseh, vet, en 6oms zuivel en eieren) te
ïebruiken.
2e. De Vasten wet, waarbij verboden wordt
■neer dan eens per dag een vollen maaltijd
-e gebruiken.
De Onllioudingswet verplicht ieder, die
ot de jaren des verstands is gekomen, in
dien hij niet om wettige reden ontslagen is.
De Vasten wet verplicht ieder, die bet 21e
aar voleindigd en den leeftijd van 60 jaar
nog niet bereikt heeft, tenzij hij door ziekte.
Broeders! Ghristus, opgetreden zijnde als
Hoogepriester der toekomstige goederen, is
j door den grooteren en meer volmaakten ta
bernakel, die niet met handen gemaakt, dat
is, niet van deze schepping is, en niet door
bloed van bokken en van kalveren, maar door
Zijn eigen bloed éénmaal in het heiligdom
binnengegaan, ha eeuwige verlossing verwor
ven te hebben. Want indien het bloed van
bokken en stieren en de besprenkeling met
de asch eener jonge koe do besmetten heiligt
tot reiniging des vleesehes. hoeveel meer zal
hot bloed van Christus, die door den Heili
gen Giïest Zieh zeiven onbevlekt aan God
heeft opgeofferd, ons geweten zuiveren van
dootle werken, om den levenden God te die
nen? En daarom is Hij Middelaar van een
j nieuw Verbond; opdat, terwijl een dood tus-
scbenbeide kwam tot verzoening van de over
tredingen ondeT bet vorig Verbond, zij, die
geroepen zijn, de belofte ontvangen mogen
der eeuwige erfenis, in Christus Jesus onzen
Heer.
Evang. volgens den H. Joannes; VIII, 4659.
In dien tijd sprak Jesus tot de scharen der
Joden: Wie van u zal Mij van zonde overtui
gen? Indien Ik u de waarheid zeg, waarom
gelooft gij Mij niet? Wie uit God is, hoort
Gods woorden; daarom hoort gli ze niet, om
dat gij niet uit God zijt. Do Joden antwoord
den dan en zeiden Hem: Zeggen wij niet te
recht, dat Gij een Samaritaan zi.it en eenen
duivel in hebt? Jesus antwoordde: Ik liebgee-
nen duivel; maar Ik vereer Mijnen Vader, en
gij hebt Mij onteerd. Echter zoek Ik Mijne eer
niet; ér is iemand/die ze zoekt en die oor
deelt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: indien
iemand Mijn woord bewaart, bij zal den dood
niet zien in eeuwigheid. De Joden zeiden dan:
rm erkennen wij, dat Gij eenen duivel in hebt!
Abraham is gestorven en de Profeten; en Gij
zegt: indien iemand Mijn woord bewaart, hij
zal den dood niet smaken in eeuwigheid. Zijt
Gij grooter dan onze vader Abraham, die ge
storven is? Ook de Profeten zijn gestorven.
Evangeliever klaring.
OP PASSIE-ZONDAG.
De Phariseeërs en Schriftgeleerden hadden
steeds geweigerd de waarheid van Jesus'
woorden te gelooven, en Zijne leer aan te ne
men en toch mocht Jesns hun volle geloof
eischen, terwijl zü Hem nooit van de minste
zonde, dus ook van geen leugen, konden over
tuigen. „Wie van u zal Mij van zoude over
tuigen? Indien Ik u de waarheid zeg, waarom
gelooft gij Mij niet?" Maar hoe komt het dan.
dat zoo weinigen in Hem geloofden? kunnen
wij hier vragen. Jesus zelf heeft die vraag
reeds voorzien en beantwoord in het Evange
lie van dezen Zondag. „Die uit God is, boort
Gods woorden, daarom boort gij niet, omdat
gij uit God niet zijt." Zij hadden niet God.
maar den duivel tot vader en als echte kin
deren des duivels, vertoonden zij de geaard
heid en de inborst van den vader der leugen
taal door de waarheid te haten. De Joden
waren door die woorden van Jesus beschaamd
maar niet bekeerd, en omdat zij aan zijne
uitdaging om Hem van zonde te overtuigen,
niet konden voldoen, begonnen zij te schelden
en noemden Hem een Samardtaan en een be
zetene. „Zeggen wij niet te recht, dat Gij een
Samarilaan zijt en een boozen geest hebt?"
Hoewel wij meenen zouden, dat het der god
delijke Majesteit onwaardig was, op zulke
vernederende en lasterende aantijgingen te
antwoorden, wilde Jesus toch een terechtwij
zing doen hooren. De beschuldigingen moch
ten niet op Zijn geëerbiedigden Naam blijven
kleven. Het antwoord, dat Jesus Z:ch ver
waardigde te geven, gaf aanleiding tot een
gesprek, waarin de Joden bewezen, dat hun
hart vol was van haat tegen Jesus. Hij was
i voor een Samaritaan gescholden, dat is voor
een, van hen die de bitterste vijanden der
Joden waren en als ketters veracht werden.
Aan het weerleggen van die beschuldiging.
kon slaan, wikle Jesns geen enkel woord wij
den. Maar met verachting doodzwijgen, was
het eenige wat zij verdiende. De andere be
schuldiging wees Hij, die door niemand van
eenige zonde kon overtuigd worden, terug met
de een voudige maar afdoende verklaring: „Ik
heb geen boozen geest, maar Ik eer Mijnen
Vader, en gij onteerdet Mij, door uwe laster
taal. Ik zeg dat niet, omdat Ik Mijne eer zoek.
doch Ik zoek Mijne eer niet, er is één die baar
zoekt en oordeelt, die Hem, die Mij onleert,
niet ongestraft zal laten."
Jésus wijst met die laatste woorden de Jo
den op het vonnis der veroordeeling, dat ben
zeker wachtte, als zij in hunne zonden bleven,
en ben nogmaals aan de vreeselijke straffen
die hen wachtten herinnertnd, doet Hij er de
woorden op volgen: „voorwaar, voorwaar, Ik
zeg u: zoo iemand Mijn woord zal bewaard
hebben, hij zal den dood in eeuwigheid niet
zien." Maar die anderen, die Zijn woord niet
bewaard hebben, Jesns spreekt het niet uit.
maar voelen laat HU bet den Joden wel: zij
zullen den dood wel z'en. Met opzet en sluw
overleg vatlen de Joden Jesus' woorden ln
een geheel anderen zin op dan Hij bedoel had.
Niet van den tiidelijken, maar van den eeuwi
gen dood had Hij gesproken, zü daarentegen
gaven voor verstaan te hebben, dat hü den
tijdelijken dood, den liehamelüken, niet zou
sterven. Vandaar hunne opwerping: „nu we
ten wü» dat Gij een boozen geest inhebt: Abra
ham is gestorven, en de profeten, en. Gij zegt:
indien iemand Mijn woord zal bewaard heb
ben, bij zal in eeuwigheid den dood niet sma
ken. Zijt Gij grooter dan onze vader Abra
ham, die gestorven is? Ook de profeten zijn
gestorven. Tot wibn maakt GU U zeiven?"
Op deze nieuwe beschuldiging van ijdele
grootspraak, antwoordt Jesns eerst zijdelings
en dan rechtstreeks. Hij verklaarde, dat Zyne
eer niets zou wezen, bijaldien Hij voor Zijne
zelfverheffing geen andereu grond kon aan
voeren dan Zijne eigene getuigenis. Dit kon
Hij, als menseh sprekend, hun toegeven. Maar
Zijne getuigenis stond niet alleen. Zijn He-
melsche Vader 'had Hem van eeuwigheid af
verheerlijkt, en voortdurend verheerlijkte
Hem nog de Vader, door do wonderwerken
die Hij door Zijne hand verrichtte. En dat
deed de Vader, Dien de Joden niet kenden
en niet vereerden, omdat zij des Vaders wer
ken niet deden en het woord Zijns Zoons niet
aannamen, waar Jesus minde en liefhad en
Wiens geboden Hij onderhield. Hiermede nog
niet genoeg zijn doel bereikende, ging Jesus
voort met een reehtstreeksch antwoord op de
nietswaardige tegenwerping te geven, door
Zijne betrekking met Abraham aan 'hen in het
helderste licht voor te stellen. Die aartsva
der, aldus leerde Jesus, „verheugde zich dat
Hü Mynen dag zonde zien, hü heeft dien ge
zien en zich verblyd," gezien in de prophetiën.
die hem omtrent de komst van den Messias
gedaan werden, gezien ook in het voorge
borchte, alwaar de geboorte van den God-
mensch gemeld was. Voor de aardsehgeziude
Joden waren die openbaringen van Jesus een
gesloten boek, omdat zij niet zien wilden. Nog-
maal legden zü Jesns' woorden in een ver
keerden zin uit, en wat Jesus van een geeste-
lük zien, een zien des geloofs, gezegd had,
namen zü op alsof, er sprake was van een
zien met de lichamelüke oogen. Daarom zes
den zü: „Gü zyt nog geen vyftig jaren oud.
en gij hebt Abraham gezien?" Op die belce-
digende spotternij legde Jesus als antwoord
deze plechtige verklaring af:
„Voorwaar, voorwaar, zeg ik u: eer Abraham
werd, ben Ik," zonder begin, van eeuwigheid
bestaande, geen tijd en geen verandering kun
nende, in één woord, de eeuwige Zoon Gods.
De Joden wilden in hunne vleeschelyke ge
zindheid den diepen zin van die uitspraak
des Zaligmakers niet aannemen. Zij wilden
daarin eene godslastering hooron, en grepen
naar steenen om op Hem te werpen. Maar
Jesus verborg zich en ging den tempel uit,
omdat zün uur om te sterven nog niet geko
men was.
Laat bet Evangelie van dezen Zondag ons
loeren een grooten eerbied te hebben voor den
God-menseh, den oneindig heiligen. Dien nie
mand ooit van do minste zoude kon overtui
gen, te luisteren naar zijn woorden met nede
righeid en goeden wil, dan zullen het ivoor
don des levens voor ons z(in, dan zal in ons
het woord bewaarheid worden wat de Zalig
maker tot de Joden zeide, die het niet wilden
aannemen: „voorwaar, voorwaar zeg Ik u:
zoo iemand Myn woord zal bewaard hebben,
hy zal in eeuwigheid den dood niet zien."
Een koopman, ruim 70 jaren oud; zoon van
het oude volk heeft zich van klein negotiant,
tot groothandelaar opgewerkt, doch kan, zijn
oude gewoonte getrouw, om in alles de uiter
ste zuinigheid te betrachten, er niet toe be
sluiten, ook maar een kleinigheid voor zich
zelf te besteden, hetwelk vooral merkbaar is,
aan zijn soms meer dan afgedragen kleeding.
Zich een nieuw kleedingstuk koopen, is in
zijn oog een verkwisting.
Zijn zoons, die door hun zaken in de betere
kringen verkeeren, hadden reeds meermalen
in bedekte termen over deze misplaatste zui
nigheid hun misnoegen te kennen geven, en
vooral zich geërgerd over de zoo sjofele klee
ding waarin vader zieh vertoont, meer bij
zonder over de groen-grijs-zwarte winterjas.
Al de pogingen die men had aangewend, om
den vader te bewegen, zich toch betere klee
ding aan te schaffen hadden schipbreuk ge
leden; en den vader een nieuw kleedingstuk
ten geschenke aanbieden, zou eon bcloeat-
ging zijn; hiervoor keuden zij hun vader
te goed.
•Hoe nu. deze brandende kwestie tot een
oplossing te brengen, zonder aan do eer dca
ouden mans te kort te doen?..„.
Na veel beraad en nog meer besprekingen;
komt eindelijk de echtgenoote van een der
zoons op een lumineuss gedachte en doet
een voorstel, dat direct door allen wordi toe
gejuicht en goedgekeurd. Zij stelt n.ra. voor
om voor gezamenlijke rekening bij een der
cerate kleermakers ter plaatse een moderne
winterjas te laten maken, naar maat, volgens
hot oude kleedingstuk, dat een der zoons
ter sluiks zal zien to bemachtigen Zoodra
de jas gereed is zal men ze den' vader voor
zulk een luttel bedrag te koop aanbieden,
dat hij, zeker niet zal verzuimen, van een
dergelijk koopje, to profiteeren.
Op deze wyze zal niet alleen de kwestie
opgelost worden, maar zal zelfs, den vader
het genoegen verschaft worden, dat hij zijn
kinderen kan lateD zien, hoe weinig men
voor zich zelf noodig heeft en zich hun ten
voorbeeld stellen, wat steeds zijn grootste
pleizier is; terwijl de zoons, zich gaarne met
den vader zullen vertoonen waarvoor zij tot
heden wei eens huiverig waren, temeer omdat
door vrienden eens sarcastisch gevraagd was,
of in Koning Farao's tijd, reeds duffel voor
winterjassen gefabriceerd werd
De besprekingen hadden tot resultaat, dat
na eenige dagen, de oudste zoon. een winter
jas ontvangt als uit een modeplaat geknipt,
Ze kistte wel is waar ruim honderd gulden,
maar daarvoor voldeed ze aan alle gestelde
eischen.
Nadat allen het kleedingstuk hadden beke
ken en goedgekeurd, bracht nog denzelfden
avond de oudste zoon Simon den vader een
bezoek.
Vader, cenigszins verwonderd over het on
gewone late bezoek, vroeg de reden, en
ontving ten antwoord, dat Simon toevallig
door bijzondere omstandigheden een koopje
had, maar waarover nog heden moest beslist
worden. Met deze woorden opende hij het pak
ket, en toonde den vader de nieuwe winter
jas.
Met een critiseerenden blik bekijkt de oude
heer de jas, trekt hem aan, en zeer toe
vallig past het kleedingstuk hem zoo bijzon
der goed! Na de noodige afkeuringen te heb
ben laten hooren, vraagt hij, wat de prijs
moest zijn.
Ais dan de zoon een prijs noemt van twin
tig gulden vraagt de vader of het geld soms
geen waaide heeft, en of zijn zoon, niet
goed wijs is, om twintig gulden te durven
vragen, voor een dergelijk kleedingstuk; hij
denkt er niet aan, zooveel te betalen, enz.,
te meer daar hij nog een zeer goede winter
jas heeft.
Na véél'loven en bieden, zal dan de oude
heer om den zoon van een strop af te hel
pen, de jas nemen, maar niet voor meer dan
vijf rijksdaalders en dan nog alleen omdat
hij hem een pleizier wil doen.
Quasi-ontevreden verlaat de zoon het ouder
huis, met de waarschuwing van vader om in
't vervolg toch voorzichtiger te zijn, en geen
stroppen meer zich om de hals te halen.
Zeer verheugd dat de list zoo goed geslaagd
is, keert de zoon naar zijn huis terug, waar
allen in spanning den uitslag verwachten;
en nadat hij verslag van zijn zending heeft
uitgebracht, koeren allen vergenoegd naar hun
woningen terug, met het vooruitzicht, dat
zij den eerst volgenden Zondag, vader in zijn
nieuw kleedingstuk zullen zien verschijnen.
De verwachte Zondag is dan aangebroken
en de drie zoons, begeven zich naar het ouder
huis, cn noodigen vader tot een wandeling
uit.
Eenigszins verwonderd, niet gewoon aan
een dergelijke invitatie, is de oude man da
delijk bereid en na zich een oqgenbük te
hebben verwijderd, treed hij binnen, zeg
gende dat hij gereed is.
Verschrikt, staren echter de zoons vader
aan, als zij hem weder met de oude winterjas
gekleed zien, en verbaasd-weifelend, vraagt
de oudste zoon: vader waarom trekt u die
oude jas aan, en niet die mooie nieuwe, die
ik u zoo billijk heb aan de hand gedaan?
PÊUiLLE ON.
DE VISCHVKOUW VAN PARIJS.
Paaschzaterdag 1871. De laatste bedrijven
van bet bloedig oorlogspel speelden zich af
'n en om Parijs. Buiten de hoofdstad lagen
nn\yrikbaar en onkwetsbaar in hun rust de
Duitsche legere maar nog feller vyand dreef
zijn spel binnen de benauwde veste.
De commune liad de hoofdstad in baar
•nacht. Burgerkrijg eu schrikbewind, brand
stichting eti plundering woedden binnen de
Ui uren. Geen sterveling was zün leven zeker
Parijs.
Hd was Paasebzaterdag doch van
fbiascliviering zou geen sprake zün dit jaar,
Want allerwegc waren de priesters op bevel
v»n het Co ni i té gekerkerd om te gelegener
'ibl gcfusileerd te worden, gelijk den aarts
bisschop en verscheidene anderen overkomen
k Ook de groote St: Eustachinskerk lag daar
Ifplumlerd en huilen dienst. De pastoor, abbé
millions, zat sedert weken iti het tuchthuis,
"een H. Misoffer werd opgedragen, geen Sa-
moment meer toegediend. De kerk lag
reodseh en eenzaam als een grafkelder. En
kiorgen vierde ganseh de christenheid Pa-
Hon....
k— Dat kan zoo niet blijven! We willen met
.gschen een priester hebben en een lange
j'is met muziek en met preek èn met alles
i'°waar ik geen beiden, maar een christen
ij6'1..,, verklaarde vrouw Lamoureux, en
met do vuist op haar eerlyk gemoed,
"•verdosrend bruiste de adhuesie oo uit
alle rangen en standen der „dames de la
balie."
Wie wag vrouw Lamoureux en wat zijn de
„dames de la balie?"
De „halles" zün enorme, uit ijzer, zink en
glas gebouwde gaanderyen, waar dagelijks de
levensmiddelen der wereldstad: vleeseh.
visch, gevogelte, kaas, boter, vruchten en
eieren worden afgemijnd en verkocht.
Het aantal kraampjes bedraagt 1200, dat
der verkoopstere loopt in de duizenden, de
omzet voor één dag meer dan een half mil-
lioen.
„Les dames de la balie" zün kloeke, eer-
I zo me, wel wat rumoerige vrouwen uit het
volk, om haar slagvaardigheid en resoluteu
durf door heel Parüs bekend, ontzien, om niet
te zeggen gevreesd.
Ze vormen een staat apart in de hoofdstad
en weten zich te doen gelden. Ze hangen als
klitlen aan mekaar en daarin ligt haar
kracht.
I Jeanne Lamoureux, een weduwvrouw, knap
van postuur, met haar op de landen, gold in
187.1 voor de voornaamste en meest geduchte
dame de la 'balie, zij bediende haar klauten
onverbeterly'k, haar nering was welvarend als
haar gezin en gestel en wat nog beter klinkt:
Jeanne was als hijkant al haar geburen ka
tholiek in merg en been en stak dat niet on
der stoelen eu banken.
Nu stond ze op dien Paaschzaterdagmorgen
als een koningin omstuwd door tal van edel-
vrouwen op het plein van haar paleis en hief
dreigend haar duchtige vuisten in de rich
ting der Sint-Eustaehiuskerk, wier doodsche
poort, gesloten en verzegeld, haar godsdien
stig gemoed in vuur en vlam zette.
Kinderen, voer zij voort, we hebben
nu al lang genoeg gebeden. God gaf ons géén
tons: om er mee te bidden alleen, maar om een
woordje mee te praten ook en Hy gaf er ons
handen en ellebogen by.
Do heeren op het stadhuis verdraaien
geen vinger om wat we hier praten en rede-
tieeren, maar we moeten ze op het lijf vallen
en niet loslaten voor we onzen zin krygen.
Pastoor Simons moet vrü en morgen verkie
zen we een plechtige Paasehmis.dat is
de eischl En nu allen mee naar 't stadhuis
en zien wie de baas is
I Dat was de slag op de vuurpyl!
i Do vijand was gesignaleerd, een onbedaar
lijk enthousiasme knetterde op en onder een
'kruisvuur vau schimpscheuten trok de Pa-
rysebe weerbaarheid, groeiend van minuut
tot minuut iu aantal en strüdvaardigheid,
legen de regecvirig in 't veld. Het was een
onvergetelijk oogonbük, toen deze geweldige
volksverhuizing de place de la Concorde over
stroomde, politie en gendarmen als stuifzand
voor z'cli opjagend en vrouw Lamoureux met
haar staf de etadhuistrap beklom,
i Blanqui, „de roode duivel", en Pyat, „zün
bloedhond", zaten aan de groene regeering's-
tafelte arbeiden.
Elk had een flesch Chateau d'Etrennes
voor zich. Nog eenige heeren van het Comité
Nationale recht verloopen sujetten be
vonden zich in de zaal, toen de deputatie on
aangemeld binnendrong.
Met een gesmoordeD vloek sprong Blanquin
van zyn fluweelen zetel, maar ziende dat hü
met vrouwen uit het volk te doen had, hond
hij in en vroeg hoffelijk:
En wat wenschen de dames?
Vrouw Lamoureux trad naderbü, de han
den rustig in de zyde, en begon recht ge
moedelijk:
Morgen, heeren, vieren we het heilig
Paasclifeest, maar wat wil het geval, we heb
ben geen priester om de plechtigheid te vie
ren en.
En wat zou dat nog, viel Blanqui driftig
in en sloeg de vuist imponeerend op tafel.
Wat dat zou, vervolgde de visehvrouw
nu teemend langzaam en de armen gekruist
op haar jak, wc kwamen nu aan de heeren
jvragen: geef ons abbé Simons vrü, of....
Of.... nu of.... onderbrak ironisch de
president, maar de glimlach stierf weg
om zü'n lippen, toen zyn weerparty een stap
naderbü deed en hem dreigend de vuist on
der den neus hield: Ofde dames van
de bal zullen u wat nieuw6 vertoonen!
Blanqui moest inbinden.
De vrouwen van de Halle vormden een
macht waarmee te rekenen viel.
Aarzelend zag hy naar Pyat, die uit het
venster keek en hem een wenk gaf naderbü
te komen. Daaronder bewogen zich, kwette
rend als ganzen, duizende bü duizende vron-
wen, rumoerig, onvervaard, met de fonke
lende oogen en gespierde armen dreigend
naar bet bordes
Mille tonnerres! Wat 'n bende!
Daar valt niet mee te gekken, meende
Pyat en wenkte een klerk.
Hoeveel groentevrouwen in Parys?
Volgens de laatste telling zesduizend..,.
En vleeschbazinnen?
Niet veel minder!
Dieu! dat 's een armée en geen kleintje!
En vischwyven?
Ongeveer vierduizend!
Dat zyn de slimste, nog gevaarlüker dan
de Prussiens. En dan volgen nog eierenvrou-
wen botervrouwen, bloemen, gevogelte, en
fruit!dat is legioen, murmelde Blanqut.
En die allen zijn moeders, schoonmoe
ders, grootmoeders, tantes, nichten en zwa-
gerinnen en daarachter staan de vader-s, i!e
mannen, de vryers enzoo voort.... zuchtte
Pyat. Zie die oogen fonkelen, dat zyn geen
menschep meer. dat zün vleeschgeworöen
bedsermoenen.... hu! ik ril....
We zullen waarachtig mooi weer moeten
spelen. Ze zyn in staat ons levend te roos
teren!
Mag ik de heeren om antwoord verzoe-
ken, scherp als een scheermes klonk de stem
van vrouw Lamoureux door de zaal.
Blanqui trad haar tegemoet en deelde haar
honigzoet mede* dat het Comité, de verdien
sten der burgeressen in aanmerking nemend,
haar verzoek met genoegen inwilligde.
Daar hebben we vrede mee, was Laar
antwoord met bet gebaar eener geboren ko
ningin, maar morgenvroeg dan, prompt
i zeven uur!
En de staf trok zegevierend naar buiten en
marcheerde aan het hoofd van het leger, dat
j vroolyk en voldaan naar zyn kwartieren te-
ruglrok.
Maar Paaschochtend, 9 April, 's morgens
zeven uur, openden zieh de poorten der ge-
j vangenis Le Pétard en verwelkomd en
I toegejuicht door duizend geoefende kelem
trad Pastoor Simons in volle vrijheid naar
buiten. In triomf werd de priester naar zijn
schoongeschrobde kerk geleid, waar nu de
langbegeerde Paasehmis kon aanvangen en
een Gloria in excels is opklonk, die heel
de parochie van aandoening schreien deed.
Sinds dien Paaschdag ging Pastoor Simonj
vrij uit als een vogel geen communard dnrT-
de den priester schuin aanzien, de „balles"
hadden hem verslonden.
MAX.
DE OFFICIEELE KERRLIJST
zoo ongegrond dat idt-Diand daaraan greloof