STADSNIEUWS. BINNENLAND. Ontmaskerd. Ontwikkeling- FEUILLETO NIEUWE HflflRLEMSCHE COURANT ™g.?F.i»4p in ons vorig artikeltje beperkten wij ons er- ioe, de noodzakelijkheid en doeltreffenheid sener ruimere Apologetische kennis aan te toonen. Daarover zou nog menig woord- ,e kunnen gezegd worden. Doch het kan niet binnen de perken van. onzen opzet liggen, in details te treden. Laten wij liever aantoonen, dat volksontwikkeling ook noodig is: lo. in t belang der maatschappelijke hervorming, 2o. van ons Staatkundig leven en 3o. de volkswel vaart is het algemeen. Voor de hervorming onzer maatschappij 18 de laatste jaren al veel gedaan. De Katholieke- Sociale Actie heeft ongetwijfeld heerlijke re sultaten geleverd. Maar toch is er nog veel te doen. Het terrein is zoo groot. Nu is het een merkwaardig verschijnsel, dat de actie, welke de noodzakelijke hervormingen wil invoeren, geenszins zich verheugen kan in Jie belangstelling, welke zij verdient en noodig heeft. Zeker hier dient hulde gebracht aan oovele edele figuren, die was van alle eer zucht of eigenbelang, hun beste krachten vaven om de vele misstanden onzer samen- oving' op te heffen. Hun verdienstelijk werk, lat niet altijd zonder groote tegenkanting en iaarom ook niet zonder teleurstelling bleef, heeft tallooze heerlijke vruchten afgeworpen. Maar er blijft een massa koud voor de katho lieke democratie, voor de katholieke actie in het algemeen overal stuit men nog op onwil, tmhoog en omlaag, d.i. de hoogere en de lagere 'tanden. Een Janstlie-geest schijnt over een deel van ons volk gevaren. Men heeft al getracht, de juiste oorzaak van »at verderfelijk sociaal indifferentisme op te sporen. En het bleek een gevolg te zijn van te weinig ontwikkeling van het volk. De grootste hinderpaal voor, het verlammende element van onze Katholieke Actie is over 't algemeen de onwetendheid van het volk. 01 indien het volks eens beter wist, wat hier te winnen of te verliezen is. Indien het eens begreep, dat 't hier gaat omzijn eigen toe komst, zijn eigen welvaart en geluk! Indien - het volk eens diep was doordrongen van de waarheid, dat hier op 't spel staat het behoud if het verlies van zijn eigen christelijke be ginselen, beginselen, wier innerlijke waarde de snijdensakte kritiek heeft doorstaan en wier doorvoering een glorieuze historie van negen den lange eeuwen gevormd heeft. Als men dit alles wèl begrreep, gelooven we, dat die Jansalie-geest zou wijken voor een geest van rustelooze bedrijvigheid; dat men als met een jong enthousiasme bezield, de zaak, velke men ondernomen heeft, tot een goed einde zou brengen. enVoor de noodzakelijke saciale actie is daarom mtwikkeling noodig. Ons volk moet weten wat maatschappelijke hervormingen zijn, wat is ?en reorganisatie der maatschappij, door welke middelen en volgens welke beginselen die reor ganisatie moet tot stand komen. Volksontwikkeling is op de derde plaats noo- lig in 't belang van ons staatkundig leven} voor de christelijke politiek. Daar is wel geen zaak ter wereld, waarvoor het volk en vooral ook ons Roomsch volk zoo koud en onverschillig is, als voor de politiek. Er wordt een kiesvereeniging opgericht; men treedt niet toe. Er is een verkiezing op handen; velen weten er niets van; er moet ge stemd worden: men blijft thuis. Men hoort, dat de stembusstrijd voor de onzen verloren is: men voelt geen spijt. En toch aarzelen wij niet te bevestigen, dat de politieke kwestie na de kwestie van gods dienst en moraliteit, de voornaamste kwestie' (s, die ons moet bezighouden, waarmede wij ons hebben te bemoeien. En wat weet het volk in zijn geheel van poli- Lek? 't Is de laatste jaren wat beter, maar toch weet het gros er bedroefd weinig van. Er zijn Roomsche kiezers, wij kennen ze bij name, die gerust hun stem uitbrengen op een 'rijzinnig of liberaal candidaat zonder te we ten, wat zij doenzonder te weten, dat zij daar door verraad plegen aan de waarheid, welke >ok op staatkundig terrein te doen triomfee ren hun Roomsche plicht is, heid van het volk in deze niet goed deels de hardheid van dit verschrikkelijk woord weg nam. Ook op dit punt kan nog veel veranderd worden, moet er veel veranderd worden en verbeterd. Het kiezerscorps, dat mogelijk in de naaste toekomst nog zal uitgebreid worden, moet on derwezen. De ontwikkeling van onze kiezers alleen kan de verderfelijke invloed van de anti-christelijke pers in verkiezingsdagen neu traliseeren. Het volk moet weten, wat christelijke poli tiek is en wat zij beoogt. Het moet weten, wat liberale politiek ia en het moet weten, dat de vrijzinnige politieke beginselen goed deels heb- 1 ben in 't leven geroepen dat verschrikkelijke drama destijds; het maatschappelijk vraagstuk. Het volk moet weten, dat de staatkundige plan nen der sociaal-democraten geen verbetering maar eer verslechtering van den toestand met zich brengen. Dat is het recht van ons volk, maar tevens zijn plicht. Volksontwikkeling is ten laatste noodig voor de volkswelvaart in 't algemeen. Het valt niet te ontkennen, dat vele vaklui sterk achteruitgaan, óf omdat zij geen werk genoeg hebben, óf omdat zij het op den duur toch niet kunnen uithouden. Een groote factor is ook hier weer de ont wikkeling. Ambachtsonderwijs is noodzake lijk om in de tegenwoordige tijdsomstandig heden vooruit te komen in de ereld. Gelukkig valt er in dit opzicht een goede kentering waar te nemen. Door Rijk, Provin cie en Gemeente gesteund hebben al op zeer vele plaatsen particulieren het ambachts- en vakonderwijs ter hand genomen. Jammer dat zoovele vaders het nut van dat onderwijs niet inzien en hunne zoons er niet van laten genie ten. De bezwaren, die nog zijn te overwinnen, zijn niet gering. Wij meenen hierdoor te hebben aangetoond, dat volksontwikkeling noodig is. In onze dagen verricht men een nuttig werk met het volk te ontwikkelen. Laten dan de daartoe bevoegde vereenigingen zooveel mogelijk in deze rich ting werken, steunt de apologetische vereeni gingen, leest vele apologetische geschriftjes en leest ze goed, bezoekt de Sociale weken, de Katholieken dagen, volkt de cursussen, die in uw omgeving worden gegeven en leest trouw de Katholieke Pers, die u geregeld en over alles en goed inlicht. Ontwikkeling is noodigI Zü is noodig omdat wy de uit haar vroeger geheven maatschappij hervormen moeten in Christus. De maatschap pij heeft den Christus uit haar midden verban nen, maar tot hare schade en schande. De grooten dezer wereld hebben Hem uitgestoo- ten, maar op de sehouders van den werkman zal Hij weer binnen worden gedragen in onze maatschappij. GEMEENTEZAKEN. De Amsterdamsclie Poort Hét prae-advies van B. en W. inzake de plannen om het verkeer aan de Amsterdam- sche Poort te regelen, waarvan wij gisteren reeds melding maakten, laten wij in zijn geheel hier volgen. B. en W. schrijven aan den Raad als volgt: Indien wij juist zien, dat er een einde is ge komen aan het van vele zijden indienen van plannen inzake de Amsterdamsche Poort, dan schijnt thans het oogenblik gekomen om op nieuw Uwen Baad van ons gevoelen ten aanzien van de verbetering van het verkeer aldaar in kennis te stellen. Laatstelijk gaf ons daartoe aanleiding het tweede plan van den heer Lasschuit. Bij ons schrijven v.an 14 September 1911, 7e Afd. No. 1/347, brachten wij daarover prae- advies uit; de slotsom daarvan strekte tot beschikbaarstelling van f 81.000, ten behoeve van de in hoofdzaak ongewijzigde uitvoe ring van het oorspronkelijk door ons aanbe volen plan. Sedert hebben onderscheidene plannen, ver zoeken enz. Uwen Baad of ons College be reikt; ook in verband daarmede is ons aan- gehaald voorstel van 14 September 1911 niet Verraad! Dat zou het zijn, indien onwetend- jn behandeling gekomen. Door den heer Lasschuit is een derde plan ingediend, dat door het Dagelijksch Bestuur van den Bond „Heemschut" is aanbevolen. De heer Wilkens heeft weder een ander denkbeeld in overweging gegeven, dat door de Kamer van Koophandel en Fabrieken on dersteund wordt, terwijl voorts het Bestuur der Vereeniging tot verfraaiing van Haar lem en Omstreken en tot bevordering van het vreemdelingenverkeer eene veelomvat tende oplossing van het vraagstuk heeft aan geboden, ontworpen door den heer J. A. G. G. van der Steur. Verder is daar nog een plan van den heer A. W. Weissman en een van den Bond van Nederlandsohe Architec ten, Eindelijk heeft nog de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst in deze hare zienswijze kenbaar gemaakt, terwijl ten laat ste door de afdeeling „Haarlem en Omstre ken" van laatstgenoemde maatschappij ten aanzien van de Amsterdamsche Poort een verzoek ter ove-weging werd aangeboden. Eén ding is bü dit alles wel ondubbelzin nig gebleken, u.l. dat gewenscht wordt de Amsterdamsche Poort niet alleen als monu ment, doch ook als poort bestemd voor het verkeer, te behouden, en dat in aai geval nog »en ruime keuze van oplossingen over blijft. De verschillende plannen zijn naar hunne strekking te onderscheiden in zulke, welke meer b> paaldelijk verbetering van den be- staanden toegang aan de oostzijde der stad benogen, en zoodanige, welke trachten aan de tenemeude eischen van het verkeer tege moet te kernen door het in andere richtingen te leiden. Natuurlijk komt bij dit laatste eventueel ook verbetering van een bestaan- den toegang aan de orde, maar zij blijft on dergeschikt aan de gewenschte verkeers- richting. Dat niet uitsluitend aan den toegang tot de stad, maar ook aan den toegang tot het midden der stad en zelfs aan het doorgaand verkeer wordt gedacht, is alleszins juist. In dien gedachtengang beweegt zich ook uw besluit van 9 December 1908 no. 15, waarin sprake is van het opmaken van een plan, waarop de noodige en wenschelük geachte verbeteringen van de verkeerswegen aan de Sp'aarneziide en van bet stadsgedeelte aan de overzijde van het Spaarne naar de bin nenstad zijn aangegeven, en waaruit duide lijk de omvang, het onderling verband en de noodzakelijke volgorde der uit te voeren werken kunnen blijken. Met ons schrijven d.d. 14 Juli 1910 werd daarop aan Uwen Raad ingediend een voor stel betreffende de werken, die in de omge ving van de Amsterdamsche Poort als van den meest dringenden aard konden worden beschouwd. Na een nauwkeurige studie en nauwgezette vergelijkingen van de verschillende ingezon den plannen met bet in bovenbedoeld schrij ven ontworpen plan (zie notulen van 3 Aug. 1910) zijn wij tot de overtuiging gekomen, dat dit laatste het meest aanbeveling ver dient. Zonder in details van alle plannen te wil len treden, komt het ons niet overbodig voor in algemeene trekken aan te geven, op welke gronden deze overtuiging berust. Ons college is de meening toegedaan, dat de Amsterdamsche Poort en hare onmiddel lijke omgevinjr, ondanks aanleg van nieuwe wegen en aanbrengen van nieuwe toegrangren op andere plaatsen, de voornaamste toegang tot de stad aan de oostzijde zal blijven, een voudig wijl de weg door of langs de poort door de Spaarnwouderstraat naar de binnen stad de kortste en dus, daar bet verkeer zicb in het algemeen richt naar den kortsten weg, de natuurliike weg is. Nu is het slechte tot op zekere hoogte mo gelijk, het verkeer uit zijne natuurlijke rich ting te leiden, waaruit volgt, dat werken, met het oog op zoodanige afleiding geprojec teerd, door dat doel alleen niet voldoende gemotiveerd zijn te achten. Uit dit oogpunt beschouwd zijn de plan nen, in overweging gegeven door den Bond van Nederlandsche Architecten, door de Ver eeniging tot verfraaiing enz. en door dep heer Wilkens, naar onze meening voor ge gronde critiek vatbaar. Deze plannen houden naar ons oordeel geen voldoende rekening met het ten deze beslis sende punt, de beteekems in de toekomst van de Amsterdamsche Poort met hare omgeving als toegang tot de 6tfd. Naast dit oordeel gelden overwegingen van financieelen aard. Het wil ons voorkomen, dat deze overwegingen niet 6terk bü de ont werpers van de plannen, behoorende hij de rapporten van den Bond van Nederlandsche Architecten en van de Vereeniging tot ver fraaiing enz. gegolden hebben, en hoewel wij, waar het een dergelijk belangrijk onderwerp geldt, als het verbeteren van verkeerswegen betreft, niet in de eerste plaats op de finan- cieele offers mogen zien, daar is toch het betrachten van de noodige zuinigheid gebo den, omdat in het algemeen voor uitvoering van werken tot verbetering van het verkeer belangrijke bedragen gevorderd worden. Het plan van de Vereeniging tot verfraai ing heeft bovendien dit nadeel, dat niet vol doende op de belangen van de scheepvaart en van het tramverkeer is gelet, hetgeen reeds onmiddellijk blijkt bij de bestudeering van het onderdeel van het plan, nabij de Am sterdamsche Poort. Een enkel woord nog over het gedeelte van het voorstel-Wilkens, dat de bedoeling heeft het verkeer door en langs de Amsterdam sche Poort af te leiden naar den Heeren singel. Dit denkbeeld sluit in zich het maken van een brug over de Heerensingelgracht ten Z.W. van de poort. De voorsteller heeft daarvan een teekening overgelegd. Reeds met het oog op de vele en scherpe bochten, welke dan de tramsporen moeten maken, i6 zulk een brug niet aan te hevelen. Indien voorts met het oog op het scheep vaartverkeer op een voldoende doorvaart- hoogte wordt gerekend, zullen door de alsdan te maken hellingen de perceelen langs den Heerensingel voor een gedeelte onder den grond komen, gelijk nader in het ter zake betrekkelijk rapport van den Directeur van Openbare Werken is uiteengezet en berekend. Ook het tweede gedeelte van het voorstel- Wilkens komt ons dus niet aanbevelenswaar dig voor. Een brug over de Heerensingelgracht wenscht ook het hoofdbestuur der Maatschap pij tot bevordering der Bouwkunst en wel op zoo groot mogelijken afstand van de Am sterdamsche Poort. Hiertegen geldt het bo ven geopperde bezwaar, terwijl het verkeer door eu bij de Amsterdamsche Poort daar door slechts weinig verbetering ondergaat. In het adres van genoemde maatschappij wordt nog medegedeeld, dat een nieuwe over brugging aan de zijde van den Oostvest niet wenschelijk wordt geacht. Voor dit oordeel worden geen redenen bijgebracht, terwijl bo vendien niet duidelijk is, welk plan bedoeld wordt. Blijven derhalve, als hebbende bepaaldelijk op de verkeersverbetering nabij de Amster damsche Poort betrekking, ter bespreking over het plan-Weissman en het derde plan- Lasschuit. Alleen het onder a in het adres van den heer Weissman genoemde kan en moet thans binnen den kring der beschou wingen worden getrokken. De grondgedachte van het plan-Weissman is eigenlijk dezelfde als die van het eerste en tweede plan-Lasschuit. Hier rijzen dan ook bij ons gelijke bedenkingen, als vermeld in onze prae-adviezen van 11 November 19l0 en 14 September 1911. Een brug als door den heer Weissman be oogd van 20 M., vermeerderd met de breedte van de poort, plaatst deze op een plein, het geen wij, uit een aesthetisch oogpunt be schouwd, zouden moeten betreuren. Voorts komt de aangegeven breedte, zelfs voor het in de toekomst mogelijkerwijze te verwachten verkeer, overbodig voor. Wat eindelijk het derde plan van den heer Lasschuit betreft, het doet ons leed te moeten verklaren, dat dit ons uit aasthetische over wegingen geheel onaannemelijk voorkomt. Bij aanneming van dit plan toch zal het karakter van het monument als poort ver loren gaan; zal de poort geplaatst worden op den hoek van een plein. Dit kan niet andere dan de omgeving aldaar schaden. Ons college is nog steeds van meening, dat door het houwen van een nieuwe brug on middellijk ten noorden van de poort de in alle opzichten meest gewenschte oplossing 'wordt verkregen. In zooverre vinden wij 6teun bij de Commissie van Bijstand in het beheer der openbare werken. Eenstemmigheid kon in ons College niet verkregen worden over de vraag of de brug in het verlengde van de poort zij het om gelegd moet behouden blijven. De meer derheid beantwoordt die vraag bevestigend. Zij is van oordeel, dat als de poort voor door gang van het verkeer wordt afgesloten, zij Ihaar karakter en bestemming zal verliezen en dat het stadsschoen 6chade zal lijden. Dit oordeel komt overeen met door belangstel lenden in de Amsterdamsche Poort-kwestie uitgesproken wenschelijkheid, om die poort niet alleen als monument, doch ook als door gang in gebruik te laten (zie o.a. het inge diende verzoek van de afd. Haarlem en Om streken van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst). De minderheid, zich scharende aan de zijde van de Commissie van Bijstand in het be heer der openbare -werken, gaat met deze zienswijze niet mede. Zij meent, dat voorloo- pig de brug kan worden weggelaten; blijkt dat te misstaan, dan kan de brug later nog worden gemaakt zonder dat de kosten daar door beduidend zullen verhoogd worden. B. en W. stellen voor de ingekomen adres sen van: a. het Dagelijk6ch Bestuur van den Bond Heemschut tot behoud der schoonheid var Nederland; b. het bestuur der afdeeling Haarlem en Omstreken van de Maatschappij tot Bevor dering der Bouwkunst; c. het Bestuur van de Vereeniging tot ver fraaiing van Haarlem en Omstreken en tot bevordering van het vreemdelingenverkeer; d. het Hoofdbestuur van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst; en e. den heer A. Weissman; voor kennisgeving aan te nemen en te be sluiten in bovengenoemden geest. HET TRAMONG ELUK BIJ SLOTERDIJK Men deelt aan de „Tel." mee, dat voor éér der passagiers bet tramongeluk van Vrijdag nacht bij Sloterdijk wèl ernstige gevolgen zal hebben. Mejuffrouw Anny van Veen, opgenomen in het Wilkelmina-gasthuis, is bij het ongeluk vrij ernstig in het gelaat verond, niet minder dan een achttal wonden moesten orden gehecht en bij herstel zal zij toch verschillendo litteeken9 behouden. De wagenbestuurder Ter W. die, naar ver moed wordt, te laat geremd heeft en dus te snel in de bocht heeft gereden, is gesehorst. VAN ONZE GROENTENMARKT. Gisteren is alhier door Jac. Nijssen wonende te Santpoort de eerste bezending spinazie van de kouden grond aan de groentenmarkt ge bracht. De eerste is opgekocht door Wesselius, wonende Leidsche straat en D. Groenendaal, wonende Breestraat, alhier. VRIJ REIZEN VOOR KAMERLEDEN Prof. Fabius schrijft in „Studiën en Schet sen" over een vrij spoorkaartje: „Men is er. Onder leiding, naar het schijnt, van den heer Duymaer van Twist, bijgestaan door d« heeren Hugenholz en De Jong, heeft men be reikt, dat de meerderheid van de leden der Tweede Kamer aan de spoorwegmaatschap pijen om een vrij-kaart heeft gevraagd. En het is gelukt. Zoo kunnen de heeren dan zonder reiskos ten bij hun tante gaan logeeren. Nu ja, maar het is om te beter het land inspecteeren Zijn daarvoor de Kamerleden? En al ware dit zoo, moeten zij dan daarvoor geld aan de spoorwegmaatschappijen vragen I Tegenover welke geheel vrij te staan als Kamerlid juist noodig is. Het is opmerkelijk, hoe de democratie in da vertegenwoordigende lichamen zicb ook open baart in het streven om zooveel mogelijk uit het baantje te slaan. Men herinnert zich, hoe in Frankrijk in een ommezien de toelage aan leden van de Kamer van Afgevaardigden en aandie van den Senaat van 9000 frs. op 15,000 frs. is gebracht. In den Raad van Amsterdam werd vóór eeni. gen tijd vrij vervoer per tram voor de leden gevraagd. Later, of niet elk lid een gebonden exemplaar van het Gemeenteblad kon krijgen. Dat spaarde kosten van inbinden uit. Onlangs gelukte het, het presentiegeld van 3 op te brengen. Zoodat men nu voor middag- en avondzitting 10 naar huis brengt, in steê van 6. Dat scheelt er 4." Ze had teveel geld! Dat- het, niettegen staande een retourbiljet op de tram slechts een dubbeltje kost, toch nog kan gebeuren dat men met een grooter bedrag in den zak niet betalen kan en daarom verzocht wordt van da tram te willen stappen, werd Donderdagavond in Den Haag bewezen". Een dame neemt een kaartje en wil betalen met een briefje van 100. Conducteur, een ea al verbazing, ziet geen kans daarvan terug t« geven. Dame moet van de tram! Naar het Duitsch door August Ewald König. 3.) I)eu overigen en onder hen ook - - den onderofficier gelukte het, het nabijzijnde bediende de zaak anders hebben voorge der overtuiging. „Mij is, zooals ik u reeds zeide, gedurende den geheelen veldtocht geen enkel dergelijk geval bekend geworden. De Fransdhe dagbladen hebben later „Laten wij ons bij dit eene geval bepalen, dat is ook meer dan genoeg!" onderbrak hem de graaf met afwerend gebaar. „Aan de be richten in onze dagbladen heb ik nooit ge wicht gehecht; ik weet maSr al te zeer, dat menigmaal blinde haat ze in de pen gaf." „Maar kan ook niet de haat van uwen youd te bereiken, om onder het dicht ge-isteld?" vroeg Emile. boomte den vervolgers te ontkomen. Toen j „Is het niet mogelijk, dat de Franctireurs icrst had tn®n den tüd 0m in het slot een j in den nacht onze soldaten overvielen, zoodat onderzoek m te stellen, toen eerst werd do 1 deze genoodzaakt waren in Ihet slot een toe- puweldaad ontdekt, die hier was bedreven, j vlucht te vinden? Kan niet bii dit gevecht Mijne Marguerite was door een dolksteek ge- i gravin Marguerite het leven hebben verlo: dood. Het bleek voorts, dat het slechts om ren? Gij zult moeten toegeven, dat het bij roof te doen was geweest. De cassette, die dergelijke gevechten onmogelijk is bijzondere met goud en bankpapier gevuld in de slaap- aandacht te schenken aan eenige persoonliik- kumer stond en die bovendien nog de riike(heid." collectie familiekleinoodiën bevatte, was ge- „Dat geef ik u toe en ge kunt mij geloo- plundera, zelfs een medaillon, hetwelk mijn ven, dat ik ook over deze mogelijkheid liez kmd aan een antiek gouden ketting steeds nagedacht. Maar ongedacht de waarheidslief- om den hals droeg, was haar afgerukt. Eeni- de van mijnen bediende, die er toch ook geen ge ringen van dezen gouden ketting vond belang hij kon hebben mij te bedriegen, hen men op den vloer. Met geweld had men der ik ook overtuigd, dat Marguerite verstandig ongelukkige bet medaillon afgerukt en daar-! genoeg was op geenerlei wijze zich in 't ge- door de ketting gebroken. j vecht te mengen. Bovendien, zij werd in haar Dit medaillon had voor mijne dochter daar-nachtgewaad vermoord. In hare slaapkamer, om zoo groote waarde, omdat het de portret- voor haar bed vond men haar lijk." ten barer ouders bevatte. Oordeel Ihans,1 De oude heer, overweldigd door zijne smar- tnunheer! Kunt ge ook nu mijnen haat nog telijke herinneringen, steunde ihet grijze niCri '®erechtv'aardigd achten? j hoofd op den arm en keek 6trak voor zich »>lk kan niet aannemen, <lat alles zich zoo heen. Ook Emile zweeg een wijle; ook hein neeft toegedragen, als gij mü vertelt," ant-j had deze geschiedenis ontroerd. Woordde Emile met de kalmte en vastheid- „Mag ik opmerken, dat de srravin reeds aandeel in liet gevecht zou gehad hebben, wanneer zij van uit het venster harer slaap kamer den Franctireurs signalen had gege ven," nam eindelijk de assessor weder het woord, „houdt ge dat eveneens voor onmo gelijk? Ik behoef u wel niet te verzekeren, hoezeer wij over dezen gmerillakrijg verbit terd waren. Wi) zagen in de Franctireurs slechts benden van shiipmoerdenaars, die uit een hinderlaag ons overvielen, wanneer wij in kleine troepen marcheerden of doodmoede in ons kwartier ruft genoten." „Ik weet en begi'ÜP dat alles," viel de graaf hem wederom in de rede, „ofschoon slechts gloeiende vaderlandsliefde de Franctireurs had opgewekt naar de wapenen te grijpen. Maar als geschied was, wat gij als waar schijnlijk voorstelt) dan had mijn bediende mij dat wel verteld, en ook wat gij van mijne rustige, vredelievende ^dochter veronderstelt, kan ik niet aannemen. „Ik moet u daarom^ nogmaals op den roof opmerkzaam maken- z-ouden de soldaten tijd gevonden of daar_ zelfs aan gedacht hebben, wanneer zij te midden van den strijd ston den?" Maar zou de mof niet reeds vroeger kun nen hebben plaats gehad? „Ik vermoed, welke verdenking gij wilt uit spreken! Neen, mijnheer! Van mijn personeel leefde nog slechts deze oude man. Had hü den roof begaan, zoo zou hü toch waarlük niet te Mai6onrouge mijns terugkomst heb ben afgewacht, en naar mü uitdrukkelijk werd verzekerd, hebben de Franctireurs mijn huis in 't geheel niet betreden; zü vervoer den de vluchtende soldaten en voor zü te rugkwamen, was de roof reeds ontdekt" Emile's gezicht kleurde zich hoe langer hoe meer. Het bedroefde hem, dat deze smaad op het leger zou rusten, tot hetwelk hü behoorde. „Welnu! Wanneer gü zoo vast overtuigd züt van de schuld van dienonderofficier, waarom hebt ge hem dan niet opgespoord?" vroeg hü- „Wie zegt u, dat ik dat dan ook met heb gedaan?" stoof de graaf met rauwe stem op. „Het was niet gemakkelijk, maar ik ontzag moeite noch geld, om deels langs gewonen an derdeels langs diplomatieken weg mü zeker heid te verschaffen ten opzichte van dezen man. Het heeft lang genoeg geduurd, vooral eer de identiteit van den persoon kon worden vastgesteld en toen dit eindelük was geschied, ontving ik het afdoende antwoord, dat deze onderofficier na den oorlog had verzocht zich buitenslands te mogen begeven, welk verzoek .hem was ingewilligd. Is ook dat niet reeds een hewüs voor de juistheid müner aan klacht? Waarom verliet hü züue woonplaats. Daarom slechts, omdat hij bevreesd was, dat zün euveldaad aan het licht zou komen en men hem zoude weten te vinden." „En hebt gü niet vernomen, waarheen hü is getogen?" „Neen, met dit antwoord waren de acten gesloten. Ik vernam slechts als vermoeden dat hü wellicht in België of Holland zou te vinden zün." „En nu zoekt gü hem dus hier? „Tk zoek hem overal, waar ik mü bevind, en ik heb nog slechts eenen wensch, om hem de straf te doen ondergaan, die hij ver dient Niet ter wille van het geld, dat hü mü ontstolen hoeft ffc héb dal verlies b* i treurd, maar ben daardoor niet arm gewor* den." Emile was nit zü'nen zetel opgestaan, hü liep eenige malen op en neer, ten einde do opwinding in zün binnenste te bedwingen, „Uw aanklacht 6teunt in alle opzichten slechts op vermoedens, die den schün van waarheid hebben," zeide hü. „In ieder leger toch komen onzuivere elementen voor en zelfs de strengste tueht kan afwükingen niet voorkomen. Maar voor wat een enkele mis-, deed, kan toch niet het geheele leger aan- sprakelük worden gesteld. Daar ik lot het Duitsche leger behoor, acht ik mü verplicht u in nwe onderzoekingen te steunen," ging hü voort. „Indien bedoelde onderofficier do misdaad werkeUjk heeft bedreven, waarvan gü hem beschuldigt, dan moet hü daarvoor ook gestraft worden; iedere schuld eischt delging. Bedreef (hij de misdaad met, wat ik nog altijd moet gelooven, dan mag deze ont- eerende aanklacht niet langer op hem ras, ten. Laat mü tüd tot morgen; ik wil de mid delen overdenken, die er toe leiden kunnen om züd spoor te vinden en hebben we dat ontdekt, dan zal het aan krachtdadige vsri volging münerzüds niet ontbreken." „Dat is een besluit, dat u tot eer strekt; ik' dank u daarvoor," antwoordde de graaf, bom de hand reikend. „Ginds in mün koffer lig gen de brieven en bescheiden, welke ik met ds autoriteiten over deze aangelegenheid heb; gewisseld; zü zün ter uwer beschikking." (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5