STADSNIEUWS.
BINNENLAND.
Ontmaskerd.
Ontwikkeling-
FEUILLETO
NIEUWE HflflRLEMSCHE COURANT ™g.?F.i»4p
in ons vorig artikeltje beperkten wij ons er-
ioe, de noodzakelijkheid en doeltreffenheid
sener ruimere Apologetische kennis
aan te toonen. Daarover zou nog menig woord-
,e kunnen gezegd worden. Doch het kan niet
binnen de perken van. onzen opzet liggen, in
details te treden. Laten wij liever aantoonen,
dat volksontwikkeling ook noodig is: lo. in
t belang der maatschappelijke hervorming, 2o.
van ons Staatkundig leven en 3o. de volkswel
vaart is het algemeen.
Voor de hervorming onzer maatschappij 18
de laatste jaren al veel gedaan. De Katholieke-
Sociale Actie heeft ongetwijfeld heerlijke re
sultaten geleverd. Maar toch is er nog veel
te doen. Het terrein is zoo groot.
Nu is het een merkwaardig verschijnsel, dat
de actie, welke de noodzakelijke hervormingen
wil invoeren, geenszins zich verheugen kan in
Jie belangstelling, welke zij verdient en noodig
heeft. Zeker hier dient hulde gebracht aan
oovele edele figuren, die was van alle eer
zucht of eigenbelang, hun beste krachten
vaven om de vele misstanden onzer samen-
oving' op te heffen. Hun verdienstelijk werk,
lat niet altijd zonder groote tegenkanting en
iaarom ook niet zonder teleurstelling bleef,
heeft tallooze heerlijke vruchten afgeworpen.
Maar er blijft een massa koud voor de katho
lieke democratie, voor de katholieke actie in
het algemeen overal stuit men nog op onwil,
tmhoog en omlaag, d.i. de hoogere en de lagere
'tanden. Een Janstlie-geest schijnt over een deel
van ons volk gevaren.
Men heeft al getracht, de juiste oorzaak van
»at verderfelijk sociaal indifferentisme op te
sporen. En het bleek een gevolg te zijn van te
weinig ontwikkeling van het volk. De grootste
hinderpaal voor, het verlammende element van
onze Katholieke Actie is over 't algemeen de
onwetendheid van het volk.
01 indien het volks eens beter wist, wat hier
te winnen of te verliezen is. Indien het eens
begreep, dat 't hier gaat omzijn eigen toe
komst, zijn eigen welvaart en geluk! Indien
- het volk eens diep was doordrongen van de
waarheid, dat hier op 't spel staat het behoud
if het verlies van zijn eigen christelijke be
ginselen, beginselen, wier innerlijke waarde de
snijdensakte kritiek heeft doorstaan en wier
doorvoering een glorieuze historie van negen
den lange eeuwen gevormd heeft.
Als men dit alles wèl begrreep, gelooven we,
dat die Jansalie-geest zou wijken voor een
geest van rustelooze bedrijvigheid; dat men als
met een jong enthousiasme bezield, de zaak,
velke men ondernomen heeft, tot een goed
einde zou brengen.
enVoor de noodzakelijke saciale actie is daarom
mtwikkeling noodig. Ons volk moet weten wat
maatschappelijke hervormingen zijn, wat is
?en reorganisatie der maatschappij, door welke
middelen en volgens welke beginselen die reor
ganisatie moet tot stand komen.
Volksontwikkeling is op de derde plaats noo-
lig in 't belang van ons staatkundig leven}
voor de christelijke politiek.
Daar is wel geen zaak ter wereld, waarvoor
het volk en vooral ook ons Roomsch volk zoo
koud en onverschillig is, als voor de politiek.
Er wordt een kiesvereeniging opgericht;
men treedt niet toe. Er is een verkiezing op
handen; velen weten er niets van; er moet ge
stemd worden: men blijft thuis. Men hoort,
dat de stembusstrijd voor de onzen verloren is:
men voelt geen spijt.
En toch aarzelen wij niet te bevestigen, dat
de politieke kwestie na de kwestie van gods
dienst en moraliteit, de voornaamste kwestie'
(s, die ons moet bezighouden, waarmede wij
ons hebben te bemoeien.
En wat weet het volk in zijn geheel van poli-
Lek? 't Is de laatste jaren wat beter, maar
toch weet het gros er bedroefd weinig van.
Er zijn Roomsche kiezers, wij kennen ze bij
name, die gerust hun stem uitbrengen op een
'rijzinnig of liberaal candidaat zonder te we
ten, wat zij doenzonder te weten, dat zij daar
door verraad plegen aan de waarheid, welke
>ok op staatkundig terrein te doen triomfee
ren hun Roomsche plicht is,
heid van het volk in deze niet goed deels de
hardheid van dit verschrikkelijk woord weg
nam.
Ook op dit punt kan nog veel veranderd
worden, moet er veel veranderd worden en
verbeterd.
Het kiezerscorps, dat mogelijk in de naaste
toekomst nog zal uitgebreid worden, moet on
derwezen. De ontwikkeling van onze kiezers
alleen kan de verderfelijke invloed van de
anti-christelijke pers in verkiezingsdagen neu
traliseeren.
Het volk moet weten, wat christelijke poli
tiek is en wat zij beoogt. Het moet weten, wat
liberale politiek ia en het moet weten, dat de
vrijzinnige politieke beginselen goed deels heb- 1
ben in 't leven geroepen dat verschrikkelijke
drama destijds; het maatschappelijk vraagstuk.
Het volk moet weten, dat de staatkundige plan
nen der sociaal-democraten geen verbetering
maar eer verslechtering van den toestand met
zich brengen.
Dat is het recht van ons volk, maar tevens
zijn plicht.
Volksontwikkeling is ten laatste noodig voor
de volkswelvaart in 't algemeen.
Het valt niet te ontkennen, dat vele vaklui
sterk achteruitgaan, óf omdat zij geen werk
genoeg hebben, óf omdat zij het op den duur
toch niet kunnen uithouden.
Een groote factor is ook hier weer de ont
wikkeling. Ambachtsonderwijs is noodzake
lijk om in de tegenwoordige tijdsomstandig
heden vooruit te komen in de ereld.
Gelukkig valt er in dit opzicht een goede
kentering waar te nemen. Door Rijk, Provin
cie en Gemeente gesteund hebben al op zeer
vele plaatsen particulieren het ambachts- en
vakonderwijs ter hand genomen. Jammer dat
zoovele vaders het nut van dat onderwijs niet
inzien en hunne zoons er niet van laten genie
ten.
De bezwaren, die nog zijn te overwinnen,
zijn niet gering.
Wij meenen hierdoor te hebben aangetoond,
dat volksontwikkeling noodig is. In onze dagen
verricht men een nuttig werk met het volk te
ontwikkelen. Laten dan de daartoe bevoegde
vereenigingen zooveel mogelijk in deze rich
ting werken, steunt de apologetische vereeni
gingen, leest vele apologetische geschriftjes
en leest ze goed, bezoekt de Sociale weken, de
Katholieken dagen, volkt de cursussen, die in
uw omgeving worden gegeven en leest trouw
de Katholieke Pers, die u geregeld en over
alles en goed inlicht.
Ontwikkeling is noodigI Zü is noodig omdat
wy de uit haar vroeger geheven maatschappij
hervormen moeten in Christus. De maatschap
pij heeft den Christus uit haar midden verban
nen, maar tot hare schade en schande. De
grooten dezer wereld hebben Hem uitgestoo-
ten, maar op de sehouders van den werkman
zal Hij weer binnen worden gedragen in onze
maatschappij.
GEMEENTEZAKEN.
De Amsterdamsclie Poort
Hét prae-advies van B. en W. inzake de
plannen om het verkeer aan de Amsterdam-
sche Poort te regelen, waarvan wij gisteren
reeds melding maakten, laten wij in zijn
geheel hier volgen.
B. en W. schrijven aan den Raad als volgt:
Indien wij juist zien, dat er een einde is ge
komen aan het van vele zijden indienen van
plannen inzake de Amsterdamsche Poort, dan
schijnt thans het oogenblik gekomen om op
nieuw Uwen Baad van ons gevoelen ten
aanzien van de verbetering van het verkeer
aldaar in kennis te stellen.
Laatstelijk gaf ons daartoe aanleiding het
tweede plan van den heer Lasschuit. Bij
ons schrijven v.an 14 September 1911, 7e
Afd. No. 1/347, brachten wij daarover prae-
advies uit; de slotsom daarvan strekte tot
beschikbaarstelling van f 81.000, ten behoeve
van de in hoofdzaak ongewijzigde uitvoe
ring van het oorspronkelijk door ons aanbe
volen plan.
Sedert hebben onderscheidene plannen, ver
zoeken enz. Uwen Baad of ons College be
reikt; ook in verband daarmede is ons aan-
gehaald voorstel van 14 September 1911 niet
Verraad! Dat zou het zijn, indien onwetend- jn behandeling gekomen.
Door den heer Lasschuit is een derde plan
ingediend, dat door het Dagelijksch Bestuur
van den Bond „Heemschut" is aanbevolen.
De heer Wilkens heeft weder een ander
denkbeeld in overweging gegeven, dat door
de Kamer van Koophandel en Fabrieken on
dersteund wordt, terwijl voorts het Bestuur
der Vereeniging tot verfraaiing van Haar
lem en Omstreken en tot bevordering van
het vreemdelingenverkeer eene veelomvat
tende oplossing van het vraagstuk heeft aan
geboden, ontworpen door den heer J. A. G.
G. van der Steur. Verder is daar nog een
plan van den heer A. W. Weissman en een
van den Bond van Nederlandsohe Architec
ten, Eindelijk heeft nog de Maatschappij tot
bevordering der Bouwkunst in deze hare
zienswijze kenbaar gemaakt, terwijl ten laat
ste door de afdeeling „Haarlem en Omstre
ken" van laatstgenoemde maatschappij ten
aanzien van de Amsterdamsche Poort een
verzoek ter ove-weging werd aangeboden.
Eén ding is bü dit alles wel ondubbelzin
nig gebleken, u.l. dat gewenscht wordt de
Amsterdamsche Poort niet alleen als monu
ment, doch ook als poort bestemd voor het
verkeer, te behouden, en dat in aai geval
nog »en ruime keuze van oplossingen over
blijft.
De verschillende plannen zijn naar hunne
strekking te onderscheiden in zulke, welke
meer b> paaldelijk verbetering van den be-
staanden toegang aan de oostzijde der stad
benogen, en zoodanige, welke trachten aan
de tenemeude eischen van het verkeer tege
moet te kernen door het in andere richtingen
te leiden. Natuurlijk komt bij dit laatste
eventueel ook verbetering van een bestaan-
den toegang aan de orde, maar zij blijft on
dergeschikt aan de gewenschte verkeers-
richting.
Dat niet uitsluitend aan den toegang tot
de stad, maar ook aan den toegang tot het
midden der stad en zelfs aan het doorgaand
verkeer wordt gedacht, is alleszins juist. In
dien gedachtengang beweegt zich ook uw
besluit van 9 December 1908 no. 15, waarin
sprake is van het opmaken van een plan,
waarop de noodige en wenschelük geachte
verbeteringen van de verkeerswegen aan de
Sp'aarneziide en van bet stadsgedeelte aan
de overzijde van het Spaarne naar de bin
nenstad zijn aangegeven, en waaruit duide
lijk de omvang, het onderling verband en
de noodzakelijke volgorde der uit te voeren
werken kunnen blijken.
Met ons schrijven d.d. 14 Juli 1910 werd
daarop aan Uwen Raad ingediend een voor
stel betreffende de werken, die in de omge
ving van de Amsterdamsche Poort als van
den meest dringenden aard konden worden
beschouwd.
Na een nauwkeurige studie en nauwgezette
vergelijkingen van de verschillende ingezon
den plannen met bet in bovenbedoeld schrij
ven ontworpen plan (zie notulen van 3 Aug.
1910) zijn wij tot de overtuiging gekomen,
dat dit laatste het meest aanbeveling ver
dient.
Zonder in details van alle plannen te wil
len treden, komt het ons niet overbodig voor
in algemeene trekken aan te geven, op welke
gronden deze overtuiging berust.
Ons college is de meening toegedaan, dat
de Amsterdamsche Poort en hare onmiddel
lijke omgevinjr, ondanks aanleg van nieuwe
wegen en aanbrengen van nieuwe toegrangren
op andere plaatsen, de voornaamste toegang
tot de stad aan de oostzijde zal blijven, een
voudig wijl de weg door of langs de poort
door de Spaarnwouderstraat naar de binnen
stad de kortste en dus, daar bet verkeer zicb
in het algemeen richt naar den kortsten weg,
de natuurliike weg is.
Nu is het slechte tot op zekere hoogte mo
gelijk, het verkeer uit zijne natuurlijke rich
ting te leiden, waaruit volgt, dat werken,
met het oog op zoodanige afleiding geprojec
teerd, door dat doel alleen niet voldoende
gemotiveerd zijn te achten.
Uit dit oogpunt beschouwd zijn de plan
nen, in overweging gegeven door den Bond
van Nederlandsche Architecten, door de Ver
eeniging tot verfraaiing enz. en door dep
heer Wilkens, naar onze meening voor ge
gronde critiek vatbaar.
Deze plannen houden naar ons oordeel geen
voldoende rekening met het ten deze beslis
sende punt, de beteekems in de toekomst van
de Amsterdamsche Poort met hare omgeving
als toegang tot de 6tfd.
Naast dit oordeel gelden overwegingen van
financieelen aard. Het wil ons voorkomen,
dat deze overwegingen niet 6terk bü de ont
werpers van de plannen, behoorende hij de
rapporten van den Bond van Nederlandsche
Architecten en van de Vereeniging tot ver
fraaiing enz. gegolden hebben, en hoewel wij,
waar het een dergelijk belangrijk onderwerp
geldt, als het verbeteren van verkeerswegen
betreft, niet in de eerste plaats op de finan-
cieele offers mogen zien, daar is toch het
betrachten van de noodige zuinigheid gebo
den, omdat in het algemeen voor uitvoering
van werken tot verbetering van het verkeer
belangrijke bedragen gevorderd worden.
Het plan van de Vereeniging tot verfraai
ing heeft bovendien dit nadeel, dat niet vol
doende op de belangen van de scheepvaart
en van het tramverkeer is gelet, hetgeen
reeds onmiddellijk blijkt bij de bestudeering
van het onderdeel van het plan, nabij de Am
sterdamsche Poort.
Een enkel woord nog over het gedeelte van
het voorstel-Wilkens, dat de bedoeling heeft
het verkeer door en langs de Amsterdam
sche Poort af te leiden naar den Heeren
singel.
Dit denkbeeld sluit in zich het maken van
een brug over de Heerensingelgracht ten Z.W.
van de poort. De voorsteller heeft daarvan
een teekening overgelegd.
Reeds met het oog op de vele en scherpe
bochten, welke dan de tramsporen moeten
maken, i6 zulk een brug niet aan te hevelen.
Indien voorts met het oog op het scheep
vaartverkeer op een voldoende doorvaart-
hoogte wordt gerekend, zullen door de alsdan
te maken hellingen de perceelen langs den
Heerensingel voor een gedeelte onder den
grond komen, gelijk nader in het ter zake
betrekkelijk rapport van den Directeur van
Openbare Werken is uiteengezet en berekend.
Ook het tweede gedeelte van het voorstel-
Wilkens komt ons dus niet aanbevelenswaar
dig voor.
Een brug over de Heerensingelgracht
wenscht ook het hoofdbestuur der Maatschap
pij tot bevordering der Bouwkunst en wel
op zoo groot mogelijken afstand van de Am
sterdamsche Poort. Hiertegen geldt het bo
ven geopperde bezwaar, terwijl het verkeer
door eu bij de Amsterdamsche Poort daar
door slechts weinig verbetering ondergaat.
In het adres van genoemde maatschappij
wordt nog medegedeeld, dat een nieuwe over
brugging aan de zijde van den Oostvest niet
wenschelijk wordt geacht. Voor dit oordeel
worden geen redenen bijgebracht, terwijl bo
vendien niet duidelijk is, welk plan bedoeld
wordt.
Blijven derhalve, als hebbende bepaaldelijk
op de verkeersverbetering nabij de Amster
damsche Poort betrekking, ter bespreking
over het plan-Weissman en het derde plan-
Lasschuit. Alleen het onder a in het adres
van den heer Weissman genoemde kan en
moet thans binnen den kring der beschou
wingen worden getrokken.
De grondgedachte van het plan-Weissman
is eigenlijk dezelfde als die van het eerste en
tweede plan-Lasschuit. Hier rijzen dan ook
bij ons gelijke bedenkingen, als vermeld in
onze prae-adviezen van 11 November 19l0 en
14 September 1911.
Een brug als door den heer Weissman be
oogd van 20 M., vermeerderd met de breedte
van de poort, plaatst deze op een plein, het
geen wij, uit een aesthetisch oogpunt be
schouwd, zouden moeten betreuren.
Voorts komt de aangegeven breedte, zelfs
voor het in de toekomst mogelijkerwijze te
verwachten verkeer, overbodig voor.
Wat eindelijk het derde plan van den heer
Lasschuit betreft, het doet ons leed te moeten
verklaren, dat dit ons uit aasthetische over
wegingen geheel onaannemelijk voorkomt.
Bij aanneming van dit plan toch zal het
karakter van het monument als poort ver
loren gaan; zal de poort geplaatst worden op
den hoek van een plein. Dit kan niet andere
dan de omgeving aldaar schaden.
Ons college is nog steeds van meening, dat
door het houwen van een nieuwe brug on
middellijk ten noorden van de poort de in
alle opzichten meest gewenschte oplossing
'wordt verkregen. In zooverre vinden wij
6teun bij de Commissie van Bijstand in het
beheer der openbare werken.
Eenstemmigheid kon in ons College niet
verkregen worden over de vraag of de brug
in het verlengde van de poort zij het om
gelegd moet behouden blijven. De meer
derheid beantwoordt die vraag bevestigend.
Zij is van oordeel, dat als de poort voor door
gang van het verkeer wordt afgesloten, zij
Ihaar karakter en bestemming zal verliezen
en dat het stadsschoen 6chade zal lijden. Dit
oordeel komt overeen met door belangstel
lenden in de Amsterdamsche Poort-kwestie
uitgesproken wenschelijkheid, om die poort
niet alleen als monument, doch ook als door
gang in gebruik te laten (zie o.a. het inge
diende verzoek van de afd. Haarlem en Om
streken van de Maatschappij tot bevordering
der Bouwkunst).
De minderheid, zich scharende aan de zijde
van de Commissie van Bijstand in het be
heer der openbare -werken, gaat met deze
zienswijze niet mede. Zij meent, dat voorloo-
pig de brug kan worden weggelaten; blijkt
dat te misstaan, dan kan de brug later nog
worden gemaakt zonder dat de kosten daar
door beduidend zullen verhoogd worden.
B. en W. stellen voor de ingekomen adres
sen van:
a. het Dagelijk6ch Bestuur van den Bond
Heemschut tot behoud der schoonheid var
Nederland;
b. het bestuur der afdeeling Haarlem en
Omstreken van de Maatschappij tot Bevor
dering der Bouwkunst;
c. het Bestuur van de Vereeniging tot ver
fraaiing van Haarlem en Omstreken en tot
bevordering van het vreemdelingenverkeer;
d. het Hoofdbestuur van de Maatschappij
tot bevordering der Bouwkunst; en
e. den heer A. Weissman;
voor kennisgeving aan te nemen en te be
sluiten in bovengenoemden geest.
HET TRAMONG ELUK BIJ SLOTERDIJK
Men deelt aan de „Tel." mee, dat voor éér
der passagiers bet tramongeluk van Vrijdag
nacht bij Sloterdijk wèl ernstige gevolgen zal
hebben.
Mejuffrouw Anny van Veen, opgenomen in
het Wilkelmina-gasthuis, is bij het ongeluk vrij
ernstig in het gelaat verond, niet minder dan
een achttal wonden moesten orden gehecht en
bij herstel zal zij toch verschillendo litteeken9
behouden.
De wagenbestuurder Ter W. die, naar ver
moed wordt, te laat geremd heeft en dus te
snel in de bocht heeft gereden, is gesehorst.
VAN ONZE GROENTENMARKT.
Gisteren is alhier door Jac. Nijssen wonende
te Santpoort de eerste bezending spinazie van
de kouden grond aan de groentenmarkt ge
bracht. De eerste is opgekocht door Wesselius,
wonende Leidsche straat en D. Groenendaal,
wonende Breestraat, alhier.
VRIJ REIZEN VOOR KAMERLEDEN
Prof. Fabius schrijft in „Studiën en Schet
sen" over een vrij spoorkaartje:
„Men is er.
Onder leiding, naar het schijnt, van den
heer Duymaer van Twist, bijgestaan door d«
heeren Hugenholz en De Jong, heeft men be
reikt, dat de meerderheid van de leden der
Tweede Kamer aan de spoorwegmaatschap
pijen om een vrij-kaart heeft gevraagd.
En het is gelukt.
Zoo kunnen de heeren dan zonder reiskos
ten bij hun tante gaan logeeren.
Nu ja, maar het is om te beter het land
inspecteeren
Zijn daarvoor de Kamerleden?
En al ware dit zoo, moeten zij dan daarvoor
geld aan de spoorwegmaatschappijen vragen I
Tegenover welke geheel vrij te staan als
Kamerlid juist noodig is.
Het is opmerkelijk, hoe de democratie in da
vertegenwoordigende lichamen zicb ook open
baart in het streven om zooveel mogelijk uit
het baantje te slaan.
Men herinnert zich, hoe in Frankrijk in een
ommezien de toelage aan leden van de Kamer
van Afgevaardigden en aandie van den Senaat
van 9000 frs. op 15,000 frs. is gebracht.
In den Raad van Amsterdam werd vóór eeni.
gen tijd vrij vervoer per tram voor de leden
gevraagd. Later, of niet elk lid een gebonden
exemplaar van het Gemeenteblad kon krijgen.
Dat spaarde kosten van inbinden uit. Onlangs
gelukte het, het presentiegeld van 3 op
te brengen. Zoodat men nu voor middag- en
avondzitting 10 naar huis brengt, in steê van
6. Dat scheelt er 4."
Ze had teveel geld! Dat- het, niettegen
staande een retourbiljet op de tram slechts
een dubbeltje kost, toch nog kan gebeuren dat
men met een grooter bedrag in den zak niet
betalen kan en daarom verzocht wordt van da
tram te willen stappen, werd Donderdagavond
in Den Haag bewezen".
Een dame neemt een kaartje en wil betalen
met een briefje van 100. Conducteur, een ea
al verbazing, ziet geen kans daarvan terug t«
geven.
Dame moet van de tram!
Naar het Duitsch door
August Ewald König.
3.)
I)eu overigen en onder hen ook - -
den onderofficier gelukte het, het nabijzijnde bediende de zaak anders hebben voorge
der overtuiging. „Mij is, zooals ik u reeds
zeide, gedurende den geheelen veldtocht geen
enkel dergelijk geval bekend geworden. De
Fransdhe dagbladen hebben later
„Laten wij ons bij dit eene geval bepalen,
dat is ook meer dan genoeg!" onderbrak hem
de graaf met afwerend gebaar. „Aan de be
richten in onze dagbladen heb ik nooit ge
wicht gehecht; ik weet maSr al te zeer, dat
menigmaal blinde haat ze in de pen gaf."
„Maar kan ook niet de haat van uwen
youd te bereiken, om onder het dicht ge-isteld?" vroeg Emile.
boomte den vervolgers te ontkomen. Toen j „Is het niet mogelijk, dat de Franctireurs
icrst had tn®n den tüd 0m in het slot een j in den nacht onze soldaten overvielen, zoodat
onderzoek m te stellen, toen eerst werd do 1 deze genoodzaakt waren in Ihet slot een toe-
puweldaad ontdekt, die hier was bedreven, j vlucht te vinden? Kan niet bii dit gevecht
Mijne Marguerite was door een dolksteek ge- i gravin Marguerite het leven hebben verlo:
dood. Het bleek voorts, dat het slechts om ren? Gij zult moeten toegeven, dat het bij
roof te doen was geweest. De cassette, die dergelijke gevechten onmogelijk is bijzondere
met goud en bankpapier gevuld in de slaap- aandacht te schenken aan eenige persoonliik-
kumer stond en die bovendien nog de riike(heid."
collectie familiekleinoodiën bevatte, was ge- „Dat geef ik u toe en ge kunt mij geloo-
plundera, zelfs een medaillon, hetwelk mijn ven, dat ik ook over deze mogelijkheid liez
kmd aan een antiek gouden ketting steeds nagedacht. Maar ongedacht de waarheidslief-
om den hals droeg, was haar afgerukt. Eeni- de van mijnen bediende, die er toch ook geen
ge ringen van dezen gouden ketting vond belang hij kon hebben mij te bedriegen, hen
men op den vloer. Met geweld had men der ik ook overtuigd, dat Marguerite verstandig
ongelukkige bet medaillon afgerukt en daar-! genoeg was op geenerlei wijze zich in 't ge-
door de ketting gebroken. j vecht te mengen. Bovendien, zij werd in haar
Dit medaillon had voor mijne dochter daar-nachtgewaad vermoord. In hare slaapkamer,
om zoo groote waarde, omdat het de portret- voor haar bed vond men haar lijk."
ten barer ouders bevatte. Oordeel Ihans,1 De oude heer, overweldigd door zijne smar-
tnunheer! Kunt ge ook nu mijnen haat nog telijke herinneringen, steunde ihet grijze
niCri '®erechtv'aardigd achten? j hoofd op den arm en keek 6trak voor zich
»>lk kan niet aannemen, <lat alles zich zoo heen. Ook Emile zweeg een wijle; ook hein
neeft toegedragen, als gij mü vertelt," ant-j had deze geschiedenis ontroerd.
Woordde Emile met de kalmte en vastheid- „Mag ik opmerken, dat de srravin reeds
aandeel in liet gevecht zou gehad hebben,
wanneer zij van uit het venster harer slaap
kamer den Franctireurs signalen had gege
ven," nam eindelijk de assessor weder het
woord, „houdt ge dat eveneens voor onmo
gelijk? Ik behoef u wel niet te verzekeren,
hoezeer wij over dezen gmerillakrijg verbit
terd waren. Wi) zagen in de Franctireurs
slechts benden van shiipmoerdenaars, die uit
een hinderlaag ons overvielen, wanneer wij
in kleine troepen marcheerden of doodmoede
in ons kwartier ruft genoten."
„Ik weet en begi'ÜP dat alles," viel de graaf
hem wederom in de rede, „ofschoon slechts
gloeiende vaderlandsliefde de Franctireurs
had opgewekt naar de wapenen te grijpen.
Maar als geschied was, wat gij als waar
schijnlijk voorstelt) dan had mijn bediende
mij dat wel verteld, en ook wat gij van mijne
rustige, vredelievende ^dochter veronderstelt,
kan ik niet aannemen.
„Ik moet u daarom^ nogmaals op den roof
opmerkzaam maken- z-ouden de soldaten tijd
gevonden of daar_ zelfs aan gedacht hebben,
wanneer zij te midden van den strijd ston
den?"
Maar zou de mof niet reeds vroeger kun
nen hebben plaats gehad?
„Ik vermoed, welke verdenking gij wilt uit
spreken! Neen, mijnheer! Van mijn personeel
leefde nog slechts deze oude man. Had hü
den roof begaan, zoo zou hü toch waarlük
niet te Mai6onrouge mijns terugkomst heb
ben afgewacht, en naar mü uitdrukkelijk
werd verzekerd, hebben de Franctireurs mijn
huis in 't geheel niet betreden; zü vervoer
den de vluchtende soldaten en voor zü te
rugkwamen, was de roof reeds ontdekt"
Emile's gezicht kleurde zich hoe langer
hoe meer. Het bedroefde hem, dat deze
smaad op het leger zou rusten, tot hetwelk
hü behoorde.
„Welnu! Wanneer gü zoo vast overtuigd
züt van de schuld van dienonderofficier,
waarom hebt ge hem dan niet opgespoord?"
vroeg hü-
„Wie zegt u, dat ik dat dan ook met heb
gedaan?" stoof de graaf met rauwe stem op.
„Het was niet gemakkelijk, maar ik ontzag
moeite noch geld, om deels langs gewonen an
derdeels langs diplomatieken weg mü zeker
heid te verschaffen ten opzichte van dezen
man. Het heeft lang genoeg geduurd, vooral
eer de identiteit van den persoon kon worden
vastgesteld en toen dit eindelük was geschied,
ontving ik het afdoende antwoord, dat deze
onderofficier na den oorlog had verzocht zich
buitenslands te mogen begeven, welk verzoek
.hem was ingewilligd. Is ook dat niet reeds
een hewüs voor de juistheid müner aan
klacht? Waarom verliet hü züue woonplaats.
Daarom slechts, omdat hij bevreesd was, dat
zün euveldaad aan het licht zou komen en
men hem zoude weten te vinden."
„En hebt gü niet vernomen, waarheen hü
is getogen?"
„Neen, met dit antwoord waren de acten
gesloten. Ik vernam slechts als vermoeden
dat hü wellicht in België of Holland zou te
vinden zün."
„En nu zoekt gü hem dus hier?
„Tk zoek hem overal, waar ik mü bevind,
en ik heb nog slechts eenen wensch, om
hem de straf te doen ondergaan, die hij ver
dient Niet ter wille van het geld, dat hü
mü ontstolen hoeft ffc héb dal verlies b*
i treurd, maar ben daardoor niet arm gewor*
den."
Emile was nit zü'nen zetel opgestaan, hü
liep eenige malen op en neer, ten einde do
opwinding in zün binnenste te bedwingen,
„Uw aanklacht 6teunt in alle opzichten
slechts op vermoedens, die den schün van
waarheid hebben," zeide hü. „In ieder leger
toch komen onzuivere elementen voor en
zelfs de strengste tueht kan afwükingen niet
voorkomen. Maar voor wat een enkele mis-,
deed, kan toch niet het geheele leger aan-
sprakelük worden gesteld. Daar ik lot het
Duitsche leger behoor, acht ik mü verplicht
u in nwe onderzoekingen te steunen," ging
hü voort. „Indien bedoelde onderofficier do
misdaad werkeUjk heeft bedreven, waarvan
gü hem beschuldigt, dan moet hü daarvoor
ook gestraft worden; iedere schuld eischt
delging. Bedreef (hij de misdaad met, wat ik
nog altijd moet gelooven, dan mag deze ont-
eerende aanklacht niet langer op hem ras,
ten. Laat mü tüd tot morgen; ik wil de mid
delen overdenken, die er toe leiden kunnen
om züd spoor te vinden en hebben we dat
ontdekt, dan zal het aan krachtdadige vsri
volging münerzüds niet ontbreken."
„Dat is een besluit, dat u tot eer strekt; ik'
dank u daarvoor," antwoordde de graaf, bom
de hand reikend. „Ginds in mün koffer lig
gen de brieven en bescheiden, welke ik met
ds autoriteiten over deze aangelegenheid heb;
gewisseld; zü zün ter uwer beschikking."
(Wordt vervolgd.).