buitenland. I Ontmaskerd. BINNENLAND. Buitenlanders over lapan en onze Oost en FEUILLETON 17.) NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™ÏÏÏÏ£J»A<» J De Brusselsehe correspondent van de „Ga- zette do Hollande" heeft met liet Belgische Kamerlid Louis Frank, afgevaardigde voor Antwerpen, die van een studiereis in Oost- Azië is teruggekeerd, dezer dagen een onder houd gehad. Gesteld werd, meer in het bijzonder met het oog op Japan, de vraag: „gelooft u, dat do Ne- derlandsche Koloniën worden bedreigd?" Hier op antwoordde de heer Frank, dat, naar het hem voorkwam, onder de huidige omstandig heden, de olgemeene redenen, die in Japan gelden ten guste van het behoud van den i ede, zich nog met meer kracht doen gevoe en, voor zoover de Nederlandsche Koloniën betreft, om dat een daartegen gerichte aanval zou zijn een ware misdaad, waardoor het evenwicht in het verre Oosten en zelfs in de gehcele wereld to taal zou worden verstoord. Als de voornaamste der liier bedoelde alge- meeno redenen, waarom internationale ver wikkelingen, uitgelokt door Japan, thans niet zouden zijn tc vreezen, noemde de heer Frank, dat Japan in 10 jaren twee groote oorlogen heeft gevoerd. De veldtocht tegen China moge door e uiige schadeloosstelling zijn gevolgd, de oorlog niet Rusland heeft daarentegen voor do Japansche financiën zeer zware lasten nagela ten, al worden deze door Japan ook dapper gedragen. Haar als men bedenkt, dat zes jaar na het sluiten van den vrede nog bijna alle oorlogsbelastingen van kracht zijn en deze ge middeld 20 a 25 pOt. van alle heffingen uit maken, zal men ongetwijfeld de vaderlands liefde van het Japansche volk moeten bewon deren, docli kan men er zich van overtuigd hou den, dat Japan zich niet moedwillig in nieuwe internationale verwikkelingen zal werpen. Indien de heer Frank die alvorens de vraag van den interviewer te beantwoorden, de verzekering gaf, dat hij zich tot liet gevaarlijke bedrijf van profeet nu juist niet bijzonder aan getrokken gevoelde het bij het rechte einde heeft, dan hebben wij ons, althans voor de naaste toekomst, niet bezorgd te maken over onze Oost, en zou misschien niet in vervulling gaan dc voorspelling van de Japansche marine officieren, die eenigen tijd geleden bij een be- coek aan scholen te Makassar en Menado aan de inlnndsche jeugd vertelden, dat de door hen op dc kaart aangewezen eilanden. ,van den Indischen Archipel over 15 jaar Japansch zou den zijn. Of valt een tijdsverloop van 15 jaar buiten het begrip „naaste toekomst", en zoo ja, wat hebben wij in dezen dan te denken omtrent hetgeen gebeurlijk moet worden geacht in een verder verschiet? In verband met deze vraag geven wij het woord nan con anderen buitenlander, ditmaal een Duïtscher. De Beiersche majoor Karl Haushofer, die gedurende drie jaren in opdracht van zijn re- gecring in Japan heeft vertoeft, heeft een uitvoerig werk samengesteld, dat onder den titel „Dai Nihon" voor eenige maanden te Ber lijn is verschenen, en waarin hij behandelt Japan's weerkracht, wereldpositie en toekomst. Hierin wordt natuurlijk de aandacht ge schonken aan do van Japan uitgegane bewe ging onder de leuze; „Azië voor de Aziaten," en wordt in het licht gesteld, dat de door de oorlogen verkregen uitbreiding op het vaste land voor Japan slechts strategische waarde heeft, omdat de Japanners in Mandsjourije en Korea niet kunnen aarden, dooh zich daaren tegen zeer goed thuis gevoelen in het klimaat en bij de levenswijze en voeding op de zich naar het Zuid uitstrekkende eilanden. Voorts is de uitvoerige beschouwing gewijd aan de vérhouding tusschen Amerika en Japan. In dit opzicht is do schrijver bet geheel eens met den Jf.panschoii professor Nagai, die een oorlog met do Vercenigde Staten voor Japan als hoogst gevaarlijk schetst. Op handelsgebied is Amerika Japan's beste klant. Een plotselinge stilstand in de industrie zou een „krach" op de moeizaam geëffende geldmarkt ten gevolge hebben. Maar toch leveren het vraagstuk der emigratie naar Oalifornië en de quaestie der Philippijnen een groot gevaar op voor den vre de. Zelfs een hoogst gematigd beoordeelaar als Prof. In agai spreekt dan ook als zijn overtui ging uit, dat „als men de gebeurtenissen aan zichzelf overliet en den natuurlijken loop der dingen niet tegenging, zij een donkere oplos sing zouden tegemoet gaan. Majoor Haushofer zou het als een meester stuk van vooruitziende Amerikaansche politiek beschouwen, als de Amerikanen de Philippij nen, bewoond door een aan de Japanners ver wante bevolking, door een van te grooten vrij heidszin getuigende republikeinsche staatsin richting voor Japan tot een niet-begeerlijk bezit maakten en zich daarna met behoud al leen van een sterk marinestation van deze ei landen geheel terugtrokken. Vervolgens zou dan, volgens Majoor Haus hofer, die zich beroept op een in Japan alge meen heerschende meening, de aandacht van zelf vallen op de Indische eilanden-wereld, „waarvan de grootste en meest waardevolle ge deelten in handen zijn, die men naar de huidige machtverhoudingen als weerloos moet beschou wen." De volksvertegenwoordiging van Nederland deed z.i. goed, toen zij één voor do verdediging van het geheele koloniaal bezit gevraagd pant serschip (bedoeld is het schip van minister Ventholt) niet toestond, omdat één schip van werkelijk govechtswaardige afmetingen slechts in enkele havens der eilanden zou kunnen wor den geborgen, en in open zee een al te gemak kelijke buit zou worden van de sterkeren, zoo dra de beschermende werkkring van verdragen door de een of ander omstandigheid zou op houden. Met één schip is het hier niet ge daan!" „Wat gij zijt, zijt gij slechts door verdragen" en door den welwillendheid van anderen, niet door uw eigen kracht, dit geldt, als ooit te voren in de geschiedenis voor een koloniaal njk, thans voor het Nederlandsche bezit in Oost-Azië. Wanneer het eens mocht worden aangevallen, en er zich dan geen sterke be schermer onder andere vlag opdoet, is het ver loren." Onder deze omstandigheden vindt Majoor Haushofer het volkomen begrijpelijk, dat men in Nederland met gespannen aandaoht luis tert naar iedere stem, welke zich doet hooren om op deze wanverhoudingen de aandacht te vestigen, hetzij met de bedoeling bezwaren in te brengen, ontleend aan een daartoe maar al te zeer aanleiding gevend uitbuitingsstelsel, in de hoop daarbij weerklank te vinden bij een machtigen tegenstander, hetzij om met zacht bedreigingen aan de openbare meening de om trekken van toekomstige elsohen voor te tee kenen. Een helder licht over hetgeen, in Japan wordt gehoopt en gewenscht, wordt, volgens den Duitschen schrijver, verspreid door een. reeks artikelen. „Naar het Zuiden" van de hand van Takekoshi Yosaburo, in het blad „Y"omiuri" en verder door" tal van beschouwin gen, waarin andere 'Japaners, Inukai, Kono, Oishi, Tomidzu en Terao, van wie do eerste is parlementslid en hoofdredacteur van genoemd blad en in nauwe betrekking staat tot den voormaligen minister-president en leider van de sterkste politieke partij Markies Saionji. Hij wil het Japansche volk ervan doordringen, dat de toekomst van Japan op den door de Ma- leische landen omgeven Oceaan ligt, en schil dert daartoe de Hollandsche Koloniën, hun economische waarde en de strategische betee- kenis van Straat Soenda nog begeerlijker, dan zij reeds zijn, erop wijzende, dat heel Japan met Formosa verdwijnt in de oppervlakte van Sumatra alleen. Dan wordt eraan herinnerd, hoe do Chineezen eens heer en meester waren van de eilanden en hoe zij tegenwoordig door de Holalnders en deFranschen van al hun rech ten zijn beroofd en door vreemden worden ge knecht. Verder worden eenige oude herinneringen aan het verblijf der Japanners op Java opge doken, en men voert dan als argumenten tegen het Nederlandsoh bestuur aan de rasvermen- giug, de gemengde samensteBing van de Ne derlandsche troepen, en de „ontaardings- en corruptieverschijnselen," die van de verouderde regeeringsmachine nauwelijks zijn te scheiden. De nadruk wordt erop gelegd, dat sedert 300 jaar Nederland de helft van zijn rijkdom uit Azië heeft getrokken, dooh dat voor de ont wikkeling en de welvaart der inlanders zoo goed als niets is gedaan, zoodat een vergelij king met het in korten tijd verrichte koloni- sattiewerk op Formosa zeer in het voordeel van Japan moet uitvallen. Het artikel in „Yomiuri" eindigt aldus: „Ik ben door dit alles tot de overtuiging gekomen, dat Japan, hoewel onder de koloniseerende landen het jongste, geenszins het talent tot kolonisatie mist, Ik kan niet gelooven, dat de met zulke bekwaamheden om te heerschen toegeruste Japanners zeer lang met hun tegen woordige sfeer zullen tevreden zijn. De hemel heeft geen vooroordeelen, hij helpt de deugd zame! Werkelijk, onze toekomst ligt op den grooten Oceaan! Onze bestemming ligt op het water niet op het vasteland. Ons land wijst naar het Zuiden niet naar het Noorden! Het is mij een oprechte behoefte de aandacht van mijn landgenooten hierop met nadruk te ves tigen I" Deze en dergelijke uitlatingen van particu liere personen worden door het Japansche ministerie van buitenlandsohe zaken weliswaar gedesavoueerd. Daarom vermeent majoor Haushofer ïn.het bijzonder de aandacht te moe ten vragen voor de gepubliceerde ambtelijke rapporten, opgemaakt als het resultaat van een dienstreis van den gezantschapsraad Ki- mura door Java, Sumatra eu Borneo. Hier door wordt in ieder geval aangetoond, hoe groot de belangstelling £Sj die de Nederland sche bezittingen in Japan wekken, en voorts dat door de zich met de Maleiers verwant ge voelende Japanners de omstreeks 60.000 Hol landers op Java, evenals de 2000 Japanners en 1500 Duitschers als vreemdelingen worden beschouwd. Nog is de Japansche invloed aldaar gering, bovenal veel geringer dan die der In geheel Oost-Azië overheerschende Ohineezen. Maar de vraag is: hoe lang nog zullen daar de Chineesche en Japansche belangen vijandig tegenover elkaar staan? Uit doze^ buitengewone belangstelling voor onze Aziatische bezittingen, waarvan men in Japan op zoo openhartige wijze doet blijken, kan worden afg3leij> dat voor een gerustheid onzerzijds, welke verder gaat dan do aller naaste toekomst, hoegenaamd geen reden be staat. Veeleer zien wij daarin een aanleiding voor alle in Azië koloniseerende natiën om op haar qui-vive te zijn. Tegenover de verWaohte aansluiting; van Japanners en Ohineezen stelle men een aan. eensluiting der Westerlingen in het Oosten. Dreigt voor de naaste toekomst inderdaad geen gevaar, des tebeter, want dan is er tijd, dio nuttig kan worden besteed. DE OORLOG IN MEXICO. Men seint ons uit Brussel, d.d. 28 April: (WASHINGTON, 22 April. Het Huis van Afgevaardigden heeft een half millioen dol- lar toegestaan voor dekking! van de kosten van de terugbrenging der Amerikanen uit Mexioo. Minister Bryan en de Uuitschë ambassa deur Bernstorff hebben uitgemaakt, dat de kapitein van het stoomschip „Ypix*anga", welks aankomst het optreden der Amerika nen te Vera Oruz heeft verhaast, zijn la ding wapens op kosten van zijn lastgevers naar Duitschland moet terugbrengen. De verbintenis met Mexico-City is her steld. Het was hedenmiddag aldaar rustig, ofschoon het handelsverkeer gestoord is. De buitenlandera vertrekken naar Vera Gruz met treinen, die geëscorteerd worden door federale troepen. De Amerikaansche consul te Vera Gruz seint, dat het daar ter stede rustig is en dat de Amerikanen streng politietoezicht houden. Tot gistermiddag 12 uur waren zes man van de landingstroepen van admiraal Badger gewond, één daarvan levensgevaar lijk. GHIHUAHUA', 22 April, Oarranza heeft een telegrafische verklaring gezonden, waar in hij' de opvatting der rebellen omtrent de inneming van Vera uruz weergeeft. Hij' deelt daarin niets mede omtrent de plannen der opstandelingen, maar zegt alleen, dat de Ver- eenigde Staten zich hebben vergist, want hun optreden, dat bedoelde alleen Huerta te treffen, is feitelijk een vijandelijke daad jegens het Mexicaansche volle1 Naar het Duitsch door August Ewald König. - Ge moet niet boos op mij zijn, sprak zij vleiend, ik ben to zeer overtuigd van de op rechtheid uwer vriendschap, die ik om gee nerlei prij8 wilde verspelen. Gij hebt ook ge sproken over de geringe afkomst van Delat- tre en het vermoeden geuit, dat hij een uit zijns ouders huls weggeloopen vagebond is ge weest, maar pardonneer me een oogenblik; ik geloof ook dit vermoeden te kunnen weerleggen. Zij ging naar een zijkamer en kwam na eenige minuten terug met een medaillon, dat aan een zwart zijden band hing en aan de voorzijde was versierd met een robijn, omge ven door een krans van schitterende diaman ten. Zp opende het medaillon en Emile zag net portret van een rijk gekleede dame Hare trekken waren niet mooi, maar edel en ver nuftig; een diep gemoed sprak uit de groote Oogwi en de trek om den mondhoek' ken merkte een vast karakter. -— Dat was do moeder van Leon, sprak zij- Vij zult moeten toegeven, dat dit geen gezicht uit de lagere volksklasse. Langen tijd bleef Emile In de aanschouwing nn het portret verzonken en legde het rne- 9*11.011 in de hand der weduwe terug. men ^anbroordd? volk,omftI1 toestem- Z3Jn® gedachten verza melende, maar mfjn vermoeden wordt daar door niet te niet gedaan. Zooals ik u reeds zeide, zal ik u wellicht in de eerste dagen daarover nadere inlichtingen kunnen ver strekken'. Waartoe! zeide zij, met moeilijk te ver helen wrok tot hem opziende. Ik wenechte liefst daarvan verschoond te blijven. Hertha voelt zich gelukkig aan de zijde van haren verloofde. Zijt gij daarvan overtuigd! vroeg hij snel. Ik heb nog geenl reden gevonden daar aan te twijfelen. Dan ongetwijfeld... fwrJa\Di^ wa?r\ dan zou het geen vrien dendienst zijn scheldend When heldinop te treden? Verlaat u op mijn doorzicht en mijne menschenkenmis, beer assessor. Als er n i !t vejk°udingen 0f in het karakter Van Delattre iets twijfelachtigs was, dan zou mijn S^lpeJLbhk ,da! niet ontgaan zijn. UIT DE STAATSCOURANT. Bij K. B. is benoemd tot griffier van de Arr.-Rechtbank te Heerenveen, mr. N. Q-. Servatius, thans substituut-griffier bij de Arr.-Rechtbank te Assen. Bij K. B. is met ingang van 1 Mei be noemd tot opzichter van den arbeid, W. de Boer, monteur op de machine- en motoren- fabriek van O. Honig, te Zaandijk, en bij min. besch. werkz. gesteld in het 9de distr. te Groningen. Door de Arr.-Rechtbank te Utrecht is, ter vervulling eener vacature van rechter in haar college, de volgende alphabetische lijst van aanbeveling opgemaakt: mr. M. E. Havelaar, adv. en proc. te Rot terdam; mr. F. Haverschmidt, rechter in de Arr.-Rechtbank te 's Hertogenbosch; mr. F. J. Lisman, subst.-griffier bij de Arr. Recht bank te Utrecht. MINISTER BEETLING. Dat de tegenwoordige minister van Fiuan- is, niet alleen door de rechterzijde wordt is, n iet alleen door de rechterzijde wordt dit beweerd, merkt de Tijd op. Bij de alg'e- meene beschouwingen is door vooraanstaan de sprekers van links zóó ingrijpende kri tiek uitgeoefend en zijn in do wijzigingen, door minister Bertling aangebracht, zooveel fouten aangewezen, dat men zich afvraagt of in de partij van „het intellect" nu geen betere financieele specialiteit te vinden wa re geweest. Ook zijn talent als debater indien men welwillend aanneemt, dat hij bet bezit sluimert nog. Hij doet geheel, alsof er geen algemeene beschouwingen zijn gehouden en herhaalt eenvoudig, wat hij in de Memorie van Antwoord heeft opgemerkt, en dat was weinig. De Minister beperkte den kinder aftrek tot inkomens beneden f 5000. De lieer Van Vuu- ren bestreed dit kort, krachtig en logisch geargumenteerd. Maar de heer Bertling gaat op dergelijke argumentatie heelemaal niet in en antwoordt laconisch: bij inkomens bo ven f 5000 is aftrek niet meer de moeite waard. Basta. Ook over de navordering is het een en ander opgemerkt. Minister Bertling had bij Nota van Wijziging voorgesteld, dat navor dering Aran te weinig betaalde inkomsten belasting gepaard zal gaan met verhooging van die belasting en wel tot het viervoud. Reeds in de afdeelingen werd verzocht, die straf toch alleen maar toe te passen bij opzettelijk' verkeerde aangifte. Doch de heer Bertling blijft onverzette lijk', gaat niet in op de geleverde betoo- gen, maar deelt alleen mee, wat iedereen reeds wist en wat geheel onvoldoende is, dat n.l. als de onschuldige zijn goede trouw bewijzen kan, hem door H. M. de Koningin kwijtschelding kan worden verleend. Indien het op parlementaire ongelukken uitloopt, dan heeft deze Minister het uit sluitend aan zich zelf te wijten! OH ZIJN PLAATS GEZET. Te Utrecht vergaderde de Ned. Herv. JFre- dikantenvereenigirig. Wat daar verhandeld werd is voor onze lezers over het algemeen van gering belang, zegt de Tijd en wij zeg gen het dit blad na. Maar toch deed er zich daar een incident voor, dat vermeldenswaar- "sf is. Een der referenten, ds. G. H. Wa genaar, besprak n.l.: „De sociaal-democratie in hare verhoudingen tot Kerk en religie" en verdedigde in zijn stellingen de noodza kelijkheid, dat de Ned. Herv. Kerk meer oog zou krijgen voor de sociale zijde van het huidig leven, In den loop zijner rede zeide hij, dat de Kerk' tusschen de twee maatschappelijke stelsels, kapitalisme en socialisme, geen par tij' moet kiezen en stelde de Katholieke Kerk', die het wel gedaan heeft als voorbeeld, Volgens dezen predikant zou n.l. de Katho lieke Kerk partij hebben gekozen voor het kapitalisme. Tegen dit bodemlooze praatje, dat ds. Wa genaar eenvoudig navertelde uit do socialis tische scliotschriftjes, waaraan alle weten schappelijke waarde vreemd is, werd ter vergadering zelve (gelukkig voor haar) ver zet aangeteekend. Ds. Slotemaker de Brui ne had daarmee gemakkelijk werk door er de aandacht op te vestigen, dat, als de Katholieke Kerk' partij heeft gekozen voor eenig maatschappelijk stelsel, zij het deed noch voor het kapitalisme noch voor het socialisme, maar voor een derde stelsel: het solidarisme. Inderdaad, men kan dit lezen, niet alleen in alle katholieke leerboeken van katholieke sociologen, maar duidelijker nog in liave ge heele geschiedenis, die een aaneengescha keld verhaal bevat, niet van woorden, maar van daden, ter verbroedering in de ongelijk heid, ter verzachting van het lot der min derbedeelden, ter kastijding van de iioo- vaardigen en overmoedigen, ter nivelleering. van te scherpe tegenstellingen en ter op lossing, zooveel mogelijk, van het nooit ge heel op te lossen vraagstuk der met ellende erfelijk belaste menscliheid. Moet dit nog in een vergadering van Ne- derduitsch Hervormde predikanten gezegd worden? In welke wereld van abstractie onderstelt dan ds. Wagenaar dat zijn ambts broeders leven? Men behoort, in een we tenschappelijk milieu de waarheid niet zoo hard in 't gezicht, te slaan, dat de stccncu erover klagen 1 Historisch. Op de Brouwersgracht te 's-Gravenhage loopeude, zoo lezen wij in het V ad. mochten wij drie keukenprinsessen het feit van den dag in casu het kermisvermaak aldaar hooren bespreken. Kaatje, zullen we maar zeggen, meende: Ajakkes wat heb je nu op die kermis? Waarop 1 ruitje bescheid gaf: Je heb gelijk menseh Het is heel wat aardiger op de kermes dété! Waarop Geertje weer vroeg: Wat is dat voor een ding? welke vraag door Truitje werd be antwoord met: Wel, meid, Dété dat Ï3 de Die- ren-Tuin. Verkeerd effect. Men schrijft uit Ridder kerk aan Rott. Nbld. Zondag was hier de eerste dag dat de café'a moesten sluiten, alleen van 12 tot 2 uur mogen zij geopend zijn. De gewone café-bezoekers liepen nu naar IJselmonde, waar wél getapt wordt. De uitslag der eerste Zondagsluiting was, dat men veel meer dronken personen op den weg zag dan anders. Do „Voldampcrs." Een flink slag van boe renjongens hebben we te Siebengewald, aldus de N. V. Ct., fiksche, struischc kerels die 's Zondags niet achter den haard zitten te bak- stoven. Hoezeer ze de gezelligheid zoeken blijkt wel uit het feit, dat eenigen tijd geleden een Pijpenclub gesticht is, die ze „Voldatnp" heb ben gedoopt. In Goch werd een kastje gekocht voor circa 15 Mark; een bedrag, werkelijk nog al groot voor een zoo jeugdige vereeniging. Daarin prijken nu achter hot heldere glas een dertiental pijpen. En meent nu niet, dat het simpele, aarden Gouwenaars zijn van een cent het stuk, voorzeker neen. Men heeft maar di rect flinke, groote Duitsche stokpjjpen aange schaft, die zeker een paar mark kosten en dia eiken Oostelijken nabuur zouden doen water tanden. De club draagt haar naam van „Voldatnp* met eere, want op de bijeenkomsten, die na tuurlijk met de noodige pottekens koel bier opgeluisterd worden, dampen de heeren er zóó dapper op los dat de gelagkamer al ras zoo danig met rook gevuld is, dat de kinderkenï van den herbergier die natuurlijk erg nieuw sgierig zyn bij die pijpenhistorie, proestend en kuchend zoo gauw als ze kunnen zich weer onder de beschermende hoede van de waardin moeten stellen, die 't natuurlijk evenmin in die blauwige rookwolken kan uithouden. Met hoeveel vuur de heeren tegen elkander oproo- ken, blijkt wel hieruit, dat een der „Voldam pcrs" er haast nog bijkans een dag ziek vaD was. Een vreemd vallende ster. Men schrijft uit Echt aan de Resb. Wellicht acht. U het hiervolgende bericht over eene buitengewone vallende ster de be langstelling van uwe lezers waard, vooral wan neer, zooals ik vermoed het verschijnen dezer ster ook door meerderen is waargenomen. Maandagavond wandelde schrijver d. /.es buiten, toen eirca 5 min. over half negen plot seling zijne aandacht getrokken werd door eeDe vallende ster, welke in het sterrebeeld da W aterslang voor het oog zichtbaar werd eeni ge graden beneden de ster Alfard (a Hydrae). Zij was als eene ster van de eerste grootte ec verspreidde een blauwachtig licht, terwijl zij er tevens uitzag alsof zij eene dubbele ster was. Al aanstonds maakt' zij mijne bijzondere belangstelling gaande wegens hare langzame on intermitteerende beweging, welke deed den ken aan een reusachtige spin, die door eens Daar heb ik niet het minste recht toe. Neen, inderdaad, gij heibt er geen grond voor en ik hoop, oM gij ons daarom uwe "vriendschap niet zult onttrekken. Zullen we u nog hij het concept ontmoeten? In ieder geval, antwoordde Emile, die het niet tot eene breuk wilde laten komen, omdat hij hij het concert Delattre moest aanspreken, teneinde Kaatje Verschuur en den graaf op hem opmerkzaam te 'maken. Maar gij zult Delatye wol niets van mijne waarschuwing verraden? Hoe kunt ge daarvoor vreezen! Gij helbt ihet stellig goed bedoeld ik zal u daarom niet in ongelegenheid brengen. Plotseling zweeg de deur werd ge opend Hertha en haar verloofde traden binnen. Leon Delattre vestigde zijn hl'ik onderzoe kend op den assessor; beider plotselinge ver warring kon hem niet ontgaan. We storen toóh niet? vroeg hij. In geen geval, antwoordde Emile die aan eigene verwachtingen, die hij na het on derhoud in het museum voor altijd had op gegeven, dan waa het toch zijn innigste wensch om Hertha tegen dien- man te"be schermen, aan wiens zijde zij, naar zijne over tuiging, ongelukkig zou worden. Dan heb ik niet meer dan mijn plicht gedaan, sprak hij koel, terwijl hij van zijn stoel oprees; ik moet het thans aan u over laten, welke waarde gij aan mijne waarschu wing wilt hechten. GR zijt rins toch op mij vertoornd, vroeg «ij verwijtend. Een bittere lach m geen ""woorOde Emile die laat van Emile Al dilt ri 0P ?et Se"iKiJne tegenwoordigheid van geest weder hadj ML - ae1lt .l' ook met meer teruggekregen; ê'U wet dat ik op het'punt1 sta om afscheid te nemen. Toch niet voor goed? zei Hertha verblee- kend. Neen, vandaag nog niet. Ik wist dat mijn vriend, de justitieraad Mansfeld, nog aan het diner was en nam daarom de vrijheid, me vrouw, uw mama een bezoek te brengen. Hetwelk ik u verzoek dikwerf en zeer spoedig te her vatten! voegde de dokterswe duwe daaraan toe, terwijl zij den vertrekken de uitgeleide deed. Leon Delattre trok zijn handeohoenen uit en wmrp die in den hoed1, vervolgens aan de punten van zijnen snor draaiend, liet hij den blik op Hertha rusten, die voor den spiegel stond en het medaillon omhing, dat zij op de tafel had gevonden. De bezoeken van dien assessor bevallen mij niet, sprak hij min of meer scherp; bo vendien heeft mij die man nooit bevallen, reeds te Interlaken niet. Wat hebt ge dan tegen hem? vroeg 'de oude dame,'die juist weder binnenkwam. Hij is te nieuwsgierig en bemoeit zich met alles. Daar heb ik niets van gemerkt. Ik geloof, dat het voldoende ia, al» ik het bemerk, mama, antwoordde Delattre, die door zijne ongemotiveerde gramschap een kwaad geweten verried. Wat moest hij thans hier doen? Niets, hij bracht mij een vriendschappe lijk bezoek. Waarvan ik het onderwerp van het ge sprek uitmaakte! Ik bemerkte het. toen) ik binnen kwam. Ik weet. dat die assessor zioh met mij onledig houdt, dat hij mij gaarne zonde verdringen; maar bil den hemel, als ik hem eenmaal met vijandelijke bedoelingen op mijn weg vind, dan zal bii mij leeren ken- nen- Hertha keerde zich om haar toornige blik verried duidelijk, dat zij een heftig antwoord gereed had; maar zij bedwong zich. Ik weet niet, welke reden hij je tot deze bedreiging kan gegeven hebben, sprak ze verwijtend. Je zult in aanmerking moeten nemen dat mijnheer de assessor reeds met ons bet- vrienid was, alvorens wij je leerden kennen. Moet ik som» ook de verwachtingen in aanmerking nemen, die on deze vriendschap werden gebouwd? viel hij haar met stijgende ioorn in de rede. Wanneer ook van al deze verwachtingen tot dusverre geen sprake was dan heb ik die tocli gekend en ik weet zeer goed, dat de assessor hare vervulling nog al tijd voor mogelijk houdt! Dat zijn hatelijke woorden, Leon! zei ds oude dame toornig, zij verraden een ijverzucht die in geenen deele gerechtvaardigd is. Ge zult mij toch niet verbieden den heer Muller te ontvangen Ja, als het daarbij bleef! voer hij weder om voort, toen hij met groote scheden de ka mer doorliep. Hij zoekt buitendien ook mün bruid in bet Mauritshuis op. Wat heeft hö daar met je te verhandelen, Hertha? Het oordeel van een zoo fijnen kunst Ken ner, als hij heeft voor mij een onschatbare waarde, antwoordde Hertha kalm. Bah, alsof slechts de kunst het onderwerp uwer verhandelingen ware! Schenkt ge aan uwe bruid zoo weinig vertrouwen? vroeg de oude dame verontwaar digd. Ik vertrouw met meer, dan mijne oogen zien. Die woorden zijn eene beleediging voor mij! riep Hertha, die nu haar drift niet lan- ger kon inhouden. v,+-" Ik hen uwe bruid en weet heel goed, wel ke plichten ik tegenover u heb en wat ik uwe en mijne eer verschuldigd ben; maar ik ben. niet uwe slavin en nooit zal ik mij bevelen, laten welgevallen, die mij in mijne persoon lijke vrijheid heiemmeren. Leon Delattre was blijven staan; een trek' van beslistheid lag om zijne vast op elkaar geperste lippen; zijne oogen fonkelden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5