buitenland.
I
Ontmaskerd.
BINNENLAND.
Buitenlanders over lapan
en onze Oost
en
FEUILLETON
17.)
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™ÏÏÏÏ£J»A<»
J
De Brusselsehe correspondent van de „Ga-
zette do Hollande" heeft met liet Belgische
Kamerlid Louis Frank, afgevaardigde voor
Antwerpen, die van een studiereis in Oost-
Azië is teruggekeerd, dezer dagen een onder
houd gehad.
Gesteld werd, meer in het bijzonder met het
oog op Japan, de vraag: „gelooft u, dat do Ne-
derlandsche Koloniën worden bedreigd?" Hier
op antwoordde de heer Frank, dat, naar het
hem voorkwam, onder de huidige omstandig
heden, de olgemeene redenen, die in Japan
gelden ten guste van het behoud van den i ede,
zich nog met meer kracht doen gevoe en, voor
zoover de Nederlandsche Koloniën betreft, om
dat een daartegen gerichte aanval zou zijn een
ware misdaad, waardoor het evenwicht in het
verre Oosten en zelfs in de gehcele wereld to
taal zou worden verstoord.
Als de voornaamste der liier bedoelde alge-
meeno redenen, waarom internationale ver
wikkelingen, uitgelokt door Japan, thans niet
zouden zijn tc vreezen, noemde de heer Frank,
dat Japan in 10 jaren twee groote oorlogen
heeft gevoerd. De veldtocht tegen China moge
door e uiige schadeloosstelling zijn gevolgd, de
oorlog niet Rusland heeft daarentegen voor do
Japansche financiën zeer zware lasten nagela
ten, al worden deze door Japan ook dapper
gedragen. Haar als men bedenkt, dat zes jaar
na het sluiten van den vrede nog bijna alle
oorlogsbelastingen van kracht zijn en deze ge
middeld 20 a 25 pOt. van alle heffingen uit
maken, zal men ongetwijfeld de vaderlands
liefde van het Japansche volk moeten bewon
deren, docli kan men er zich van overtuigd hou
den, dat Japan zich niet moedwillig in nieuwe
internationale verwikkelingen zal werpen.
Indien de heer Frank die alvorens de
vraag van den interviewer te beantwoorden, de
verzekering gaf, dat hij zich tot liet gevaarlijke
bedrijf van profeet nu juist niet bijzonder aan
getrokken gevoelde het bij het rechte einde
heeft, dan hebben wij ons, althans voor de
naaste toekomst, niet bezorgd te maken over
onze Oost, en zou misschien niet in vervulling
gaan dc voorspelling van de Japansche marine
officieren, die eenigen tijd geleden bij een be-
coek aan scholen te Makassar en Menado aan
de inlnndsche jeugd vertelden, dat de door hen
op dc kaart aangewezen eilanden. ,van den
Indischen Archipel over 15 jaar Japansch zou
den zijn.
Of valt een tijdsverloop van 15 jaar buiten
het begrip „naaste toekomst", en zoo ja, wat
hebben wij in dezen dan te denken omtrent
hetgeen gebeurlijk moet worden geacht in een
verder verschiet?
In verband met deze vraag geven wij het
woord nan con anderen buitenlander, ditmaal
een Duïtscher.
De Beiersche majoor Karl Haushofer, die
gedurende drie jaren in opdracht van zijn re-
gecring in Japan heeft vertoeft, heeft een
uitvoerig werk samengesteld, dat onder den
titel „Dai Nihon" voor eenige maanden te Ber
lijn is verschenen, en waarin hij behandelt
Japan's weerkracht, wereldpositie en toekomst.
Hierin wordt natuurlijk de aandacht ge
schonken aan do van Japan uitgegane bewe
ging onder de leuze; „Azië voor de Aziaten,"
en wordt in het licht gesteld, dat de door de
oorlogen verkregen uitbreiding op het vaste
land voor Japan slechts strategische waarde
heeft, omdat de Japanners in Mandsjourije en
Korea niet kunnen aarden, dooh zich daaren
tegen zeer goed thuis gevoelen in het klimaat
en bij de levenswijze en voeding op de zich
naar het Zuid uitstrekkende eilanden. Voorts
is de uitvoerige beschouwing gewijd aan de
vérhouding tusschen Amerika en Japan. In dit
opzicht is do schrijver bet geheel eens met den
Jf.panschoii professor Nagai, die een oorlog
met do Vercenigde Staten voor Japan als
hoogst gevaarlijk schetst. Op handelsgebied is
Amerika Japan's beste klant. Een plotselinge
stilstand in de industrie zou een „krach" op
de moeizaam geëffende geldmarkt ten gevolge
hebben. Maar toch leveren het vraagstuk der
emigratie naar Oalifornië en de quaestie der
Philippijnen een groot gevaar op voor den vre
de. Zelfs een hoogst gematigd beoordeelaar als
Prof. In agai spreekt dan ook als zijn overtui
ging uit, dat „als men de gebeurtenissen aan
zichzelf overliet en den natuurlijken loop der
dingen niet tegenging, zij een donkere oplos
sing zouden tegemoet gaan.
Majoor Haushofer zou het als een meester
stuk van vooruitziende Amerikaansche politiek
beschouwen, als de Amerikanen de Philippij
nen, bewoond door een aan de Japanners ver
wante bevolking, door een van te grooten vrij
heidszin getuigende republikeinsche staatsin
richting voor Japan tot een niet-begeerlijk
bezit maakten en zich daarna met behoud al
leen van een sterk marinestation van deze ei
landen geheel terugtrokken.
Vervolgens zou dan, volgens Majoor Haus
hofer, die zich beroept op een in Japan alge
meen heerschende meening, de aandacht van
zelf vallen op de Indische eilanden-wereld,
„waarvan de grootste en meest waardevolle ge
deelten in handen zijn, die men naar de huidige
machtverhoudingen als weerloos moet beschou
wen."
De volksvertegenwoordiging van Nederland
deed z.i. goed, toen zij één voor do verdediging
van het geheele koloniaal bezit gevraagd pant
serschip (bedoeld is het schip van minister
Ventholt) niet toestond, omdat één schip van
werkelijk govechtswaardige afmetingen slechts
in enkele havens der eilanden zou kunnen wor
den geborgen, en in open zee een al te gemak
kelijke buit zou worden van de sterkeren, zoo
dra de beschermende werkkring van verdragen
door de een of ander omstandigheid zou op
houden. Met één schip is het hier niet ge
daan!"
„Wat gij zijt, zijt gij slechts door verdragen"
en door den welwillendheid van anderen, niet
door uw eigen kracht, dit geldt, als ooit te
voren in de geschiedenis voor een koloniaal
njk, thans voor het Nederlandsche bezit in
Oost-Azië. Wanneer het eens mocht worden
aangevallen, en er zich dan geen sterke be
schermer onder andere vlag opdoet, is het ver
loren."
Onder deze omstandigheden vindt Majoor
Haushofer het volkomen begrijpelijk, dat men
in Nederland met gespannen aandaoht luis
tert naar iedere stem, welke zich doet hooren
om op deze wanverhoudingen de aandacht te
vestigen, hetzij met de bedoeling bezwaren in
te brengen, ontleend aan een daartoe maar al
te zeer aanleiding gevend uitbuitingsstelsel,
in de hoop daarbij weerklank te vinden bij een
machtigen tegenstander, hetzij om met zacht
bedreigingen aan de openbare meening de om
trekken van toekomstige elsohen voor te tee
kenen.
Een helder licht over hetgeen, in Japan
wordt gehoopt en gewenscht, wordt, volgens
den Duitschen schrijver, verspreid door een.
reeks artikelen. „Naar het Zuiden" van de
hand van Takekoshi Yosaburo, in het blad
„Y"omiuri" en verder door" tal van beschouwin
gen, waarin andere 'Japaners, Inukai, Kono,
Oishi, Tomidzu en Terao, van wie do eerste is
parlementslid en hoofdredacteur van genoemd
blad en in nauwe betrekking staat tot den
voormaligen minister-president en leider van
de sterkste politieke partij Markies Saionji. Hij
wil het Japansche volk ervan doordringen,
dat de toekomst van Japan op den door de Ma-
leische landen omgeven Oceaan ligt, en schil
dert daartoe de Hollandsche Koloniën, hun
economische waarde en de strategische betee-
kenis van Straat Soenda nog begeerlijker, dan
zij reeds zijn, erop wijzende, dat heel Japan
met Formosa verdwijnt in de oppervlakte van
Sumatra alleen. Dan wordt eraan herinnerd,
hoe do Chineezen eens heer en meester waren
van de eilanden en hoe zij tegenwoordig door
de Holalnders en deFranschen van al hun rech
ten zijn beroofd en door vreemden worden ge
knecht.
Verder worden eenige oude herinneringen
aan het verblijf der Japanners op Java opge
doken, en men voert dan als argumenten tegen
het Nederlandsoh bestuur aan de rasvermen-
giug, de gemengde samensteBing van de Ne
derlandsche troepen, en de „ontaardings- en
corruptieverschijnselen," die van de verouderde
regeeringsmachine nauwelijks zijn te scheiden.
De nadruk wordt erop gelegd, dat sedert 300
jaar Nederland de helft van zijn rijkdom uit
Azië heeft getrokken, dooh dat voor de ont
wikkeling en de welvaart der inlanders zoo
goed als niets is gedaan, zoodat een vergelij
king met het in korten tijd verrichte koloni-
sattiewerk op Formosa zeer in het voordeel van
Japan moet uitvallen.
Het artikel in „Yomiuri" eindigt aldus: „Ik
ben door dit alles tot de overtuiging gekomen,
dat Japan, hoewel onder de koloniseerende
landen het jongste, geenszins het talent tot
kolonisatie mist, Ik kan niet gelooven, dat de
met zulke bekwaamheden om te heerschen
toegeruste Japanners zeer lang met hun tegen
woordige sfeer zullen tevreden zijn. De hemel
heeft geen vooroordeelen, hij helpt de deugd
zame! Werkelijk, onze toekomst ligt op den
grooten Oceaan! Onze bestemming ligt op het
water niet op het vasteland. Ons land wijst
naar het Zuiden niet naar het Noorden! Het
is mij een oprechte behoefte de aandacht van
mijn landgenooten hierop met nadruk te ves
tigen I"
Deze en dergelijke uitlatingen van particu
liere personen worden door het Japansche
ministerie van buitenlandsohe zaken weliswaar
gedesavoueerd. Daarom vermeent majoor
Haushofer ïn.het bijzonder de aandacht te moe
ten vragen voor de gepubliceerde ambtelijke
rapporten, opgemaakt als het resultaat van
een dienstreis van den gezantschapsraad Ki-
mura door Java, Sumatra eu Borneo. Hier
door wordt in ieder geval aangetoond, hoe
groot de belangstelling £Sj die de Nederland
sche bezittingen in Japan wekken, en voorts
dat door de zich met de Maleiers verwant ge
voelende Japanners de omstreeks 60.000 Hol
landers op Java, evenals de 2000 Japanners en
1500 Duitschers als vreemdelingen worden
beschouwd. Nog is de Japansche invloed aldaar
gering, bovenal veel geringer dan die der In
geheel Oost-Azië overheerschende Ohineezen.
Maar de vraag is: hoe lang nog zullen daar de
Chineesche en Japansche belangen vijandig
tegenover elkaar staan?
Uit doze^ buitengewone belangstelling voor
onze Aziatische bezittingen, waarvan men in
Japan op zoo openhartige wijze doet blijken,
kan worden afg3leij> dat voor een gerustheid
onzerzijds, welke verder gaat dan do aller
naaste toekomst, hoegenaamd geen reden be
staat.
Veeleer zien wij daarin een aanleiding voor
alle in Azië koloniseerende natiën om op haar
qui-vive te zijn.
Tegenover de verWaohte aansluiting; van
Japanners en Ohineezen stelle men een aan.
eensluiting der Westerlingen in het Oosten.
Dreigt voor de naaste toekomst inderdaad
geen gevaar, des tebeter, want dan is er tijd,
dio nuttig kan worden besteed.
DE OORLOG IN MEXICO.
Men seint ons uit Brussel, d.d. 28 April:
(WASHINGTON, 22 April. Het Huis van
Afgevaardigden heeft een half millioen dol-
lar toegestaan voor dekking! van de kosten
van de terugbrenging der Amerikanen uit
Mexioo.
Minister Bryan en de Uuitschë ambassa
deur Bernstorff hebben uitgemaakt, dat de
kapitein van het stoomschip „Ypix*anga",
welks aankomst het optreden der Amerika
nen te Vera Oruz heeft verhaast, zijn la
ding wapens op kosten van zijn lastgevers
naar Duitschland moet terugbrengen.
De verbintenis met Mexico-City is her
steld. Het was hedenmiddag aldaar rustig,
ofschoon het handelsverkeer gestoord is. De
buitenlandera vertrekken naar Vera Gruz
met treinen, die geëscorteerd worden door
federale troepen.
De Amerikaansche consul te Vera Gruz
seint, dat het daar ter stede rustig is en
dat de Amerikanen streng politietoezicht
houden. Tot gistermiddag 12 uur waren zes
man van de landingstroepen van admiraal
Badger gewond, één daarvan levensgevaar
lijk.
GHIHUAHUA', 22 April, Oarranza heeft
een telegrafische verklaring gezonden, waar
in hij' de opvatting der rebellen omtrent de
inneming van Vera uruz weergeeft. Hij' deelt
daarin niets mede omtrent de plannen der
opstandelingen, maar zegt alleen, dat de Ver-
eenigde Staten zich hebben vergist, want
hun optreden, dat bedoelde alleen Huerta
te treffen, is feitelijk een vijandelijke daad
jegens het Mexicaansche volle1
Naar het Duitsch door
August Ewald König.
- Ge moet niet boos op mij zijn, sprak zij
vleiend, ik ben to zeer overtuigd van de op
rechtheid uwer vriendschap, die ik om gee
nerlei prij8 wilde verspelen. Gij hebt ook ge
sproken over de geringe afkomst van Delat-
tre en het vermoeden geuit, dat hij een uit
zijns ouders huls weggeloopen vagebond is ge
weest, maar pardonneer me een oogenblik;
ik geloof ook dit vermoeden te kunnen
weerleggen.
Zij ging naar een zijkamer en kwam na
eenige minuten terug met een medaillon, dat
aan een zwart zijden band hing en aan de
voorzijde was versierd met een robijn, omge
ven door een krans van schitterende diaman
ten. Zp opende het medaillon en Emile zag
net portret van een rijk gekleede dame Hare
trekken waren niet mooi, maar edel en ver
nuftig; een diep gemoed sprak uit de groote
Oogwi en de trek om den mondhoek' ken
merkte een vast karakter.
-— Dat was do moeder van Leon, sprak zij-
Vij zult moeten toegeven, dat dit geen gezicht
uit de lagere volksklasse.
Langen tijd bleef Emile In de aanschouwing
nn het portret verzonken en legde het rne-
9*11.011 in de hand der weduwe terug.
men ^anbroordd? volk,omftI1 toestem-
Z3Jn® gedachten verza
melende, maar mfjn vermoeden wordt daar
door niet te niet gedaan. Zooals ik u reeds
zeide, zal ik u wellicht in de eerste dagen
daarover nadere inlichtingen kunnen ver
strekken'.
Waartoe! zeide zij, met moeilijk te ver
helen wrok tot hem opziende. Ik wenechte
liefst daarvan verschoond te blijven. Hertha
voelt zich gelukkig aan de zijde van haren
verloofde.
Zijt gij daarvan overtuigd! vroeg hij snel.
Ik heb nog geenl reden gevonden daar
aan te twijfelen.
Dan ongetwijfeld...
fwrJa\Di^ wa?r\ dan zou het geen vrien
dendienst zijn scheldend When heldinop
te treden? Verlaat u op mijn doorzicht en
mijne menschenkenmis, beer assessor. Als er
n i !t vejk°udingen 0f in het karakter Van
Delattre iets twijfelachtigs was, dan zou mijn
S^lpeJLbhk ,da! niet ontgaan zijn.
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij K. B. is benoemd tot griffier van de
Arr.-Rechtbank te Heerenveen, mr. N. Q-.
Servatius, thans substituut-griffier bij de
Arr.-Rechtbank te Assen.
Bij K. B. is met ingang van 1 Mei be
noemd tot opzichter van den arbeid, W. de
Boer, monteur op de machine- en motoren-
fabriek van O. Honig, te Zaandijk, en bij min.
besch. werkz. gesteld in het 9de distr. te
Groningen.
Door de Arr.-Rechtbank te Utrecht is, ter
vervulling eener vacature van rechter in
haar college, de volgende alphabetische lijst
van aanbeveling opgemaakt:
mr. M. E. Havelaar, adv. en proc. te Rot
terdam; mr. F. Haverschmidt, rechter in de
Arr.-Rechtbank te 's Hertogenbosch; mr. F.
J. Lisman, subst.-griffier bij de Arr. Recht
bank te Utrecht.
MINISTER BEETLING.
Dat de tegenwoordige minister van Fiuan-
is, niet alleen door de rechterzijde wordt
is, n iet alleen door de rechterzijde wordt
dit beweerd, merkt de Tijd op. Bij de alg'e-
meene beschouwingen is door vooraanstaan
de sprekers van links zóó ingrijpende kri
tiek uitgeoefend en zijn in do wijzigingen,
door minister Bertling aangebracht, zooveel
fouten aangewezen, dat men zich afvraagt
of in de partij van „het intellect" nu geen
betere financieele specialiteit te vinden wa
re geweest.
Ook zijn talent als debater indien men
welwillend aanneemt, dat hij bet bezit
sluimert nog. Hij doet geheel, alsof er geen
algemeene beschouwingen zijn gehouden en
herhaalt eenvoudig, wat hij in de Memorie
van Antwoord heeft opgemerkt, en dat
was weinig.
De Minister beperkte den kinder aftrek tot
inkomens beneden f 5000. De lieer Van Vuu-
ren bestreed dit kort, krachtig en logisch
geargumenteerd. Maar de heer Bertling gaat
op dergelijke argumentatie heelemaal niet
in en antwoordt laconisch: bij inkomens bo
ven f 5000 is aftrek niet meer de moeite
waard. Basta.
Ook over de navordering is het een en
ander opgemerkt. Minister Bertling had bij
Nota van Wijziging voorgesteld, dat navor
dering Aran te weinig betaalde inkomsten
belasting gepaard zal gaan met verhooging
van die belasting en wel tot het viervoud.
Reeds in de afdeelingen werd verzocht, die
straf toch alleen maar toe te passen bij
opzettelijk' verkeerde aangifte.
Doch de heer Bertling blijft onverzette
lijk', gaat niet in op de geleverde betoo-
gen, maar deelt alleen mee, wat iedereen
reeds wist en wat geheel onvoldoende is,
dat n.l. als de onschuldige zijn goede trouw
bewijzen kan, hem door H. M. de Koningin
kwijtschelding kan worden verleend.
Indien het op parlementaire ongelukken
uitloopt, dan heeft deze Minister het uit
sluitend aan zich zelf te wijten!
OH ZIJN PLAATS GEZET.
Te Utrecht vergaderde de Ned. Herv. JFre-
dikantenvereenigirig. Wat daar verhandeld
werd is voor onze lezers over het algemeen
van gering belang, zegt de Tijd en wij zeg
gen het dit blad na. Maar toch deed er zich
daar een incident voor, dat vermeldenswaar-
"sf is. Een der referenten, ds. G. H. Wa
genaar, besprak n.l.: „De sociaal-democratie
in hare verhoudingen tot Kerk en religie"
en verdedigde in zijn stellingen de noodza
kelijkheid, dat de Ned. Herv. Kerk meer
oog zou krijgen voor de sociale zijde van
het huidig leven,
In den loop zijner rede zeide hij, dat de
Kerk' tusschen de twee maatschappelijke
stelsels, kapitalisme en socialisme, geen par
tij' moet kiezen en stelde de Katholieke
Kerk', die het wel gedaan heeft als voorbeeld,
Volgens dezen predikant zou n.l. de Katho
lieke Kerk partij hebben gekozen voor het
kapitalisme.
Tegen dit bodemlooze praatje, dat ds. Wa
genaar eenvoudig navertelde uit do socialis
tische scliotschriftjes, waaraan alle weten
schappelijke waarde vreemd is, werd ter
vergadering zelve (gelukkig voor haar) ver
zet aangeteekend. Ds. Slotemaker de Brui
ne had daarmee gemakkelijk werk door er
de aandacht op te vestigen, dat, als de
Katholieke Kerk' partij heeft gekozen voor
eenig maatschappelijk stelsel, zij het deed
noch voor het kapitalisme noch voor het
socialisme, maar voor een derde stelsel: het
solidarisme.
Inderdaad, men kan dit lezen, niet alleen
in alle katholieke leerboeken van katholieke
sociologen, maar duidelijker nog in liave ge
heele geschiedenis, die een aaneengescha
keld verhaal bevat, niet van woorden, maar
van daden, ter verbroedering in de ongelijk
heid, ter verzachting van het lot der min
derbedeelden, ter kastijding van de iioo-
vaardigen en overmoedigen, ter nivelleering.
van te scherpe tegenstellingen en ter op
lossing, zooveel mogelijk, van het nooit ge
heel op te lossen vraagstuk der met ellende
erfelijk belaste menscliheid.
Moet dit nog in een vergadering van Ne-
derduitsch Hervormde predikanten gezegd
worden? In welke wereld van abstractie
onderstelt dan ds. Wagenaar dat zijn ambts
broeders leven? Men behoort, in een we
tenschappelijk milieu de waarheid niet zoo
hard in 't gezicht, te slaan, dat de stccncu
erover klagen 1
Historisch. Op de Brouwersgracht te
's-Gravenhage loopeude, zoo lezen wij in het
V ad. mochten wij drie keukenprinsessen het
feit van den dag in casu het kermisvermaak
aldaar hooren bespreken.
Kaatje, zullen we maar zeggen, meende:
Ajakkes wat heb je nu op die kermis? Waarop
1 ruitje bescheid gaf: Je heb gelijk menseh
Het is heel wat aardiger op de kermes dété!
Waarop Geertje weer vroeg: Wat is dat voor
een ding? welke vraag door Truitje werd be
antwoord met: Wel, meid, Dété dat Ï3 de Die-
ren-Tuin.
Verkeerd effect. Men schrijft uit Ridder
kerk aan Rott. Nbld.
Zondag was hier de eerste dag dat de café'a
moesten sluiten, alleen van 12 tot 2 uur mogen
zij geopend zijn.
De gewone café-bezoekers liepen nu naar
IJselmonde, waar wél getapt wordt.
De uitslag der eerste Zondagsluiting was,
dat men veel meer dronken personen op den
weg zag dan anders.
Do „Voldampcrs." Een flink slag van boe
renjongens hebben we te Siebengewald, aldus
de N. V. Ct., fiksche, struischc kerels die
's Zondags niet achter den haard zitten te bak-
stoven. Hoezeer ze de gezelligheid zoeken blijkt
wel uit het feit, dat eenigen tijd geleden een
Pijpenclub gesticht is, die ze „Voldatnp" heb
ben gedoopt. In Goch werd een kastje gekocht
voor circa 15 Mark; een bedrag, werkelijk nog
al groot voor een zoo jeugdige vereeniging.
Daarin prijken nu achter hot heldere glas een
dertiental pijpen. En meent nu niet, dat het
simpele, aarden Gouwenaars zijn van een cent
het stuk, voorzeker neen. Men heeft maar di
rect flinke, groote Duitsche stokpjjpen aange
schaft, die zeker een paar mark kosten en dia
eiken Oostelijken nabuur zouden doen water
tanden.
De club draagt haar naam van „Voldatnp*
met eere, want op de bijeenkomsten, die na
tuurlijk met de noodige pottekens koel bier
opgeluisterd worden, dampen de heeren er
zóó dapper op los dat de gelagkamer al ras zoo
danig met rook gevuld is, dat de kinderkenï
van den herbergier die natuurlijk erg nieuw
sgierig zyn bij die pijpenhistorie, proestend
en kuchend zoo gauw als ze kunnen zich weer
onder de beschermende hoede van de waardin
moeten stellen, die 't natuurlijk evenmin in
die blauwige rookwolken kan uithouden. Met
hoeveel vuur de heeren tegen elkander oproo-
ken, blijkt wel hieruit, dat een der „Voldam
pcrs" er haast nog bijkans een dag ziek vaD
was.
Een vreemd vallende ster. Men schrijft
uit Echt aan de Resb.
Wellicht acht. U het hiervolgende bericht
over eene buitengewone vallende ster de be
langstelling van uwe lezers waard, vooral wan
neer, zooals ik vermoed het verschijnen dezer
ster ook door meerderen is waargenomen.
Maandagavond wandelde schrijver d. /.es
buiten, toen eirca 5 min. over half negen plot
seling zijne aandacht getrokken werd door
eeDe vallende ster, welke in het sterrebeeld da
W aterslang voor het oog zichtbaar werd eeni
ge graden beneden de ster Alfard (a Hydrae).
Zij was als eene ster van de eerste grootte ec
verspreidde een blauwachtig licht, terwijl zij
er tevens uitzag alsof zij eene dubbele ster
was. Al aanstonds maakt' zij mijne bijzondere
belangstelling gaande wegens hare langzame
on intermitteerende beweging, welke deed den
ken aan een reusachtige spin, die door eens
Daar heb ik niet het minste recht toe.
Neen, inderdaad, gij heibt er geen grond
voor en ik hoop, oM gij ons daarom uwe
"vriendschap niet zult onttrekken.
Zullen we u nog hij het concept ontmoeten?
In ieder geval, antwoordde Emile, die
het niet tot eene breuk wilde laten komen,
omdat hij hij het concert Delattre moest
aanspreken, teneinde Kaatje Verschuur en
den graaf op hem opmerkzaam te 'maken.
Maar gij zult Delatye wol niets van mijne
waarschuwing verraden?
Hoe kunt ge daarvoor vreezen! Gij helbt
ihet stellig goed bedoeld ik zal u daarom
niet in ongelegenheid brengen.
Plotseling zweeg de deur werd ge
opend Hertha en haar verloofde traden
binnen.
Leon Delattre vestigde zijn hl'ik onderzoe
kend op den assessor; beider plotselinge ver
warring kon hem niet ontgaan.
We storen toóh niet? vroeg hij.
In geen geval, antwoordde Emile die
aan eigene verwachtingen, die hij na het on
derhoud in het museum voor altijd had op
gegeven, dan waa het toch zijn innigste
wensch om Hertha tegen dien- man te"be
schermen, aan wiens zijde zij, naar zijne over
tuiging, ongelukkig zou worden.
Dan heb ik niet meer dan mijn plicht
gedaan, sprak hij koel, terwijl hij van zijn
stoel oprees; ik moet het thans aan u over
laten, welke waarde gij aan mijne waarschu
wing wilt hechten.
GR zijt rins toch op mij vertoornd, vroeg
«ij verwijtend.
Een bittere lach m geen ""woorOde Emile die
laat van Emile Al dilt ri 0P ?et Se"iKiJne tegenwoordigheid van geest weder hadj
ML - ae1lt .l' ook met meer teruggekregen; ê'U wet dat ik op het'punt1
sta om afscheid te nemen.
Toch niet voor goed? zei Hertha verblee-
kend.
Neen, vandaag nog niet. Ik wist dat mijn
vriend, de justitieraad Mansfeld, nog aan het
diner was en nam daarom de vrijheid, me
vrouw, uw mama een bezoek te brengen.
Hetwelk ik u verzoek dikwerf en zeer
spoedig te her vatten! voegde de dokterswe
duwe daaraan toe, terwijl zij den vertrekken
de uitgeleide deed.
Leon Delattre trok zijn handeohoenen uit
en wmrp die in den hoed1, vervolgens aan de
punten van zijnen snor draaiend, liet hij den
blik op Hertha rusten, die voor den spiegel
stond en het medaillon omhing, dat zij op de
tafel had gevonden.
De bezoeken van dien assessor bevallen
mij niet, sprak hij min of meer scherp; bo
vendien heeft mij die man nooit bevallen,
reeds te Interlaken niet.
Wat hebt ge dan tegen hem? vroeg 'de
oude dame,'die juist weder binnenkwam.
Hij is te nieuwsgierig en bemoeit zich
met alles.
Daar heb ik niets van gemerkt.
Ik geloof, dat het voldoende ia, al» ik
het bemerk, mama, antwoordde Delattre, die
door zijne ongemotiveerde gramschap een
kwaad geweten verried. Wat moest hij thans
hier doen?
Niets, hij bracht mij een vriendschappe
lijk bezoek.
Waarvan ik het onderwerp van het ge
sprek uitmaakte! Ik bemerkte het. toen) ik
binnen kwam. Ik weet. dat die assessor zioh
met mij onledig houdt, dat hij mij gaarne
zonde verdringen; maar bil den hemel, als
ik hem eenmaal met vijandelijke bedoelingen
op mijn weg vind, dan zal bii mij leeren ken-
nen-
Hertha keerde zich om haar toornige blik
verried duidelijk, dat zij een heftig antwoord
gereed had; maar zij bedwong zich. Ik weet
niet, welke reden hij je tot deze bedreiging
kan gegeven hebben, sprak ze verwijtend.
Je zult in aanmerking moeten nemen
dat mijnheer de assessor reeds met ons bet-
vrienid was, alvorens wij je leerden kennen.
Moet ik som» ook de verwachtingen in
aanmerking nemen, die on deze vriendschap
werden gebouwd? viel hij haar met stijgende
ioorn in de rede. Wanneer ook van al deze
verwachtingen tot dusverre geen sprake was
dan heb ik die tocli gekend en ik weet zeer
goed, dat de assessor hare vervulling nog al
tijd voor mogelijk houdt!
Dat zijn hatelijke woorden, Leon! zei ds
oude dame toornig, zij verraden een ijverzucht
die in geenen deele gerechtvaardigd is. Ge
zult mij toch niet verbieden den heer Muller
te ontvangen
Ja, als het daarbij bleef! voer hij weder
om voort, toen hij met groote scheden de ka
mer doorliep. Hij zoekt buitendien ook mün
bruid in bet Mauritshuis op. Wat heeft hö
daar met je te verhandelen, Hertha?
Het oordeel van een zoo fijnen kunst Ken
ner, als hij heeft voor mij een onschatbare
waarde, antwoordde Hertha kalm.
Bah, alsof slechts de kunst het onderwerp
uwer verhandelingen ware!
Schenkt ge aan uwe bruid zoo weinig
vertrouwen? vroeg de oude dame verontwaar
digd.
Ik vertrouw met meer, dan mijne oogen
zien.
Die woorden zijn eene beleediging voor
mij! riep Hertha, die nu haar drift niet lan-
ger kon inhouden. v,+-"
Ik hen uwe bruid en weet heel goed, wel
ke plichten ik tegenover u heb en wat ik uwe
en mijne eer verschuldigd ben; maar ik ben.
niet uwe slavin en nooit zal ik mij bevelen,
laten welgevallen, die mij in mijne persoon
lijke vrijheid heiemmeren.
Leon Delattre was blijven staan; een trek'
van beslistheid lag om zijne vast op elkaar
geperste lippen; zijne oogen fonkelden.