TWEEDE BLAD
BUITENLAND.
Tm NE N L AN D.
Eet slechte gedachte.
DONDERDAG 7 i«£i efciS
cox sulaatwezen.
NIEUWE HAARL
COURANT
H. Bloedprocessie te Brugge.
Te Brugge liad de jaarlijkseho indrukwek
kende Heilige Bloedprocessie plaats. Een a-
rijke groep Engelsche pelgrims met padvinders
namen aan de processie deel. De relikwie w_
gevolgd door Mgr. Waffelaert, bisschop van
Brugge, Mgr. Streicher, apostolisch vicaris van
Zuidelijk Victoria Nyanza, en Mgr. Butt, hulp
bisschop van Westminster.
Dan volgden de overheden, gouverneur,
burgemeester enz.
De laatste zegen werd gegeven op de ou g-
plaats door Mgr. Waffelaert, te midden der
eerebewijzen van de troepen, het schetteren der
fanfares en het gelui der klokken
Het Seminarie van Lateranen.
Deze week had met groote plechtigheid de
inwijding plaats van het bisschoppelijk semi
narie van Lateranen. Veertien kardinalen, bis
schoppen en prelaten waren tegenwoordig. Ma
het lied „Tu es Petrus" las kardinaal de Lai
de inwijdingsrede voor, waarin hij uiteenzette,
waarom de H. Vader dit Seminarie liad ge
sticht, n.l. 0111 de talrijke Italiaansche semina
risten. die in Bome verblijven, vereenigd te
houden, doch het Groot- en Klein-Seminarie te
scheiden en tevens om het oude Romemsche
Seminarie huisvesting te verkenen in een lo
kaal, dat meer voldoet aan do hygiënische
eisehen. Daarna vertelde de kardinaal iets over
den bouw van dit Seminarie, hoe -vele belem
meringen moesten overwonnen worden: doch
ook hoc door belangstellenden aan de wenschen
van den Paus is gehoor gegeven. Z. Em. eindig-
do zijn welsprekende rede met woorden van
dankbaarheid aan Pius X, die aan de Kerk en
aan Rome een zoo vruchtbaar instituut heeft
geschonken en hij dringt er bij de leerlingen op
aan, voordeel te trekken uit de lessen en uit de
voorbeelden, die de geheel eenige positie van
het Seminarie onder hun oogen brengt, zooals
de Campagna romana en de \ia Appia, waar
langs de H. Petrus kwam om 't Geloof aan den
Gekruisigde te brengen in het Romeinsche
keizerrijk.
Onder leiding van abbé Casimiri werden ver
schillende liederen gezongen door de School
van het Seminarie. Daarna bezochten de ge-
noodigden het Seminarie met zijn heerlijke lig
ging en de ruime lokalen, Rome en de groote
herinneringen van Lateranen waardig. Hot
Franschc episcopaat) was vertegenwoordigd
door den bischop van Errëux, Mgr. Déchelette.
Bij K. B. is mr. H. Ph. de Kanter Jr. benoemd
tot consul-generaal der Nederlanden in Mexico,
buiten bezwaar 's lands schatkist. Den heer De
Kanter kan in de Ned. taal geschreven worden.
Het ressort van het consulaat-generaal omvat
do Ver. St. van Mexico.
TWEE UNIFORMEN.
„JJo Standaard" gaat na, hoe in de Tweede
Kamer zich de politieke toestand gaandeweg
duidelijker afteekent. De minderheid is met
haar figuur verlegen. Sedert de Juni-stembus
kregen we nog niets dan lioogere belastingcij-
fers, plus één raak voorstel van Minister Treub,
waarvan boozc tongen verluiden laten, dat hij
zelf er minder dan iemand op verliefd is. Links
herkent bijna niemand zichzelf meer.
„Het heeft er iets van, zooals men nu onze
grenadiers ziet optrekken, half in het oud-
blauw, en de andere helft in kaki. Of ook de
troep nog in blauw, maar met een kaki-officier.
„Vooral bij de socialisten merkt ge dit. Heel
't land door wandelen de socialisten nu in het
oud-rood rond, maar bijna al hun officieren
loopen er in kaki naast. Van hun generaal zegt
men zelfs, dat hij tegenwoordig altoos met twee
pakken in zijn valies op reis gaat.
„Moet 't dan weer eens een speech in den
ouden toon zijn, dan trekt hij den ouden rooden
tabbaard weer aan .Doch moet hij zijn tijd weer
in 't passen en meten verletten, om voor Oor
log stemming te maken en over alle bourgeois-
posteri op 't budget heen te stappen, dan roept
aij zijn knecht in het hotel, binnen, en zegt
aem: Jan, vandaag kaki!, en in mijn glas geen
xv^s^ttK'siBCxaaMcs!
klaar, helder water, maar zoo troebel mogelijk:
water en melk.
„Ja, antwoordt Genosse dan, ik begreep net
al. U hoeft me niets meer te zeggen."
HOEWEL1
Vóór een paar dagen hebben we meegedeeld,
dat de „Nieuwe Courant" in een doodsbericht
over den heer Jac Boom, lid van den Gemeente
raad te Rijswijk o.m. te lezen gaf volgend
zinnetje: „Hoewel zelf Katholiek, behartigde
de heer Boom steeds de gemeentebelangen."
We ontleenden toen aan de Resb. de vraag,
die dit blad stelde aan de N. O., eens catego
risch te verklaren, of het werkelijk zooveel als
een uitzondering is, als een Katholiek de ge
meentebelangen behartigt.
We hebben er sindsdien de „N. Crt." op na
gekeken zegt de Resb. maar in het blad niets
gevonden, wat op deze materie betrekking had
dan volgend stukje:
„Uit Rijswijk.
In het bericht over wijlen den lieer Jacobus
Boom, in ons Eerste Avondblad van gisteren,
waren in den Hen regel v. b„ achter het woord
gemeentebelangen weggevallen de woorden:
„op de meest onpartijdige wijze."
We krijgen dus nu den volgenden zin:
„Hoewel zelf Katholiek, behartigde de heer
Boom steeds de gemeentebelangen op de meest
onpartijdige wijze."
Ontegenzeggelijk heeft, de zin gewonnen in
beteekenis voor den heer Boom. En ook ten op
zichte der kwestie, welke ons bezig hield, is
eenige hardheid na deze rectificatie vervallen.
Toch blijft er nog altijd een tegenstelling
over. Nog altijd schijnt de zin te zijn: 't Is een
groote uitzondering, als een Katholiek op on
partijdige wijze de gemeentebelangen behar
tigt.
De vraag blijft dus nog steeds van kracht
evenzeer als de andere, .of dan de vrijzinnigen
uit den aard der zaak altijd op onpartijdige
wijze de gemeentebelangen verzorgen.
HET BUITENLAND EN HET SUIKER
POTJE.
I-Iet „Dagblad van N.-Brabant" betoogt, dat
de „aanslag" van den tegenwoordigen minister
op het suikerpotje een „weldaad is, aan het bui
tenland bewezen."
Wat behelst het suikerpotje?
Een deeld er opbrengst van de jenever-
accijns.
Wat de jeneveraccijns jaarlijks boven een
zekere som opbrengt, wordt bewaard om ver
laging van den suikeraccijns mogelijk te maken.
Verlaagt men dezen accijns dan verminderen
natuurlijk de baten der schatkist.
Voor een tijdje weliswaar, want men zal meer
(goedkooper geworden) suiker gaan eten en
de opbrengst van den accijns zal door het
groot-ere suilcerverbruik weer stijgen.
Maar gedurende een zekeren tijd lijdt de
schatkist verlies.
Om dat verlies te vergoeden zal het suiker
potje moeten dienen en naar dit potje hebben
zich nu de grijpvingeren des Ministers van Fi
nanciën uitgestrekt.
Hetgeen beteekent, dat er geen verlaging
van den suikeraccijns zal komen, en deze
slechts, door den geweldig hoogen suiker-ac-
cijns veroorzaakt, zal blijven bestaan.
Suiker blijft weeldeartikel.
Wordt geen volksvoedsel.
Er is echter meer.
De buiten]andsche fabrikanten van suiker
werken hebben met geen suikeraccijns te
maken.
En daardoor is het voor eene belangrijke Ne-
derlandsche industrie, die van kandij, suiker
werken, dragees, pepermunt e.d. vrij wel on-
mogelijk om met het buitenland te concurree-
ren.
Immers, de suikeraccijns bedraagt 27 per
100 K.G.
En de invoerrechten op koek, banket en suï-
korwerken 25 per 100 K.G.
Dat is een verschil van 2.
Dit verschil geldt weliswaar niet geheel
want pepermunt, suikerwerk, dragees en derge
lijke artikelen bestaan niet voQr 100 pOt. uit
suiker. Maar toch meestal voor 97 93 pCt.
En de 100 K.G. suikerwerken of pepermunt
kosten dus den Nederlandschen fabrikant aan
accijns 26 a 26.50, terwijl de buitenlander
slechts 25 betaalt.
Vooral de kandij-fabrieken hebben schade
van dezen toestand. De Belgische industrie
voert naar hier een soort kandij in dat „kant en
bodem" kandij geheeten wordt, waarvoor be
taald wordt 27 per 100 K.G.
En de Nederlandsche industrie heeft voor
haar kandij 110 115 Kilogram suiker noodig,
waarvoor ze 110 115 maal 27 ct. accijns be
taalt, wat haar tegenover de Belgische concur
rentie zeer ver in de minderheid brengt.
De Nederlandsche minister bekommert zich
daar niet om.
Het scherpste steekt dat, als men opmerken
moet, hoe bezorgd de Belgische Regeering is
voor de belangen harer eigen industrie.
Om een voorbeel te noemen: de Belgische
kof fiebranders hadden last van hunne Holl and
sche concurrenten. Gebrande koffie werd daar
om zwaar belast, terwijl de invoer van de kof
fieboon vrijgelaten werd.
Wij mogen dus onze koffie wel vrij naar Bel
gië voeren.
Maar wat er met branden aan te verdienen
is, moet in de zakken der Belgen blijven.
Voorzoo ver dat onze Nederlandsche indus
trie treft, kunnen wij ertegen foeteren, de
zorg der Belgische Regeering voor de belan
gen harer eigen industrie dient toch gewaar
deerd.
Vooral wanneer daartegenover wordt gesteld
de minachting der Nederlandsche bewindslie
den voor onze Nederlandsche Nijverheid.
De Belgische kandij vermoordt de Neder
landsche.
De Nederlandsche suiker- en pepermunt fa-
brikage moet in het eigen land dagelijks op
leven en dood een ongekenden strijd voeren
met den buitenlander.
Dat duurt al jaren en jaren.
De industrie wacht 3inds menschenleeïtijd
op verlichting.
Eindelijk dan daagde die verlichting door
de belofte van het suikerpotje.
Zij kwam naderbij, naar gelang het suiker
potje zwaarder werd.
Nog enkele jaren.
En daar slaat de heer Bertling weer alle
hoop in duigen!
De suikeraccijns blijft hoog.
De buitenlandsche industrie blijft be
schermd.
Gezonde ekonomie blijft op haar kop gezet.
Belasting van inlandsch bier.
Van inlandsche tabak.
Van inlandsche suikerwerken.
En onaangeroerd de concurrentie van het
buitenland
HET SPOORWEGONGELUK BIJ BEILEN.
Het verslag van 'den Raad van Toezicht
op de Spoorwegdiensten en dat der staats-
spoo'r'wegmaatschappij omtrent het zoo be
treurenswaardige spoorwegongeluk bij Beilen
op 24 December van het vorige jaar heeft het
licht gezien. "Beide rapporten bevatten uit
voerige gegevens omtrent de omstandigheden,
waaronder het ongeval plaats had, de toe
dracht daarvan, de daarna genomen reddangs-
xnaatregelen en voorts verklaringen van vele
personen. Uit de rapporten blijkt, dat over
treding of veronachtzaming der desbetreffen
de voorschriften niet is geconstateerd, terwijl
evenmin van schuld of nalatigheid van het
personeel sprake is'. De oorzaak "der ramp is,
naar uit de rapporten mag Vorden afgeleid,
niet toe te schrijven aan ondeugdelijke sa
menstelling van den trein, aan den toestand
van liet materieel, aan de soort der gebezigde
voertuigen of aan de snelheid van den trein.
Intusschen heeft men de oorzaak der ont
sporing- die aan de ramjp voorafging, niet met
zekerheid kunnen vaststellen. De naaste aan
leiding tot de ramp moet in den weg zijn
gelegen.
Raad van Toezicht en Maatschappij1 ver
schillen echter van meening aangaande de bij
zonderheden hieromtrent. De Maatschappij!
komt tot de slotsom, dat een breuk van de wis-
selstang de ramp heeft ingeleid. De Raad van
Toezicht meent, dat de breuk der wisselstang
waarschijnlijk niet aJs de primaire oorzaak
is aan te zien, maar het gevolg is geweest
eener ontsporing naar rechts van de vooras
van het voorlaatste rijtuig van dén trein. Wat
de vermoedelijke oorzaak dezen ontsporing
is? In de op 29 December uit de spoorbaan
verwijderde rechter spoorstaf zijn vormaf
wijkingen geconstateerd en nog enkele an
dere afwijkingen aan welke combinatie, van
al deze elke voor zichzelf wellicht minder
gevaarlijke afwijkingen en bewegingen de ont
sporing der voora3 moet worden toegeschre
ven.
Zonder die samenwerking van ongunstige
omstandigheden zouden de assen der beide
laatete voertuigen zeker even goed over de
zwakke plek in het spoor gekomen zijn als
de assen der locomotief en die der twaalf
daai-op volgende voertuigen van den trein on
de talrijke treinen, welke sedert September
1913, de miaand, waarin de inzinking voor
het eerst de aandacht trok, over de bewuste
plaats zonder eenig schadelijk gevolg heen
gingen.
Het schijnt, dat het betrokken spoorweg
personeel, met het dagelijkscli onderhoud be-
van den toestand van het spoor ter plaatse
belast, de mogelijke gevolgen van den toestand
heeft onderschat, anders zou het niet vol
staan hebben met het aanvragen van een an
dere spoorstaaf en het lichten van het spoor,
als zich een inzinking vertoonde, maar zou
het maatregelen hebben genomen, dat zoolang
de spoorstaaf niet vervangen was, de treinen
daar langzaam reden. Hoe betreurenswaardig
de onderstelde misvatting ook moge zijn, een
bepaald verzuim zouhet personeel niet ten
laste kunnen worden gelegd, te minder nu,
waar het bewijs voor de juistheid van het
hiervoren tot uiting gekomen vermoeden om
trent de oorzaak van het ongeval niet kan
worden geleverd.
Als de ontsporing niet in de nabijheid van
een wissel in het door den trein bereden spoor
had plaats gehad, zouden de gevolgen ervan
vermoedelijk niet tot een ramp hebben geleid.
Niet zelden immers herspoort de ontspoorde
vooras van een drieassig vertuig, na eenigen
tijd over de dwarsliggers te hebben gereden.
Hier echter gaf de ontspoorde as terstond aan
leiding tot het halfspoor loopen van andere as
sen. Ook hieruit sproot noodzakelijkerwijs nog
geen levensgevaar voor de reizigers voert,
daar de trein reeds bij de plaats gekomen was,
waar de beide sporen elkander naderden cu de
kansen op het omslaan der ontspoorde rijtui
gen aanmerkelijk verminderden.
De aanwezigheid der stapels dwarsliggers
en der losse spoorstaaf tusschen de sporen wa
ren namelijk de noodlottigste factoren. Hoe
wel de stand van den wissel, waarop de ont
sporing plaats greep, verzekerd was door
een veiligheidsslot (clauss-slot), werd deze
veiligheidsmaatregel verijdeld, doordat de wis
selstangen door een ontspoord wiel getroffen
werden.
Deze omstandigheid moge wel uiterst zel
den voorkomen, niettemin is gebleken, dat
in de kwetsbaarheid der deelen, die den stand
der wisselstangen van een tegen de spits
bereden wissel mochten waarborgen, een ge
vaar schuilt, waarin hetzij door doelmatige
bescherming, der deelen, hetzij door gewij
zigde constructie zal getracht moeten worden
te voorzien.
Volgens het rapport der Staatsspoorweg-
maatschappij is er geen enkele aanwijzing
gevonden, die een ontsporing op het rechte
spoor onafhankelijk van den wissel hetzij
voor of op dien wissel zou kunnen verkla
ren. De mogelijkheid blijft dus volgens dit
rapport slechts bestaan dat aan den wissel
gedurende den tijd dat de trein er over heen
reed, een afwijking van de gesloten oostelijke
tong is ontstaan. Zulks kan slechts geschie
den of door het breken der noordelijke wis
selstang of van beide wisselstangen. Ook dit
rapport legt er den nadruk op dat de gevolgen
van het ongeval door toevallige omstandighe
den ran buitengewoon ernstigen aard zijn
geworden, en dat het gebeurde een aansporing
zal moeten zijn om meer dan ooit aan de sa
menstelling van wisselonderdeelen aandacht
te wijden.
De minister van Waterstaat heeft den Raad
van Toezicht opgedragen te doen nagaan,
op welke gedeelten van het spoorwegnet (van
alle maatschappijen) buiten do eigenlijke sta-
tionsem placemen ten in hoofdsporen nog wis
sels worden aangetroffen van een constructie
als boven bedoeld, en waar, wsisels in de on
middellijke nabijheid van landhoofden voorko
men, opdat omtrent een en ander de noodig
blijkende voorzieningen kunnen worden be
vorderd. Verder overweegt de minister de
Wenschelijkheid om naast do bestaande bepa
lingen en afgezien van justitieel© bemoeiin
gen, eene regeling voor het onderzoek no
pens ernstige spoorwegongevallen in het le
ven te roepen, gelijksoortig aan de deswege
in Engeland geldende voorschriften, De board
of trade kan in buitengewone gevallen het
onderzoek aan een commissie opdragen, waar
van behalve deskundige personen ook een
rechterlijk ambtenaar kan worden aangewe
zen. Deze öommissien hebben dezelfde be
voegdheden als rechtbanken; zij mogen alle
bescheiden opvragen en künnen getuigen on
der eede hooren. Een dergelijk onderzoek,
zou kunnen overeenkomen met dat van den
raad voor de scheepvaart krachtens de sche
penwet.
Ten aanzien van het verschil in de onder
stellingen van raad van toezicht en Maat
schappij omtrent de oorzaak der ramp, heeft
de minister met vertegenwoordigers van beide
lichamen een bespreking gehouden om de
verschillende onderstellingen nader aan el
kaar te toetsen en, zoo mogelijk, tot meer
overeenstemming dienaangaande te geraken.
Het uitvoerige overleg heeft echter tot wij
ziging van het ingenomen standpunt geen
aanleiding gegeven.
De sectie-ingenieur der Staatsspoor te Gro
ningen, de heer H. H. E. B. Westenberg,
wist, dat de spoorstaaf eenige vormafwijkin
gen vertoonde en de 'baan neiging tot inzin
ken had, maar achtte het veilig verkeer over
den spoorweg in allen deele voldoende verze
kerd. De vervanging van de spoorstaaf is
door den betrokken opzichter buiten opdracht
van den ingenieur uitgevoerd, omdat, waar
hij op 29 December werkvolk en een spoor
staaf van 40 KG. ter plaatse had bij deze
gelegenheid gebruikt heeft om den gehelen
weg zoo te herzien, dat hij daaraan voorloopig
niet behoefde te werken. Dc machtiging der
Maatschappij aan den ingenieur om 'den weg
te herstellen werd later met het oog op
verder onderzoek herroepen, maar de opzich
ter had er toen reeds gebruik van gemaakt
om de staaf te verwisselen. De door den oud-
seinwachter Stevens aan de „Asser-Crt." ver
strekte medcdeelingen omtrent de staaf enz.
naar aanleiding, waarvan de Minister nadere
inlichtingen aan de Staatsspoor heeft gevraagd
waren voor zooverre juist reeds voor het op
stellen van liet rapport aan de Staatsspoor be
kend.
Een vreemde plaats voor een vogelnest*
je. Aan de Binnenhofpoort bij het Maurits-
huis in den Haag bevindt zich een lichtbak
der H. T. met het bekende „stopsein"
Een musselienpaar had nu, volgens de ,.H.
Oï.'\ de brutaliteit, gaande door een opening
aan den bovenkant van een paar c.M. in dezen
ba U een nest te bouwen.
'Men vindt in dezen lichtbak 3 lichtseries,
een „voorsein" met „stopsein" voor de trams
komende van het Plein en een „controlesein",
dat ingeschakeld wordt voor de trams komen
de van het Binnenhof.
Deze lichtseries branden elk éénmaal in de
6 minuten; de vogels zijn er schijnbaar niet
bang voor.
Men ziet de lampjes van het „controlesein"
en eveneens van de „O" en de „P" van „Stop"
gloeien door het vogelnest been.
De tramdirectie, die geen hinder heeft van
dit nest laat het tot nu toe zitten.
Uit een sclioolbrief je. „Hiermede verklaar
ik alsdat mijn zoon Karei zijn huiswerk en
geschiedenisopstel geheel alleenig heefd ge-
maak, ik heef hem alleenig een beetje gehol-
pe aan de Verwoesting van Jeruzalem hoog
achtend W. Jansen, in brandstoffe. „Tel."
Een slimme bond. Men schrijft uit Beek
bij Didam aan „De Geld":
Vrijdag ging een nog jong paard van den
landbouwer K. alhier op een grintweg nabij
den tol op bol. Door een plotselingen draai
werd K. van de kar geworpen. Het paard
holde door in de richting van Beek. De veld
wachter Cierx, daar toevallig ter plaatse,
trachtte, om verdere ongelukken te voorko
men, het dier per rijwiel in te halen, deen
zonder resultaat. Hij hitste nü zijn bond er op
af; liet trouwe dier begreep zijn meester da
delijk rende voor het paard en beet het dier
in den snuit, waardoor bet opzij sprong en in
een stuk weiland tot stilstaan werd gebracht-
De bond bleef steeds voor het paard sprin
gen en blaffen, terwijl hij zicli anders nc-oit
om paarden bekommert.
Oplichterstruc. Het geviel, dat Zaterdag
middag een als tuinman uitziend persoon, met
hark en schoffel gewapend, langs een der Haag-
scbe straten wandelde en voor een raam een
cactus zag, die zijn oog bekoorde. Even latei
schelde hij aan.
Toen hem was opengedaan, bleek het doel vrd
zijn schellen de gezondheid van de cactus ta
zijn, welke hjj boosaardig bedreigd achtte.
„U hebt daar een mooie cactus," zei onze
tuinman met bewonderend-neergetrokken on
derlip, boofd-wiegelend in belangloos welbeha
gen om de selioone plant, „die is wel 7.50
waard, maar 't is jammer, dat de aarde ver
zuurd is."
Gelukkig had bij 't echter in het voorbijgaan
gezien en noodig moest daar wat aan gedaan
worden. En niet minder gelukkig was 't, dat hij
Er klonk een schaterend gelach, dat drie
mijlen vex gehoord werd. Don Torcuato zat
bp zijn doode gemak, met een pijp in den
luoncl en 'een Turksche pet los op het hoofd,
ii vaT1 'l''i11 apotheek en stelde het
geduld van Felipillo tien dorpskoster, door
het uitbraken van de meest onbesuisde godde
loosheden, op een harde proef.
Men moot weten, dat de goddeloosheden
Don Torcuato smaakten als rijpe kersen. De
oude, koude spotter, opgevoed in een fijn uit
gesponnen materialisme, was 0p het stuk van
godsdienstige begrippen voimaakt een Bosoh-
jesman.
Er is nog iets: zijn schampere spotternijen
ondervonden aanmoediging bij den eenoogi-
gen dokter, den kreupelen veearts en den ge,
meen te-secretaris.
Telkens wanneer de koster, zich in het on
vermijdelijke schikkende, in de apotheek
kwam om zalf te koopen, waarmede de zus
ter van den pastoor de pleisters op haar aan
gezicht vernieuwde, stond het geschut op de
batterij en dan kreeg de pastoor de volle laag.
Den vorigen Zondag had do arme herder
i i.een doodeenvoudig man was, tegen de
slechte kranten gepreekt.
„Mijne geliefden sprak hij tot zijn paro
chianen ter liefde Gods bid en smeek
ik u, lees toch die bladen niet welke in het
porp verspreid worden en in de hel gedrukt
schijnen
Ziet mijn geliefden, al die goddelooze bladen,
weike zioh organen der vrije gedachte noe
men het zijn strikken van den Satan om een
voudige menschen te verschalken. Be vrije
gedachte, mijne geliefden, is niets anders dan
de opstand der inenscbelijke rede tegen de
Goddelijke, dezelfde opstand, welk het vuur
ontstak, waarin Lucifer neerplofte, de eerste
vrijdenker der Schepping. En meent toch niet,
mijne geliefden, dat de vrije gedachten, af
gezien van de diepe wonden, die zij aan de
ziel toebrengen, geen gevaar opleveren voor
het lichaam, want ik zeg u, dat een gedachte,
die niet beteugeld wordt door de wet van God,
die de eeuwige Waarheid is, erger woedt dan
een dolle stier; want zoo een losgebroken stier
eon of twee menschen kan dooden, een enkele
slechte gedachte zou ©en geheel dorp kunnen
ten grond richten."
Don Torcunato, die de preek bijgewoond had,
eenvoudig om den priester te bespotten, ver
wijderde zich met bitterheid en wrok in het
hart.
Dien avond werd in de apotheek een bui
tengewone zitting gehouden; men was onuit
puttelijk in geestige zetten en pikante com
mentaren en er becrechte zulk een luidruch
tige vroolijkheid, dat Camillo. die in de win
kelkamer Arabische gom fijnstampte, niet
aan de bekoring kon weerstaan om den vijzel
in den steek te laten en het hoofd door het
winkelraampje stak.
II.
Camilo was een jongen, in een naburig dorp
opgevoed door een in armoede gestorven zua-
t van dan apotheker.
Zijn kolossaal hoofd en zijn gezwollen win
terhanden gaven hem een allesbehalve aan
trekkelijk voorkonten. Daar stond echter te*
genover, dat hij een goed hart bezat en eene
christelijke opvoeding genoten had.
De rijke apotheker, die vrijgezel was en be
halve den neef kind noch kraai op de wereld
bezat, nam hem hij zieh aan huis, waar de
knaap, hij wijze van vooruitbetaling op de
erfenis, dag in dag uit aan de vijzel moest
staan, terwijl de geur van calisaya en andere
onwelriekende drogerijen hem in een altijd-
durenden toestand van onfrischheid hielden.
De arme jongeni droeg 7,ijn kruis geduldig
en bracht zes dagen Tan de week door, stam
pende wat hij kon.
's Zondags ging hij met gezwollen neusvleu
gels biechten.
Wat scheelt er aan, mijn kind? vroeg de
pastoor.
Dat vervelende euphorbium heeft mjj
deze week schrikkelijk aan het niezen ge
maakt; maar iiik troost mij, want aloë is nog
erger; als ik daar een dag mee bezig ben,
krijg ik een galsmuak in den mond voor drie
maanden.
Denk aan de gal, die men Onzen Lieven
Heer te drinken gaf; Hij deed zoo oneindig
veel om onzentwil, en heb geduld, mijn zoon.
En Camilo had geduld, omdat hij geloofde.
Zijn brave moeder had hem geleerd de moei
lijkheden van dit leven te beschouwen als de
sporten der ladder, waarlangs men tot het
andere leven opklimt.
Als de dorens der smart a steken, had
hU gezegd, vergeelt dan nimmer dat wij de
aaide niet «bewonen om «ar het genot met volle
teugen in te zwei gen, maar om er ons te vol
maken.
En houd altijd het besef in u levendig
van deze waarheid,.dat ook het geringste wat
gij uit liefde tot God geduldig hebt verduurd,
niet onbeloond zal blijven.
Camilldo bracht de raadgevingen zijner
moeder stipt en letterlijk in beoefening en
zijn leven rolde rustig en kalm over de met
keien bezaaide bedding.
Goede ideeën vermogen zooveel tot het be
waren van den vrede der ziel!
Tegen al het goud van de wereld had Ca
milo zijn hoop niet verruild op den hemel,
waar hij vast vertrouwde, zijn moeder een
maal te zullen wederzien.
Maar op zekeren avond, den avond dat hij
het hoofd door het raampje van zijn werk
kamer stak, vond hij de poorten der hel wa
genwijd openstaan.
Dien avond trok het luide gelach dat uit
de vergadering in de apotheek tot hem door
drong, zijn aandacht. Tot dan toe had hij
nooit acht geslagen op de gesprekken, waar
mee in dat nest van schorpioenen de tijd ge
dood werd. Maar dien keer prikkelde hem de
nieuwsgierigheid; hij viel in de bekoring en
het natuurlijk gevolg was, dat hij door de
schorpioenen gestoken werd.
Nieuwsgierig als Eva werd hij door God met
het verlies van het Paradijs gestraft.'De rol
van «lang speelde de oom.
Boven is gezegd, dat de preek van den pas
toor tegen de vrijdenkerij aanleiding gaf tot
een opgewekte «temming in de club van den
apotheker
In die zitting overtrof don Torcuato zich
aelveh en alle voorzichtigheid en terughou
ding er aan gevende, begon hij met duivel
achtige storm te loopen tegen den godsdienst.
Voltaire, Rousseau, Kenan en welke andere
goddelooze en godslasterlijke schrijvers hij ge
durende zijn lang en slecht leven had gelezen,
rukten aan ter vernietiging van het weinigje
geloof, dat zijn auditorium wellicht nog over
was gebleven.
Camilo luisterde met open mond. Zulke ar
gumenten had hij nog nooit gehoord. Kan het
zijn, dacht de onervaren knaap hij zich zelf,
de godsdienst een leugen!!
Al de hittere alhoëhars, die hij twee jaren
lang in de apotheek van zijn oom had fijn
gestampt, scheen hem te gelijk in den mond
te komen.
Dan zijn het leugens, wat de pastoor mij
zegt? Dan is het onwaarheid, wat moederza
liger mij leerde? Dan is er geen hemel! O,
God! O, God! en dan lijd ik hier op de aarde
al de pijnen van het vagevuur voor niemen
dal.... voor niemendal, zooals die Voltaire
zeide.
Camilo deed dien nacht geen oog dicht. De
vier muren van het kamertje naast den ach
terwinkel, in hetwelk hij sliep, schenen hem
met al hun zwaarte op de horst te drukken.
Monsterachtige spookbeelden pijnigden rus
teloos zijn verbeelding. Hij zag zijn oom voor
zich staan, zijn oom dikbuikig en blozend van
gewondheid badende in weelde en wellust,
spottend lachende met hem en zijn Christe
lijk geloof. Hij zag zich zelf, mager en bleek,
als een uitgedroogd geraamte, door een grap
penmaker, in wijde flapperende kleeren ge
stoken.
Zijn oom lachte, en hij weende. Zijn oom