TWEEDE BLAD BUITENLAND. Tm NE N L AN D. Eet slechte gedachte. DONDERDAG 7 i«£i efciS cox sulaatwezen. NIEUWE HAARL COURANT H. Bloedprocessie te Brugge. Te Brugge liad de jaarlijkseho indrukwek kende Heilige Bloedprocessie plaats. Een a- rijke groep Engelsche pelgrims met padvinders namen aan de processie deel. De relikwie w_ gevolgd door Mgr. Waffelaert, bisschop van Brugge, Mgr. Streicher, apostolisch vicaris van Zuidelijk Victoria Nyanza, en Mgr. Butt, hulp bisschop van Westminster. Dan volgden de overheden, gouverneur, burgemeester enz. De laatste zegen werd gegeven op de ou g- plaats door Mgr. Waffelaert, te midden der eerebewijzen van de troepen, het schetteren der fanfares en het gelui der klokken Het Seminarie van Lateranen. Deze week had met groote plechtigheid de inwijding plaats van het bisschoppelijk semi narie van Lateranen. Veertien kardinalen, bis schoppen en prelaten waren tegenwoordig. Ma het lied „Tu es Petrus" las kardinaal de Lai de inwijdingsrede voor, waarin hij uiteenzette, waarom de H. Vader dit Seminarie liad ge sticht, n.l. 0111 de talrijke Italiaansche semina risten. die in Bome verblijven, vereenigd te houden, doch het Groot- en Klein-Seminarie te scheiden en tevens om het oude Romemsche Seminarie huisvesting te verkenen in een lo kaal, dat meer voldoet aan do hygiënische eisehen. Daarna vertelde de kardinaal iets over den bouw van dit Seminarie, hoe -vele belem meringen moesten overwonnen worden: doch ook hoc door belangstellenden aan de wenschen van den Paus is gehoor gegeven. Z. Em. eindig- do zijn welsprekende rede met woorden van dankbaarheid aan Pius X, die aan de Kerk en aan Rome een zoo vruchtbaar instituut heeft geschonken en hij dringt er bij de leerlingen op aan, voordeel te trekken uit de lessen en uit de voorbeelden, die de geheel eenige positie van het Seminarie onder hun oogen brengt, zooals de Campagna romana en de \ia Appia, waar langs de H. Petrus kwam om 't Geloof aan den Gekruisigde te brengen in het Romeinsche keizerrijk. Onder leiding van abbé Casimiri werden ver schillende liederen gezongen door de School van het Seminarie. Daarna bezochten de ge- noodigden het Seminarie met zijn heerlijke lig ging en de ruime lokalen, Rome en de groote herinneringen van Lateranen waardig. Hot Franschc episcopaat) was vertegenwoordigd door den bischop van Errëux, Mgr. Déchelette. Bij K. B. is mr. H. Ph. de Kanter Jr. benoemd tot consul-generaal der Nederlanden in Mexico, buiten bezwaar 's lands schatkist. Den heer De Kanter kan in de Ned. taal geschreven worden. Het ressort van het consulaat-generaal omvat do Ver. St. van Mexico. TWEE UNIFORMEN. „JJo Standaard" gaat na, hoe in de Tweede Kamer zich de politieke toestand gaandeweg duidelijker afteekent. De minderheid is met haar figuur verlegen. Sedert de Juni-stembus kregen we nog niets dan lioogere belastingcij- fers, plus één raak voorstel van Minister Treub, waarvan boozc tongen verluiden laten, dat hij zelf er minder dan iemand op verliefd is. Links herkent bijna niemand zichzelf meer. „Het heeft er iets van, zooals men nu onze grenadiers ziet optrekken, half in het oud- blauw, en de andere helft in kaki. Of ook de troep nog in blauw, maar met een kaki-officier. „Vooral bij de socialisten merkt ge dit. Heel 't land door wandelen de socialisten nu in het oud-rood rond, maar bijna al hun officieren loopen er in kaki naast. Van hun generaal zegt men zelfs, dat hij tegenwoordig altoos met twee pakken in zijn valies op reis gaat. „Moet 't dan weer eens een speech in den ouden toon zijn, dan trekt hij den ouden rooden tabbaard weer aan .Doch moet hij zijn tijd weer in 't passen en meten verletten, om voor Oor log stemming te maken en over alle bourgeois- posteri op 't budget heen te stappen, dan roept aij zijn knecht in het hotel, binnen, en zegt aem: Jan, vandaag kaki!, en in mijn glas geen xv^s^ttK'siBCxaaMcs! klaar, helder water, maar zoo troebel mogelijk: water en melk. „Ja, antwoordt Genosse dan, ik begreep net al. U hoeft me niets meer te zeggen." HOEWEL1 Vóór een paar dagen hebben we meegedeeld, dat de „Nieuwe Courant" in een doodsbericht over den heer Jac Boom, lid van den Gemeente raad te Rijswijk o.m. te lezen gaf volgend zinnetje: „Hoewel zelf Katholiek, behartigde de heer Boom steeds de gemeentebelangen." We ontleenden toen aan de Resb. de vraag, die dit blad stelde aan de N. O., eens catego risch te verklaren, of het werkelijk zooveel als een uitzondering is, als een Katholiek de ge meentebelangen behartigt. We hebben er sindsdien de „N. Crt." op na gekeken zegt de Resb. maar in het blad niets gevonden, wat op deze materie betrekking had dan volgend stukje: „Uit Rijswijk. In het bericht over wijlen den lieer Jacobus Boom, in ons Eerste Avondblad van gisteren, waren in den Hen regel v. b„ achter het woord gemeentebelangen weggevallen de woorden: „op de meest onpartijdige wijze." We krijgen dus nu den volgenden zin: „Hoewel zelf Katholiek, behartigde de heer Boom steeds de gemeentebelangen op de meest onpartijdige wijze." Ontegenzeggelijk heeft, de zin gewonnen in beteekenis voor den heer Boom. En ook ten op zichte der kwestie, welke ons bezig hield, is eenige hardheid na deze rectificatie vervallen. Toch blijft er nog altijd een tegenstelling over. Nog altijd schijnt de zin te zijn: 't Is een groote uitzondering, als een Katholiek op on partijdige wijze de gemeentebelangen behar tigt. De vraag blijft dus nog steeds van kracht evenzeer als de andere, .of dan de vrijzinnigen uit den aard der zaak altijd op onpartijdige wijze de gemeentebelangen verzorgen. HET BUITENLAND EN HET SUIKER POTJE. I-Iet „Dagblad van N.-Brabant" betoogt, dat de „aanslag" van den tegenwoordigen minister op het suikerpotje een „weldaad is, aan het bui tenland bewezen." Wat behelst het suikerpotje? Een deeld er opbrengst van de jenever- accijns. Wat de jeneveraccijns jaarlijks boven een zekere som opbrengt, wordt bewaard om ver laging van den suikeraccijns mogelijk te maken. Verlaagt men dezen accijns dan verminderen natuurlijk de baten der schatkist. Voor een tijdje weliswaar, want men zal meer (goedkooper geworden) suiker gaan eten en de opbrengst van den accijns zal door het groot-ere suilcerverbruik weer stijgen. Maar gedurende een zekeren tijd lijdt de schatkist verlies. Om dat verlies te vergoeden zal het suiker potje moeten dienen en naar dit potje hebben zich nu de grijpvingeren des Ministers van Fi nanciën uitgestrekt. Hetgeen beteekent, dat er geen verlaging van den suikeraccijns zal komen, en deze slechts, door den geweldig hoogen suiker-ac- cijns veroorzaakt, zal blijven bestaan. Suiker blijft weeldeartikel. Wordt geen volksvoedsel. Er is echter meer. De buiten]andsche fabrikanten van suiker werken hebben met geen suikeraccijns te maken. En daardoor is het voor eene belangrijke Ne- derlandsche industrie, die van kandij, suiker werken, dragees, pepermunt e.d. vrij wel on- mogelijk om met het buitenland te concurree- ren. Immers, de suikeraccijns bedraagt 27 per 100 K.G. En de invoerrechten op koek, banket en suï- korwerken 25 per 100 K.G. Dat is een verschil van 2. Dit verschil geldt weliswaar niet geheel want pepermunt, suikerwerk, dragees en derge lijke artikelen bestaan niet voQr 100 pOt. uit suiker. Maar toch meestal voor 97 93 pCt. En de 100 K.G. suikerwerken of pepermunt kosten dus den Nederlandschen fabrikant aan accijns 26 a 26.50, terwijl de buitenlander slechts 25 betaalt. Vooral de kandij-fabrieken hebben schade van dezen toestand. De Belgische industrie voert naar hier een soort kandij in dat „kant en bodem" kandij geheeten wordt, waarvoor be taald wordt 27 per 100 K.G. En de Nederlandsche industrie heeft voor haar kandij 110 115 Kilogram suiker noodig, waarvoor ze 110 115 maal 27 ct. accijns be taalt, wat haar tegenover de Belgische concur rentie zeer ver in de minderheid brengt. De Nederlandsche minister bekommert zich daar niet om. Het scherpste steekt dat, als men opmerken moet, hoe bezorgd de Belgische Regeering is voor de belangen harer eigen industrie. Om een voorbeel te noemen: de Belgische kof fiebranders hadden last van hunne Holl and sche concurrenten. Gebrande koffie werd daar om zwaar belast, terwijl de invoer van de kof fieboon vrijgelaten werd. Wij mogen dus onze koffie wel vrij naar Bel gië voeren. Maar wat er met branden aan te verdienen is, moet in de zakken der Belgen blijven. Voorzoo ver dat onze Nederlandsche indus trie treft, kunnen wij ertegen foeteren, de zorg der Belgische Regeering voor de belan gen harer eigen industrie dient toch gewaar deerd. Vooral wanneer daartegenover wordt gesteld de minachting der Nederlandsche bewindslie den voor onze Nederlandsche Nijverheid. De Belgische kandij vermoordt de Neder landsche. De Nederlandsche suiker- en pepermunt fa- brikage moet in het eigen land dagelijks op leven en dood een ongekenden strijd voeren met den buitenlander. Dat duurt al jaren en jaren. De industrie wacht 3inds menschenleeïtijd op verlichting. Eindelijk dan daagde die verlichting door de belofte van het suikerpotje. Zij kwam naderbij, naar gelang het suiker potje zwaarder werd. Nog enkele jaren. En daar slaat de heer Bertling weer alle hoop in duigen! De suikeraccijns blijft hoog. De buitenlandsche industrie blijft be schermd. Gezonde ekonomie blijft op haar kop gezet. Belasting van inlandsch bier. Van inlandsche tabak. Van inlandsche suikerwerken. En onaangeroerd de concurrentie van het buitenland HET SPOORWEGONGELUK BIJ BEILEN. Het verslag van 'den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten en dat der staats- spoo'r'wegmaatschappij omtrent het zoo be treurenswaardige spoorwegongeluk bij Beilen op 24 December van het vorige jaar heeft het licht gezien. "Beide rapporten bevatten uit voerige gegevens omtrent de omstandigheden, waaronder het ongeval plaats had, de toe dracht daarvan, de daarna genomen reddangs- xnaatregelen en voorts verklaringen van vele personen. Uit de rapporten blijkt, dat over treding of veronachtzaming der desbetreffen de voorschriften niet is geconstateerd, terwijl evenmin van schuld of nalatigheid van het personeel sprake is'. De oorzaak "der ramp is, naar uit de rapporten mag Vorden afgeleid, niet toe te schrijven aan ondeugdelijke sa menstelling van den trein, aan den toestand van liet materieel, aan de soort der gebezigde voertuigen of aan de snelheid van den trein. Intusschen heeft men de oorzaak der ont sporing- die aan de ramjp voorafging, niet met zekerheid kunnen vaststellen. De naaste aan leiding tot de ramp moet in den weg zijn gelegen. Raad van Toezicht en Maatschappij1 ver schillen echter van meening aangaande de bij zonderheden hieromtrent. De Maatschappij! komt tot de slotsom, dat een breuk van de wis- selstang de ramp heeft ingeleid. De Raad van Toezicht meent, dat de breuk der wisselstang waarschijnlijk niet aJs de primaire oorzaak is aan te zien, maar het gevolg is geweest eener ontsporing naar rechts van de vooras van het voorlaatste rijtuig van dén trein. Wat de vermoedelijke oorzaak dezen ontsporing is? In de op 29 December uit de spoorbaan verwijderde rechter spoorstaf zijn vormaf wijkingen geconstateerd en nog enkele an dere afwijkingen aan welke combinatie, van al deze elke voor zichzelf wellicht minder gevaarlijke afwijkingen en bewegingen de ont sporing der voora3 moet worden toegeschre ven. Zonder die samenwerking van ongunstige omstandigheden zouden de assen der beide laatete voertuigen zeker even goed over de zwakke plek in het spoor gekomen zijn als de assen der locomotief en die der twaalf daai-op volgende voertuigen van den trein on de talrijke treinen, welke sedert September 1913, de miaand, waarin de inzinking voor het eerst de aandacht trok, over de bewuste plaats zonder eenig schadelijk gevolg heen gingen. Het schijnt, dat het betrokken spoorweg personeel, met het dagelijkscli onderhoud be- van den toestand van het spoor ter plaatse belast, de mogelijke gevolgen van den toestand heeft onderschat, anders zou het niet vol staan hebben met het aanvragen van een an dere spoorstaaf en het lichten van het spoor, als zich een inzinking vertoonde, maar zou het maatregelen hebben genomen, dat zoolang de spoorstaaf niet vervangen was, de treinen daar langzaam reden. Hoe betreurenswaardig de onderstelde misvatting ook moge zijn, een bepaald verzuim zouhet personeel niet ten laste kunnen worden gelegd, te minder nu, waar het bewijs voor de juistheid van het hiervoren tot uiting gekomen vermoeden om trent de oorzaak van het ongeval niet kan worden geleverd. Als de ontsporing niet in de nabijheid van een wissel in het door den trein bereden spoor had plaats gehad, zouden de gevolgen ervan vermoedelijk niet tot een ramp hebben geleid. Niet zelden immers herspoort de ontspoorde vooras van een drieassig vertuig, na eenigen tijd over de dwarsliggers te hebben gereden. Hier echter gaf de ontspoorde as terstond aan leiding tot het halfspoor loopen van andere as sen. Ook hieruit sproot noodzakelijkerwijs nog geen levensgevaar voor de reizigers voert, daar de trein reeds bij de plaats gekomen was, waar de beide sporen elkander naderden cu de kansen op het omslaan der ontspoorde rijtui gen aanmerkelijk verminderden. De aanwezigheid der stapels dwarsliggers en der losse spoorstaaf tusschen de sporen wa ren namelijk de noodlottigste factoren. Hoe wel de stand van den wissel, waarop de ont sporing plaats greep, verzekerd was door een veiligheidsslot (clauss-slot), werd deze veiligheidsmaatregel verijdeld, doordat de wis selstangen door een ontspoord wiel getroffen werden. Deze omstandigheid moge wel uiterst zel den voorkomen, niettemin is gebleken, dat in de kwetsbaarheid der deelen, die den stand der wisselstangen van een tegen de spits bereden wissel mochten waarborgen, een ge vaar schuilt, waarin hetzij door doelmatige bescherming, der deelen, hetzij door gewij zigde constructie zal getracht moeten worden te voorzien. Volgens het rapport der Staatsspoorweg- maatschappij is er geen enkele aanwijzing gevonden, die een ontsporing op het rechte spoor onafhankelijk van den wissel hetzij voor of op dien wissel zou kunnen verkla ren. De mogelijkheid blijft dus volgens dit rapport slechts bestaan dat aan den wissel gedurende den tijd dat de trein er over heen reed, een afwijking van de gesloten oostelijke tong is ontstaan. Zulks kan slechts geschie den of door het breken der noordelijke wis selstang of van beide wisselstangen. Ook dit rapport legt er den nadruk op dat de gevolgen van het ongeval door toevallige omstandighe den ran buitengewoon ernstigen aard zijn geworden, en dat het gebeurde een aansporing zal moeten zijn om meer dan ooit aan de sa menstelling van wisselonderdeelen aandacht te wijden. De minister van Waterstaat heeft den Raad van Toezicht opgedragen te doen nagaan, op welke gedeelten van het spoorwegnet (van alle maatschappijen) buiten do eigenlijke sta- tionsem placemen ten in hoofdsporen nog wis sels worden aangetroffen van een constructie als boven bedoeld, en waar, wsisels in de on middellijke nabijheid van landhoofden voorko men, opdat omtrent een en ander de noodig blijkende voorzieningen kunnen worden be vorderd. Verder overweegt de minister de Wenschelijkheid om naast do bestaande bepa lingen en afgezien van justitieel© bemoeiin gen, eene regeling voor het onderzoek no pens ernstige spoorwegongevallen in het le ven te roepen, gelijksoortig aan de deswege in Engeland geldende voorschriften, De board of trade kan in buitengewone gevallen het onderzoek aan een commissie opdragen, waar van behalve deskundige personen ook een rechterlijk ambtenaar kan worden aangewe zen. Deze öommissien hebben dezelfde be voegdheden als rechtbanken; zij mogen alle bescheiden opvragen en künnen getuigen on der eede hooren. Een dergelijk onderzoek, zou kunnen overeenkomen met dat van den raad voor de scheepvaart krachtens de sche penwet. Ten aanzien van het verschil in de onder stellingen van raad van toezicht en Maat schappij omtrent de oorzaak der ramp, heeft de minister met vertegenwoordigers van beide lichamen een bespreking gehouden om de verschillende onderstellingen nader aan el kaar te toetsen en, zoo mogelijk, tot meer overeenstemming dienaangaande te geraken. Het uitvoerige overleg heeft echter tot wij ziging van het ingenomen standpunt geen aanleiding gegeven. De sectie-ingenieur der Staatsspoor te Gro ningen, de heer H. H. E. B. Westenberg, wist, dat de spoorstaaf eenige vormafwijkin gen vertoonde en de 'baan neiging tot inzin ken had, maar achtte het veilig verkeer over den spoorweg in allen deele voldoende verze kerd. De vervanging van de spoorstaaf is door den betrokken opzichter buiten opdracht van den ingenieur uitgevoerd, omdat, waar hij op 29 December werkvolk en een spoor staaf van 40 KG. ter plaatse had bij deze gelegenheid gebruikt heeft om den gehelen weg zoo te herzien, dat hij daaraan voorloopig niet behoefde te werken. Dc machtiging der Maatschappij aan den ingenieur om 'den weg te herstellen werd later met het oog op verder onderzoek herroepen, maar de opzich ter had er toen reeds gebruik van gemaakt om de staaf te verwisselen. De door den oud- seinwachter Stevens aan de „Asser-Crt." ver strekte medcdeelingen omtrent de staaf enz. naar aanleiding, waarvan de Minister nadere inlichtingen aan de Staatsspoor heeft gevraagd waren voor zooverre juist reeds voor het op stellen van liet rapport aan de Staatsspoor be kend. Een vreemde plaats voor een vogelnest* je. Aan de Binnenhofpoort bij het Maurits- huis in den Haag bevindt zich een lichtbak der H. T. met het bekende „stopsein" Een musselienpaar had nu, volgens de ,.H. Oï.'\ de brutaliteit, gaande door een opening aan den bovenkant van een paar c.M. in dezen ba U een nest te bouwen. 'Men vindt in dezen lichtbak 3 lichtseries, een „voorsein" met „stopsein" voor de trams komende van het Plein en een „controlesein", dat ingeschakeld wordt voor de trams komen de van het Binnenhof. Deze lichtseries branden elk éénmaal in de 6 minuten; de vogels zijn er schijnbaar niet bang voor. Men ziet de lampjes van het „controlesein" en eveneens van de „O" en de „P" van „Stop" gloeien door het vogelnest been. De tramdirectie, die geen hinder heeft van dit nest laat het tot nu toe zitten. Uit een sclioolbrief je. „Hiermede verklaar ik alsdat mijn zoon Karei zijn huiswerk en geschiedenisopstel geheel alleenig heefd ge- maak, ik heef hem alleenig een beetje gehol- pe aan de Verwoesting van Jeruzalem hoog achtend W. Jansen, in brandstoffe. „Tel." Een slimme bond. Men schrijft uit Beek bij Didam aan „De Geld": Vrijdag ging een nog jong paard van den landbouwer K. alhier op een grintweg nabij den tol op bol. Door een plotselingen draai werd K. van de kar geworpen. Het paard holde door in de richting van Beek. De veld wachter Cierx, daar toevallig ter plaatse, trachtte, om verdere ongelukken te voorko men, het dier per rijwiel in te halen, deen zonder resultaat. Hij hitste nü zijn bond er op af; liet trouwe dier begreep zijn meester da delijk rende voor het paard en beet het dier in den snuit, waardoor bet opzij sprong en in een stuk weiland tot stilstaan werd gebracht- De bond bleef steeds voor het paard sprin gen en blaffen, terwijl hij zicli anders nc-oit om paarden bekommert. Oplichterstruc. Het geviel, dat Zaterdag middag een als tuinman uitziend persoon, met hark en schoffel gewapend, langs een der Haag- scbe straten wandelde en voor een raam een cactus zag, die zijn oog bekoorde. Even latei schelde hij aan. Toen hem was opengedaan, bleek het doel vrd zijn schellen de gezondheid van de cactus ta zijn, welke hjj boosaardig bedreigd achtte. „U hebt daar een mooie cactus," zei onze tuinman met bewonderend-neergetrokken on derlip, boofd-wiegelend in belangloos welbeha gen om de selioone plant, „die is wel 7.50 waard, maar 't is jammer, dat de aarde ver zuurd is." Gelukkig had bij 't echter in het voorbijgaan gezien en noodig moest daar wat aan gedaan worden. En niet minder gelukkig was 't, dat hij Er klonk een schaterend gelach, dat drie mijlen vex gehoord werd. Don Torcuato zat bp zijn doode gemak, met een pijp in den luoncl en 'een Turksche pet los op het hoofd, ii vaT1 'l''i11 apotheek en stelde het geduld van Felipillo tien dorpskoster, door het uitbraken van de meest onbesuisde godde loosheden, op een harde proef. Men moot weten, dat de goddeloosheden Don Torcuato smaakten als rijpe kersen. De oude, koude spotter, opgevoed in een fijn uit gesponnen materialisme, was 0p het stuk van godsdienstige begrippen voimaakt een Bosoh- jesman. Er is nog iets: zijn schampere spotternijen ondervonden aanmoediging bij den eenoogi- gen dokter, den kreupelen veearts en den ge, meen te-secretaris. Telkens wanneer de koster, zich in het on vermijdelijke schikkende, in de apotheek kwam om zalf te koopen, waarmede de zus ter van den pastoor de pleisters op haar aan gezicht vernieuwde, stond het geschut op de batterij en dan kreeg de pastoor de volle laag. Den vorigen Zondag had do arme herder i i.een doodeenvoudig man was, tegen de slechte kranten gepreekt. „Mijne geliefden sprak hij tot zijn paro chianen ter liefde Gods bid en smeek ik u, lees toch die bladen niet welke in het porp verspreid worden en in de hel gedrukt schijnen Ziet mijn geliefden, al die goddelooze bladen, weike zioh organen der vrije gedachte noe men het zijn strikken van den Satan om een voudige menschen te verschalken. Be vrije gedachte, mijne geliefden, is niets anders dan de opstand der inenscbelijke rede tegen de Goddelijke, dezelfde opstand, welk het vuur ontstak, waarin Lucifer neerplofte, de eerste vrijdenker der Schepping. En meent toch niet, mijne geliefden, dat de vrije gedachten, af gezien van de diepe wonden, die zij aan de ziel toebrengen, geen gevaar opleveren voor het lichaam, want ik zeg u, dat een gedachte, die niet beteugeld wordt door de wet van God, die de eeuwige Waarheid is, erger woedt dan een dolle stier; want zoo een losgebroken stier eon of twee menschen kan dooden, een enkele slechte gedachte zou ©en geheel dorp kunnen ten grond richten." Don Torcunato, die de preek bijgewoond had, eenvoudig om den priester te bespotten, ver wijderde zich met bitterheid en wrok in het hart. Dien avond werd in de apotheek een bui tengewone zitting gehouden; men was onuit puttelijk in geestige zetten en pikante com mentaren en er becrechte zulk een luidruch tige vroolijkheid, dat Camillo. die in de win kelkamer Arabische gom fijnstampte, niet aan de bekoring kon weerstaan om den vijzel in den steek te laten en het hoofd door het winkelraampje stak. II. Camilo was een jongen, in een naburig dorp opgevoed door een in armoede gestorven zua- t van dan apotheker. Zijn kolossaal hoofd en zijn gezwollen win terhanden gaven hem een allesbehalve aan trekkelijk voorkonten. Daar stond echter te* genover, dat hij een goed hart bezat en eene christelijke opvoeding genoten had. De rijke apotheker, die vrijgezel was en be halve den neef kind noch kraai op de wereld bezat, nam hem hij zieh aan huis, waar de knaap, hij wijze van vooruitbetaling op de erfenis, dag in dag uit aan de vijzel moest staan, terwijl de geur van calisaya en andere onwelriekende drogerijen hem in een altijd- durenden toestand van onfrischheid hielden. De arme jongeni droeg 7,ijn kruis geduldig en bracht zes dagen Tan de week door, stam pende wat hij kon. 's Zondags ging hij met gezwollen neusvleu gels biechten. Wat scheelt er aan, mijn kind? vroeg de pastoor. Dat vervelende euphorbium heeft mjj deze week schrikkelijk aan het niezen ge maakt; maar iiik troost mij, want aloë is nog erger; als ik daar een dag mee bezig ben, krijg ik een galsmuak in den mond voor drie maanden. Denk aan de gal, die men Onzen Lieven Heer te drinken gaf; Hij deed zoo oneindig veel om onzentwil, en heb geduld, mijn zoon. En Camilo had geduld, omdat hij geloofde. Zijn brave moeder had hem geleerd de moei lijkheden van dit leven te beschouwen als de sporten der ladder, waarlangs men tot het andere leven opklimt. Als de dorens der smart a steken, had hU gezegd, vergeelt dan nimmer dat wij de aaide niet «bewonen om «ar het genot met volle teugen in te zwei gen, maar om er ons te vol maken. En houd altijd het besef in u levendig van deze waarheid,.dat ook het geringste wat gij uit liefde tot God geduldig hebt verduurd, niet onbeloond zal blijven. Camilldo bracht de raadgevingen zijner moeder stipt en letterlijk in beoefening en zijn leven rolde rustig en kalm over de met keien bezaaide bedding. Goede ideeën vermogen zooveel tot het be waren van den vrede der ziel! Tegen al het goud van de wereld had Ca milo zijn hoop niet verruild op den hemel, waar hij vast vertrouwde, zijn moeder een maal te zullen wederzien. Maar op zekeren avond, den avond dat hij het hoofd door het raampje van zijn werk kamer stak, vond hij de poorten der hel wa genwijd openstaan. Dien avond trok het luide gelach dat uit de vergadering in de apotheek tot hem door drong, zijn aandacht. Tot dan toe had hij nooit acht geslagen op de gesprekken, waar mee in dat nest van schorpioenen de tijd ge dood werd. Maar dien keer prikkelde hem de nieuwsgierigheid; hij viel in de bekoring en het natuurlijk gevolg was, dat hij door de schorpioenen gestoken werd. Nieuwsgierig als Eva werd hij door God met het verlies van het Paradijs gestraft.'De rol van «lang speelde de oom. Boven is gezegd, dat de preek van den pas toor tegen de vrijdenkerij aanleiding gaf tot een opgewekte «temming in de club van den apotheker In die zitting overtrof don Torcuato zich aelveh en alle voorzichtigheid en terughou ding er aan gevende, begon hij met duivel achtige storm te loopen tegen den godsdienst. Voltaire, Rousseau, Kenan en welke andere goddelooze en godslasterlijke schrijvers hij ge durende zijn lang en slecht leven had gelezen, rukten aan ter vernietiging van het weinigje geloof, dat zijn auditorium wellicht nog over was gebleven. Camilo luisterde met open mond. Zulke ar gumenten had hij nog nooit gehoord. Kan het zijn, dacht de onervaren knaap hij zich zelf, de godsdienst een leugen!! Al de hittere alhoëhars, die hij twee jaren lang in de apotheek van zijn oom had fijn gestampt, scheen hem te gelijk in den mond te komen. Dan zijn het leugens, wat de pastoor mij zegt? Dan is het onwaarheid, wat moederza liger mij leerde? Dan is er geen hemel! O, God! O, God! en dan lijd ik hier op de aarde al de pijnen van het vagevuur voor niemen dal.... voor niemendal, zooals die Voltaire zeide. Camilo deed dien nacht geen oog dicht. De vier muren van het kamertje naast den ach terwinkel, in hetwelk hij sliep, schenen hem met al hun zwaarte op de horst te drukken. Monsterachtige spookbeelden pijnigden rus teloos zijn verbeelding. Hij zag zijn oom voor zich staan, zijn oom dikbuikig en blozend van gewondheid badende in weelde en wellust, spottend lachende met hem en zijn Christe lijk geloof. Hij zag zich zelf, mager en bleek, als een uitgedroogd geraamte, door een grap penmaker, in wijde flapperende kleeren ge stoken. Zijn oom lachte, en hij weende. Zijn oom

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5