.SV'S' A
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Voor goud is oiet alles te koop.
Briefen uit Borneo-
De Raadsverkiezing
te Zandvoort.
NIEUWE HAARLE/V\SCHE COURANT
Het gaat er Dinsdag a.s. om, dat de ka
tholieken den eenigen zetel in den gemeente
raad, dien de heer Bakkenhoven langen tijd
met eere hezet heeft, te helhouden.
Dat moet en zal niet moeilijk vallen met
een uitstekenden candidaat als de iheer H.
L. PETERS is.
Ieder in Zandvoort, die gevoel heeft voor
recht en billijkheid, zal gaarne toestemmen
dat den Katholieken toch deze raadszetel wel
toekomt en dat niemand beter dan de heer
Petiers de opengevallen plaats van den heer
Bakkenhoven zal kunnen innemen.
Doch het is niet voldoende dit toe te geven,
neen, er moet gewerkt worden, ieder moet
zijn beste kraclhten aanwenden om dezen uit-
nemenden candidaat der katholieken eene
plaats te geven in Zandvoorts gemeenteraad.
Was oorspronkelijk de verwachting dat de
heer Peters bij enkele candidaatstelling zou
gekozen of althans als de candidaat
van alle ordelievende burgers van Zandvoort
gesteld zou worden, het heeft niet mogen zijn.
En zoo zal om den zetel van den heer Bak
kenhoven gestreden moeten worden.
Doch iedier die zijn plicht goed begrijpt en
handelen wil in het welbegrepen belang der
badplaats, brengt zijn stem uit op dengene,
die ongetwijfeld op uitstekende wijze de be
langen der gemeente zal behartigen en kiest
Dinsdag a.s. den candidaat der Katholieken,
den heer
H.LPETEES.
Wanneer komt er dan toch een woordje in de
courant dat Fr. Staal de mooie som ontvangen
heeft? O eindelijk nu!! Ja, waarde lezer 't is
laat! Donderdag in de Goede Week ontving ik
een brief van den Algemeenen Postmasker dat
een postwissel voor mij gearriveerd was en of
ik 'm in Jesselton wou komen halen! Eerstens
als men geheel vrij is, is 't al een heel iets om
even een stapje te maken zooiets als Haarlem
van Delft om naar 't postkantoor te gaan, 't
ging ook nog, als ge even in je spoorboekje
behoeft te kijken om te zien hoe laat de eerst
volgende trein gaat. 't Is waar hier zou ik ook
een 24 mijl kunnen treinen doch zou er voor
mij nog een loopje overschieten als van Bever
wijk naar Haarlem. Dus al was er niets bijzon
ders dan zou ik toch nog niet kunnen gaan op
Goeden Vrijdag, want dat zou beteekenen ng
Paschen terug en lat. Doch er was iets
bijzonders, want ik was Donderdag in Goede
Week een.... gevangene. Valt nu s.v.p. nog
niet flauw en ziet nog geen moordend-uitzien
de menseheneterstroep voor u of zoo iets want
zoó erg was 't niet, ofschoon ik er bijna mijn
hachie bij ingeschoten had, en op dien Donder
dag dacht ik: „Wel wie weet, misschien kan ik
nooit voor dien som die mooie milde giften
en giftjes bedanken, doch God heeft anders
gewild. Ik was gevangene en ik lag geketend
in de boeien van den tyrannieken tropenko-
ning, wiens naam „Koorts" is. Ik had koorts
veroorzaakt door een linkerarm die gezwollen
was totdat hij zoo dik was als een ijzeren paal
van de leidingsdraden der E. N. E. T.
Even na Passie Zondag werd ik aangevallen
door een zwerm vliegen. Ik liep wat ik loopen
kon, doch werd op verschillende plaatsen ge
stoken. Alle zwollen even op, doch een weinig
petroleum en 't was spoedig klaar, behalve eén
steek op den linker elleboog. Daar verscheen een
puistje, doch wie kijkt er in zijn sterkte, in
volle kracht nog, naar een puistje of let er op?
Nu ik ook niet. Op Palm Zondag kreeg ik er-
gen pijn in den arm, doch niets te zien dan
bovengenoemd rood dingetje op den elleboog. Ik
leed pijn, pijn en ging een paar goede(?)
Christenen op zoeken, wier gezichten ik 's mor
gens nog niet gezien had. Ik wensch hen altijd
graag „goeden morgen," vooral op Zondag I
't. Was heet zoo om 'n uur of elf, doch enfin,
men moet wat doen. 's Middags niet lekker,
geen appetijt, goede slaapmuts, vroeg naar
bed. Goed geslapen; Maandag tot tien uur alles
gewoon, doch toen kwam 't weer. Trillingen,
mijn hcelo body door. Trillen en trillen, juist
ais pap trilt in een pot boven 't vuur, pap die
op 't punt staat over te koken. Als u dat tril
len kent, dan weet u ongeveer hoe men hier
trilt en beeft als koning koorts je hier te pak
ken heeft 1
Vroeg, heel vroeg om 2 uur 's middags al
onder de wol (sic!) en Dinsdag den heelen
dag. Dien Dinsdag zal ik niet vergeten. Toen
was ik ziek. Om 10 uur ongeveer riep ik mijn
„boy", doch geen antwoord. Ik heb geroepen,
geschreeuwd, gefloten, doch er was geen boy.
Niemand dicht bij, tenminste op 4 5 minuten
^fstands en ddn ziek, dood-ziekIk wilde
hem naar Papar zenden om te vragen of Fr.
Goossens wil4e komen want ik verwachtte wer
kelijk dat ik ging vagevuren dien dag. Wonder
boven wonder sliep ik als een os, en Woensdag
was er toen ik ontwaakte, geen vagevuur,
doch óók geen „boy".
Ik nam een beschuit met een kop geconser
veerde melk en ging weer naar bed. Ik bleef
in bed, zooals men doet, als men ziek is. Don
derdag heel vroeg, de zon sluimerde nog onder
den horizon, ging ik met 'n tiental christenen
op stap naar Papar. Daar zou ik de laatste 2%
dag doorbrengen d. w. z. tot Zaterdagmorgen
direct na de Ceremoniën. Even op weg, doch
ik kon niet.
Ik terug, en weer naar bed, en zoo was 't
dat de brief om in Jesselton te komen mij be
reikte toen ik in bed lag!
Mijn mannen vertelden in Papar, dat ik ziek
was en gelukkig, op Goeden Vrijdag kwam een
Eerw. Zuster van Papar-klooster mij bezoeken,
en die zag dat ik ziek was. Ik was blij. Juist
Donderdagmorgen had ik een paar woorden ge
zegd tot mijn christenen en voor de rest sinds
Zondag geen conversatie, nog geen tien woor
den. Ik was blij dat ik weer even praten kon.
De Zuster wilde dat ik direct naar Papar kwam
in een boot. Doch ik bleef graag voor Paschen.
Maar niet gemakkelijk. Ik moest iets beloven
en ik beloofdeindien ik mij niet beter voelde
Zaterdag, zou ik naar Papar komen, waar ik
iemand zou hebben, die naar me kon kijken en
zou weer gauw beter zijn. Zaterdag nog 't
zelfde. Ik ging naar Papar even na den mid
dag, leunend en steunend op een paar mannen.
Daar ging Father Staal de ijzeren man als
ik wel eens genoemd werd gearmd en leu
nend met en op een Doesoen, dien ik wel, toen
ik pas kwam, kon breken en maken als mén
zegt. Breeroo zei: 't kan verkeeren! Daarvan j Een aanklacht tegen de godsdienstlooze school.
u allen, allen, oprecht en welgemeend.
Dikwijls reeds heb ik God gesmeekt u allen
te zegenen voor uwe mildheid en dikwijls hoop
ik het nog te zullen doen. Gaarne zou ik u een
cinematografische serie platen sturen om de
dankbare kloppingen van een dankbaar hart
te laten zien, edoch hier is zoo'n machine
niet te vinden. U ia tóch wel, hoop ik, over
tuigd van mijn dankbaarheid!
Toen ik me wat beter voelde ging ik zoo
gauw mogelijk naar Papar. Ik was doodaf
toen ik daar kwam en den volgenden dag lag
ik weer te zuchten in de boeien van boven
vermelden vorst. Niet zoo hoog als op dien
Zaterdag doch 't ging toch even over de 41
heen.
Een menseh kan toch heel wat doorstaan en naar
't schijnt vooral 'n missiemanEn nu zit ik hier
nog. Den derden dag achtereen zonder koorts,
doch ik mag nog niet terug, ik moet nog 'n
weekje of zoo hier blijven.
Ik voel, dat koorts heel wat krachten weg
neemt en 't zal lang duren eer ik weer ben als
toen ik 't lieve vaderland verliet! Neen, zóó
sterk word ik niet meer, daar zorgt de zon, kli
maat, werk en eten wel voor. Doch als we maar
gezond zijn, want 't is zoo: ieder pondje meer,
moet men meedragen en dat is ook hier een
last. Ik verlang er naar om naar mijn plaats
terugkeeren, doch we zullen wijzer zijn en niet
te vroeg gaan: dat Jesselton zit me nóg inden
maag en u weetVan den ezel en een steen
en van geen tweemaal
Als we weer 't ij zo re manneke zijn gaat dat
beter.
Fe brief is langer dan ik bedoelde. Ik vraag
den zetter een flinken punt te zetten, na u allen
nogmaals voor de milde giften bedankt en n
verzekerd te hebben dat ik u dikwijls in mijn
gebeden zal gedenken.
Stort s.v.p. ook nu en dan voor mij een ge
bedje
J. STAAL,
Pr. Miss.
Papar, Plechtigheid v/d. H. Josef 1914.
ben ik overtuigd. Ik kwam in Papar. Pastoor
druk aan 't bieclithooren. Alles druk! Ik wist
den weg. Ging gauw naar mijn eigen kamer en
viel op bed. Gelukkig was er een hoofdkussen.
Eindelijk kwam Moeder Overste. „O! U heeft
koorts." Ik zei. „Niet op 't oogenblik!" Ja ja,
u heeft ze! De thermometer werd gehaald en
die wees eventjes aan 42.2 graden koorts (in de
schaduw!) Good Gracious! (Lieve hemel!)
zei ik, dan ben ik nu dood; zeg Fr. Goossens
dat liij me van avond nog begraaft want mor
gen is 't Paschen.
Moeder zei niets doch maakte gauw toebe
reidselen. Heete kruiken aan m'n voeten en
koude doeken op mijn mooie koortskop. De aan
houder wint en 's avonds om half elf was de
temperatuur 39, of even er onder. Dat ging, en
gerust ging Papar dien nacht teruste. Nu ik
in handen van 'n Zuster gevallen was, zou ik
spoedig beter zyn, doch sinds Donderdag zwol
mijn arm en bleef zwellen. Om een doctor werd
geschreven en 3 dagen later kwam hij reeds,
en hij was blij, toen hij me zeg, dat hij direct
gekomen was. (Een afstand van Roosendaal
aan de grens tot Haarlem). Doctors zijn
schaarsch hier! Hy greep 'n lancet, bevoelde
den arm eens, en spoedig waren er een paar
grootê openingen voor de vuile boel. 't Was
pijnlijk, kolossaal! Doch ik was den doctor
dankbaar, dat hij gekomen was. De arm min
derde en dunde meer en meer. Spoedig zou ik
weer beter zijn.
Eindelijk was ik, zoo dacht ik, zoo flink om
naar Jesselton te kunnen gaan. 't Was Maan
dag na den tweeden Zondag na Paschen. Jawel,
in Jesselton ziek als 'n hondDoch ik liet niet
na, waar ik voorgekomen was. Ik kreeg mijn
postwissel, en, 'n som, dien ik niet verwacht
had.
24, 8, 3, pd. st. Lieve hemel, 'n heel kapitaal!
En nu, geachte Redactie nogmaals bedank ik
u van ganscher harte voor dat sterke, spreken
de, smeekende stuk in de courant, en ook nu
weer alle goede lezers die zoo mild bijgedragen
hebben met groote giften en kleine giften, met
goud en zilver, met nikkel en koper, ik dank
De „Nederlander" schrijft:
„De inspecteur van het volksonderwijs in
Frankrijk, de heer Dufrenno, was 15 jaar ge
leden een der leidende vrijdenkers, die den
strijd tegen het godsdienstonderwijs op de
school opnamen en daarvoor een moraal-onder-
Dufrenne is overtuigd, dat de godsdienstige
traditie de meerdere is van de filosofische mo
raal. Hij zegt, scholen bezocht te hebben, waar
men de leerlingen bezig houdt met allerlei fi
losofische vraagstukken en ook eenvoudige
dorpskerken, in welke de geestelijke sprak over
de geboorte van des menschen Zoon. En het
was het laatste, dat een machtigen indruk op
den vrijdenker maakte, en hij komt tot de slot
som, dat de school „zich moet begeesteren aan
de godsdienstige traditie van Frankrijk, en aan
de denkbeelden en gevoelens van den Christe-
lijken godsdienst groote ruimte moet geven."
Tot zijn beschaming moet Dufrenue verklaren:
dat o.a. de armzalige lectuur, die aan de scho
len wordt aangeboden en de geestelijke be
perktheid der klassieke teksten, die de school
jeugd in handen gegeven worden, verre verwij
derd zijn gebleven van het ideaal eener werke
lijk neutrale en werkelijk Fransehe school.
Deze verklaringen van Dufrenne hebben in
Frankrijk groot opzien verwekt, want men
heeft hier te doen met een man, die algemeen
als vrijdenker bekend is en die nu den moed
heeft, zijn dwaling openlijk te erkennen.
Radióale, ongeloovige onderwijzers beroepen
zich zoo gaarne op Fransehe voorbeelden; hier
hebben zij de resultaten van het godsdienst
loos onderwijs. Zij zijn een aanklacht tegen dat
onderwijs."
DE COALITIE EN ONZE BEGINSELEN.
Na de politieke rede, die dr. De Visser te
Katwijk voor de Christ. Hist. Kiesv. heeft ge
houden, stelde een S. D. A. P.'er de vraag, hoe
het mogelijk is, dat dr. De Visser zich door de
Katholieken laat candideeren. Dr. De Visser
beantwoordde deze vraag met de wedervraag:
Sluit steun van Katholieke zijde aan mij in,
dat ik één Protestantsch beginsel verzaak? De
debater ontweek het antwoord op deze vraag
en merkte op, dat dr. De Visser als coalitie-
candidaat ook de katholieke beginselen, die in
strijd zijn met het Protestantisme, zou moeten
voorstaan. Hierop stelde dr. De Visser weder-
om de vraag, welk specifiek Katholiek begin
sel door de niet-katholieke coalitie-genooten
zou moeten verdedigd worden? En de debater
zweeg.... zweeg onder applaus der vergade
ring.
Dr. De Visser ging toen door, zegt de L. O.
te wijzen op wat zoo mooi is in de coalitie, dat
n.l. geen Katholiek een enkel Protestantsch
wys in de plaats stelden Hij was een der ijve- beginsel behoeft te verdedigen en geen Prote-
rigsten die den naam Gods uit de schoolboeken stant een enIcel katholiek beginsel.
deed verdwynen, In zijn geschriften sprak bh
zijn instemming met het Darwinisme uit, en
noemde hij God slechts een bijgeloovig iets uit
WAARSCHUWINGEN AAN WERKZOE
KENDEN.
Wederom bevat de Staatscourant de vol-
oude tijden. „Wij weten bepaald, dat er geen .gende wuarscuwingen:
Voorzienigheid is," schreef hij o.a.; dat was Aan persouen, die naar Chili wenschen \e
de zekere vrucht der wetenschap en dit moest
onderwezen worden.
Den 31en Juni 1904 schreef hij, dat duidelijk
gemaakt moest worden, dat er.geen Voorzienig
heid bestaat, en dat hij bij iedere gelegenheid
uitdrukkelijk zou zeggen, dat er geen God is.
Hij wenschte het geloof aan God onmogelijk
te maken, zeide hij. Wij hebben hier dus te doen
met een man, dien men niet van halfslachtig
heid kan beschuldigen.
Maar poot geloof aan God verdween natuur
lijk ook de absolute moraal, die Dufrenne als
een fictie beschouwde, terwijl hy het geweten
op één lijn plaatste met de vrees van het dier
voor een tuchtiging.
De regeering erkende den ijver en de bruik
baarheid van dezen nmn in den strijd tegen den
godsdienst, terwijl hem van eenvoudig on
derwijzer tot districtsschoolinspecteur bevor
derde.
Na tien jaar aanschouwt Dufrenne intus-
sehen de vruchten van zyn werkzaamheid en hij
is ontsteld over d0 opvoedingsresultaten van
het door hem steeds bevorderde materialisme.
Onlangs verklaarde hy openlijk: „Terwijl de
moderne opvoedingsmethoden zich hebben los
gemaakt van iedere godsdienstige traditie, heb
ben zij zich van een groote kracht der overtui
ging beroofd, want de godsdienstige overleve
ring is in den dieps^n grond de overlevering
van het mensclielijk geslacht en in buitenge
wone mate geschikt om de menschen te vor
men."
De roode satijnen gordijnen zijn voor de
ramen geschoven. Het heldere licht, dat er door-
neen schijnt, lacht u op straat tegen. Welk een
zaligheid daar te wonen! Wie zoo veel geld
neeft als de baron C., zulk een kan niets ont
weken! Een schitterende equipage houdt voor
deur stil; de vlugge knecht springt er af,
twee breede vleugeldeuren worden geopend!
eeihjk maimer, nog schooner en glinsterender
ui] het heldere licht, dat in het voorportaal schit
tert, blinkt u in de oogen; hoe gelukkig is de
r'jke man.
Zoo spreekt menigeen, die de deur van den
rijke voorbijgaat; zoo wordt hij door menigeen
benijd, en inderdaad, het schijnt, dat het geld,
dat stomme metaal, uit de ingewanden der aarde
opgedolven en in ronde cijfers gebracht, alver
mogend is; eere bij de menschen, roem, gedien
stigheid, eerbiedsbetuigingen, dat alles zijn de
voorrechten van het geld; wat kan er dan aan
«geluk van den rijke ontbreken? 1
Ziedaar de oppervlakte van dat geluk. Treedt
ou met mij de woning, wie wij daar zagen, bin-
VMt e?:W1J iullen zien' of daar 00k geluk huis-
voorh.ü001' het marmeren, rijk gebeeldhouwde
langs eengfaQ W1^ breede trad op, en komen
belde achter/121 Por^aa^ aan eei1 sierlijk gemeu-
niet blauwzijdline^, waar een ledikantje staat,
treedt op Srnirn£0[d,Juenomhangen. Uw voet
vi°g draagt een aen- taP'iten> geheel de oinge-
gi] bij het intreden ve'nr, iak'er- Weinig zoudt
Mmer zooveel rampspoed h1' '!3* Juist in deze
I "oeo huist. Ziet gij daar
niet achter de opgeslagen gordijnen van het
mahoniehouten ledikantje dat lieve, blonde, 12-
jarige meisje liggen? Hoe koortsig gezwollen,
hoe verdroogd zijn de lippen, hoe mat en dof die
oogies, wier glans als die eener stervende zijn.
de oenige dochter van den baron C„
lue erf eren am a
omigxeeren, wordt aangeraden zich eerst ter
verkrijging- van nadexe inlidhtingeu te wen
den tot het Departement van Buitenlandsche
Zaken.
Aan hen, die voornemene mochten zijn
om, afgaande op aanbiedingen van de „Da-
naher-Holton Company" te Mineapolis, naar
de Vereenigde Staten te emigreeren, wordt
aangeraden, alvorens daartoe te besluiten, In
lichtingen in te winnen bij het Departement
van Buitenlandsche Zaken.
Waar niettegenstaande herhaalde waar
schuwingen wederom gezinnen naar Brazilië
geëmigreerd zijn, die aldaar in kommervoï-
len toestand geraakten, wordt de aandacht
van belanghebbenden er dringend op geves
tigd dat personen, die naar Brazilië emigre
ren en niet slagen, in geen geval meer kun-
n'en rekenen op geldelijken hijstand of terug
zending naar Nederland voor rekening van
bet Rijk.
De consul-generaal der Nederlanden te
Pretoria waarschuwt tegen landverhuizing
van arbeiders naar Zuid-Afrika, indien niet
vooraf zekerheid is verkregen, dat de be
langhebbenden hij aankomst aldaar arbeid
zullen verkrijgen.
EEN SCHRALE OOGST.
Het mag wel zoo goed als zeker worden be
schouwd, dat de Kamer na afwerking der
Stuwadoorswet, vóór de komende vaeantie
zich aan geen wetgevenden arbeid van eenlge
betjeekenis meer zal wagen. De voorzitter
immers zeide in de vergadering van "Vrijdag:
nog deze maand dient de Kamer met haar
werkzaamheden gereed te komen.
Dat wil dus zeggen, dat zij nog slecms over
drie weken heeft te beschikken.
Hoeveel dagen daarvan nog voor rekening
van de Stuwadoorswet zullen komen, is moei
lijk te voorspellen. De inzet was allesbehalve
bemoedigend en de heer Borgesius heeft dan
ook reeds met vergaderingen op Maandag en
avondvergaderingen moeten dreigen.
Het staat dan ook nu wel vast, dat de Ka
mer na afhandeling der Stuwadoorswet met
een haastigen doortocht door een berg van
kleingoed en een kort verblijf in de afdeelln-
gen haar zitting zal besluiten.
Of de vaeantie verdiend is?
Zeken er is lang genoeg gewerkt, maar
de ijverigste slippendrager van de Regeering
zal toch wel moeten toegeven, dat, al was de
arbeidstijd voldoende en de ijver loffelijk,
de oogst zoo meent de Gelderl. ver van
schitterend was.
„Slechts twee wetten van beteekenis
gesteld dat Minister Treub de bootwer-
kerswet weet te -bergen zullen haar
naam aan dit zittingjaar verbinden, twee
wetten, beiden zoo goed als kant en klaar
overgenomen van een vorige regeerng!
De aanloop was niet grootsclh.
Als maar niet het beele ministerie de
figuratie wordt van de bekende beeld
spraak: PartuUunt montes, nascetur n-
diculus mus: of wat op hetzelfde neer
komt: veel geschreeuw, doch weinig wol."
De ouderdomswet vau Treub. de langver
wachte, is ook al geen best voorteeken.
KATHOLIEKE AFRIK AANSCBE PBINSFN
IN NEDERLAND.
Lit Oeganda onze lezers kennen dit
land door de „Brieven uit het Zwarte We
relddeel" die father Schoemaker ons schrijft
zijn een drietal katholieke prinsen, heer-
schers van het land onder suzereiniteit van
Engeland, in Europa op reis, en gistermor
gen in ons vaderland gekomen. Een redac
teur van „de Maasbode" is naar Roosendaal
gespoord en heeft een der drie prinsen in
het Missiehuis der St. Josephscongregatic
gesproken.
Ziehier wat hij verhaalt:
„Tot mijn spijt kon ik niet alle drie de
prinsen spreken. De ouderen waren zeker
wat rust nemen, maar de jongste, de ruim
24-jarige prins Joseph, Joseph Musanje
Walvgembe-Omulangia we Buganda, zooals
hij aan het eind van het onderhoud zijn
naam en kwaliteit in mijn reportersboekje
teekende, was graag bereid mij te woord
te staan.
Het was een slanke, lenige jongeman, zoo
als hij de spreekkamer binnenkwam, een
echte „nikker" wel, zooals de goegemeente
nu eenmaal elk noemt, die zwart van huids
kleur is, van welk werelddeel dan ook ko
mend, met het typische kort krullend kroes
haar, een iets platten neus, dikke lippen en
bhnkend-witte tanden. Maar een „nikker"
dan toch, wiens energie uit zijn fonkelend-
zwarte oogen straalde, en met een sierlijk
heid en een losse bevalligheid van bewe
ging, die waarlijk niet misstaan zou aan een
blanken prins van den bloede.
Zijn staatsiekleed, waarin liij bij officieelc
gelegenheden verschijnt, had hij afgelegd, en
zoo kwam hij alleen in een lang licht-geel
kleed, dat hem tot de voeten hing, waar
over los een donker huisjasje wasaange
schoten.
Hij sprak Engelscli met een keurigen tong
val en een- uitbundige radheid en zat te
praten met een vroolijke gemeenzaamheid
en een welwillendheid, die een journalist
bij een heel wat minder hoog-geplaatst blan-
Ke autoriteit tevergeefs zou durven verho
pen.
Dadelijk nam hij een fotografie, die er lag
uit Oeganda, indertijd bij het bezoek van
een kerkelijke autoriteit gemaakt, en wees
er de verschillende hoogwaardigheidsbeklee-
ders \an het land, den koning, den ouden
Stanislaus en ook zijn eigen zuster, die door
den vorst, volgens gebruik, tot koninklijke
prinses verkozen «Is en van gelijken rang
nu is als de koningin, en vele anderen.
Zoo kwam het gesprek al dadelijk op Oe
ganda en het vele goede werk, dat daar
vooral ook door de Hollandsche missiona
rissen wordt verricht.
Maar interessanter leek me de indrukken
te vragen, die de prins tijdens zijn reis
door Europa had opgedaan.
En zoo vertelde hij dadelijk met veelkleu
righeid van beschrijving, hoe hij met de an
dere prinsen als een deputatie van het Ka
tholieke Oeganda naar het H. Land was ge
trokken. andaar waren zij naar Rome ge
gaan. Van de audiënties bij den H. Vader
hare vraagt ontwijkt- p
„Maar ik vraag u> hoe gij haar vindt, dok-
2' haar vilnLa tLddll|l<e ou.dcrs' die' »Bii 0od is «1Ia X0®* mevrouw!» is het
a„ r nwL 'm. voo,r weinjge we- antwoord, waarin zulk een vreeselijke waarheid
suU me^hern"'tfhebben," MhvïdfdeTokTeL - °"S~™?"/Lvaa d!lzen, m,orfi,en ging de professor naar het bed der zieke, voelde
die daardoor het rechtstreeksche antwoordt op
ken waren die wangen frisch, glinsterden die
oogen van den gloed van jeugd en van geluk,
schenen die lipjes koralen te zijn, die uitlokten
oin het lieve kindje te kussen. Dat krullende
baar, dat zoo aanvallig om het engelachtig we
zen golfde, is nu grootendeels weggesneden, om
hAAwrJS' daf onoPhoudelijk op het gloeiende
heid tp pnln worden gelegd, niets van zijn kil-
Aan hnt Tï Zi] te sterven,
a-kaif ]e Zlt aaa het hoofdeinde een
diepbedrukte verpleegster. Aan het voeteinde
zit de dokter, die alle middelen der kunst heeft
beproefd, om het dierbaar leven te behouden
ligt opgesloten; want dit woord in den mond
van een dokter, is z°° £°ed als een stellig dood
vonnis.
„AlzooMeef k°n de diepgeroerde moe
der uitbrengen. Zij wierp zich op den stoel ne
der, dien de verpleegster voor haar had neer
gezet; en zij moest zich bedwingen om niet in
tranen uit te breken. Vervolgens nam zij de klam
me hand van haar kina m de hare, en bleef zoo
een tijdlang zitten.
Andermaal hoorde men het geluid van voet
stappen op de trap, de barones zag naar de
deur, zij hoopte den professor te zien verschij
nen; hij was het echter nog niet; het was de ba
ron.
„Hoe gaat het niet onze Louise?" vroeg hij
aan den dokter.
„Zij vermindert, antwoordde deze, die wel
begreep, dat ook hier zijne ontwijkende ant
woorden niet zouden baten.
„Gij geeft dus alle hoop op, dokter?" fluis
terde eensklaps de troostelooze moeder, als ware
haar het doodvonnis van haar kind verkondigd.
„Nog niet, mevrouwantwoordt de man van
de kunst. „Ik heb het u gezegd: bij God zijn
alle dingen mogelijk, en er zijn er wel nader
jmji ancrcHo- a„ .luioiatuu, aan den rand van het graf geweest dan de
nauwdhei hef^LSL^. .2^htbare ^^lerAflJ4WOrden- Maai' de ziekte
c.iwooru ai. is en blijft bedenkelijk, en de keer, dien zij
maar die met ootmoed bekennen moet waar
hoogej-e hulp ontbreekt. Van tijd tot tijd voelt hij
van den rijke"ontbreken? !hoofd°SJe Z'cke en schudt bedenkelijk het
deu^word?6*^^?611 kraken op de trapPen de
van een z d^r ^8'60^110 en het geruisch
ï-mnzaRoe mnpk eed doet zich hoo™i. Dat is de
ono-en ziiS rood^1"' e ,schoone barones C., hare
1-pfen ook zii h haar bart is vaneenge-
aewaakt bif hït A6"1^ geslapen, maar veel
K is te ÏIM van baar kind, en hare
zou kunnen worden!1 da" dat 2ij' btschreven
vraa«' kij fluisterend.
nomen is geenszins ten voordeele der lijderes."
„Ten nadeele dus," hernam de barones. „O
dokter, gij verbergt mij de waarheid. Het kind
ligt te sterven. Voel slechts die klamme handen;
zie dien doodstrek om neus en lippen, dat kille
zweet op voorhoofd en wangenhoor slechts dat
afgebroken ademhalen. Dokter, pijnig mij niet
langer, ik ben gereed om den slag te ontvangen,
zeg mij de waarheid. Mijn kind sterft, niet
waar?"
Wie de angstige gelaatstrekken der barones
had aanschouwd, hoe zij de hand van haar kind
had losgelaten en smartelijk de blanke handen
wrong, terwijl zij stamelend en zacht woorden
van diepe droefheid uitte, hij had diep mede
lijden gekregen met de wanhopige moeder, wier
vertwijMende angst al de zenuwen van haar
lichaam deed trillen; hij zou den dood zijn
offer betwist hebben, omdat de moeder smeekte
om het leven van hare lievelinge
Juist op dit oogenblik werd de deur geopend,
en professor A., een man van jaren en onder
vinding, van naam en kunde, trad de zieken-
kcimer binnen. Op zijn gelaat stond dat bemin-
nelijk zelfvertrouwen te lezen, dat zoo verre ver
wijderd is van verwaande zelfverheffing; en het
ernstige gelaat, het hooggewelfde voorhoofd, de
schitterende oogen, ja zelfs de grijze lokken, die
om zijn slapen hingen en krullende in den nek
neevielen; daarbij zijn bekende geleerdheid, zijne
uitstekende kunde en zijn wijd en zijd beroemde
naam, waren genoeg om vertrouwen in den man
te stellen.
Na eene deftige buiging, en eenige vragen in
het Latijn aan den dokter, waarbij de diep
bedroefde ouders met angstige oplettendheid de
pols, hoofd en handen, schudde het hoofd, en
sprak wederom in de taal der oude Latijnen.
Op dat schier onbewogen ernstig gezicht meen
de de zoo nauwlettende moeder onrustbarende
teekenen te zien; zij kon zich niet langer be
dwingen, maar richtte de vraag, die zij den
dokter had gedaan, tot den man, wiens uit
spraak zij als het hoogste ressort beschouwde
„Professor" zeide zij, „maak gij mij bekend
met hetgeen de dokter mij verzwijgt. Niet waar,
mijn Louise sterft, zij is reeds stervende?"
„Ho, ho, mevrouw de. barones," antwoordde
de professor, „de freule is sedert vanmorgen wel
zeer verminderd; het is echter de dag der crisis,
en gij weet voorzeker wel, dat die over dood en
leven moet beslissen. Maar gij moest gaan sla
pen, barones! Uwe ziel overmant uw lichaam,
en uw angst en uwe droefheid zullen u zelf nog
ziek maken. Wij moeten afwachten wat de dag
van morgen zal aanbrengen. Geheel buiten ge
vaar is zij echter niet."
Er ligt in den toon der stem waarmede de
dokter ons bij ernstige zieken misleidt, iets en
wij weten niet wat, maar dat hunne woorden
schijnt tegen te spreken; en toch, wij houden
aan die misleiding vast; de hoop die ons zoo
gaarne het beeld voorspiegelt, dat wij wenschen,
hecht zich aan ieder woord, dat haar nog voed
sel kan geven. Zoo ook de barones. Hoe geheel
en al ook alle hoop bij haar was uitgebluscht,
nog schemerde er 'n straal eener betere toekomst
in haar hart door, een straal, die, hoe weinig
dan ook, toch eenige rust in het hart der arms
moeder bracht.
Nadat het consult afgeloopen was, vertrokken
i ii.a j de ^'de geneeskundigen, met achterlating van
geiaatstiekken der beide geleerden gadesloegen, eeg nieuw recept en de noodige aanbeveling van