Smakelijk Brood Electr, Luxe-Broodfabriek ieiiiatiiscSie R. I. Vaiksbcnd voer Kaarten et Imiteiipnüfen. Door het vuur gelouterd. Ele&trischë Kerkorgeüab iek- Alkmaar. OPGER. 1848 Mengelwerk. DE ROZENSTOK. ZATERDAG, 7 uur voor Geertrui da Mole- naar hvr. Jozef Meier; kwart over 8 uur voor Jac. Pz. Botjes en overl. kinderen. ZONDAG, 7 uur Parochie; 10 uur Jaarge tijde voor Bert us Nielen. HEEMSTEDE. ZONDAG, 7 uur en lialf 9 stille H.H. Mis sen, 10 uur Hoogmis. Half 4 oefening voor de Retraitanten van Noordwijkerhout, 6 uur Lof. MAANDAG en volgende dagen uitreiking der II. Communie óók kwart vóór 7 uur; DONDERDAG, half 8 gezongen R Mis ter eere van het H. Sacrament des Altaars, 's Avonds half 8 Lof. VRIJDAG, 's middags 4 uur gelegenheid om te biechten voor de schoolgaande meisjes. BENNEBROEK. ZONDAG, half 8 Vroegmis, 10 uur Hoog mis; 2 uur Catechismus; S uur openbare jaarvergadering der Aartsbroederschap van O. L. Vr. Altijdd. Bijstand. MAANDAG, Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Vrijdag kwart over 8 H. Mis. ZATERDAG, kwart over 8 H. Mis, van 48 uur gelegenheid om te biechten. lederen morgen wordt om kwart voor 7 uur de lï. Communie uitgereikt. De gebeden worden verzocht voor: Margaretha Meijer, geb. Spek. en Jacobus Joannes Brico, die met de laatste H.H. Sacramenten der Stervenden zijn voorzien en voor: Joannes Rijkelijkhuizen, dio in den Heer is overleden. VOGELENZANG. ZONDAG, te half 8 de Vroegmis, te 10 uur de Hoogmis, 's middags te half 2 Cate chismus; te half 3 oefening ter eere van O. L. Vr. van Altijdd. Bijstand. MAANDAG en volgende dagen du H.H. Missen te half 8 en 8 uur. ZATERDAG, Vigilie van de H.H. Apostel Peters en Paulus. Vastendag. Woensdag en Zaterdag te half 12 Cate chismus. HTLLEGOU. ZONDAG, de H.H. Missen te half 7, 8 en 9 uur en te half 11 de Hoogmis, 2 uur Cate chismus, 3 uur Vespers, 's avonds 7 uur Congregatie. VRIJDAG, 's avonds van 5—8 uur biecht gelegenheid voor den dag van Aanbidding. ZATERDAG, biechtgelegenheid van 9—12 uur en 's middags van 4 uur af. De gebeden worden ver-zocht voor: Joannes van Maris Pz., Adrian us van Rooden. Antonius Waasdorp, Anna van Rooden, Leonardos Schrama, Anna Margaretha Der linden, Elisabeth van Braak, wed. van Hermanus Sehoondervoort, Alida Lek, hvr. van Joës Sieker, Jacobus Kroon, die met de laatste H.H. Sacramenten der Stervenden zijn voorzien en voor: Cornelius Langelaan, Gerardus Warmerdam, die in den Heer zijn overleden. NOORDWIJKERHOUT. ZONDAG, 7 uur en half 9 stille H.H. Missen met onderrichting; 10 uur Hoogmis met predikatie; 's namiddags 2 uur Lof. WOENSDAG, gezongen Huwelijksmis voor Cornelis Wilhelmus van Schooten en Petro- nella Joanna van den Burg. DONDERDAG, half 9 gezongen H. Mis; De gebeden worden verzocht voor: Wilhelmus Niekerk, Apollonia Akkersdijk, hvr. Rubertus Zoet, die mee de laatste H.H. Sacramenten der Stervenden zijn voorzien. VOORHOUT. ZONDAG, half 8 Vroegmis, 10 uur Hoog mis, half 2 Catechismus, bijbelles, catechis mus leeren, half 3 Kruisweg. DINSDAG, half 12 en 12 uur, Donderdag half 12, 12 uur en half 4 Catechismus. ZATERDAG, 's avonds biechthooren van 58 uur. Geboden Vasten- en Onthoudings dag. De gebeden worden verzocht voor, Joës Zwetsloot die met de laatste H.H. Sacramenten der Stervenden is voorzien. In den ondertrouw zijn opgenomen: Sebast. v. d. Lans, (Voorhout), en Anna v. d. Meer, (Overveen). HAARLEMMERMEER. (Aan de LQnden.) ZONDAG, 7 uur Vroegmis voor Antonius Smorcnburg, 10 uur parochie, 's middags 3 Uur Lof met Rozenhoedje. MAANDAG, kwart over 8 voor Nicolaas V. Eks en Maria Stokman. DINSDAG, kwart over 8 gezongen. H. Mis ter eere van den H. Antonius voor Adriana Duinhoven, geb. Stolwijk en overledene fami lie. WOENSDAG, kwart over 8 voor Petrus Meiman en Cornelia Compier. DONDERDAG, kwart over 8 voor Cornelia Beers. VRIJDAG, kwart over 8 voor overledene familie v. Hulsen. ZATERDAG, kwart over 8 voor Catharina Koemeister geb. Stoop. De gebeden worden verzocht voor: Maria Laan geb. v. d. Goes, Maria Roosen geb. Bos, die met de laatste H.H. Sacramenten der Stervenden zijn voorzien en voor Cornelia van Ophem, die ia den Heer is overleden. HOOFDDORP. ZONDAG, 7 uur voor het Geestelijk en tij delijk welzijn dei- parochie, 10 uur de Hoog mis voor Cornelia Pronk—Commissaris, 3 uur de Vespers. 'MAANDAG, kwart over 8 voor Jhr. Pieter Georges Maria von Fisenne, Elders tot zeke re intentie. DINSDAG, kwart over 8 voor Vincentius Beers. Elders tot betere intentie. WOENSDAG, kwart over 8 voor Joannes Adrianus Bontje. Elders tot zekere intentie. DONDERDAG, kwart over 8 voor Clasina f9? der Peet—Burghout. Elders tot zekere 1 latentie. VRIJDAG, kwart over 8 voor Cornelis Schoot. Elders tot zekere intentie, i ZATERDAG, kwart over 8 voor Franciscus Albertus Bcheelings en Maria Oremers. Bij de Eerw. Zusters voor Alida Maria Raaijmakersvan der Weijden. De gebeden worden verzocht voor Dymphna Hoocduinvan der Woerkom, die 'met de laatste H.H. Sacramenten der Stervenden is voorzien en voor Petrus Zuiderduin, Joannes Adrianus Bontje die in den Heer zijn overleden. vtEUW-VENNEP. ZONE AG, 7 uur Vroegmis; 10 uur Hoog mis; 3 uur Vespers, Catechismus naar ge woonte. ZATERDAG, Vigiliedag van den feestdag der H.H. ApostelenPetrus en Paulus, gebo den vastendag. De Kerkberichten die te laat inkwamen voor dit nummer, zijn opgenomen in de Nieuwe Haarlemsche Courant van heden. L. ïPiA ©o. HOOSTER DER RETIIAITEN van het St. Clemenshuis te Noordwijkerhout 23—26 Juni. Kantoor- en Winkeljuffrouwen. Vergoeding 6.—. 29 Juni—2 Juli. Jonge dames. Verg. 10.—. 4—7 Juli. Jongenspatronaat. Vergoeding 4. 9—12 Juli. Meisjes. Vergoeding 4,—. 14—17 Juli. Jongedames uit den Middenstand. Vergoeding 6— 19—22 Juli. H.H. Handels-, Kantoor- en Win kelbedienden. Vergoeding 4. 25—28 Juli, Mannen en Jongelingen. Verg. ƒ4. Van het Retraitenlinis «De Thaboi"' te Rotterdam. 23—26 Juni. Meisjes uit dorpen. Vergoeding 4.—. Door een pater Capucijn. 29 Juni—2 Juli. Leden der Eeuwigd. Aan bidding. Door een pater Jesniet (voltallig). 6-L9 Juli. Meisjes uit dorpen. Vergoeding 6 Door een pater Augustijn. 20—23 Juli. Meisjes uit steden. Vergoeding 4. Door een Pater Redemptorist. 27—30 Juli. Gehuwde dames Middenstand. Verg. 6. Door een Pater Dominicaan. Afdeeling HAARLEM. Bondsgebouw Smedeslraat 23. Maandag 22 Juni. Verkiezing van drie af gevaardigde leden voor den C-entr. Raad, dee avonds van 810 uur. De candidaten zijn: J. T. Borg-houts, A. J. M. Blom, J. van Dam, P. Dijt, A. J. Loerakker en A. L. Vollaerts. Maandag 22 Juni. Ondersteuningsfonds Ge combineerde Vakbesturen. Donderdag 25 Juni. Rechtskundig advies. Rederijkers. Vrijdag 26 Juni. Hoofdbestuur. Vergade ring Meubelmakers. Zaterdag 27 Juni. Hulpspaarbank SclioteT- kwartier. Half negen Spaarbank.- Steuncomi té. Inschrijving Bakkerij. Spaarkas St. Ni colaas. - Namens het Bestuur, A. L. VOLLAERTS. Afdeeling KROMMENIE en Omstreken. Secretariaat Van Hoogendorpstraat 30. Zaterdagavond van 7—8 uur Spaarkas. Zondag 28 Juni. Encycliekfeest om 7 uur bij Waagmeester. Als proef, niet op Zondag, doch Dinsdag 23 Juni huish. vergadering van St. Victor te Wormerveer, des 'avonds om 8 uur, in het lokaal van J. Konijn. Namens het Bestuur, S. VROUWE, Secr. Afdeeling BENNEBROEK en Omstreken. Maandag 22 Juni, 's avonds om 8'A nur, Be stuursvergadering van de Tooneelelub „Nut en Genoegen". Mededeeling. Do leden van de afdeeling, die lust gevoe len zich hij de tooneelelub aan te sluiten, wor den verzocht liefst vóór den 22sten Juni zich bij een der bestuursleden en zoo mogelijk bij den president, den 'heer W. Lamboo, op te geven. Namens het Bestuur, J. VAN BAKEL, Secr. Bezorging op ieder gewenscht tijdstip in alle omliggende dorpen. HENRI J. CARELS, Afdeeling LISSE. Zaterdag van half 8 tot half 9 Retraitefonds aan huis van den heer P. Vrijburg, van 89 uur Spaarkas. Namens het Bestuur, H. J. VAN TONGEREN, Secr. Afdeeling NOORDWIJK. Jaarvergadering op Zondag 21 Juni as., des namiddags balf 4, in het gebouw Voorstraat. Agenda: 1. Notulen. 2. Jaarverslag secretaris. 3. Rekening en verantwoording penningmees ter. 4. Verkiezing voorzitter. 5- Verkiezing 6 bestuursleden wegens periodieke aftreding' van 2e voorz., Ie secret., 2e penn., 2e en 3e commissaris en bedanken van den 2en secre taris. 6. Verkiezing afgevaardigden en plaats vervangers Centr. Raad. 7. Vragenbus. 8. Rondvraag. Candidatenlijsten voor bet bestuur worden ingewacht tot uiterlijk 20 Juni, bij den 2den secretaris. Namens het Bestuur, L. ALKEMADE, 2e Secr. Joseph van Linden was zijn naam; hij was architect, had zijn vak goed geleerd en zich een aanzienlijk vermogen verworven. Maar zijn ge loof had schade geleden gedurende zijn studie tijd; slechte vrienden hadden zijn geest in ver warring gebracht en zijn schreden op verboden paden gelokt. God en Kerk beschouwde hij als geesteloos kinderspel, niet geschikt voor man nen van zijn soort, zooals hij zich uitdrukte. Wel had hij zich op den bijzonderen wensch zijner vrouw met haar onder den zegen van een katholieken priester in den echt verbonden, maar sedert dien tijd had hij geen voet meer in een godshuis gezet. Zijne brave, jonge vrouw zag met diepe smart de afdwalingen van haar man en zij bad veel voor zijne redding. Maar jaar na jaar ging voorbij en nog sloeg het uur niet voor haar echtgenoot. Op zekeren dag had een onverwacht voor val plaats. De heer van Linden bevond zich juist met zijne vrouw aan het avondeten, toen plotseling de dienstknecht twee onbekende, zwart gekleede heeren aanmeldde, die terstond wenschten te worden toegelaten. Op een wenk van van Linden voerde de dienstknecht hen binnen; zonder groeten kwamen zij in de kamer en terwijl de een zich in de nabijheid der deur plaatste, trad de ander, een grijsaard, maar met streng militair voorkomen, naderbij tot van Linden en zegde op hoffelijken en kalmen toon, terwijl hij licht het hoofd boog: Heb ik wellicht de eer met den heer Joseph van Linden te spreken? Die ben ik, antwoordde de architect, niet zonder eene lichte opwelling van angstige ver wondering; kan ik u soms in eenige aangele genheid van dienst zijn? Dank uhet doet mij leed, uw vriendelijk aangeboden diensten niet te kunnen aannemen, daar ik een gewichtig en- ernstig ambt te ver vullen heb. Ik ben namelijk commissaris van politie van Kering. Ik heb in opdracht mij van uw persoon te verzekeren en ik verklaar u hier bij: in naam der wet, zijt gij mijn gevangene. Met een door merg en been dringenden gil zonk bij deze woorden de vrouw van den archi tect bewusteloos op den grond. Van Linden zelf was bleek als de dood en hij moest zich aan tafel vasthouden om ook niet te vallen; als een donderslag trof hem deze verklaring van den commissaris. Toch antwoordde hij met vaste stem, als een beleedigde: Zijt gij dan zinneloos? Ik gevangen? Hoe komt gij er toe, een eerlijk mensch, die niemand eenig kwaad deed. te willen aanhouden? Mijnheer, wees voorzichtig met uwe woor den, hernam de politieagent koud, of gij schul dig zijt of niet, heb ik niet te onderzoeken. Het gerecht heeft mij slechts opgedragen, u te vatten, daar gij verdacht wordt, gisterenavond eene moord Wat, een moord! Ik een moordenaar. Hemel gisteren avond! Wat zegt gij? Wie is er vermoord? De vermoorde is een goede bekende van u gij zult u wel een zekeren Karei van Barnak herinneren. Dezen morgen heeft men zijn lijk in éijne woning gevonden. Luid weenend zonk nu van Linden op zijn stoel neder en bedekte zijn gelaat met beide handen Arme Karei, arme vriend! Gij vermoord! Wie had dat gedacht! Vermoord! en ik zou uw moordenaar zijn! Neen, nooit! Goed, mijnheer, met deze woorden sprong hij op, ik ben ter uwer beschikking. Ik wil den dierbaren doode nog eens zieq, en dan zal ik bewijzen, dat ik geheel onschuldig ben aan deze roekelooze daad! Tot wederziens, Nelly. Met korte woorden beval hij nog zijne bewus- telooze vrouw aan de hoede harer dienstmeid aan en volgde zwijgend de mannen der wet naar het gereedstaande rijtuig. Maar het ging niet, zooals van Linden ge dacht had. Alle omstandigheden bij den moord waren bewijzen voor zijn schuld, zonder dat hij door een teeken zijn onschuld bewijzen kon. Daarbij had men hem kort voor de daad in het huis van van Barnak zien binnengaan. En zoo gebeurde het, dat de deuren der gevangenis zich voor hem opendenen toen na eenige pijn lijke dagen de wachter met een agent verscheen, moest hij de gerechtzaal binnentreden, om zijne veroordeeling te aanhooren. Lang werd er be raadslaagd, totdat eindelijk de rechter opstond en het vonnis uitsprak, het luidde schuldig, den dood door de bijl van den beul. Van Linden bleef onbeweeglijk bij deze ge wichtige woorden, maar uit de'schare der toe hoorders weerklonk een angstkreet. Nelly's ge wond hart had dien uitgestooten, en een on macht beving de ongelukkige vrouw van den onschuldig veroordeelde. Een smartelijk sidde ren doortrok het lichaam van den architect, zijn doffe oogen staarden wezenloos naar den grond en zijn mond fluisterde zacht: Karei, gij wec- dat ik onschuldig ben. 'Vaarwel, Nelly, vaarwel Toen bracht men hem naar de gevangenis. Morgen vroeg zal hij sterven! gruwelijk woord! Als een misdadiger zal hij zijn leven eindigen onder het zwaard van den scherprech ter. Ontzettend! Een ijzige rilling doorliep zijne leden, zijn haren rezen te berge, zijn oogen zagen met schrik het schavot en daarop zijn eigen bloedig lijk. God! maar voor hem was er immers geen God. En na een schandelijken dood, wat was dan zijn lot? De hel? Maar er is immers geen hel. Doch, daar staat het toch voor hem, hij ziet zichzelven in den vlammen- poel, omringd van duizenden duivelen. Vreese- lijkSidderend slaat hij zijn handen voor zijn gelaat, woelt hij vertwijfelend in zijne haren. Dood, een schandelijke dood en dan de hel. Een angstkreet klinkt van zijne lippen door de akelige gevangenis en weerkaatst dof tegen de duistere ondoordringbare muren. God, ja er is een God, een vreeselijke, verschrikkelijke God. Maar zijne vrouw had hem gesproken en dik wijls verhaald van de barmhartigheid Gods. Ja, hij wilde het beproeven, hij wilde zich bekeeren en weder een christen worden zooals zijne edel», trouwe vrouw. "Breng mij een priésïer, zéide liij tot den binnenfredenden gevangenbewaarder. Na diens vertrek wierp hij zich op de knieën en trachtte te bidden, hij, de ongeloovige, de vrijgeest, die sedert jaren God en het gebed gehaat had. Het smeeken zijner vrouw was verhoord, het uur van terugkeer had eindelijk geslagen. Daar rammelden plotseling daarbuiten de zware sleutels van den cipier en met luid kras sen ging de deur open en daarin stond Nelly, de trouwe gade, gevolgd door een commissaris van politie. Nelly, een priester, zuchtte de veroordeelde, de armen tot haar uitstrekkend. Gode zij dank, Joseph, gij zijt vrij, gij zijt onschuldig, zooals ik altijd gedacht heb, jubelde deze, en wierp zich tegelijk in zijne armen. En nu trad de commissaris een schrede voor uit en las een schrijven van het gerechtshof voor, waardoor de heer van Linden als onschul dig aan den moord, terstond uit de kerker moest worden vrijgelaten. De werkelijke moordenaar had zich, door gewetenswroeging gedreven, bij het gerecht aangemeld. Toen van Linden de gevangenis verliet, was zijn zwart haar grijs geworden en groeven waren gedrukt in zijn ingevallen wangen, maar hij bekeerde zich oprecht en werd een goedgeloovig christen. Als echter in later tijd iemand hem vroeg waarom hij zijne godsdienstplichten zoo stipt vervulde, dan wees hij steeds op zijne grijze haren en verhaalde, hoe hij door Gods toelaten in de gevangenis was geweest, hoe hij zich toen bekeerd had en zoo door het vuur was gelouterd. Wel heb ik ooit, wat een schurken streek, riep do oude doodgraver woedend uit, terwijl hij voor een graf bleef staan. Het was ook werkelijk al te sterk! Wie zou nu ook op zulk een laffe streek geko men zijn. Nooit had hij zulk een schand daad ontdekt. Dies waren de laatste dagen zijn rust en zijn kalmte verdwenen. En toch had hij altijd nauwkeurig de gra ven op het kleine kerkhof onderhouden. Steeds was hij oplettend geweest en nooit was er iets voorgevallen. Dertig jaren geleden had de oude man den militairen dienst verlaten met een goed pas poort. Dank zij de hulp van zijn officieren had hij een betrekking- gekregen als doodgraver op het kleine kerkhof. Hij had geen familie of vrienden. En zoo was langzamerhand het kerkhof een stuk van zijn leven geworden. Rustig had hij voortgeleefd, nauwkeurig zijn werk verrichtend. Maar in de laatste dagen was zijn leven vergald! Smartelijk voelde hij zich getroffen. Zijn woede was groot „Va der Jan" had namelijk bemerkt, dat „zijn" graven bestolen werden. Do grafsteenen, de zuilen, de bordjes wa ren ongeschonden gebleven, doch de bloemen moesten het ontgelden. Heele struiken wer den uitgerukt. De bloemen, die nog een wei nig leven brachten in het treurig-saaie van den doodenakker, waren opzettelijk vernield. Met op 'elkaar geperste lippen stond va der Jan voor het graf. Nog gisteren zag het er zoo mooi uit! 't Leek wel een tuintje. En nuNa een nacht? Weg waren de bloe men. I-n de „gewijde" aarde was gewoeld 1 't Was een ruïne! Hij werd steeds driftiger! De tranen spron gen hem in de oogen.... Plotseling schaamde hij zich over zijn overgevoeligheid. Een vloek ontsnapte hem. Met een vuistslag sloeg hij zich tegen de borst. De laaghartigheid van deze schending drong steeds meer tot hem door en één gedachte bezielde hem tenslotte: Den schender te pakken, en dan.... Ilij eindigde deri zin niet, doch hief zijn vuist op en dreigde den onbekende. Met zijn stok sloeg hij de kiezelsteentjes weg. Toen zette hij zijn rond-tang voort, steeds mompe lend: Als ik hem maar eens te pakken krijg.... .Plotseling, toen hij een zijlaantje insloeg, bemerkte de oude man een klein meisje, dat met onzekere pasjes heen en weer liep, van 't eene graf naar 't andere. Zij was slecht, armoedig zelfs gekleed. Met haar naakte voet jes stootte zij geregeld tegen de scherpe kie zelsteentjes. Plotseling gaf zij een gil. Zij had haar voetje leelijk bezeerd aan een groo teren steen. Even bleef zij staan, wreef de pijnlijke plek, dan liep zij echter snel door. De oude man volgde het meisje en mom pelde: Waarschijnlijk één van die kinderen, die op de kerkhoven de bezoekers lastig vallen om een aalmoes. Door haar ouders gestuurd!... Plotseling bleef hij staan. Hij wilde schreeu wen, doch hij kon niet. Hij sperde de oogen wijd open.... Hij had gezien, hoe het meisje voor een graf was blijven staan, een rozen stok had beetgepakt en er uit alle macht aan begon te rukken. Eindelijk liet het „boom pje" los en plotseling hield zij het in de hand. Eten groote klomp aarde zat aan de wortels. Toen liep zij snel weg. Zij stootte zich wel telkens aan de steentjes, doch zij gaf daar thans blijkbaar niet om. Zonder om 'te kijken, liep ze het eene laantje uit 't andere in! De graver had moeite haar te volgen. Zij hoorde hem niet, hoorde ook niet, dat hij zei: Aha, jou dievegge, daar snap ik jel Nu, je! zult het goed bij mij hebbenI.... Toen „Vader Jan" heel aan de andere zijde van 't kerkhof de armen-graven bereikt had, lag het kind voor een heuveltje op de knietjes. En 't viel „Vader Jan" direct op, dat dit heuveltje zoo hemelsbreed verschilde met de andere op deze plaats. In het midden stond, evenals op de andere armen-graven, een eenvoudig houten kruisje, doch daaromheen lag een schat van bloemen, evenals op de graven der „meergegoeden." Verbluft was vader Jan blijven staan en keek naar het m'eisje, dat eigenlijk meer voor het graf lag, dan knielde. Zij mompelde eenige woorden, terwijl het kleine lichaampje schok te van het snikken. Dan barstte het kind in tranen uit. Zij hief het hoofd op, vouwde de handen en prevelde een giebed. Toen greep zij' het rozen-struikje, "dat zij naast zich had gelegd, drukte op een der knoppen een kus, woelde met haar kleine handjes een gat in de aarde en plantte het boompje er in. Vader Jan, die thans achter het kind stond, had onwillekeurig zijn pet afgenomen, doch met een onwillig gebaar zette hij ze weer op, en vast besloten nu zijn plicht te doen, legde hij ziin hand on een der. schouders van het kind, draaide het met een ruk om, en* bulderde: Heb ik je daar eindelijk, jou kleine die vegge! Ontzet, als uit een droom ontwakend, had het 't magere, vale gezichtje opgeheven. Zij zag het grimmige gezicht van den graver en in haar ooren bulderde de dreigende stem: Kleine deugniet! Nu stiet, zij een kreet uit en wilde vluch ten, doch als verlamd bleef zij aan den grond vastgenageld staan, een zenuw schok doortrok het kleine lichaampje en wezenloos staarde zij „den man" aan. Deze had zijn stem wat minder barsch laten worden. Het scheen hem thans onmo gelijk, dat dit kleine kind wist, dat zij iets gedaan had, dat'gemeen was. Daar hij vrees de, dat het kind nog erger zou schrikken, als hij zoo voortging, was hij zelfs zeer vriendelijk, toen hij haar vroeg, waarom zij dit gedaan had. Doch de kleine bleef stom. Nu werd hij opnieuw driftig. Woedend hief hij zijn hand op en schreeuwde: Vooruit, spreek op, of.... Hij eindigde niet, want zonder ook naar eenigszins aanstalten ie maken om te vluchten boog de kleine het hoofd, als wilde ze de slagen in ontvangst nemen. Toen liet de oude man den arm langzaam zakken en kreeg hij een kleur,' als voelde hij, dat hij bijna iets ongeoorloofds had gedaan. Eindelijk bewoog het kind de lippen, of het wilde spreken, doch snikken belette het haar. Nauwelijks kon het eenige onverstaan bare geluiden uitbrengen. Plotseling liet het kind zich voor het heuveltje neervallen en wees er op met een door aarde zwart gewor den vingertje. De oude man begreep er niets van, doch onwillekeurig raakte hij onder den indruk. Zijn verontwaardiging was geheel en al ver dwenen. Hij kreeg medelijden met deze kleine, die zoo ongelukkig scheen te zijn. Hij vergat het kwaad dat zij had gedaan, tilde haar op, leg de het hoofdje tegen zijn schouder en fluister de haar zacht in het oor: Nu, nu, ik zal je niets doen. Kijk mij maar aan, ben ik dan zoo'n kwade man? Huil maar niet, hoor? Zeg mij nu maar eens, waarom je bloemen van de andere gra ven neemt en ze- hierop legt. Nu zei het kind zacht, telkens even op houdend, door 't snikken: Moedertje houdt zooveel van bloemen! Toen weende zij weer eenigen tijd en ver volgde eindelijk: Moedertje is dood. Nu heeft men haar hierheen gebracht en nu breng ik haar bloe men. En je vader? vroeg de graver. Dat weet ik niet. Moedertje heeft ge zegd, dat hij allang dood is. Maar dien keu ik niet. Ik weet alleen, dat ik een moedertje heb. Ach, laat mij tóch aan moeke bloemen brengen Zoo, waarom heb je mij dat niet direct gezegd? Jij hoeft ze niet weer van andere graven weg te nemen. Mijn tuintje staat vol hoor! En hij gaf het kind een kus. Even sloot "de kleine de oogjes, toen haar armpjes om zijn hals slaande, fluisterde zij: Oude man, ik hou van jou. Toen zei de oude doodgraver: Je zult het goed bij mij hebben! Je blijft bij mij. Ik ben toch maar heel alleen I DOEDELZAKSPELERS. De laatste uit het geslacht der Sehotsehe doedelzakspelers. Rachel Mac Grimmon, is is Dunvegan overleden. In de zestiende eeuw vestigde zich in de Sehotsehe hooglanden een Italiannsche muzi kant uit Oremona, die behalve do harp, ook den doedelzak bespeelde en dit instrument in Schotland invoerde. Den veel gebruikten voornaam van Mac aannemend, voegde hij er dien van Crimmou aan toe. De familie Mac Grimmon stichtte zelfs een school voor doedelzakspel, en zoo verkreeg dit instrument destijds talrijke be oefenaren onder de bevolking van Schotland, die de afstammelingen van het geslacht Criin- mon steeds als hun meesters op dit gebied beschouwde. GEEN KAALHOOFDIGEN MEER Doctor Szekely, te Boekarest, herplant de haren, en zie wat de „Revue ecientifique" er over vertelt: „Men maakt uit een fijnen gouden draad, van 0.05 milimeter eene krul, jui3t zichtbaar voor het bloote oog; men brengt er een vrou wenhaar in, zacht, dun en buigzaam, van 20 centimeter, en zorgt, dat beide einden even lang zijn. De zoo gewapende krul wordt op hare beurt in een Pravaz-naald gestoken, kort en fijn, de draad vooruit, bij de punt van de naald. Dan buigt men het einde van den draad om de punt, vervolgens knipt men hem af, doch laat een stukie van 2 mili meter lengte over, om een klein haakje te vormen. De krul moet volkomen beweegbaar zijn in de holte der naald. Op deze wijze nu wapent men eenige honderden naalden, welke men zorgvuldig steriliseert voor het gebruik. De manier, volgens welke men dan opereert, is deze: nadat men zooveel moge-Ijk de plaats, welke behandeld zal worden, ge steriliseerd en verdoofd heeft, wordt de met een haar gewapende naald, verticaal in de huid geprikt, daarna even verbogen, om hear te brengen in het onderhuidsche weefsel, waar men haar een wenteling laat maken van 180 graden. Men trekt het instrument zorgvul dig terug, opdat de haar, geankerd door het haakje van den draad, in het onderhuidsche weefsel blijft. Op die manier wordt de haar in de huid geplant. Men maakt de prikken op een afstand van 1 millimeter, d.i. honderd op een vierkanten centimeter, waar men al zoo, wij] twee haren op rijzen uit elke naald, 200 haren geplant heeft. In een half uur of drie kwartier kan men 400500 haren planten. De snelle inflammatie rond de gouden, ge- disinfecteerde krul verdwijnt spoedig en draagt er trouwens toe bij om de haar stevi ger te hechten. Geen enkel ernstig geval van ontsteking is tot nu toe waargenomen bij de behandelingen. Men kan met 1 gram goud 50,000 haren planten in een absoluut kaal hoofd. En wat worden zij? Men verzekert, dat zij echt lijkten, dat zij geen enkele pijn veroorzaken, dat zij gewasscben, geborsteld en gekamd kunnen worden zonder te bre ken en zonder hun glans en buigzaamheid te verliezen." „Cti

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 13