Smakelijk Brood
Electr, Luxe-Broodfabriek
ieiiiatiiscSie R. I. Vaiksbcnd voer
Kaarten et Imiteiipnüfen.
Door het vuur gelouterd.
Ele&trischë Kerkorgeüab iek-
Alkmaar. OPGER. 1848
Mengelwerk.
DE ROZENSTOK.
ZATERDAG, 7 uur voor Geertrui da Mole-
naar hvr. Jozef Meier; kwart over 8 uur
voor Jac. Pz. Botjes en overl. kinderen.
ZONDAG, 7 uur Parochie; 10 uur Jaarge
tijde voor Bert us Nielen.
HEEMSTEDE.
ZONDAG, 7 uur en lialf 9 stille H.H. Mis
sen, 10 uur Hoogmis. Half 4 oefening voor
de Retraitanten van Noordwijkerhout, 6 uur
Lof.
MAANDAG en volgende dagen uitreiking
der II. Communie óók kwart vóór 7 uur;
DONDERDAG, half 8 gezongen R Mis ter
eere van het H. Sacrament des Altaars,
's Avonds half 8 Lof.
VRIJDAG, 's middags 4 uur gelegenheid
om te biechten voor de schoolgaande
meisjes.
BENNEBROEK.
ZONDAG, half 8 Vroegmis, 10 uur Hoog
mis; 2 uur Catechismus; S uur openbare
jaarvergadering der Aartsbroederschap van
O. L. Vr. Altijdd. Bijstand.
MAANDAG, Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Vrijdag kwart over 8 H. Mis.
ZATERDAG, kwart over 8 H. Mis, van
48 uur gelegenheid om te biechten.
lederen morgen wordt om kwart voor 7
uur de lï. Communie uitgereikt.
De gebeden worden verzocht voor:
Margaretha Meijer, geb. Spek.
en Jacobus Joannes Brico,
die met de laatste H.H. Sacramenten der
Stervenden zijn voorzien en voor:
Joannes Rijkelijkhuizen,
dio in den Heer is overleden.
VOGELENZANG.
ZONDAG, te half 8 de Vroegmis, te 10
uur de Hoogmis, 's middags te half 2 Cate
chismus; te half 3 oefening ter eere van O.
L. Vr. van Altijdd. Bijstand.
MAANDAG en volgende dagen du H.H.
Missen te half 8 en 8 uur.
ZATERDAG, Vigilie van de H.H. Apostel
Peters en Paulus. Vastendag.
Woensdag en Zaterdag te half 12 Cate
chismus.
HTLLEGOU.
ZONDAG, de H.H. Missen te half 7, 8 en
9 uur en te half 11 de Hoogmis, 2 uur Cate
chismus, 3 uur Vespers, 's avonds 7 uur
Congregatie.
VRIJDAG, 's avonds van 5—8 uur biecht
gelegenheid voor den dag van Aanbidding.
ZATERDAG, biechtgelegenheid van 9—12
uur en 's middags van 4 uur af.
De gebeden worden ver-zocht voor:
Joannes van Maris Pz.,
Adrian us van Rooden.
Antonius Waasdorp,
Anna van Rooden,
Leonardos Schrama,
Anna Margaretha Der linden,
Elisabeth van Braak, wed. van Hermanus
Sehoondervoort,
Alida Lek, hvr. van Joës Sieker,
Jacobus Kroon,
die met de laatste H.H. Sacramenten der
Stervenden zijn voorzien en voor:
Cornelius Langelaan,
Gerardus Warmerdam,
die in den Heer zijn overleden.
NOORDWIJKERHOUT.
ZONDAG, 7 uur en half 9 stille H.H.
Missen met onderrichting; 10 uur Hoogmis
met predikatie; 's namiddags 2 uur Lof.
WOENSDAG, gezongen Huwelijksmis voor
Cornelis Wilhelmus van Schooten en Petro-
nella Joanna van den Burg.
DONDERDAG, half 9 gezongen H. Mis;
De gebeden worden verzocht voor:
Wilhelmus Niekerk,
Apollonia Akkersdijk, hvr. Rubertus Zoet,
die mee de laatste H.H. Sacramenten der
Stervenden zijn voorzien.
VOORHOUT.
ZONDAG, half 8 Vroegmis, 10 uur Hoog
mis, half 2 Catechismus, bijbelles, catechis
mus leeren, half 3 Kruisweg.
DINSDAG, half 12 en 12 uur, Donderdag
half 12, 12 uur en half 4 Catechismus.
ZATERDAG, 's avonds biechthooren van
58 uur. Geboden Vasten- en Onthoudings
dag.
De gebeden worden verzocht voor,
Joës Zwetsloot
die met de laatste H.H. Sacramenten der
Stervenden is voorzien.
In den ondertrouw zijn opgenomen:
Sebast. v. d. Lans, (Voorhout), en
Anna v. d. Meer, (Overveen).
HAARLEMMERMEER.
(Aan de LQnden.)
ZONDAG, 7 uur Vroegmis voor Antonius
Smorcnburg, 10 uur parochie, 's middags 3
Uur Lof met Rozenhoedje.
MAANDAG, kwart over 8 voor Nicolaas
V. Eks en Maria Stokman.
DINSDAG, kwart over 8 gezongen. H. Mis
ter eere van den H. Antonius voor Adriana
Duinhoven, geb. Stolwijk en overledene fami
lie.
WOENSDAG, kwart over 8 voor Petrus
Meiman en Cornelia Compier.
DONDERDAG, kwart over 8 voor Cornelia
Beers.
VRIJDAG, kwart over 8 voor overledene
familie v. Hulsen.
ZATERDAG, kwart over 8 voor Catharina
Koemeister geb. Stoop.
De gebeden worden verzocht voor:
Maria Laan geb. v. d. Goes,
Maria Roosen geb. Bos,
die met de laatste H.H. Sacramenten der
Stervenden zijn voorzien en voor
Cornelia van Ophem,
die ia den Heer is overleden.
HOOFDDORP.
ZONDAG, 7 uur voor het Geestelijk en tij
delijk welzijn dei- parochie, 10 uur de Hoog
mis voor Cornelia Pronk—Commissaris, 3 uur
de Vespers.
'MAANDAG, kwart over 8 voor Jhr. Pieter
Georges Maria von Fisenne, Elders tot zeke
re intentie.
DINSDAG, kwart over 8 voor Vincentius
Beers. Elders tot betere intentie.
WOENSDAG, kwart over 8 voor Joannes
Adrianus Bontje. Elders tot zekere intentie.
DONDERDAG, kwart over 8 voor Clasina
f9? der Peet—Burghout. Elders tot zekere
1 latentie.
VRIJDAG, kwart over 8 voor Cornelis
Schoot. Elders tot zekere intentie, i
ZATERDAG, kwart over 8 voor Franciscus
Albertus Bcheelings en Maria Oremers.
Bij de Eerw. Zusters voor Alida Maria
Raaijmakersvan der Weijden.
De gebeden worden verzocht voor
Dymphna Hoocduinvan der Woerkom,
die 'met de laatste H.H. Sacramenten der
Stervenden is voorzien en voor
Petrus Zuiderduin,
Joannes Adrianus Bontje
die in den Heer zijn overleden.
vtEUW-VENNEP.
ZONE AG, 7 uur Vroegmis; 10 uur Hoog
mis; 3 uur Vespers, Catechismus naar ge
woonte.
ZATERDAG, Vigiliedag van den feestdag
der H.H. ApostelenPetrus en Paulus, gebo
den vastendag.
De Kerkberichten die te laat inkwamen
voor dit nummer, zijn opgenomen in de
Nieuwe Haarlemsche Courant van heden.
L. ïPiA ©o.
HOOSTER DER RETIIAITEN
van het St. Clemenshuis te Noordwijkerhout
23—26 Juni. Kantoor- en Winkeljuffrouwen.
Vergoeding 6.—.
29 Juni—2 Juli. Jonge dames. Verg. 10.—.
4—7 Juli. Jongenspatronaat. Vergoeding 4.
9—12 Juli. Meisjes. Vergoeding 4,—.
14—17 Juli. Jongedames uit den Middenstand.
Vergoeding 6—
19—22 Juli. H.H. Handels-, Kantoor- en Win
kelbedienden. Vergoeding 4.
25—28 Juli, Mannen en Jongelingen. Verg. ƒ4.
Van het Retraitenlinis «De Thaboi"' te
Rotterdam.
23—26 Juni. Meisjes uit dorpen. Vergoeding
4.—. Door een pater Capucijn.
29 Juni—2 Juli. Leden der Eeuwigd. Aan
bidding. Door een pater Jesniet (voltallig).
6-L9 Juli. Meisjes uit dorpen. Vergoeding 6
Door een pater Augustijn.
20—23 Juli. Meisjes uit steden. Vergoeding
4. Door een Pater Redemptorist.
27—30 Juli. Gehuwde dames Middenstand.
Verg. 6. Door een Pater Dominicaan.
Afdeeling HAARLEM.
Bondsgebouw Smedeslraat 23.
Maandag 22 Juni. Verkiezing van drie af
gevaardigde leden voor den C-entr. Raad, dee
avonds van 810 uur. De candidaten zijn: J.
T. Borg-houts, A. J. M. Blom, J. van Dam, P.
Dijt, A. J. Loerakker en A. L. Vollaerts.
Maandag 22 Juni. Ondersteuningsfonds Ge
combineerde Vakbesturen.
Donderdag 25 Juni. Rechtskundig advies.
Rederijkers.
Vrijdag 26 Juni. Hoofdbestuur. Vergade
ring Meubelmakers.
Zaterdag 27 Juni. Hulpspaarbank SclioteT-
kwartier. Half negen Spaarbank.- Steuncomi
té. Inschrijving Bakkerij. Spaarkas St. Ni
colaas. -
Namens het Bestuur,
A. L. VOLLAERTS.
Afdeeling KROMMENIE en Omstreken.
Secretariaat Van Hoogendorpstraat 30.
Zaterdagavond van 7—8 uur Spaarkas.
Zondag 28 Juni. Encycliekfeest om 7 uur
bij Waagmeester.
Als proef, niet op Zondag, doch Dinsdag
23 Juni huish. vergadering van St. Victor te
Wormerveer, des 'avonds om 8 uur, in het
lokaal van J. Konijn.
Namens het Bestuur,
S. VROUWE, Secr.
Afdeeling BENNEBROEK en Omstreken.
Maandag 22 Juni, 's avonds om 8'A nur, Be
stuursvergadering van de Tooneelelub „Nut
en Genoegen".
Mededeeling.
Do leden van de afdeeling, die lust gevoe
len zich hij de tooneelelub aan te sluiten, wor
den verzocht liefst vóór den 22sten Juni zich
bij een der bestuursleden en zoo mogelijk bij
den president, den 'heer W. Lamboo, op te
geven.
Namens het Bestuur,
J. VAN BAKEL, Secr.
Bezorging op ieder gewenscht
tijdstip in alle omliggende
dorpen.
HENRI J. CARELS,
Afdeeling LISSE.
Zaterdag van half 8 tot half 9 Retraitefonds
aan huis van den heer P. Vrijburg, van 89
uur Spaarkas.
Namens het Bestuur,
H. J. VAN TONGEREN, Secr.
Afdeeling NOORDWIJK.
Jaarvergadering op Zondag 21 Juni as., des
namiddags balf 4, in het gebouw Voorstraat.
Agenda: 1. Notulen. 2. Jaarverslag secretaris.
3. Rekening en verantwoording penningmees
ter. 4. Verkiezing voorzitter. 5- Verkiezing 6
bestuursleden wegens periodieke aftreding'
van 2e voorz., Ie secret., 2e penn., 2e en 3e
commissaris en bedanken van den 2en secre
taris. 6. Verkiezing afgevaardigden en plaats
vervangers Centr. Raad. 7. Vragenbus. 8.
Rondvraag.
Candidatenlijsten voor bet bestuur worden
ingewacht tot uiterlijk 20 Juni, bij den 2den
secretaris.
Namens het Bestuur,
L. ALKEMADE, 2e Secr.
Joseph van Linden was zijn naam; hij was
architect, had zijn vak goed geleerd en zich een
aanzienlijk vermogen verworven. Maar zijn ge
loof had schade geleden gedurende zijn studie
tijd; slechte vrienden hadden zijn geest in ver
warring gebracht en zijn schreden op verboden
paden gelokt. God en Kerk beschouwde hij als
geesteloos kinderspel, niet geschikt voor man
nen van zijn soort, zooals hij zich uitdrukte.
Wel had hij zich op den bijzonderen wensch
zijner vrouw met haar onder den zegen van een
katholieken priester in den echt verbonden,
maar sedert dien tijd had hij geen voet meer in
een godshuis gezet. Zijne brave, jonge vrouw
zag met diepe smart de afdwalingen van haar
man en zij bad veel voor zijne redding. Maar
jaar na jaar ging voorbij en nog sloeg het uur
niet voor haar echtgenoot.
Op zekeren dag had een onverwacht voor
val plaats. De heer van Linden bevond zich
juist met zijne vrouw aan het avondeten, toen
plotseling de dienstknecht twee onbekende,
zwart gekleede heeren aanmeldde, die terstond
wenschten te worden toegelaten. Op een wenk
van van Linden voerde de dienstknecht hen
binnen; zonder groeten kwamen zij in de kamer
en terwijl de een zich in de nabijheid der deur
plaatste, trad de ander, een grijsaard, maar
met streng militair voorkomen, naderbij tot van
Linden en zegde op hoffelijken en kalmen toon,
terwijl hij licht het hoofd boog:
Heb ik wellicht de eer met den heer Joseph
van Linden te spreken?
Die ben ik, antwoordde de architect, niet
zonder eene lichte opwelling van angstige ver
wondering; kan ik u soms in eenige aangele
genheid van dienst zijn?
Dank uhet doet mij leed, uw vriendelijk
aangeboden diensten niet te kunnen aannemen,
daar ik een gewichtig en- ernstig ambt te ver
vullen heb. Ik ben namelijk commissaris van
politie van Kering. Ik heb in opdracht mij van
uw persoon te verzekeren en ik verklaar u hier
bij: in naam der wet, zijt gij mijn gevangene.
Met een door merg en been dringenden gil
zonk bij deze woorden de vrouw van den archi
tect bewusteloos op den grond. Van Linden zelf
was bleek als de dood en hij moest zich aan
tafel vasthouden om ook niet te vallen; als een
donderslag trof hem deze verklaring van den
commissaris. Toch antwoordde hij met vaste
stem, als een beleedigde:
Zijt gij dan zinneloos? Ik gevangen? Hoe
komt gij er toe, een eerlijk mensch, die niemand
eenig kwaad deed. te willen aanhouden?
Mijnheer, wees voorzichtig met uwe woor
den, hernam de politieagent koud, of gij schul
dig zijt of niet, heb ik niet te onderzoeken. Het
gerecht heeft mij slechts opgedragen, u te vatten,
daar gij verdacht wordt, gisterenavond eene
moord
Wat, een moord! Ik een moordenaar.
Hemel gisteren avond! Wat zegt gij? Wie is
er vermoord?
De vermoorde is een goede bekende van u
gij zult u wel een zekeren Karei van Barnak
herinneren. Dezen morgen heeft men zijn lijk
in éijne woning gevonden.
Luid weenend zonk nu van Linden op zijn
stoel neder en bedekte zijn gelaat met beide
handen
Arme Karei, arme vriend! Gij vermoord!
Wie had dat gedacht! Vermoord! en ik zou uw
moordenaar zijn! Neen, nooit! Goed, mijnheer,
met deze woorden sprong hij op, ik ben ter uwer
beschikking. Ik wil den dierbaren doode nog
eens zieq, en dan zal ik bewijzen, dat ik geheel
onschuldig ben aan deze roekelooze daad! Tot
wederziens, Nelly.
Met korte woorden beval hij nog zijne bewus-
telooze vrouw aan de hoede harer dienstmeid
aan en volgde zwijgend de mannen der wet
naar het gereedstaande rijtuig.
Maar het ging niet, zooals van Linden ge
dacht had. Alle omstandigheden bij den moord
waren bewijzen voor zijn schuld, zonder dat hij
door een teeken zijn onschuld bewijzen kon.
Daarbij had men hem kort voor de daad in het
huis van van Barnak zien binnengaan. En zoo
gebeurde het, dat de deuren der gevangenis
zich voor hem opendenen toen na eenige pijn
lijke dagen de wachter met een agent verscheen,
moest hij de gerechtzaal binnentreden, om zijne
veroordeeling te aanhooren. Lang werd er be
raadslaagd, totdat eindelijk de rechter opstond
en het vonnis uitsprak, het luidde schuldig, den
dood door de bijl van den beul.
Van Linden bleef onbeweeglijk bij deze ge
wichtige woorden, maar uit de'schare der toe
hoorders weerklonk een angstkreet. Nelly's ge
wond hart had dien uitgestooten, en een on
macht beving de ongelukkige vrouw van den
onschuldig veroordeelde. Een smartelijk sidde
ren doortrok het lichaam van den architect, zijn
doffe oogen staarden wezenloos naar den grond
en zijn mond fluisterde zacht:
Karei, gij wec- dat ik onschuldig ben.
'Vaarwel, Nelly, vaarwel
Toen bracht men hem naar de gevangenis.
Morgen vroeg zal hij sterven! gruwelijk
woord! Als een misdadiger zal hij zijn leven
eindigen onder het zwaard van den scherprech
ter. Ontzettend! Een ijzige rilling doorliep zijne
leden, zijn haren rezen te berge, zijn oogen
zagen met schrik het schavot en daarop zijn
eigen bloedig lijk. God! maar voor hem was er
immers geen God. En na een schandelijken
dood, wat was dan zijn lot? De hel? Maar er
is immers geen hel. Doch, daar staat het toch
voor hem, hij ziet zichzelven in den vlammen-
poel, omringd van duizenden duivelen. Vreese-
lijkSidderend slaat hij zijn handen voor zijn
gelaat, woelt hij vertwijfelend in zijne haren.
Dood, een schandelijke dood en dan de hel.
Een angstkreet klinkt van zijne lippen door de
akelige gevangenis en weerkaatst dof tegen de
duistere ondoordringbare muren. God, ja er is
een God, een vreeselijke, verschrikkelijke God.
Maar zijne vrouw had hem gesproken en dik
wijls verhaald van de barmhartigheid Gods. Ja,
hij wilde het beproeven, hij wilde zich bekeeren
en weder een christen worden zooals zijne edel»,
trouwe vrouw.
"Breng mij een priésïer, zéide liij tot den
binnenfredenden gevangenbewaarder. Na diens
vertrek wierp hij zich op de knieën en trachtte
te bidden, hij, de ongeloovige, de vrijgeest, die
sedert jaren God en het gebed gehaat had. Het
smeeken zijner vrouw was verhoord, het uur
van terugkeer had eindelijk geslagen.
Daar rammelden plotseling daarbuiten de
zware sleutels van den cipier en met luid kras
sen ging de deur open en daarin stond Nelly,
de trouwe gade, gevolgd door een commissaris
van politie.
Nelly, een priester, zuchtte de veroordeelde,
de armen tot haar uitstrekkend.
Gode zij dank, Joseph, gij zijt vrij, gij zijt
onschuldig, zooals ik altijd gedacht heb, jubelde
deze, en wierp zich tegelijk in zijne armen.
En nu trad de commissaris een schrede voor
uit en las een schrijven van het gerechtshof
voor, waardoor de heer van Linden als onschul
dig aan den moord, terstond uit de kerker moest
worden vrijgelaten. De werkelijke moordenaar
had zich, door gewetenswroeging gedreven, bij
het gerecht aangemeld.
Toen van Linden de gevangenis verliet, was
zijn zwart haar grijs geworden en groeven waren
gedrukt in zijn ingevallen wangen, maar hij
bekeerde zich oprecht en werd een goedgeloovig
christen. Als echter in later tijd iemand hem
vroeg waarom hij zijne godsdienstplichten zoo
stipt vervulde, dan wees hij steeds op zijne grijze
haren en verhaalde, hoe hij door Gods toelaten
in de gevangenis was geweest, hoe hij zich toen
bekeerd had en zoo door het vuur was gelouterd.
Wel heb ik ooit, wat een schurken
streek, riep do oude doodgraver woedend uit,
terwijl hij voor een graf bleef staan.
Het was ook werkelijk al te sterk! Wie
zou nu ook op zulk een laffe streek geko
men zijn. Nooit had hij zulk een schand
daad ontdekt. Dies waren de laatste dagen
zijn rust en zijn kalmte verdwenen.
En toch had hij altijd nauwkeurig de gra
ven op het kleine kerkhof onderhouden.
Steeds was hij oplettend geweest en nooit
was er iets voorgevallen.
Dertig jaren geleden had de oude man den
militairen dienst verlaten met een goed pas
poort.
Dank zij de hulp van zijn officieren had
hij een betrekking- gekregen als doodgraver
op het kleine kerkhof. Hij had geen familie
of vrienden. En zoo was langzamerhand het
kerkhof een stuk van zijn leven geworden.
Rustig had hij voortgeleefd, nauwkeurig zijn
werk verrichtend. Maar in de laatste dagen
was zijn leven vergald! Smartelijk voelde
hij zich getroffen. Zijn woede was groot „Va
der Jan" had namelijk bemerkt, dat „zijn"
graven bestolen werden.
Do grafsteenen, de zuilen, de bordjes wa
ren ongeschonden gebleven, doch de bloemen
moesten het ontgelden. Heele struiken wer
den uitgerukt. De bloemen, die nog een wei
nig leven brachten in het treurig-saaie van
den doodenakker, waren opzettelijk vernield.
Met op 'elkaar geperste lippen stond va
der Jan voor het graf. Nog gisteren zag het
er zoo mooi uit! 't Leek wel een tuintje.
En nuNa een nacht? Weg waren de bloe
men. I-n de „gewijde" aarde was gewoeld 1
't Was een ruïne!
Hij werd steeds driftiger! De tranen spron
gen hem in de oogen.... Plotseling schaamde
hij zich over zijn overgevoeligheid. Een vloek
ontsnapte hem. Met een vuistslag sloeg hij
zich tegen de borst. De laaghartigheid van
deze schending drong steeds meer tot hem
door en één gedachte bezielde hem tenslotte:
Den schender te pakken, en dan....
Ilij eindigde deri zin niet, doch hief zijn
vuist op en dreigde den onbekende. Met zijn
stok sloeg hij de kiezelsteentjes weg. Toen
zette hij zijn rond-tang voort, steeds mompe
lend:
Als ik hem maar eens te pakken krijg....
.Plotseling, toen hij een zijlaantje insloeg,
bemerkte de oude man een klein meisje, dat
met onzekere pasjes heen en weer liep, van
't eene graf naar 't andere. Zij was slecht,
armoedig zelfs gekleed. Met haar naakte voet
jes stootte zij geregeld tegen de scherpe kie
zelsteentjes. Plotseling gaf zij een gil. Zij
had haar voetje leelijk bezeerd aan een groo
teren steen. Even bleef zij staan, wreef de
pijnlijke plek, dan liep zij echter snel door.
De oude man volgde het meisje en mom
pelde:
Waarschijnlijk één van die kinderen, die
op de kerkhoven de bezoekers lastig vallen
om een aalmoes. Door haar ouders gestuurd!...
Plotseling bleef hij staan. Hij wilde schreeu
wen, doch hij kon niet. Hij sperde de oogen
wijd open.... Hij had gezien, hoe het meisje
voor een graf was blijven staan, een rozen
stok had beetgepakt en er uit alle macht
aan begon te rukken. Eindelijk liet het „boom
pje" los en plotseling hield zij het in de hand.
Eten groote klomp aarde zat aan de wortels.
Toen liep zij snel weg. Zij stootte zich wel
telkens aan de steentjes, doch zij gaf daar
thans blijkbaar niet om. Zonder om 'te kijken,
liep ze het eene laantje uit 't andere in!
De graver had moeite haar te volgen. Zij
hoorde hem niet, hoorde ook niet, dat hij zei:
Aha, jou dievegge, daar snap ik jel
Nu, je! zult het goed bij mij hebbenI....
Toen „Vader Jan" heel aan de andere zijde
van 't kerkhof de armen-graven bereikt had,
lag het kind voor een heuveltje op de knietjes.
En 't viel „Vader Jan" direct op, dat dit
heuveltje zoo hemelsbreed verschilde met de
andere op deze plaats.
In het midden stond, evenals op de andere
armen-graven, een eenvoudig houten kruisje,
doch daaromheen lag een schat van bloemen,
evenals op de graven der „meergegoeden."
Verbluft was vader Jan blijven staan en
keek naar het m'eisje, dat eigenlijk meer voor
het graf lag, dan knielde. Zij mompelde eenige
woorden, terwijl het kleine lichaampje schok
te van het snikken. Dan barstte het kind in
tranen uit.
Zij hief het hoofd op, vouwde de handen
en prevelde een giebed.
Toen greep zij' het rozen-struikje, "dat zij
naast zich had gelegd, drukte op een der
knoppen een kus, woelde met haar kleine
handjes een gat in de aarde en plantte het
boompje er in.
Vader Jan, die thans achter het kind stond,
had onwillekeurig zijn pet afgenomen, doch
met een onwillig gebaar zette hij ze weer
op, en vast besloten nu zijn plicht te doen,
legde hij ziin hand on een der. schouders van
het kind, draaide het met een ruk om, en*
bulderde:
Heb ik je daar eindelijk, jou kleine die
vegge!
Ontzet, als uit een droom ontwakend, had
het 't magere, vale gezichtje opgeheven. Zij
zag het grimmige gezicht van den graver en
in haar ooren bulderde de dreigende stem:
Kleine deugniet!
Nu stiet, zij een kreet uit en wilde vluch
ten, doch als verlamd bleef zij aan den
grond vastgenageld staan, een zenuw schok
doortrok het kleine lichaampje en wezenloos
staarde zij „den man" aan.
Deze had zijn stem wat minder barsch
laten worden. Het scheen hem thans onmo
gelijk, dat dit kleine kind wist, dat zij iets
gedaan had, dat'gemeen was. Daar hij vrees
de, dat het kind nog erger zou schrikken,
als hij zoo voortging, was hij zelfs zeer
vriendelijk, toen hij haar vroeg, waarom zij
dit gedaan had. Doch de kleine bleef stom.
Nu werd hij opnieuw driftig. Woedend hief
hij zijn hand op en schreeuwde:
Vooruit, spreek op, of....
Hij eindigde niet, want zonder ook naar
eenigszins aanstalten ie maken om te vluchten
boog de kleine het hoofd, als wilde ze de
slagen in ontvangst nemen. Toen liet de oude
man den arm langzaam zakken en kreeg
hij een kleur,' als voelde hij, dat hij bijna iets
ongeoorloofds had gedaan.
Eindelijk bewoog het kind de lippen, of
het wilde spreken, doch snikken belette het
haar. Nauwelijks kon het eenige onverstaan
bare geluiden uitbrengen. Plotseling liet het
kind zich voor het heuveltje neervallen en
wees er op met een door aarde zwart gewor
den vingertje.
De oude man begreep er niets van, doch
onwillekeurig raakte hij onder den indruk.
Zijn verontwaardiging was geheel en al ver
dwenen.
Hij kreeg medelijden met deze kleine, die
zoo ongelukkig scheen te zijn. Hij vergat het
kwaad dat zij had gedaan, tilde haar op, leg
de het hoofdje tegen zijn schouder en fluister
de haar zacht in het oor:
Nu, nu, ik zal je niets doen. Kijk mij
maar aan, ben ik dan zoo'n kwade man?
Huil maar niet, hoor? Zeg mij nu maar
eens, waarom je bloemen van de andere gra
ven neemt en ze- hierop legt.
Nu zei het kind zacht, telkens even op
houdend, door 't snikken:
Moedertje houdt zooveel van bloemen!
Toen weende zij weer eenigen tijd en ver
volgde eindelijk:
Moedertje is dood. Nu heeft men haar
hierheen gebracht en nu breng ik haar bloe
men.
En je vader? vroeg de graver.
Dat weet ik niet. Moedertje heeft ge
zegd, dat hij allang dood is. Maar dien keu ik
niet. Ik weet alleen, dat ik een moedertje
heb. Ach, laat mij tóch aan moeke bloemen
brengen
Zoo, waarom heb je mij dat niet direct
gezegd? Jij hoeft ze niet weer van andere
graven weg te nemen. Mijn tuintje staat vol
hoor! En hij gaf het kind een kus.
Even sloot "de kleine de oogjes, toen haar
armpjes om zijn hals slaande, fluisterde zij:
Oude man, ik hou van jou.
Toen zei de oude doodgraver:
Je zult het goed bij mij hebben! Je
blijft bij mij. Ik ben toch maar heel alleen I
DOEDELZAKSPELERS.
De laatste uit het geslacht der Sehotsehe
doedelzakspelers. Rachel Mac Grimmon, is
is Dunvegan overleden.
In de zestiende eeuw vestigde zich in de
Sehotsehe hooglanden een Italiannsche muzi
kant uit Oremona, die behalve do harp, ook
den doedelzak bespeelde en dit instrument
in Schotland invoerde.
Den veel gebruikten voornaam van Mac
aannemend, voegde hij er dien van Crimmou
aan toe. De familie Mac Grimmon stichtte
zelfs een school voor doedelzakspel, en zoo
verkreeg dit instrument destijds talrijke be
oefenaren onder de bevolking van Schotland,
die de afstammelingen van het geslacht Criin-
mon steeds als hun meesters op dit gebied
beschouwde.
GEEN KAALHOOFDIGEN MEER
Doctor Szekely, te Boekarest, herplant de
haren, en zie wat de „Revue ecientifique"
er over vertelt:
„Men maakt uit een fijnen gouden draad,
van 0.05 milimeter eene krul, jui3t zichtbaar
voor het bloote oog; men brengt er een vrou
wenhaar in, zacht, dun en buigzaam, van
20 centimeter, en zorgt, dat beide einden
even lang zijn. De zoo gewapende krul wordt
op hare beurt in een Pravaz-naald gestoken,
kort en fijn, de draad vooruit, bij de punt
van de naald. Dan buigt men het einde van
den draad om de punt, vervolgens knipt men
hem af, doch laat een stukie van 2 mili
meter lengte over, om een klein haakje te
vormen. De krul moet volkomen beweegbaar
zijn in de holte der naald. Op deze wijze
nu wapent men eenige honderden naalden,
welke men zorgvuldig steriliseert voor het
gebruik. De manier, volgens welke men dan
opereert, is deze: nadat men zooveel moge-Ijk
de plaats, welke behandeld zal worden, ge
steriliseerd en verdoofd heeft, wordt de met
een haar gewapende naald, verticaal in de
huid geprikt, daarna even verbogen, om hear
te brengen in het onderhuidsche weefsel, waar
men haar een wenteling laat maken van 180
graden. Men trekt het instrument zorgvul
dig terug, opdat de haar, geankerd door het
haakje van den draad, in het onderhuidsche
weefsel blijft. Op die manier wordt de haar in
de huid geplant. Men maakt de prikken op een
afstand van 1 millimeter, d.i. honderd op een
vierkanten centimeter, waar men al zoo, wij]
twee haren op rijzen uit elke naald, 200
haren geplant heeft. In een half uur of drie
kwartier kan men 400500 haren planten.
De snelle inflammatie rond de gouden, ge-
disinfecteerde krul verdwijnt spoedig en
draagt er trouwens toe bij om de haar stevi
ger te hechten. Geen enkel ernstig geval van
ontsteking is tot nu toe waargenomen bij de
behandelingen. Men kan met 1 gram goud
50,000 haren planten in een absoluut kaal
hoofd. En wat worden zij? Men verzekert,
dat zij echt lijkten, dat zij geen enkele pijn
veroorzaken, dat zij gewasscben, geborsteld
en gekamd kunnen worden zonder te bre
ken en zonder hun glans en buigzaamheid
te verliezen."
„Cti