3
W. ENGELGEER,
Lighal-bezichtiging.
Vraagt BRONSTEE'S
modelmelk
karnemelk
NIEUWS UIT BEN OMTREK.
J. A. OK HU IJ SEN,
gfi
F. A. BEELE
BEVERWIJKSCHE EXPORTVEILING.
horlogemaker.
SCHOORSTEENQARNITUREM
yoghurt
Groote Markt 31 Haarlem.
N.V. Modelboerderij
BRONSTEÊ,
Staten-Generaai.
Scheep vaartben chten
Gierstraat 34. Tel. 877.
WIJNEN EN - -
- - LIKEUREN
Kruisstraat Telefoon 294.
Profiteer nu
UiTLOTINGEN
LOTEN VAN PARIJS (Municipal) a 4 pet.
van 1865.
Trekking 15 Juni.
No. 24869 fr. 150.000; No. 592,701 fr. 50,000;
Nos. 14388, 402429, 405628, 512825 fr. 10,000;
Nos. 10846, 38701, 11.9330, 372313, 486578 fr.
5000; Nos. 178341, 117182, 132837, 205977,
257596, 206635, 3777500, 372378, 514776,
589847 fr. 2000.
Vraagt steads
Z W ART's
gemengd Kippenvoer
ZWART'8 Hoendermeel
Alle* onder rembours-
J. ZWART, Breestaat 89, Beverwijk.
HANDEL IN
Fijne Vruchten Comestiblee
PRIMEURS
Chooolade- en Dessertartikelen.
Het bestuur van bovengenoemde veiling bericht, dat
de aardbeienveilingen Zaterdag 20 Juni ».s.
een aanvang zullen nemen, voorloopig om 4 uur en te
beginnen met Dinsdag 23 Juni vervolgens om 3 uur
n. m, precies.
Het Comité Beverwijksche exportveiling
Gebr. DOCTER T. DE VRIES.
D. v. d. KOLK M. TEER, Secr.
Telefoon 783.
MARMEREN, KOPEREN en HOUTEN
van onze Goedkoope Prijzen.
ONZSR
lata Kwaliteit Horlogee, Klokken
Regulateur», Wekkers, Goud- en Zilver
werk, Massief Gouden VerloviRgs- en
Trouwringe», Brillen, Pince Nez, enz,
enz. bij
L. C. KARSTENS,
Lisso.
Horlogemaker en Goudsmid,
Gedurende Juni is de
Lighnl met Tuin aan den
Schoterweg voor het publiek
eiken Zondag van 2—5 uur
te bezichtigen.
ADVERTENTIES.
bestemd veor OEN HAAG ea
•Hiliggende gemeente*
aloMk voir SCHEVEN1NGEN
Het WESTLAND enz.
plaatst man beet ia
GEBR. LOOTS, Pieteretr. 19-21
TELEF80N 721,
OUDE BELEGER BORDEAUX
EN BOURGOGNE WIJNEN.
KI. Nabelatraat 2 ea 2a.
'•BRAVENMAGE.
HEEMSTEDE TEIEF. 1790.
EERSTE KAMER.
GEWISSELDE STUKKEK.
Het gebouw Tan de Tweede
Kamer.
Bij liet afdeelingsjnderzoek van het wetsont-
*<erp tot verklaring van het algemeen nut der j
onteigening van eigendommen in de gemeente
's-Gravenhage, noodig voor de verbouwing en
uitbreiding van het gebouw van de Tweede Ka-J
mer der Staten-Generaal, drongen eenige leden
by den minister aan op de benoeming van een. j
commiscsie van advies, die na rijp overleg een
rapport zou uitbrengen, dat dan gepubliceerd
zou behooren te worden, voordat een defini
tieve beslissing zou vallen, opdat voorkomen
zou worden de stichting van een monument,
dat niet aan de gewettigde verwachtingen zou!
beantwoorden.
Andere leden verwachtten van de benoeming
van een zoodanige commissie geen practisch re
sultaat.
Wijziging der wet op de
Rijkspostspaarbank.
Blijkens het Voorloopig Verslag vereenigde
men zich over het algemeen met het wetsont
werp.
Opgemerkt werd o. a., dat waar men in art.
1 uitdrukkelijk verklaart dat de Rijkspostspaar
bank is een rechtspersoon, ten einde vast te
stellen dat zij in rechten kan optreden en ge
dagvaard kan worden, dit doel ook had kamen
worden bereikt door te bepalen dat vorderin
gen, die men tegen haar wil doen gelden, be
hooren te worden ingesteld tegen de rijkspost
spaarbank. De vraag of zij een rechtspersoon
is dan wel als een rijksadministratie is te be
schouwen, had dan onbeslist kunnen blijven.
Men vroeg, of nu voortaan van de kosten der
rijkspostspaarbank een afzonderlijke begroo
ting zal worden opgemaakt.
Vele leden stemden in met. het voorstel, dat
de beschikbare gelden voor een deel belegd zul
len kunnen worden in schuldbrieven van bui-
tenlandsehe staten en spoorwegondernemingen,
Andere leden konden zich kwalijk met de be
legging in Duitenlandsche schuldbrieven ver-
eenigingen.
Bescherming van dieren.
Bij het afdeelingsonderzoek van het. wetsont
werp. houdende bepalingen tot bescherming
van in het wild levende nuttige dieren werd
opgemerkt, dat dit voorstel weder blijk geeft
van zucht tot overdreven Staatsbemoeiing,
waarom eenige leden met dit ontwerp weinig
ingenomen waren. Naar hun meening laat het
departement van landbouw zich te veel in met
wat aan dè zorg van belanghebbenden zelven
moet worden overgelaten.
TWEEDE KAMER.
Pensioenwet voor de Zeemacht.
De Minister van Marine heeft geantwoord
op het sectie-verslag der Tweede Kamer nopens
het ontwerp tot nadere wijziging en aanvulling
van de Pensioenwet voor de Zeemacht 1902
(wet van 9 Juni Stbld. No. 87).
Daarin zet de Minister uiteen dat ten gevol
ge van de gedrukte aansluiting bij de pensioen
bedragen, welke door de militairen der land
macht als uitkomst der verhouding tusschen de
eindwedden en het maximumpensioen gemiddeld
verkregen worden de stanlpensioenen bij de zee
macht, vermeerderd met hetgeen wegens werke-
lijken dienst in den rang als verhooging te be
komen is (maximum-pensioen) onderveer 3/5
zijn van wat in dieuzelfden rang als gemidelde
bezoldiging (zonder toelage) wordt genoten.
Deze verhouding is wel is waar, ongunstiger
voor het personeel der zeemacht, maar dit wordt
door den minister geen bezwaar geacht, omdat
de pensioenen van bedoeld personeel in het al
gemeen ten gevolge van 't verblijf i 11 de koloniën
die van het personeel der landmacht verre over
treffen.
De Minister oordeelt de vaklieden bij de ma
rine, als schoenmakers, kleermakers en scheer
ders, zijnde personen, niet bestemd om gezag
uit te oefenen, niet in aanmerking te komen
voor toekenning van den onderofficiers-rang.
Hun alleen 'n rang te verleenen om hooger pen
sioen deelachtig te worden, ligt niet in 's-mi-
nisters voornemen.
Door den Minister is aan personen, bij de
Marine dienende, die met ingang van 1 Maart
1913 zijn ontslagen, geen toezegging gedaan dat
de nieuwe pensioenregeling ook voor hen terug
werkende kracht zou hebben. Het is hem niet
bekend of zijn ambtsvoorganger zich mondeling
in dien geest zou hebben uitgelaten. Schriftelij
ke toezeggingen zijn, naar hij ineent te weten,
ook door dezen bewindsman niet gedaan.
Artt. 369 en 370 Invaliditeitswet
De regeering heeft geantwoord op het afclee-
lingisverslag 'der Tweedo Kamer betreffende
het wetsontwerp tot voorziening in do ge
volgen van het gelijktijdig aanhangig maken
van een groot aantal beroepen betreffende
het recht op de rente, bedoeld bij de artt. 369
en 370 der Invaliditeitswet.
Zij betoogt, zich aansluitende bij hetgeen in
het voorloopig verslag tegen de bedenkingen
tegen het regeeringsvoorstel werd aange
voerd, dat het, in de gevallen voorzien bij-
art. 52 Wetb. v. Burg. Rechtsvordering niet
aan den rechter is overgelaten, maar deze
verplicht is de voorloopige ten uitvoerlegging
van het vonnis, niettegenstaande hooger be
roep (of verzet) te bevelen.
Eene bepaling, waarbij den Raden van Be
roep voor zekere gevallen de bevoegdheid
wordt verleend hunne uitspraken bij voorraad
uitvoerbaar te verklaren, verdient volgens de
regeering geen aanbeveling. Met do meening,
dat in de materie die het hier geldt, een tweede
instantie, nl. die voor den Centralen Raad van
Beroep, moeilijk kan worden gemist, betuigt
de regeering haar onvoorwaardelijke instem
ming, onder betoog, tegelijkertijd echter, dat
die tweede instantie bij het onderhavige voor
stel niet practisch ter zijde wordt gesteld, ookj
niet tijdelijk, hetgeen reeds hieruit blijkt dat
het voorstel in het bijzonder hei oog heeft op
gevallen, waarin na een voor den betrokkene
gunstige uitspraak in eersten aanleg, het be
stuur der bank tegen die uitspraak bij den
Centralen raad van beroep komt.
Uitvoerig betoogt de regeering hierna dat
aan 'den voorgestelden maatregel behoefte be
staat, en deelt daarbij eenige cijfers mede, o.a.
dat. tot 15 Mei jl. beroep was ingesteld tegen
ruim 7500 beschikkingen der bank, waarbij
een aanvraag om rente ingevolge artt. 369
en 370 der Invaliditeitswet werd afgewezen
of tot een lager bedrag dan f 101 werd toe
gewezen.
Het bestuur raamt het totaal aantal beroe
pen van beslissingen welke tot on met Juni
zullen worden genomen op meer dan 90(30.
Tot 15 Mei jl. waren 281)6 zaken door de
Raden van Beroep afgedaan.
Volgens opgave van het bankbestuur werd
iu 1901 zaken de beslissing van het bestuur
bevestigd, terwijl in 601 zaken, met vernie
tiging der beslissing, eene rente of eene hoo-
gcre rente werd toegekend.
De bedoelde uitspraken hadden tot 15 Mei
jl. geleid tot 490 appèllen bij den Centralen
Raad van Beroep. Van die 490 waren 113 in
gesteld door het bankbestuur. Van een groot
aantal uitspraken was echter op bedoelden
datum de termijn voor hooger beroep nog loo-
pende.
Door 'den Centralen Raad werden tot 15 Mei
j.l. 110 zaken afgedaan.
Indien de raming van het aantal beroepen
op ruim 9000 juist blijkt, en de verhoudingen
dezelfde blijven, zal in 1900 gevallen de beslis
sing van het bankbestuur door een Raad van
Beroep worden vernietigd, terwijl in ongeveer
1600 gevallen, waarvan in ongeveer 360 door
het bankbestuur, de zaak aan het oordeel van
den Centralen Raad van Beroep zal worden
onderworpen. De geraamde cijfers zullen ver
moedelijk te laag blijken.
Naast de beroepszaken uit de Invaliditeits
wet voortvloeiende, hebben de Raden van Be
roep en de Centrale Raad nog af te doen do
ingestelde beroepen betreffende de toepassing
van 'de Ongevallenwet 1901. Op 15 Mei be
droeg het aantal van zoodanige, voor den Cen
tralen Raad aanhangige zaken 154, terwijl bij
de Raden van Beroep aanhangig waren te za-
mon 434 zaken.
De hiervoren medegedeelde cijfers stellen,
naar de meening der Regeering, de behoefte
aan de voorgestelde regeling buiten twijfel.
.Voorts wordt betoogd dat voor het algemeen
maken der voorgestelde regeling geen termen
bestaan, en dat de regeling, iu tegenstelling
jmet dergelijke algemeen© regeling, niemands
'rechten verkort en geen nadeel kan toebren-
j gen, noch aan bepaalde personen, noch aan be-
paalde groepen van personen, doch uitsluitend
het Rijk zal belasten met een niet belangrijk
bedrag.
j De juistheid wordt erkend dat niet alle aan-
vragers van renten tot de wezenlijk bchoefti-
gen behooren, maar de gevallen dat aan niet-
behoeftigen in beroep een rente wordt toege
kend, welke in hooger beroep wordt ontzegd,
zullen zoo zeldzaam zijn, dat een bijzondere
regeling voor die gevallen niet noodig is. Ook
wordt de juistheid erkend van de opmerking
dat het voor een persoon, die eenigen tijd eene
rente heeft genoten, hard zal zijn haar daarna
te moeten verliezen, maar dat nadeel weegt
niet op tegen de voordeelcn voor de 70-jarigen
aan de regeling verbonden
j De aanstelling van een tweeden substituut-
griffier bij den Centralen Raad van Beroep
zal naar de meening der regeering de afdoe-
ning der beroepen niet zooveel bespoedigen
dat aan de voorgestelde regeling geen behoef-
i te zou bestaan. En wijziging van art. 101 der
j beroepswet in den zin als in overweging
werd gegeven, zoude niet veel tijd besparen
I en niet bevorderlijk zijn aan een goede recht
spraak.
Eindelijk acht de regeering het niet wen-
schelijk hef, advies van^den Raad van State
omtrent dat wetsontwerp over te leggen of
de strekking van het advies mede te deelen.
Uitbreiding Centraal Station te Amsterdam.
j In een nota van wijziging stellen de Minis-
ter van Landbouw, Nijv. en Handel en de Mi-
nister van Justitie voor ter voorziening in
j de gevolgen van het gelijktijdig aanhangig
j maken van een groot, aantal beroepen
I in art. 1 te bepalen, dat aan uitspraken van
j Raden van Beroep, waarbij een door de Rijks-
Verzekeringsbank geweigerde rente is toe
gekend of een rente tot een hooger bedrag is
toegekend, onmiddellijk uitvoering wordt ge
geven, totdat door den Centralen Raad van
Beroep uitspraak is gedaan.
In een nota naar aanleiding van het verslag
betreffende de verklaring van het algemeen
nut der onteigening ten behoeve van uitbrei
ding' van het Oentraal-Station te Amsterdam,
deelt dc Minister mede, dat de plannen van
een ringbaan om de stad binnenkort, in vol
doende mate gereed zullen zijn om tot de
eerste tervisielegging der onteigeningsstukken
te kunnen overgaan. Sedert de opheffing van
de Marinewerf word voorgenomen, kan wor
den verwacht, dat zich een belangrijke scherps
industrie gaandeweg naar de IJ-zijde zal ver
plaatsen, zoodat de bezwaren, welke inder
tijd tot verbetering van de doorvaart deden be
sluiten, thans grootendeels zijn vervallen. Wat
do kosten der voorgenomen onteigening be
treft, deelt de Minister mee, dat de door de
spoorwegmij. gemaakte raming, welke ech
ter vooral voor een onteigening als deze
slechts zeer globaal is, een bedrag aanwijst)
van f 553,0 X), terwijl nog gerekend moet wor
den op ceu bedrag van ongeveer f 45,030, wa
gons aan de spoorwegmij. af te staan Rijks-
terrein, hetwelk vrij komt nu het pakket-
postgebouw aan do stadszijde van het em
placement zal verrijzen.
Ter zake van do met de gemeente Amster
dam te treffen regeling merkt de Minister op,
dat in dc phase, waarin do onteigening zioh
thans bevindt, nog dge-en plaats schijnt te
zijn voor volkomen stellige mededealingen.
Echter bestaan er goede gronden voor een
bevredigende oplossing.
Spoorweg van Sittard over Heerlen naar de
Pruisische grens bü Bovenste Loclit.
Een wetsontwerp is ingediend tot toeken- j
ning van een renteloos voorschot van hoog- J
stens f 250,000 uit 's Rijks schatkist ten be
hoeve van den aanleg en het in exploitatie
brengen van een spoorweg van Sittard over
Heerlen naar de Pruisische grens bij Boven
ste Locht.
Blijkens de Memorie van Toelichting zijn de
a,'Vliegkosten van dezen electrischen spoor
weg geraamd op 1 millioen.
Dc Minister van Waterstaat wijst op de
grootc deelneming (van f 685,000) welke in
het aandeelenkapitaal is toegekend, waaruit
z. i. blijkt dat de streek de lijn van groote
waarde acht. Ook de Minister meent dat aan
de ontworpen verbinding behoefte bestaat en
dat deze van genoegzaam belang is te achten
om daarvoor een renteloos voorschot van het
Rijk te verleenen.
In het bijzonder wijst de Minister op het
belang van uen spoorweg voor het werklieuen-
vervoer. Verwacht mag z. I. worden, dat
verscheidene Limburgers, die tob nog toe met
het oog op den afstand van hunne woningen
tot de ontginningszetels geen plaatsing zoch
ten bij de mijnen, daar werk zullen begeeren,
als zij gebruik kunnen maken van een gemak
kelijk vervoermiddel als een electrische tram.
De toevloed met dezen spoorwegaanleg is
nog een wetsontwerp ingediend tot deelneming
van den Staat (Staatsmijnen) voor een bedrag
van f 100,000 in het kapitaal van bovenge-
noemden electrischen spoorweg.
Nadere wijziging en aanvulling van de
Pensioenwet voor de landmacht 1902.
In zijn Memorie van Antwoord op het Voor
loopig Verslag omtrent dit wetsontwerp zegt
de Minister van Oorlog niet te kunnen toe
geven dat voor de onderofficieren en minde
ren de verhouding tusschen de voorgestelde
pensioenen en hunne salarissen veel ongunsti
ger is dan voor de officieren in de lagere ran
gen.
Vastgehouden is aan het eenmaal voor de
militaire pensioenwetten aangenomen begin
sel, dat de pensioensbedragen meer afhanke
lijk moeten zijn van den rang, die bekleed
werd, dan van de uitkomsten, welke in dien
rang genoten werden. Met inachtneming van
dit beginsel is er nochtans in de voorgestelde
verhoogingen ook overigens wel degelijk naar
een zeker systeem te werk gegaan.
Er is namelijk naar gestreefd, om de stand
pensioenen op zoodanig peil te brengen dat
ze, vermeerderd mot hetgeen wegens wer-
kelijken dienst in den rang als verhooging
te bekomen is, ongeveer het drie-vijfde uit
maken van wat in dienzelfden rang (echter
zonder (Uoelage uit hoofde van bijzondere
diensten of als gehuwde bij de landmacht)
als eindbezoldiging kan worden verworven.
Overigens ligt het in het voornemen, door
herziening van het K.B., tot uitvoering van
het bepaalde in de 2de zinsnede van art. 15
der „Pensioenwet voor de Landmacht 1902",
aan het bezwaar, waarvan do gegrondheid
voor sommige der bedoelde categorieën wordt
erkend, tegemoet te komen.
Omtrent de vermoedelijke werking van de
nieuwe regeling op het verloop van onder
officieren in den eersten tijd, heeft de Regee
ring geenerlei gegevens. Wel kan worden me
degedeeld, dat, na het tot stand komen der
verhooging, meerdere pensionneeringen zijn
te verwachten, van hen, die voor den militai
ren 'dienst zijn afgekeurd, doch wier ontslag
werd uitgesteld, omdat geenerlei zekerheid
bestond dat het beginsel van terugwerkende
kracht zou worden aanvaard en men hun het
voordeel der te verwachten regeling niet wil
de laten ontgaan.
Voor tal van onderofficieren buiten den ac
tieven troependienst blijft de gelegenheid be
staan, om eerst op 60-jarigen leeftijd van
hun recht op pensioen wegens langduriger!
dienst gebruik te maken.
De Minister schaart zich vooralsnog aan de
zijde der elden, die voor het denkbeeld van
een uitgesteld pensioen of van een door uit-
keering in eens als het ware afgekocht pen
sioen weinig sympathie gevoelen.
De Minister van Financiën overweegt, of
de ten opzichte van de pensioenen van oud
gemeente-ambtenaren getroffen regeling (be-
taling van de pensioenen van ten hoogs to
f 600 in maandcl'ijksche, van die van meer dan
f 600 in driemaandelijksche termijnen) ook
voor de burgerlijke en militaire pensioenen
kan worden ingevoerd.
Vooruitbetaling zegt de Minister ver
dient geen aanbeveling. De belanghebbenden
zouden er slechts in geringe mate door wor
den gebaat.
De verhooging van de standpensioenen zal
wijziging van de Weduwenwet voor de land
macht 1909 ten gevolge hebben. De Minister
van Financiën zal doen berekenen met hoe
veel de pensioenstaat zal stijgen, wanneer het
hoogere standpensioen tot pensioensgrondslag
wordt genomen. Blijkt de meerdere druk voor
het fonds te zwaar'te zijn, dan zullen voor de
toepassing van de Weduwenwet voor de land
macht "dc bestaande standpensioenen gehand
haafd moeten worden,
ker, is "Woensdag dwars voor deze gememta
aangevaren door de Finsche bark „Bertha"
uit Nystad en gezonken.
Over dit ongeluk vertelde de schipper het
volgende
„Wij waren Woensdagmiddag ongeveer 5 uur
bij Zandvoort, vis3chende in 10 vadem water.
Mijn zoon zat juist brood te eten, terwijl de
knecht W. Romkes sliep.. Het was een prach
tig gezicht de bark te zien naderen, doch het
verwonderde -ons wel, dat hij zoo dicht op ons
aanliep. Wij schreven dit toe aan een zucht om
ons te laten zien hoe scherp het schip zeilde,
doch zagen haar ineens recht op ons aankomen.
„We werden aan het achterschip ingeloopen
en vielen door het instroomende water plat op
zijde. Het gelukte ons nog den mast te grij
pen, doch haalden telkens bijna 3 meter onder
water door. Na ongeveer een uur te hebben
rondgedreven op wrakgoed dat losgelaten had,
zagen wij van de bark een boot uitzetten, die
ons overnam.
„Na aldaar eenige droge kleeren te hebben
gekregen, werden wij later afgehaald door
schipper Kooy met den schokker H.D. 52 en
naar IJmuiden gebracht, waar wij liefderijk
werden opgenomen in het reddingsstation "van
het „Witte Kruis."
Met deze ramp verliest schipper Mastema-
ker, die licht gewond is, zijn schip, dat onverze-
kerd was, maar ook zijn besommingsgelden van
de laatste week, terwijl de knecht zijn weekloon
van Zaterdag nog aan boord had, omdat men
j het plan had naar Nieinvediep terug te gaan.
BURGERLIJKE STAND.
1 BLOEMEND AAL. Geboren: z. van A. 'G
H. Baronesse van Dedeni-Zubli. d. van B.
j E. StremmingKan. d. van P. C.. Reeuwijk
van der Burg.
Overleden: J. S. Lenting, 84 jaar. P. Weel
65 jaar. W. R. Utermöhlen, 51 jaar. H,
Finsi, 31 jaar.
BEVERWIJK. Ondertrouwd: J. Koning en
K. Bakker. A. Schelvis en H. M. A. Spren-
gors.
HAARLEMMERMEER. Geboren: z. van M.
van StaverdenVan Gelderen. d. van J.
RipVan der Bent, z. van G. J. Schön-
hageDuijstor. z. van J. Stammis—Rib.
z. van C. van MarsbergenVan Saarloos.
HAARLEMMERMEER. Ondertrouwd: H.
Bremer en J. J. de Lange.
Getrouwd: J. Ruiter en A. O. van Berkel.
J. Molendi,jk en A. Ivleiwerda.
Geboren: z. van G. VerweijStruik. z,
van J. M. JonkmanReichwein.
Overleden: J. G. Nieuwenhuisen, 81 jaar
RANDVOORT.
Aanvaring. De berichtgever van het Ilbld.
schrijft
De botter II.D. 117, schipper R. Mastema-
IJMUIDEN gearriveerd N. W.
18 Juni.
Dardanus, s., Java.
Waalstroom, s., Fowey.
Zaanstroom, s., Londen.
Medusa, mijnenlegger, Noordzee
Vertrokken 18 Juni.
Stegclborg, s., Sunderland.
(Zeepost.)
WATERSTANDEN.
20 Juni.
Hoogwater.
IJMUIDEN. v. m. 12 u. 33 min.; n. m. li
u. 58 min.
KATWIJK, v. ra. 12 u. 8 min.; n. m. 12 u.
33 min.
Laagwater.
IJMUIDEN. v. m. 8 uur 33 min.; n. m. 8
uur 58 min.
KATWIJK, v. m. 8 uur 13 min.; n. m. 8 uur
38 min.
l f4.—, 1 4 50, f5.— en f5.50 p. 100
pond franco één veer (Zakken niet
inbegrepen).
.5.60 per 100 pond (buitengewoon
gunHtige resultaten).
Inkoop en ruil van oud Goud en
Zilver tegen de hoogste waarde.